Oosterhout, H. Catharina van Alexandrië ; H. Quirinus van Neuss ; H. Gerlach van Houthem ; H. Herman Jozef |
||
Cultusobject: | H. Catharina van Alexandrië ; H. Quirinus van Neuss ; H. Gerlach van Houthem ; H. Herman Jozef | Open Street Maps |
---|---|---|
Datum: | Catharina: 25 november; Quirinus: 30 april; Gerlach van Houthem: 5 en 14 januari; Herman Jozef: 7 april; alle vier ook gedurende het gehele jaar | |
Periode: | Catharina: middeleeuwen - 20e eeuw; Quirinus: 18e eeuw (?) - 20e eeuw; Gerlach van Houthem: begin 19e eeuw (?) - ca. 1960 (?); Herman Jozef: 1764 - 20e eeuw | |
Religieuze context: | Christelijk | |
Locatie: | Kerk van het klooster St. Catharinadal | |
Adres: | Kloosterdreef 3, 4901 PH Oosterhout | |
Gemeente: | Oosterhout | |
Provincie: | Noord-Brabant | |
Bisdom: | Breda | |
Samenvatting: |
De priorij St. Catharinadal geldt al vanaf de vestiging te Oosterhout in 1647 als een plaats waarheen katholieken uit het stadje en uit de omgeving togen om enkele in het klooster bijzonder vereerde heiligen om voorspraak te vragen. Een duidelijke uitstraling hadden de culten van St. Catharina, St. Quirinus, St. Gerlach en St. Herman Jozef. De cultus van St. Catharina bestond reeds in de periode dat de priorij te Breda gevestigd was (1295-1647); de drie andere culten zijn tijdens de 'Oosterhoutse' periode (1647 - heden) geïntroduceerd. Thans zijn vooral Catharina en Quirinus nog geliefd bij bezoekers die individueel of in familieverband het klooster bezoeken. Gerlach is, als typische boerenheilige, sinds een aantal jaren in de vergetelheid geraakt; Herman Jozef wordt vooral vereerd door zwangere vrouwen. Een ontwikkeling die al sinds de jaren zestig aanwijsbaar is en die nog steeds doorgaat, is dat veel bezoekers niet meer komen om een van de genoemde heiligen te vereren, maar dat zij meer in het algemeen aan de zusters vragen hun gebed te ondersteunen of dat zij hun toevlucht op de eerste plaats zoeken bij Maria. |
|
Auteur: | Charles Caspers | |
Illustraties: | ||
Topografie |
- Het norbertinessenklooster St. Catharinadal werd officieel gesticht op 9 oktober 1271; tot 1295 was het gevestigd te Vroenhout (bij Wouw). Het klooster stond onder bescherming en werd begunstigd door de heer van Breda, Aernout van Leuven en diens gemalin Elisabeth van Breda. Ook in later tijd zou een goede relatie blijven bestaan tussen het klooster en de heren van Breda, met name de Nassaus en Oranje-Nassaus. Het klooster was 'exempt': de religieuzen waren vrij om zelf hun proost te kiezen uit een van de norbertijnenabdijen en hoefden slechts verantwoording af te leggen aan de generaal-overste van de orde. In de jaren na de St. Aagtensvloed (5 februari 1288), toen grote delen van West-Brabant onder water waren komen te staan, bleek het niet haalbaar om het kloosterleven in Vroenhout voort te zetten. In 1295 verhuisden de zusters naar Breda; de eerste jaren leefden zij in het gasthuis aldaar, in 1308 betrokken zij een nieuw klooster dat buiten de omwalling lag aan de zuidzijde van de stad. In de 16e eeuw kwam dit klooster na stadsuitbreidingen binnen de omwalling te liggen. Vanwege de vele restricties die, na de verovering van Breda in 1637, aan het klooster werden opgelegd door de protestanten en vanwege de plannen om in hun klooster een academie te vestigen, besloten de zusters in afwachting van betere tijden naar elders te verhuizen. De kloostergebouwen die zij in 1647 verlieten, zouden nog voor velerlei doeleinden worden gebruikt; tot ver in de 20e eeuw diende het voormalige klooster als kazerne. In 1993 kocht de gemeente Breda de 'kloosterkazerne' op om deze na restauratie een nieuwe bestemming te geven. In 1998 bestonden er plannen om een casino onder te brengen in het oude gebouwencomplex. - In 1647 verhuisden de zusters naar het slot 'De Blauwe Camer' (in de 15e eeuw bewoond door johannieters) in de vrijheid Oosterhout, iets ten oosten van het stadje. In 1672, het 'rampjaar', kregen de norbertinessen toestemming om zich, vanwege de oorlogsdreiging, opnieuw in hun oude klooster in Breda te vestigen, maar in 1679 dienden zij weer te vertrekken naar 'de Blauwe Camer' waar tot op heden het norbertinessenklooster gevestigd is. Dankzij sauvegardes van Frederik Hendrik (1646), Amalia van Solms (1646) en Willem II (1647) en hoge recognitiegelden overleefde het klooster het Ancien Régime. In de 18e eeuw waren de proosten van de priorij in de regel afkomstig van de abdij van Park bij Leuven; van 1928 tot 1970 was de priorij voor deze en andere zaken meer afgestemd op de abdij van Tongerlo, na 1970 op de abdij van Berne. Van belang voor de verschillende bedevaartculten is dat de priorij vanaf 1817 beschikte over een kerk buiten het kloosterpand, waardoor het voor niet-kloosterlingen gemakkelijker werd dan voorheen om deel te nemen aan de liturgie. Toen de kerk binnen het klooster lag, zaten de mensen uit de omgeving beneden, de zusters zaten een verdieping hoger, op het 'bovenkoor'. Vanaf 1903 beschikte de priorij over een nieuwe, tamelijk grote neogotische kerk. Toen de kerk van de nieuwe St. Antoniusparochie in 1908 werd geconsacreerd voor de gelovigen uit de buurtschap de Voorhei en de Zandheuvel (een straat), de Hoogstraat en de Leysenstraat, bleek de kloosterkerk echter veel te groot voor de eigen gemeenschap. - In de jaren vijftig en zestig van de 20e eeuw was het kloostercomplex onderhevig aan grote veranderingen. Zo werd de neogotische kerk afgebroken en vervangen door een nieuwe kerk (een 'avondmaalzaal' volgens de inzichten van proost G. Verheyen; architect was A.A. van Geelen) die op 12 mei 1966 werd geconsacreerd door bisschop De Vet van Breda. - In 1971 werd in Oosterhout het 700-jarig bestaan gevierd van de priorij; in 1997 werd gevierd dat de priorij 350 jaar gevestigd was in Oosterhout. |
