Leiden, Versteend brood |
||
Cultusobject: | Versteend brood | Open Street Maps |
---|---|---|
Datum: | Onbekend | |
Periode: | 14e eeuw - 1572 | |
Religieuze context: | Christelijk | |
Locatie: | Parochiekerk van St. Pieter (thans N.H.) | |
Adres: | Kloksteeg 16, 2311 SL Leiden | |
Gemeente: | Leiden | |
Provincie: | Zuid-Holland | |
Bisdom: | Rotterdam | |
Samenvatting: | Mirakelcultus, ontstaan in de loop van de 14e eeuw, op grond van een verhaal over de hongersnood van 1316. Uit het feit dat het verhaal in verschillende kronieken tot aan de alteratie van Leiden in 1572, en zelfs nog daarna, is overgeleverd, mag worden geconcludeerd dat er van een continue (lokale) verering sprake was. | |
Auteur: | Peter Raedts | |
Illustraties: | ||
Topografie |
- Het wonder zou zijn gebeurd in de St. Annasteeg (of 'Sannensteeg', gelegen tussen Oude Vest en Clarasteeg) welke later werd omgedoopt tot Mirakelsteeg, De verering vond plaats in de middeleeuwse Pieterskerk, gelegen in het oude centrum van de stad. Het versteende brood werd er achtereenvolgens bewaard bij het Nicolaasaltaar en het Vier Gekroondenaltaar. |
|
Cultusobject |
- Het gaat om een broodhelft die vanwege een strafwonder zou zijn versteend. |
|
Verering |
- De cultus van het versteende brood in Leiden wordt voor het eerst vermeld in de kroniek van de 'Clerc uten Lagen landen' (geschreven 1404-1409, volgens sommigen 1349-1358). Het verhaal erbij luidt dat tijdens de hongersnood van 1316 (door de 'Clerc' gedateerd in 1314) een vrouw een brood gekocht had, waarvan zij de ene helft at en de andere helft wilde bewaren. Toen een buurvrouw haar smeekte de andere helft aan haar te geven, zei de vrouw dat als zij nog meer brood in huis had dan wat zij zojuist gegeten had, God dit in steen mocht veranderen, hetgeen prompt gebeurde. De versteende helft van dit brood wordt, volgens de 'Clerc', tot op de dag van vandaag bewaard in de Pieterskerk en op hoge feestdagen 'tot enen teyken' voor het altaar van de Heilige Geest gelegd. |
|
Bronnen en literatuur |
Tekstedities en repertoria: Cornelius Aurelius, Die cronycke van Hollandt Zeelandt ende Vrieslant [...] tot den iaere MCCCCC ende Xvij (Leiden: Jan Seversz, 1517), f. 197a-b; Hadrianus Junius, Batavia (Leiden: Plantijn, 1588) p. 270-271; Jean François le Petit, La grande chronique ancienne et moderne, 2 dln. (Dordrecht: Iacob Canin, 1601) dl. 1, p. 258; Jan Gerbrandszoon van Leiden, Chronicon comitum Hollandiae et episcoporum Ultraiectensium, F. Sweertius ed., Rerum Belgicarum annales chronici et historici, dl. 1, 1 (Frankfurt: Daniel en David Aubry, 1620) p. 249; Reinier Snoy, De rebus Batavicis libri XIII, F. Sweertius ed., op. cit., p. 114; B. de Geer van Jutphaas ed., Kronijk van Holland van een ongenoemden geestelijke. (Gemeenlijk geheeten kronijk van den clerc uten laghen landen bi der see). Werken van het Historisch Genootschap, nieuwe reeks 6 (Utrecht: Kemink, 1867) p. 163-164; B. de Bont en J. Frenay, Het Leidsche Wonder. Folkloristisch onderzoek, vier delen en twee bijlagen, verzameld 1889-1891, Leiden, gemeentearchief, nr. 501; M. Carasso-Kok, Repertorium van verhalende historische bronnen uit de Middeleeuwen (Den Haag: Nijhoff, 1981) nr. 202, 302; E.O.G. Haitsma Mulier en G.A.C. van der Lem, Repertorium van geschiedschrijvers in Nederland 1500-1800 (Den Haag: Nederlands Historisch Genootschap, 1990) nr. 20, 263, 382, 448. . |
|
naar het KDC, voor aanvullingen en
commentaar. |