Cadier en Keer, Bron

Cultusobject: Bron Open Street Maps
Datum: Geen specifieke datum
Periode: 1805 - ca. 1840
Religieuze context: Christelijk
Locatie: 'De Daor' of 'De Fontein' nabij de Riesenberg
Adres: -
Gemeente: Margraten
Provincie: Limburg
Bisdom: Roermond
Samenvatting: De cultus betreft een in 1805 ontdekte natuurlijke bron, waaruit op ongeregelde tijden helder water opborrelde. In het daaropvolgende jaar, toen de bron krachtig stroomde, begon men een genezende en zelfs wonderdadige werking aan het water toe te kennen. Nadat de toenmalige bisschop van Luik zich schriftelijk en mondeling tegen deze opvatting en de daarbij behorende praktijken ter plaatse energiek had verzet, verminderde de toeloop en verdween de devotie weer.
Auteur: Augustinus van Berkum
Illustraties:
Topografie - Vanuit Cadier en Keer slingert een bospad, de Dorrenweg, tussen de Riesenberg (119 m) en de Trichterberg (130 m), in de richting Gronsveld. Op circa 1200 m van Cadier ligt aan de rechterzijde een kleine vijver (ø circa 15 m), welke via een buis onder de weg door in verbinding staat met een tweede vijvertje. Op ongeregelde tijden worden deze poelen door een opborrelende bron aan de voet van de Riesenberg voorzien van helder, drinkbaar water. Volgens de geologen betreft het hier smelt- en regenwater zonder speciale eigenschappen, dat op het noordwestelijk gelegen plateau de grond inzakt en jaren later bij voldoende toevoer ter plaatse opborrelt. Vóór de invoering van de waterleiding werd door mensen uit de buurt vooral in droge zomers van dit water gebruik gemaakt voor huishoudelijk gebruik.
Cultusobject - Het cultusobject is een waterbron waaraan geneeskrachtige werking werd toegekend. Hoewel de cultus een christelijk-religieus karakter had, is van een eventueel verband met bijvoorbeeld een heilige niets gebleken.
Verering - In de zomer van 1805 werd de bron, lokaal veelal 'de fontein' genoemd, door een zekere Lambert van Gelabeek ontdekt. In de daaropvolgende lente was de bron bijzonder actief. Vanuit de omgeving stroomden mensen toe om dit fenomeen te aanschouwen, terwijl zich het gerucht verspreidde dat het water geneeskrachtig was. Boeren plaatsten er een kruis bij en er weerklonken geestelijke liederen. De grote toeloop bracht ondernemende mensen ertoe tentjes op te zetten, waarin etenswaar en drank te koop werden aangeboden. Toen een blinde man ter plekke met veel vertoon plotseling genas, kreeg de verering een impuls. De mare van dit opzienbarende 'mirakel' ging van mond tot mond en de toeloop werd steeds groter. Het verhaal gaat dat er ook een kapelletje bij de bron is gebouwd, maar tot nu toe heeft men hiervan geen enkel spoor kunnen vinden.
- Toen men ook uit verderweg gelegen plaatsen naar de bron trok, stelde de pas benoemde prefect van de Nedermaas, Roggieri, een verslag op dat hij naar de bisschop van Luik, Johann Zaepffel, stuurde. Krachtens het in 1801 gesloten concordaat en de nieuwe indeling van de bisdommen behoorde Zuid-Limburg sinds het genoemde jaar tot dit diocees. In het verslag schrijft de prefect dat de publieke belangstelling tot uit de verre omtrek voortdurend toenam. Het volk zou aan het opborrelende water een bovennatuurlijke kracht toekennen. De prefect meende dat het 'schandaal' van een dergelijk bijgeloof niet was te tolereren en vond dat de bisschop moest ingrijpen. Deze stuurde daarop een circulaire aan de geestelijkheid in het bisdom, gedateerd 17 oktober 1806. Hierin schreef de bisschop onder meer dat het onverwachte ontspringen van de bron voor veel mensen, 'vooral onwetenden en vrouwen', aanleiding is (in vertaling):

te menen dat deze een zekere bovennatuurlijke kracht bezit. Vandaar een grote toeloop, niet slechts van lieden uit de onmiddellijke omgeving, maar ook uit verder weg gelegen streken. Sommigen gaan er heen uit nieuwsgierigheid, anderen om de gezondheid te herkrijgen, als gold het de heilzame en geneeskrachtige bron van Siloë [vgl. Jo. 9,7]. Er wordt beweerd dat er genezingen van allerlei aard plaatsvinden: blinden zien, lammen lopen, kreupelen worden beter.

Nieuwe informatie overtuigde de bisschop ervan dat deze genezingen niet hadden plaatsgevonden en het water geen bijzondere, laat staan bovennatuurlijke kracht bezat. Daartoe had hij zelfs 'scheikundige onderzoekingen' laten verrichten, die 'bewezen' dat het 'gewoon' water zou zijn. Hij achtte het zijn plicht dergelijke misbruiken tegen te gaan, spoorde zijn clerus aan het volk in deze zin te onderrichten en het afkerig te maken van dit soort 'uitwassen'. In verschillende predikaties in het aangrenzende Franstalige gebied van Visé en omgeving, uitte de bisschop zich in dezelfde geest.
- In weerwil van deze pastorale vermaning bleef de toeloop naar de bron nog een aantal jaren aanhouden, met inbegrip van de bijbehorende kraampjes, totdat de 'fontein' rond het midden van de 19e eeuw geleidelijk aan verdroogde. Toen het water in het begin van de 20e eeuw weer begon te vloeien, bleven bovengenoemde praktijken achterwege.


Bronnen en literatuur Archivalia: Maastricht, Rijksarchief in Limburg, Frans archief, inv. nr. 807.
Tekstedities: L. Vanderrijst, Mandements, lettres pastorales, circulaires et autres documents, publiés dans le diocèse de Liège depuis le Concordat de 1801 jusqu' à 1830, 1: 1801-1814 (Luik 1851) p. 384-385.
Literatuur: H.J. van den Boorn, 'De Fontein in de Dor te Gronsfeld', in: Maasgouw 8 (1886-1887) p. 102-103; E. de Kok-Janssen, 'Een fontein? ... Een bron? ... Misschien een geneeskrachtige?', in: Grueles 4 (1983) p. 114-117; E. Tielemans, Volksgeneeskunde in Limburg. Een bibliografie (Limbricht: Limburgs Volkskundig Instituut, 1986) p. 26, nr. 37.
Overige bronnen: KDC BiN-dossier Cadier en Keer-Fontein.


  naar het KDC, voor aanvullingen en commentaar.