|
Cultusobject |
- Zie ook bij Verering, Algemeen. Catharina van Alexandrië - Catharina zou een geleerde jonkvrouw zijn geweest uit Alexandrië in de vierde eeuw, die het christelijk geloof zo overtuigend verdedigde tegen vijftig heidense wijsgeren, dat deze zich bekeerden en de marteldood stierven, nog voordat Catharina zelf dit lot onderging. Catharina werd veroordeeld om te sterven op een rad met scherpe punten; omdat het rad vanwege haar gebed brak, werd zij echter onthoofd. Rond het jaar 800 begon haar verering zich te verbreiden om echt populair te worden nadat de benedictijnerabdij Trinte-du-Mont nabij Rouen tussen 1033 en 1054 een aantal van haar relieken had verworven (later werd de naam van de abdij veranderd in Sainte-Catherine-du-Mont). De feestdag van Catharina, 25 november, werd in 1969 van de algemene liturgische kalender van de r.k. kerk gehaald, maar de viering ervan blijft wel toegestaan in landen en plaatsen - zoals St. Catharinadal - waar dit reeds gebruikelijk was. - De priorij beschikt over tenminste drie relieken van Catharina die alle in het klooster worden bewaard: 1 de belangrijkste reliek, botfragmenten ('ex ossibus') werd tot 1965 bewaard in het altaar van de voormalige neogotische kloosterkerk. De reliek (inv. nr. 108) is gevat in een reliekschrijn (Ø 5,8 cm) dat weer is geplaatst in een rond zilveren 'Catharinarad' (begin 20e eeuw?). De reliek wordt thans bewaard in een sierkist die in de jaren dertig is vervaardigd door de kanunnikessen van het H. Graf te Turnhout. Deze reliek, het voornaamste cultusobject, beschikt over een zestal certificaten uit de periode van 1623 tot 1942, waarvan enkele in het Nederlands zijn opgesteld door een notaris; 2 de tweede reliek, een botpartikel ('ex ossibus S. Catharinae Virginis', inv. nr. 106) is, op een goudbrokaten ondergrond, gevat in een ovale zilveren houder met glasvenster (6,5 x 6 cm). De houder is aan de onderkant verzegeld; 3 de derde reliek is eveneens een botpartikel ('ex oss. S. Catharinae V.M.', inv. nr. 107) en gevat in een ovale houder (3,2 x 2,7 cm) waarvan het vensterglas bol is geslepen waardoor dit het effect van een vergrootglas krijgt. Aan de houder, die eveneens aan de onderzijde verzegeld is, is een oog bevestigd. - In de in 1966 gebouwde kloosterkerk staan thans geen heiligenbeelden meer (m.u.v. een Mariabeeld); in de vorige kloosterkerk stonden er ettelijke. De meeste beelden, ook die van Catharina, zijn thans opgeslagen op de 'beeldenzolder'. De priorij bezit een gepolychromeerd 18e-eeuws Catharinabeeld: met haar rechterhand steunt zij op het gevest van een groot zwaard waarvan de punt uitkomt bij een half rad. In haar linkerhand draagt zij een geopend boek; op haar hoofd draagt zij een krans of kroon die verwijst naar haar martelaarschap. Voorts staat in het zogenaamde 'Catharinatuintje' (een binnentuin bij de kapittelzaal) een groot ongepolychromeerd stenen Catharinabeeld dat is vervaardigd door de Bossche beeldhouwer Hendrik van der Geld. Quirinus - Zie voor St. Quirinus ⟶ Erp. De feestdag van Quirinus valt te Oosterhout niet op 30 maart (dies natalis), wat vaak voorkomt (vgl. ⟶ Ammerzoden), maar op 30 april, de dag van zijn translatie van Rome naar Neuss (evenals in ⟶ Nuenen). In sommige plaatsen, zoals Oosterhout, werd Quirinus tezamen met zijn dochter Balbina vereerd (zie onder Verering). Ribadineira en Rosweyde noemen in hun Generale Legende Quirinus en Balbina bij 31 maart, met de vermelding dat Balbina op 30 april herdacht wordt. - De priorij bezit tenminste drie relieken van Quirinus die waarschijnlijk, net als de relieken van Herman Jozef, in de 18e eeuw zijn verworven uit de abdij van Park: 1 een botpartikel ('ex ossibus Sancti Quirini M.', inv. nr. 62) is, op goudbrokaat, gevat in een ronde houder met venster (diameter 4,7 cm) waaromheen weer een zilveren krans (diameter 11 cm; bladmotief) zit; 2 enkele (bot-?)relieken van Quirinus ('Reliquiae Sti Quirini Martijris', inv. nr. 64) zijn geplaatst in een klein houten kistje (4,5 cm hoog, 7,8 cm breed, 5,5 cm diep) met daarop een laag glanzend rode lak (schellak). Aan de voorzijde van het kistje zit een sleutelgat. Mogelijk is de sleutel die hierin past dezelfde als die welke het Mariabeeldje uit Jezus-Eik vasthoudt (zie bij Verering, Algemeen). Aan de binnenzijde van de deksel is een spiegeltje bevestigd. Boven de relieken op de bodem van het kistje zit een bol geslepen glasvenster (vgl. vergrootglas); 3 een botfragment ('ex oss. S. Quirini mart.', inv. nr. 63) is, op goudbrokaat, gevat in een ronde houder met venster (diameter 3 cm). Gerlach van Houthem - Zie voor St. Gerlach van Houthem ⟶ Hooge Zwaluwe, ⟶ Houthem-St. Gerlach. - Het klooster bezat waarschijnlijk een reliek van Gerlach die afkomstig is uit het voormalige norbertinessenklooster te Houthem-St. Gerlach dat in 1786 werd opgeheven en tot dan toe het voornaamste cultusoord van Gerlach was. In dat jaar schonken de zusters van het stift van St. Gerlach een deel van de relieken aan de plaatselijke parochiekerk (sinds 1808 was dat de kerk