- De kerk zou geen bijzondere betekenis hebben gekregen, als niet in de nacht van 4 op 5 mei 1925 mei enkele inbrekers het tabernakel van het altaar hadden gelicht en meegenomen. De reden voor de diefstal zou kunnen zijn dat veel mensen in Zuidoost-Drenthe, maar vooral de niet-katholieken, meenden dat het geld van de bankenpacht in het tabernakel werd bewaard. - Na de diefstal werd groot alarm geslagen en begon men een zoekactie, waarbij vooral het dagblad De Maasbode voor veel publiciteit zorgde. Het dagblad zond een van zijn verslaggevers, M.J. van den Biggelaar, naar Amsterdamscheveld, niet alleen voor de nieuwsgaring maar tevens om te assisteren bij de opsporing van het tabernakel. Later zou hij dit gebeuren memoreren als zijn mooiste belevenis als verslaggever. Hij werd bijgestaan door de Rotterdamse privé-detective Klok en gaandeweg door een heel team van externe deskundigen waarvan ook Duitse grensbeambten deel uitmaakten. Na de hoogmis op zondag 10 mei liet Van den Biggelaar een grote groep vrijwilligers, ieder voorzien van een puntige stok om in de modder te prikken, de omgeving rond Amsterdamscheveld uitkammen op zoek naar het tabernakel. Omstreeks 17.00 uur werd het in de stromende regen gevonden door twee jongens. Het lag op een plaggenhoop in een sloot, bedekt met veen en zoden, ongeveer 600 meter van de kerk verwijderd. De ciborie was geopend en de hosties lagen door het tabernakel verspreid. Alleen de kelk, die niet heel waardevol was, was gestolen. Onder leiding van de pastoor, P.J. Veltman, en diens collega van Nieuw-Schoonebeek, D. Huurdeman, werd het Allerheiligste in processie teruggebracht naar de kerk. - In het gebed dat pastoor Veltman uitsprak - althans zoals dat is weergegeven in een gedenkboek van het 12,5 jarig bestaan van de parochie - tijdens de hoogmis op zondag 17 mei 1925, wordt de diefstal in verband gebracht met de goddelijke voorzienigheid: 'Hebt Gij die [gruwelijke belediging] niet toegelaten om mij, herder dezer parochie en bewaarder van Uw tabernakel, om mij te dwingen U meer te beminnen, om mijn parochianen aan te wakkeren en aan te sporen tot inniger liefde jegens U in het Allerheiligst Sacrament?' Deze woorden en ook de daardoor ingeleide speciale verering te Amsterdamscheveld tot het sacrament, passen geheel binnen het destijds door de kerkelijke overheid veel gepropageerde streven naar 'eerherstel': het meedoen aan godsdienstige oefeningen ter compensatie van de beledigingen die mensen God aandoen door de zonde. - Na een landelijke inzamelingsactie waarbij vooral De Maasbode weer actief was, werd de kerk voorzien van het nieuwe altaar met tabernakel. - In 1930 lukte het pastoor P.J. Veltman om door bemiddeling van kardinaal van Rossum de zusters franciscanessen missionarissen van Maria naar Amsterdamscheveld te halen. Hun klooster, waaraan ook een school was verbonden, werd naast de kerk gevestigd. De zusters namen de taak op zich om de gelovigen te helpen bij hun oefeningen van eerherstel. Het Allerheiligste werd nu iedere zondag uitgesteld van 14.00 tot circa 17.00 uur en het lag in de bedoeling om tot een altijddurende aanbidding te komen. Zolang het Allerheiligste was uitgesteld, werd er door de zusters gebeden. De uitstelling eindigde met een lof. - Een belangrijke stap in het werk van eerherstel was de oprichting in 1932 van de 'Broederschap van Eerherstel'; een der bestuursleden werd Henri Kuijpers, directeur van De Maasbode. De leden verbonden zich om op de eerste zondag van iedere maand te communiceren en alle donderdagen de mis bij te wonen lof te komen bidden. Alle katholieken van boven de 18 jaar uit het hele land konden lid worden. Door gebrek aan belangstelling is die devotie aan het eind van de jaren vijftig verdwenen. - In de dertiger jaren is er ook een streven geweest om van de eeuwigdurende aanbidding een landelijke zaak te maken, in die zin dat parochies elkaar in een soort estafette zouden afwisselen in gebed. Maar na aanvankelijke successen meldt de pastoor op 15 februari 1937 aan de aartsbisschop, dat deze onderneming toch niet geslaagd is. - Al met al groeide in de Drentse venen een grote devotie tot het H. Sacrament, die mede gestimuleerd werd door het Gezelschap van de Stille Omgang in het dekenaat Klazienaveen. - 25 jaar na het terugvinden van het tabernakel, op 7 mei 1950, trokken weer duizenden naar Weiteveen voor een grootse processie, waaraan overigens, net als bij de Stille Omgang, alleen jongens en mannen mochten deelnemen. De Stille Omgang in ⟶ Amsterdam was op zijn retour en men probeerde de sacramentsverering door het stimuleren van een bedevaart naar Weiteveen nieuw leven in te blazen. Dit initiatief heeft zich echter niet kunnen bestendigen. Na genoemd jaar verminderde de deelname aan de processies; geleidelijkaan werden ze alleen gehouden bij speciale gelegenheden, zoals bijvoorbeeld bij de herdenking dat de zusters 25 jaar in Weiteveen woonden, en bij het brengen van het tabernakel in 1985 naar de kerkhofkapel, de plaats waar het destijds was teruggevonden. - De kapel leent zich voor liturgievieringen in de open lucht, hetgeen echter sinds 1985 niet meer is voorgekomen. Wel was het op zijn minst tot 1996 gebruikelijk dat bij begrafenissen korte tijd werd haltgehouden bij de kapel. - Met het wegbergen van het tabernakel bleek ook de cultus te zijn afgesloten. In de parochiekerk is sindsdien geen speciale verering meer van het sacrament en de zusters legden zich toe op de aanbidding van het sacrament in de eigen kloosterkapel. Begin 1995 werd het klooster opgeheven en verlieten de zusters Weiteveen. De pastor die sinds 1991 dienst deed, was nooit opgevallen dat aan de kerkhofkapel bezoek werd gebracht door vereerders; evenmin dat er bloemen werden gelegd. Wel leefde anno 1996 de herinnering aan de voorbije cultus voort onder veel parochianen en katholieken uit naburige parochies.
|