Stavoren (Starum), H. Olduphus (Odulf) |
||
Cultusobject: | H. Olduphus (Odulf) | Open Street Maps |
---|---|---|
Datum: | 12 juni | |
Periode: | Voor 1000 - eerste kwart 15e eeuw | |
Religieuze context: | Christelijk | |
Locatie: | St. Odulphusabdij | |
Adres: | - | |
Gemeente: | Súdwest-Fryslân | |
Provincie: | Friesland | |
Bisdom: | Groningen | |
Samenvatting: | Deze vermoedelijk regionale cultus was gericht op St. Odulphus, de heilige aan wie ook de benedictijnerabdij van Stavoren was gewijd. | |
Auteur: | Johannes Mol | |
Illustraties: | ||
Topografie |
- De benedictijner St. Odulphusabdij lag, tot 1415, zo'n 800 meter ten noordwesten van de stad en was daarna, tot 1495, in de stad zelf gevestigd (⟶ Stavoren, H. Bloed). In laatstgenoemd jaar werd de gemeenschap, in het kader van een hervorming door de Unie van Bursfeld, samengevoegd met die van Hemelum en verhuisde naar deze plaats. - Men neemt aan dat het klooster ontstaan is als kanunnikengemeenschap rondom Odulphus (†12 juni ca. 865). Deze kanunnik van de St. Salvatorkerk in Utrecht was, in opdracht van bisschop Fredericus, in het begin van de 9e eeuw werkzaam in Friesland om daar een Ariaanse ketterij te bestrijden. Meestal wordt het overlijdensjaar van Fredericus (835) als 'datum ante quem' gekozen omdat Odulphus volgens de bronnen al voor die datum naar Utrecht teruggekeerd is. De geschiedenis als benedictijner abdij vangt feitelijk pas aan in 1132, toen bisschop Andreas op initiatief van Stavoorse burgers de in lekenhanden geraakte St. Odulphuskerk met bijbehorende bezittingen overdroeg aan een monnikengroep uit de toen recent opgerichte (ca. 1122) benedictijnerabdij te ⟶ Oostbroek. Deze monniken kwamen in de plaats van de - kennelijk gedesintegreerde - kanunnikengemeenschap. |
|
Cultusobject |
- Zie voor Odulphus ⟶ Assendelft. - In het klooster waren in ruime mate relieken van de heilige aanwezig, getuige de 12e-eeuwse kroniek van prior Dominic van Evesham waarop Van Buijtenen in 1977 de aandacht heeft gevestigd. Prior Dominic maakt melding van de overbrenging van Odulphusrelieken vanuit Staveren naar Dominic's abdij (in Worcester, Engeland), omstreeks het jaar 1034. Bisschop-abt Aelhwardus zou toen bijna alle in Stavoren bewaarde relieken gekocht hebben, die door handelaren als koopwaar naar Londen waren gebracht. Hoe die handelaren aan de relieken waren gekomen, wordt niet meegedeeld. - Toch beschikte de abdij in Stavoren ook na de 11e eeuw nog over Odulphusrelieken. In een 16e-eeuwse kroniek over de lotgevallen van de verenigde kloosters Stavoren en Hemelum in de woelige jaren 1485-1518, wordt verteld dat de in 1494 overleden abt Agge gedurende een vete waarin zijn klooster betrokken was geraakt, de kostbaarheden van het klooster in bewaring gegeven had aan de Sneker edelman Bocke Harinxma. Daaronder bevond zich een arm van Odulphus, gevat in zilver. Over de latere lotgevallen van deze reliek is niets meer bekend. |
|
Verering |
- Vanwege het gebrek aan bronnenmateriaal - het archief van de St. Odulphusabdij is, op een klein cartularium uit het begin van de 16e eeuw en enkele brokstukken na, verdwenen - zijn er weinig gegevens beschikbaar over de verering van de patroonheilige van Frieslands oudste klooster. Wat er aan berichten is overgeleverd, wijst echter op een devotionele centrumfunctie van belang. Dat geldt overigens niet alleen voor de verering van Odulphus maar ook voor die van ⟶ O.L. Vrouw en het ⟶ H. Bloed te Stavoren. - Uit de kroniek van Dominic van Evesham wordt duidelijk dat er omstreeks 1000 al een Odulphuscultus bestond in Stavoren. Uit andere gegevens kan worden afgeleid dat deze cultus zich heeft gecontinueerd tot in de 15e eeuw. Stavoren was in de 11e en 12e eeuw een handelscentrum van formaat. Uit een oorkonde van omstreeks 1100 (1082-1121) over het bezit van de Keulse St. Pantaleonsabdij te Urk blijkt dat het op en om St. Odulphusdag in Staveren gegonsd moet hebben van de activiteiten. De voormalige voogd van de hof te Urk die de hof in erfpacht kreeg, moest dan de kameraar van Pantaleon met zijn dienstknechten drie dagen in Staveren onderhouden en hem er de erfpacht contant uitbetalen. Als we in aanmerking nemen dat St. Odulphusdag toen een belangrijke