van hun opgeheven klooster) en namen zij het grootste deel van de relieken mee naar Roermond. In 1841 werden de relieken uit Roermond weer naar Houthem-St. Gerlach gebracht. Mogelijk ontvingen de norbertinessen te Oosterhout hun reliek in de jaren tussen 1786 en 1841. Het is echter ook mogelijk dat deze reliek via de abdij van Tongerlo was verworven, omdat op de prentjes die in St. Catharinadal werden verspreid, staat vermeld dat in deze abdij een Gerlachreliek wordt bewaard. Herman Jozef - Herman Jozef (* Keulen ca. 1150 - †Steinfeld 1241) werd op 12-jarige leeftijd opgenomen in de norbertijnenabdij van Steinfeld in de Eifel waar hij ook begraven ligt. Zijn priesteropleiding volgde hij in de Friese abdij Mariëngaard (⟶ Hallum). Zijn tweede naam, Jozef, werd hem verleend vanwege zijn mystieke huwelijk met Maria. In de zusterkloosters die afhankelijk waren van Steinfeld had Herman Jozef een goede naam als zielzorger. Buiten Steinfeld werd Herman Jozef nog vereerd in enkele plaatsen waar men relieken van hem bezat; in de Nederlanden waren dat in de periode van voor de Franse Revolutie de norbertijnenabdijen van Park bij Leuven en van St. Michiel te Antwerpen. In 1958 werd te Rome bepaald dat Herman Jozef mag worden vereerd als heilige. Ofschoon Herman Jozef traditioneel wordt herdacht op 7 april, is in de 20e eeuw zijn feestdag in de officiële liturgische kalender verplaatst naar 21 mei, omdat 7 april vaak in de week voor of na Pasen valt. In Steinfeld en in andere norbertijnen- en norbertinessenkloosters wordt zijn feest thans op 24 mei gevierd. Herman Jozef wordt in de beeldende kunst vaak voorgesteld als kleine jongen die een appel geeft aan het kind Jezus of als bruidegom van Maria: taferelen die verwijzen naar visioenen die in zijn vita beschreven worden. - De priorij beschikt over verschillende relieken van de H. Herman Jozef, welke door de abt van de norbertijnenabdij van Park, met goedkeuring van de bisschop van Antwerpen, op 23 september 1763 werden geschonken aan de priorij te Oosterhout. Ook later zijn nog door de priorij relieken van Herman Jozef verworven. In het kloosterarchief vermeldt een van de reliekcertificaten namelijk de overdracht van een botreliek ('ex ossibus') van Herman Jozef door de bisschop van Antwerpen op 25 februari 1797. In 1998 waren in het kloosterarchief ongeveer 20 Herman Jozefrelieken aanwezig waarvan er acht werden gezien: in de meeste gevallen betrof het eenvoudige ronde of ovale reliekhouders met een diameter van circa 3 centimeter; een is iets groter en is aan de achterzijde voorzien van een handgreep. - Enkele van de Herman Jozefrelieken zijn in later tijd uit hun oorspronkelijke theca's gehaald en in kartonnen doosjes gestopt die, net als echte reliekhouders, verzegeld werden. In 1998 werd in het kloosterarchief nog tenminste een van zulke doosjes bewaard. Op het doosje dat werd aangetroffen (7 cm lang, 4,5 cm breed, 2 cm hoog; groen gespikkeld karton (pillendoosje); omsnoerd met een rode draad waarvan de knoop is afgeplakt met een rood zegel, zodat het doosje niet ongemerkt kan worden geopend) is de tekst aangebracht: [boven] 'ex oss. S.S. Mart. Gor-cum-iensium' ('uit het gebeente van de heilige Martelaren van Gorcum') en [onder] 'ex oss. B. Hermanni Joseph O. Praem.' ('uit het gebeente van de gelukzalige Herman Jozef, uit de orde van Prémontré'). De bovenste tekst verwijst naar Adrianus van Hilvarenbeek en Jacobus Lacops, twee witheren uit het gezelschap van de Martelaren van Gorcum, wier relieken hier blijkbaar gemengd zijn met die van Herman Jozef. Deze kartonnen doosjes met daarin relieken werden gebruikt om uit te lenen aan zwangere vrouwen (zie onder Verering). |
|
Verering |
Algemeen - Dat Catharinadal een bedevaartoord is en dat dit klooster zelfs meerdere culten kent, is op zich niet verwonderlijk: de priorij is de oudste kloostergemeenschap (1271 tot heden) in Nederland en heeft eeuwenlang een zekere sacrale uitstraling gehad, eerst in Breda en omgeving, later in Oosterhout en omgeving. De reliekenschat van het klooster is zo groot en ook is de gedachtenis der heiligen in het geestelijk leven der norbertinessen zo veelzijdig, dat de cultus van alleen de vier bovengenoemde heiligen nog tamelijk beperkt kan worden genoemd. Ongetwijfeld hebben er binnen de eigen gemeenschap ook andere devoties bestaan die door de norbertinessen van even groot of groter belang werden geacht. Een daarvan was wellicht een verering voor de ordestichter Norbertus, te meer omdat het klooster, zoals Wichmans (1632) en Krüger (1878) al vermeldden, beschikt over het zogenaamde 'brandeum', een zijden doek waarin het lichaam van Norbertus (Maagdenburg) gewikkeld was geweest. Dit brandeum wordt nog steeds bewaard in de reliekenschat van het klooster. - Voorts bezit de priorij een drietal bijzondere Mariabeeldjes. Een verguld stenen beeldje (zonder voetstuk 18 cm hoog) voorstellende Maria met haar kind op de rechterarm en een scepter in de linkerhand, is eeuwenlang vereerd door de norbertinessen zelf. Deze devotie dateert mogelijk nog uit de middeleeuwen, want de geleerde norbertijn Dionysius Mutsaerts, die van 1626 tot 1635 proost was van St. Catharinadal (toen nog in Breda) berichtte aan zijn ordegenoot Wichmans dat oude zusters hem hebben verzekerd, op grond van de overlevering van hun voorgangsters, dat dit beeld ooit heeft geschitterd door vele wonderen. Niet mag worden uitgesloten dat dit beeld gedurende de lange tijd dat het in het klooster bewaard wordt, ook vereerders van buiten de eigen leefgemeenschap heeft aangetrokken. Het tweede beeld is van hout (ca. 29 cm hoog) en naar het klooster meegenomen door een in 1837 overleden zuster. Dit beeld zou eens ongeschonden zijn gered uit een brand die een huis met inboedel volledig in de as had gelegd. Het derde Mariabeeldje (ca. 20 cm hoog), met onderschrift 'Mater amabilis, Consolatrix afflictorum' ('bewonderenswaardige moeder, troosteres der bedrukten') heeft proost Henricus Assels in 1669 laten snijden uit de eik van het Belgische mariale cultusoord te Jezus-Eik (de parochiekerk van Jezus-Eik werd eertijds bediend door de witheren van de abdij van Park). - De sacrale uitstraling van het klooster manifesteerde zich in de eerste helft van de 20e eeuw niet alleen door de vier hier beschreven culten, maar tevens door een beginnende maar nooit echt geslaagde cultus van de Parijse Wonderdadige Medaille (gestimuleerd door proost Henricus van Reeth) en de verspreiding van het zogenaamde Agnus Dei (een gewijd amulet van was) dat jaarlijks via de abt-generaal uit Rome werd betrokken. Ook rozenkransen werden tot in de 20e eeuw vervaardigd in het klooster. - Komt de cultus van de vier heiligen, zoals hierboven opgemerkt, enigszins beperkt over, ze is in ieder geval niet willekeurig. De naam van Catharina was van het begin af aan verbonden aan het klooster en de drie mannelijke heiligen stonden hoog in aanzien bij de norbertijnenabdijen (met name de abdij van Park) en norbertinessenkloosters waarmee St. Catharinadal een band had. - Het bedevaartpubliek bestaat in de jaren negentig voornamelijk uit mensen uit de regio, ofschoon ook regelmatig bezoekers van verder (ook uit andere provincies) komen, die gewoonlijk via familie of kennissen iets hebben vernomen over St. Catharinadal als oord om voorspraak te vragen. De pelgrims komen nagenoeg dagelijks gedurende het gehele jaar op eigen gelegenheid, of in kleine groepjes, bijvoorbeeld in gezinsverband. Opmerkelijk is dat sinds de jaren zestig steeds minder gevraagd wordt om voorspraak van een van de vier genoemde heiligen, maar dat bezoekers meer in het algemeen aan de zusters vragen hun gebed te versterken. Ook richten veel bezoekers zich thans tot Maria, bij wier beeld in de avondmaalzaal zij kaarsen kunnen opsteken. In 1997, het jubileumjaar van de priorij (1647-1997), kwamen de norbertinessen volop in de belangstelling te staan van de inwoners en de omwonenden van Oosterhout. Selecties uit de talloze gebedsintenties die toen bij het klooster zijn bezorgd, worden in 1998 nog steeds ingebracht in de liturgie en de overwegingen van de zusters. Catharina van Alexandrië - Catharina wordt waarschijnlijk al vanaf de 13e eeuw vereerd omdat het klooster van het begin af aan immers haar naam droeg. Mogelijk is de persoon die de stichting van het klooster heeft voorbereid, een zekere Servatius van Breda, ook verantwoordelijk voor de naamgeving: volgens de overlevering had deze Servatius zes dochters van wie de oudste Catharina heette. Overigens ging in de 12e en 13e eeuw binnen de orde van Prémontré bijzondere aandacht uit naar Catharina van Alexandrië, ondanks het feit dat we hier te maken hebben met een heilige uit de oudheid. Zo bestaat er in het Zeeuwse ⟶ Hengstdijk, waarvan de parochie in de middeleeuwen bediend werd door de norbertijnen te Drongen, nog steeds een bescheiden Catharinacultus. Bovendien heeft Catharina van Alexandrië altijd hoog in ere gestaan bij vrouwelijke religieuzen als een patrones van de maagdelijke zuiverheid. - Wanneer de verering van Catharina werd uitgebreid met een bedevaart is (nog) niet bekend; de studies die tot nu toe vervaardigd zijn over de priorij, zijn voornamelijk institutioneel van aard waardoor devotionele aspecten onderbelicht zijn gebleven. Maar zelfs indien op dit vlak een systematische studie zou worden ondernomen, dan nog is de kans groot dat er grote leemtes in onze kennis van dit deel van de geschiedenis blijven bestaan. Debet aan deze onvolkomenheid is niet zozeer een gebrek aan bronnen maar eerder de organisatiestructuur van de priorij. Deze verwierf in de loop der tijd wel een zekere faam en uitstraling als huis van gebed, maar de zusters hebben nooit de intentie gehad om van hun klooster een publieke cultusplaats te maken. Vandaar dat er met betrekking tot de verering van Catharina en andere heiligen ook geen speciale broederschappen in Oosterhout zijn opgericht. Vanwege het meditatieve karakter van de kloostergemeenschap heeft er tot in de 20e eeuw ook weinig persoonlijke communicatie bestaan tussen de zusters en bedevaartgangers. Weliswaar bestond er een duidelijke uitwisseling tussen de vereerders van buiten, die gebedsintenties, gebedsverhoringen en eventueel ex-voto's meebrachten, en het klooster dat de intenties ter harte nam met gebed, en prentjes en dergelijke meegaf aan de vereerders, maar deze contacten verliepen gewoonlijk langs slechts één tussenpersoon: de zuster die, vaak vele jaren achtereen, fungeerde als portierster. Vanaf circa 1953 is er meer contact gekomen tussen het klooster en de buitenwereld omdat de toenmalige proost bepaalde dat de zusters voortaan ook (gespreks- en bezinnings-) groepen dienden te ontvangen. - Afgaande op een volkskundevragenlijst uit 1959, ingevuld met betrekking tot Oosterhout door de toen in Bavel woonachtige pater D. Gooren