feest- en marktdag voor de stad was, dan was deze feestdag zeker ook voor het klooster van belang. In de 13e en 14e eeuw wist de abdij van bisschoppen, kardinalen en pausen tal van algemene en bijzondere aflaatlicenties te verkijgen, met het oog op het herstel van de schade die het door stormvloeden en andere rampen had opgelopen. Het cartularium bevat er ruim 25. Daarin wordt Odulphus amper genoemd, maar uit twee oorkonden uit 1418, respectievelijk van 1 april en 5 mei, kan toch wel worden opgemaakt dat Odulphus vanouds naast Maria tot de voornaamste publiekstrekkers werd gerekend. In genoemde oorkonden wordt namelijk vermeld dat het - inmiddels naar binnen de stad verplaatste - klooster met zijn kapel jaarlijks op de feesten van Odulphus en Benedictus door een grote menigte christengelovigen werd bezocht. - De Odulphusabdij heeft er in de 14e eeuw veel aan gedaan pelgrims naar haar kerk te lokken om extra inkomsten te genereren. Abt en monniken verkregen in 1323, 1343 en 1371 van de Utrechtse bisschop toestemming jaarlijks broeders door heel Friesland te sturen om al predikend geld in te zamelen. Die collecteurs zullen - wellicht in de vorm van een 'queeste' - hun werk niet gedaan hebben zonder te wijzen op de wonderdoende kracht van de kloosterheiligen en hun relieken. Zo wordt, zij het op indirecte wijze, duidelijk dat de devotie van Odulphus geen interne kloosterzaak is geweest, in de 11e noch in de 14e eeuw. Met betrekking tot de tijd na 1418 zijn overigens geen berichten meer overgeleverd ten aanzien van deze devotie. Met het verval van de Stavoorse kloostervestiging in de loop van de 15e eeuw, en de daaruit voortgekomen verhuizing in 1495 naar Hemelum, is mogelijk een einde gekomen aan de cultus. - In de middeleeuwen genoot Odulphus ook elders in Nederland (met name binnen de bisdommen Utrecht en Luik; ⟶Assendelft, ⟶ Wormer, ⟶ Best) verering. In de 20e eeuw geniet hij nog een eigen feestdag (12 juni) op de heiligenkalender van het bisdom 's-Hertogenbosch. |
|
Bronnen en literatuur |
Archivalia: Leeuwarden, Rijksarchief in Friesland: archief van het St. Odulphusklooster van Stavoren, inv.nr. 1, cartularium (zie de toegang hierop van H. Bremer, Inventarissen van kleine kloosterarchieven (ongepubliceerd typoscript, Leeuwarden, reg. nr. 5)). Tekstedities: Verschillende van de 13e-eeuwse oorkonden zijn gepubliceerd in: A.C. Bouman e.a. ed., Oorkondenboek van het Sticht Utrecht, 5 dln. (Utrecht-'s-Gravenhage 1920-1959), de oorkonde over St. Pantaleon vindt men in dl. 5, nr. 3033 (244bis); regesten van de aflaatverleningen zijn, zij het niet compleet, opgenomen in: G. Colmjon, Register van oorkonden die in het Charterboek van Friesland ontbreken tot het jaar 1400 (Leeuwarden 1884); het bericht over de arm van Odulphus, in: Proeliarius of Strijdboek, bevattende de jongste oorlogen in Friesland, beschreven door Paulus Rodolphi van Rixtel, vert. door J.G. Ottema (Leeuwarden: Friesch Genootschap, 1855) p. 27. Literatuur: Aub. Miraeus, Fasti Belgici et Burgundici (Brussel: J. Peperman, 1622) p. 311-312; Petrus Ribadineira en Heribertus Rosweydus, Generale legende der Heylighen etc., 2 dln. (Antwerpen: Hieronymus Verdussen, 1686; 6e dr.) dl. 1, p. 616-617; J.A.F. Kronenburg, Neerlands heiligen in de Middeleeuwen, dl. 1 (Amsterdam: F.H.J. Bekker, 1899) p. 43-54; J. Baur, 'Odulfo', in: Bibliotheca Sanctorum dl. 9 (Rome: Città Nuova, 1967) k. 1128; H.D. Meijering, De willekeuren van de Opstalboom. Een filologisch-historische monografie (Groningen 1974) p. 57; G. Kiesel, 'Odulphus von Utrecht', in: Lexikon der christlichen Ikonographie, dl. 8 (Freiburg 1976) k. 81; M.P. van Buijtenen, Langs de heiligenweg. Perspectief van enige vroeg-middeleeuwse verbindingen met Noord-Nederland (Amsterdam: Noord-Hollandsche Uitgeversmaatschappij, 1977) p. 53-55; Getijdenboek. Gebeden voor elke dag. Algemene inleiding. Eigen teksten voor de heiligen van de Nederlandse bisdommen (Zeist: Nationale Raad voor liturgie, 1990) p. 159N-161N; J.A. Mol en K. van Vliet, 'De oudste oorkonden van de St. Odulfusabdij van Staveren', in: Jaarboek voor Middeleeuwse Geschiedenis 1 (1998). Overige bronnen: KDC BiN-dossier Stavoren-Odulphus |
|
naar het KDC, voor aanvullingen en
commentaar. |