ss.cc. (een kenner van en onderzoeker naar religieuze volkscultuur), werd toen in St. Catharinadal, vooral rond haar feest op 25 november, Catharina nog vereerd. De bezoekers namen gewijd water, medailles, prentjes, gebedsteksten, en/of litanieën mee naar huis. Het water werd, aldus Gooren, gebruikt bij verschillende ziektes, vooral tegen een speciale huiduitslag, die het 'Sint-Catharina-raadje' werd genoemd (een ringvormige huidaandoening, die geassocieerd werd met het rad waarop de heilige gemarteld is; in Hengstdijk werd deze aandoening 'katelijnewiel' genoemd). Tot slot vermeldt Gooren dat er veel gebedsverhoringen worden gemeld. - In verband met deze devotie kunnen hier ook de zogenaamde 'plaasters' (pleisters) genoemd worden waarom St. Catharinadal tot in de jaren dertig bekend stond. Onder een dergelijke plaaster werd een reep molton verstaan die van te voren was bestreken met een (Catherina-? reliek en met een soort zalf die vervaardigd was volgens kloosterrecept, en die op het lichaam, gewoonlijk op de borst, werd geplakt. Het kwam vaak voor dat een bezoeker door een (huis)arts was gestuurd om om zo'n plaaster te vragen; de plaasters konden tevens via de apotheek worden besteld. De zuster die in deze periode fungeerde als magistra infirmarum en die het 'erfgoed' aan recepten en benodigdheden beheerde, heeft echter alle sporen van deze praktijk uitgewist (ook in het kloosterarchief is er geen enkel gegeven meer over te vinden). Na de Tweede Wereldoorlog is nog een aantal malen tevergeefs naar de plaasters geïnformeerd. - In de jaren negentig wordt op verzoek nog steeds gewijd water meegegeven aan Catharinavereerders; vaak gaat het hier om bezoekers die dit gebruik kennen van hun ouders of grootouders. De zusters norbertinessen vieren nog alle jaren het hoogfeest van St. Catharina op 25 november. Quirinus - In 1148 kwam de abdij van Park in het bezit van 'overblijfselen' van het lichaam van Quirinus en werd al snel doel van een drukke bedevaart. Quirinus' voorspraak gold vooral kwijnende en zieke kinderen, oor- en oogziekten, klieren, wonden, zweren en gezwellen. De toestroom van pelgrims naar de abdij was het grootst op 30 april (en octaaf) en op de eerste zondag na Pasen. Overigens werd in de abdij naast (en enigszins in de schaduw van) Quirinus ook de heilige maagd en martelares Balbina (feestdag 31 maart volgens de Acta Sanctorum, volgens de Generale Legende echter op 30 april) vereerd, die volgens de legende Quirinus' dochter was. Volgens de overlevering zou zij na het aanraken van de boeien van paus Alexander I genezen zijn van gezwellen en mismaaktheid in de hals. De cultus van Quirinus (en Balbina) heeft zich vrij zeker vanuit de abdij van Park verspreid over andere norbertijnen- en norbertinessenkloosters en is dus ook in Oosterhout terechtgekomen, mogelijk in dezelfde periode dat het klooster relieken verwierf (1763) van Herman Jozef en er een uitstekende relatie bestond met de abdij van Park (zie bij Herman Jozef). - Een laat 19e-eeuwse litanie (impr. 1887) waarop tevens enkele gebeden bij het gebruik van ter ere van Quirinus gewijd water worden vermeld, werd in Catha-rinadal verspreid. Het is opmerkelijk dat het klooster op deze litanie nergens bij name wordt genoemd. Toch heeft zij, gezien het imprimatur (Breda) en de druk (Oosterhout) betrekking op de cultus te Oosterhout. Blijkbaar wilden de zusters enerzijds de devotie tot Quirinus bevorderen en anderzijds als organisatie niet teveel op de voorgrond treden. Eveneens opmerkelijk is dat op de 'Oosterhoutse' litanie Balbina enkele keren wordt genoemd en dat zij zelfs met een apart gebed bedacht wordt, terwijl Quirinus' dochter op een, eveneens eind 19-eeuwse, litanie van de abdij van Park in het geheel niet wordt vermeld. Door de zusters van St. Catharinadal werd de dochter dus enigszins uit de schaduw van haar vader gehaald. - Gooren vermeldt in 1959 dat deze devotie van eeuwen her dateert, dat Quirinus wordt aangeroepen bij huidziekten (vooral eczeem), besmettelijke ziekten en oogziekten, en dat speciaal gewijd water en gebedsteksten van hem worden meegenomen. In de jaren negentig is het Quirinuswater nog steeds geliefd bij bezoekers die verspreid over het gehele jaar komen. Gerlach van Houthem - Niet bekend is wanneer de cultus van Gerlach precies begonnen is in Oosterhout: mogelijk pas nadat het norbertinessenklooster te Houthem-St. Gerlach was opgehouden te bestaan, in het begin van de 19e eeuw; mogelijk al eerder (zie ook onder Cultusobject). - Gooren vermeldt in 1959 dat Gerlach in Oosterhout werd aangeroepen in verband met veeziekten; de bezoekers konden dan een litanie met gebeden mee naar huis nemen. - Anno 1998 kon niet worden bevestigd of er nog sprake is van enige Gerlachverering. Waarschijnlijk is deze cultus reeds geruime tijd, misschien al in de jaren zestig, een stille dood gestorven. Herman Jozef - De cultus van Herman Jozef is te Oosterhout begonnen nadat de abt van Park in 1763 een gedeelte van de relieken die toen bewaard en vereerd werden in de abdij aldaar, schonk aan de norbertinessen in Oosterhout. De bisschop van Antwerpen, Henricus Gabriël, stond toe dat de relieken in Oosterhout op dezelfde dagen mochten worden uitgesteld als in de abdij: op 7 april, de feestdag van Herman Jozef, op alle dagen van het octaaf van 7 April en op alle zaterdagen van het jaar. Bij elk bezoek kon een aflaat van 40 dagen worden verdiend, mits met een rouwmoedig hart vijf onzevaders en vijf weesgegroeten of andere gebeden werden gebeden tot intentie van de katholieke kerk. De aanwinst van de relieken werd door de kloostergemeenschap van groot belang geacht; proost Gummarus van Amersfoort gaat er in zijn 'Coronijkboeck' uitvoerig op in, zo vermeldt hij onder meer dat de relieken op 1 maart 1764 met veel luister in de kloosterkerk verheven werden. Vanaf het begin van zijn verering te Oosterhout gold Herman Jozef vooral als een patroon van zwangere vrouwen. In het boekje met enkele mirakelen, een litanie en enkele gebeden, dat vanuit Catharinadal werd verspreid (edities in 1697, 1765 en 1865), wordt althans een groot accent gelegd op zijn hulp aan vrouwen in barensnood. - Gooren vermeldt in 1959 dat Herman Jozef vooral wordt aangeroepen voor en door aanstaande moeders; voor zwangeren kan een reliek worden geleend (om thuis onder het hoofdkussen te leggen), ook kunnen gewijd water en litanieën worden meegenomen. Een van de zusters herinnerde zich (1998) dat zij in 1948, toen zij - nog voor haar kloosterintrede - werkzaam was als districtsverpleegster van het Wit Gele Kruis te Oosterhout, onder de matras van een kraamvrouw een rond kartonnen doosje aantrof met Herman Jozefrelikwieën van St. Catharinadal. Het gebruik om Herman Jozefrelieken uit te lenen, bestond nog steeds in de jaren negentig. |
|
Materiële cultuur |
- Catharina van Alexandrië: 1 medaille (Ø 1,8 cm; 20e eeuw) van zilverachtig metaal met op de voorzijde St. Catharina met zwaard, rad en palmtak en randtekst 'Sta Catharina O.P.N.'; op de keerzijde links een kruis met palmtak; 2 medaille (Ø 1,0 cm; 20e eeuw) van zilverachtig metaal met voorzijde als nr. 6; op de keerzijde links een tak met lelies. - Herman Jozef: 1 Ovale medaille (2,2 cm lang; 20e eeuw), metaallegering, met op een zijde Herman Jozef als priester met een miskelk in zijn hand, randschrift: 'Hl. Hermann Josef bitte für uns'; op de andere zijde Maria met haar kind en het randschrift: 'Hl. Maria bitte für uns'; 2 aluminium medaille met dezelfde voorstelling en van hetzelfde formaat als nr. 6; 3 aluminium medaille (4,2 cm x 3,3 cm) met op een zijde Maria die met haar kind op schoot op een troon zit, rechts een lelietak, links de jonge Herman die het kind Jezus een appel aanbiedt, randschrift: 'Sancte Hermanne Josefe, ora p. nobis'; op de andere zijde Maria staande als bij de wonderdadige medaille, randschrift: 'Regina sine labe originali concepta ora pro nobis' ('Koningin die ontvangen is zonder erfzonde, bid voor ons'); 4 ovale aluminium medaille (3,5 cm lang) met dezelfde voorstelling als nr. 3. Devotioneel drukwerk - In de jaren negentig wordt door de norbertinessen nog wijwater (Catharina, Quirinus) meegegeven aan wie daarom vragen. De hieronder beschreven objecten worden niet meer verspreid; wel zijn er plannen om in de toekomst gebedsteksten e.d. aan te bieden die zijn aangepast aan de hedendaagse norbertijnse spiritualiteit. - Catharina van Alexandrië: 1 'Litanie van de H. Catharina' (13 x 8 cm; J.B. Carstiaenssens te Antwerpen; zonder jaar, 18e eeuw), vouwblad met litanie en gebed om in navolging van Catharina de zuiverheid te mogen bewaren; 2 'Litanie van de Heilige Catharina' (12 x 8 cm; Gebroeders Langenhuysen te 's-Hertogenbosch; ca. 1830), vouwblad met dezelfde litanie en gebed, net als de voornoemde litanie geformuleerd in gebrekkig Nederlands; 3 'Litanie ter eere van de Heilige Catharina' (13 x 8 cm; drukkerij Du Moulin te Herenthals; impr. Mechelen 29 april 1880), vouwblad met dezelfde litanie en gebed, de taalfouten zijn verbeterd; 4 'Sinte Catharina Kerk te Duysbourg', dit vouwblad (14 x 9 cm; met vermelding van een aflaatverlening door kardinaal Mercier in 1892) geeft aanwijzingen over de 'maandelijksche begankenis' in het Belgische Duisburg (bij Leuven) en bevat een litanie van Catharina. Mogelijk werden deze blaadjes vanwege de litanie ook in Oosterhout verspreid; 5 kleurenprentje (12 x 7,5 cm; Em. Lombaerts, Deurne Antw.; ca. 1900) met St. Catharina die een zwaard vasthoudt en op een gebroken rad staat. Op de achtergrond, links een engel die Catharina bezoekt in de gevangenis, en rechts de onthoofding van Catharina. De keerzijde is blanco. - Quirinus: 1 Litanie en Gebeden tot den H. Martelaar en Hoofdman Quirinus, bijzonderen Patroon tegen verscheidene ziekten, wonden, gezwellen, doofheid, oor- en oogziekten en andere lichaamskwalen' (12,5 x 7,7 cm; H.C van der Aa & Zonen, Oosterhout; impr. Breda 23 dec. 1887; 8 p.). Litanie die speciaal voor de Oosterhoutse cultus werd gedrukt, ofschoon het klooster nergens genoemd wordt. In deze litanie worden onder meer de martelingen genoemd die Quirinus liever wilde verdragen dan zijn christelijk geloof op te geven. Ook gaat relatief veel aandacht uit naar Balbina: haar genezing aan de hals, en haar martelaarschap. Na de litanie volgt een gebed waarin God wordt gevraagd om evenveel kloekmoedigheid als waarover Quirinus beschikte; een gebed tot Quirinus die na de genezing van zijn dochter strijder voor het christelijk geloof is geworden; een gebed ter ere van Balbina. Tot slot twee gebeden die te maken hebben met het gebruik van het water: een gebed waarin Quirinus om zijn voorspraak wordt verzocht om na gebruik van te zijner ere gewijd water weer gezond van lichaam en geest te worden, en een gebed tot God om het water te zegenen met zijn kracht. Nergens wordt vermeld dat er aflaten verdiend kunnen worden; 2 'Litanie van den H. Martelaar Quirinus. Beschermheilige der Abdij van 't Park' (12 cm x 7,7 cm; impr. 23 aug. 1897; 4 p.). Litanie die voor de cultus van de abdij van Park is gemaakt, maar ook in Oosterhout werd verspreid. Bij een gebed wordt een aflaat van 100 dagen vermeld; Balbina wordt in het geheel niet vermeld. Tot slot wordt ingegaan op het verwerven in 1148 van de 'overblijfselen' van Quirinus door de abdij, en op de viering van 30 april met bijgaande octaaf. - Gerlach van Houthem: kleurenprentje (11,8 x 7,8 cm; Steend. K. Vande Vyvere-Petit, Brugge; ca. 1900). Op de voorzijde Gerlach als kluizenaar, met pelgrimsstaf in de linkerhand, staat in een holle eik; op de voorgrond stroomt een smal beekje; linksachter de eik staat een rund met op de achtergrond een put (de zogenaamde 'fontein'); rechtsachter de eik staat een paard met op de achtergrond een kerkgebouw; onder de tekst 'H.Gerlacus der orde van Premonstreit' en 'S.Gerlac de l'ordre de Prémontré'. Op de keerzijde een levensschets van Gerlach en de vermelding dat een reliek van Gerlach wordt bewaard in de parochiale kerk te Tongerlo, waar ook zijn feestdag (5 januari) met octaaf en de periode van maandag na Hemelvaartsdag tot tweede Pinksterdag bijzonder wordt gevierd. Dit prentje werd vanuit St. Catharinadal verspreid. - Herman Jozef: 1 18e-eeuwse ingekleurde prent (12,5 x 8,5 cm) met op de keerzijde een handgeschreven gebed; 2 Mirakelen, litanie en gebeden van den H. Hermanus Joseph, priester en kanunnik der Order van Premonstrijt. Bijzondere patroon voor die in barensnood of onvruchtbaar zijn (Breda: J. Hermans & Zoon, 1865; 16 p.; impr. Leuven 12 maart 1697; Leuven 30 november 1765). In het 'voorafgaand bericht' wordt verwezen naar de reliekoverdracht naar St. Catharinadal in 1763; na het verslag van enkele mirakelen (een kind dat de wiegendood gestorven was, komt weer tot leven; vrouwen in barensnood worden geholpen) volgt een litanie, twee gebeden waarin Herman Jozef tot voorbeeld wordt gesteld, twee gebeden voor wie in barensnood zijn, en twee gebeden voor vrouwen die onvruchtbaar zijn; 3 kleurenprentje (12,5 x 7,7 cm; Steend. K. Vande Vyvere-Petit, Brugge; ca. 1900). Op de voorzijde rechts Herman Jozef als novice met het kind Jezus op de linkerarm en een lelie in de rechterhand; linksboven geeft Herman als kleine jongen een appel aan het kind Jezus dat bij zijn moeder op schoot zit; linksonder legt een engel de rechterhanden van Maria en Herman Jozef ineen en sluit zo hun geestelijk huwelijk. De keerzijde is blanco. Dit prentje werd vanuit St. Catharinadal verspreid; 4 'Litanie van den H. Herman-Jozef. Belijder der Norbertijner Orde' (15 x 9 cm; St. Norbertus Drukkerij Tongerloo; impr. Mechelen 14 december 1934; 4 p.). Deze litanie die ook een gebed bevat, werd vanuit St. Catharinadal verspreid; 5 'Litanie ter eere van den Gelukzaligen Herman Jozef der Orde van Premonstreit. Voorbeeld der kinderen van Maria en der christelijke jeugd' (13,3 x 8,7 cm; impr. Mechelen 20 januari 1944; 4 p.). Deze litanie die tevens een antifoon en een gebed bevat, werd in Catharinadal verspreid. Aan het slot wordt vermeld dat deze litanie voor het eerst verscheen in 1697 en dat latere uitgaven dateren van 1857 en 1878; de gebeden voor vrouwen in barensnood en onvruchtbare vrouwen (zie 2) ontbreken echter. |
|
Bronnen en literatuur |
Archivalia: Oosterhout, archief norbertinessenpriorij Sint-Catharinadal: o.m. Relieken en bijbehorende certificaten, devotioneel drukwerk, manuale 100 'Coronijkboeck van Gummarus van Amersfoort, 1760-1770'. Tekstedities: V. van der Aura, Geschiedkundige bijdragen betreffende het Norbertinessen Klooster van St. Catharinadal (Oosterhout: H.J. Moonen, 1894); A. Erens, De oorkonden van het Norbertinessenklooster St. Catharinadal te Breda-Oosterhout (Tongerlo: Drukkerij der Abdij, 1928-1931); A. Erens, 'Kronijk over St. Catharinadal te Breda en over de gebeurtenissen in de stad 1637-1643', in: Analecta Prae-monstratensia 8 (1932) p. 250-253; 'Calendarium Ordinis Praemonstratensis', in: Analecta Praemonstratensia 53 (1977) p. 194-204, herziene liturgische kalender van de orde van Prémontré op 19 juli 1977, Catharina, Quirinus en Gerlach worden niet vermeld, Herman Jozef op 24 mei. Literatuur: Over de priorij en algemeen: Augustinus Wichmans, Brabantia Mariana tripartita (Antwerpen: J. Cnobbaert, 1632) p. 790-794; Thomas Ernst van Goor, Beschryving der Stadt en Lande van Breda ('s Gravenhage: Jacobus vanden Kieboom, 1744) p. 93-97; J.B. Krüger, Kerkelijke geschiedenis van het bisdom van Breda etc., dl. 4 (Roosendaal: Van Leeuwen, 1878) p. 62-80; J.A.F. Kronenburg, Maria's heerlijkheid in Nederland, dl. 3 (Amsterdam: Bekker, 1905) p. 144-146, over de H. Herman Jozef, p. 158-159, over het vergulde Mariabeeldje, p. 159-160 over het beeldje dat ongeschonden uit de brand was gekomen en het beeldje uit Jezus-Eik; Jan Kalf, De katholieke kerken in Nederland (Amsterdam: Van Holkema & Warendorf, 1906) p. 504-505 en plaat R, met de in 1905 gebouwde kerk; G.C.A. Juten, Kerkelijk Oosterhout (Bergen op Zoom: Gebr. Juten, 1910) p. 83-84; Jan Kalf, De monumenten van geschiedenis en kunst in de provincie Noordbrabant, dl. 1. De monumenten in de voormalige Baronie van Breda (Utrecht: Oosthoek, 1912) p. 130-138, over de kloostergebouwen in Breda, p. 271-278, het klooster te Oosterhout; A. Erens, De Orde van Premonstreit in België en in Nederland (2e dr.; Tongerlo: drukkerij der Abdij, 1928) p. 86, 89, over de priorij, p. 58-63, over de abdij van Park; H. Heijman, 'Norbertijner vroomheid in de Nederlanden', in: Analecta Praemonstratensia 7 (1931) p. 15; W. Nolet, Katholiek Nederland. Encyclopaedie, dl. 3 (Den Haag: Ten Hagen, 1932) p. 251-252; Michael Schoengen, Monasticon Batavum, dl. 2 (Amsterdam: Noord-Hollandsche Uitgevers Maatschappij, 1941) p. 36-37, met lit. opgaven, onder meer uit Analecta Praemonstratensia; Aug. C.J. Commissaris, St. Catharinadal. Schets ener geschiedenis van het oudste klooster in Nederland (Breda-Oosterhout: Louis Vermijs, 1947) tegenover p. 17 afb. Catharinabeeld; A. Hallema, 'De Oranjevorsten en het voormalige Norbertinessenklooster St. Catharinadal te Breda in de 17de en de 18de eeuw (1646-1740)', in: Jaarboek 'De Oranjeboom'14 (1961) p. 115-148; De norbertinessen van Sint-Catharinadal (Heeswijk: Abdij van Berne, 1966); De glans van Prémontré. Oude kunst uit witherenabdijen der Lage Landen. Tentoonstellingscatalogus Abdij van Park-Heverlee, 15 september - 11 november 1973 (Leuven: Ceuterick, 1973) p. 183-184, over Jezus-Eik; W.J.C.C. van den Hurk, Het verborgen leven van de Abdij van Berne in haar parochies 1797-1857 (Tilburg: Stichting Zuidelijk Historisch Contact, 1977) p. 100-101, 104-105, 149-150, 206-209, voornamelijk over de relatie van de priorij met de abdij van Berne; Jan van Laarhoven, Kloosters in Brabant ('s-Hertogenbosch: Noordbrabants Museum, 1977) p. 23; J. Torsy, Die Eigenkalender des deutschen und niederländischen Sprachgebietes (Siegburg: Franz Schmitt, 1977) p. 36, Gerlach van Houthem (5 januari), p. 64, Quirinus (30 april, 30 maart wordt niet meer genoemd), p. 73, Herman Jozef (21 mei), p. 170, Catharina (25 november); Anton van Oirschot, Kasteel de Blauwe Camer. Norbertinessenklooster Sint-Catharinadal (5e druk; Zutphen: Walburg, 1984); A. Carmiggelt, F. de Roode & J. Sanders, Het klooster Sint-Catharinadal. Archeologie, bouwhistorie en geschiedenis (Breda: Gemeente Breda, 1995); M.T.A.R. Sponselee de Meester, Hoe het geclap verstomde. Sint-Catharinadal Oosterhout in de periode 1760-1780, een twee-eenheid van proosten versus de eigenzinnige zusters (onuitgegeven doctoraalscriptie Heerlen, 1995); Peter de Leeuw, 'Teerling geworpen voor Kloosterkazerne', in:De Stem (vrijdag 5 juni 1998). - Over St. Catharina van Alexandrië:Vies des saints et des bienheureux selon l'ordre du calendier avec l'historique des fêtes, par les RR. PP. Bénédictins de Paris, dl. 11 (Parijs: Letouzey et Ané, 1954) p. 854-872; E.A. Overgaauw, Martyrologes manuscrits des anciens dioceses d'Utrecht et de Liège, dl. 2 (Hilversum: Verloren, 1993) p. 1079-1080; Hans Reinhard Seeliger, 'Katharina v. Alexandrien', in: Lexikon für Theologie und Kirche, dl. 5 (Freiburg etc.: Herder, 1996) k. 1330-1331. - Over Quirinus: Petrus Ribadineira & Heribertus Rosweydus, Generale Legende der Heylighen etc. (6e druk, Antwerpen: H. Verdussen, 1686) p. 408-409, Quirinus genoemd op 30 maart met de vermelding dat het feest van Balbina op 30 april valt; Acta Sanctorum, Tomus Martii III (Parijs-Rome: V. Palmé, 1865) p. 806-812, 30 maart; Acta Sanctorum, Tomus Aprilis III (Parijs-Rome: V. Palmé, 1866) p. 759, 30 april; A.P. Frutaz, 'Balbina', in: Lexikon für Theologie und Kirche, dl. 1 (Freiburg etc.: Herder, 1957) k. 1202; A. Franzen, 'Quirinus v. Neuss', in: Lexikon für Theologie und Kirche, dl. 8 (Freiburg etc.: Herder, 1963) k. 947-948. - Over Gerlach van Houthem: zie ook ⟶ Hooge Zwaluwe en ⟶ Houthem St. Gerlach (deel 3); Levens van de voórnaemste heyligen en roemweêrdige persoonen der Nederlanden, dl. 1 (Mechelen: Hanicq, 1827) p. 35-41; J. Habets, Houthem-Sint-Gerlach en het adellijk vrouwenstift aldaar (Maastricht 1869); J.A.F. Kronenburg, Neerlands heiligen in de middeleeuwen, dl. 4 (Amsterdam: Bekker, 1901) p. 111-112; A. Erens, De Orde van Premonstreit in België en in Nederland (2e uitg.; Tongerlo: drukkerij der Abdij, 1928) p. 46; Alph. W. van den Hurk, 'De H. Gerlacus', in: J. Huyben e.a. ed., Met de heiligen het jaar rond, dl. 1 (Bussum: Paul Brand, 1948) p. 112-115; J.A.K. Haas, Inventaris van het archief van het Norbertinessenklooster van Sint-Gerlach (Maastricht: Rijksarchief in Limburg, 1971); J. Gerits, 'Sint-Gerlach van Houthem, beschermheilige tegen ziekten van mens en dier', in: Ons heem 41 (1987) p. 91-92. - Over St. Herman Jozef: Acta Sanctorum. Aprilis Tomus I (Parijs: V. Palmé, 1866) p. 679-719; Levens van de voornaemste heyligen en roemweêrdige persoonen der Nederlanden, dl. 2 (Mechelen: Hanicq, 1827) p. 42-45, als feestdag wordt hier 8 april vermeld; F. Kaulen & H. Ermann, Legende van den Zaligen Herman Jozef (2e dr.; Nijmegen: Malmberg, 1890); Alph. W. van den Hurk, 'De Z. Herman Jozef', in: J. Huyben e.a. ed, Met de heiligen het jaar rond, dl. 2 (Bussum: Paul Brand, 1949) p. 27-29; Michael Bangert, 'Hermann Joseph', in: Lexikon für Theologie und Kirche, dl. 4 (Freiburg etc.: Herder, 1995) k. 1446-1447. Overige bronnen: KDC BiN-dossier Oosterhout; volkskundige vragenlijst 23 (1959); Tilburg, KU Brabant: Brabant-collectie, top. afb. Oosterhout nr. 793, klooster te Breda 1646, nrs. 3743-3747, Blauwe Kamer; mondelinge informatie in 1998 van zr. Regina 't Hoen, archivaris. Documentatie over Catharina, uit de collectie J.A. Bomans, opgenomen in BiN-dossier (acquisitie 2012). |
|
naar het KDC, voor aanvullingen en
commentaar. |