Boxmeer, Heilig Bloed

Cultusobject: Heilig Bloed Open Street Maps
Datum: Tweede zondag na Pinksteren (Sacramentsdag)
Periode: Ca. 1400 - heden
Religieuze context: Christelijk
Locatie: Parochiekerk van HH. Petrus en Paulus
Adres: Kerkpad 4, 5831 HS Boxmeer
Gemeente: Boxmeer
Provincie: Noord-Brabant
Bisdom: 's-Hertogenbosch
Samenvatting:

De H. Bloedverering te Boxmeer ontstond omstreeks 1400 nadat in de parochiekerk miswijn op het corporale zou zijn gestold tot een rode bloedklomp. Kort daarop begon het bloedmirakel bedevaartgangers te trekken. Met name tijdens de 'Vaartweek', wanneer de H. Bloedprocessies werden gehouden, ging het om grotere aantallen pelgrims uit de wijde omgeving, ook uit Duitsland. Sinds circa 1995 trekt er alleen nog op Sacramentsdag een processie door de straten van Boxmeer en zijn bedevaart en devotie tot het H. Bloed gereduceerd, ten gunste van de folkloristische component van de viering.

Auteur: Auteurs Peter Meurkens, Jeroen van de Ven; bewerking Peter J
Illustraties:
Topografie

- De cultusplaats is de in het centrum van Boxmeer gelegen St. Petruskerk. Deze kerk is voltooid in 1951 en is de opvolgster van een 15e-eeuwse kerk die in de Tweede Wereldoorlog zwaar was beschadigd. Naast de hoofdingang van de kerk bevindt zich de H. Bloedkapel, die in 1953 is geconsacreerd en de bewaarplaats vormt van de H. Bloedreliek. Ook de voorgangster van de huidige kerk kende een bloedkapel, die in 1854 werd aangebouwd.
- Tot de verwoesting van de oude kerk in 1944 werd het H. Bloed bewaard in een speciaal altaar. Het oudst bekende altaar dateert van 1522 en bevond zich in het koor. Dit altaar werd in 1599 afgebroken en bij het hoogaltaar gevoegd. Vanwege de oorlogsomstandigheden werd de reliek toen door pastoor Johannes van Linden tijdelijk geplaatst in het tabernakel van het H. Sacrament. In het H. Bloedkoor werd in 1633 een nieuw altaar gebouwd. Het was gesticht door de Boxmeerse pastoor Antonius Wilhelmus Peelen (1601-1667). In 1670 werd dit altaar vervangen door pastoor Stephanus à Sancto Paulo, de eerste karmelietenpastoor van Boxmeer. In 1900 plaatste men een nieuw H. Bloedaltaar in de kapel die in 1854 speciaal voor het H. Bloed was gebouwd. Dit altaar is in 1944 verwoest.
- In de H. Bloedkapel van de St. Petruskerk zijn enkele gebrandschilderde ramen te zien van Luc. van Hoek die zijn gewijd aan het bloedwonder van Boxmeer. Verder is er een raam van het wonder van A.H.C. van der Hest uit 1953, gemaakt in opdracht van de vriendenkring van het H. Sacrament. 
- In de vroegere parochiekerk stond in het koor de volgende tekst: 'Komt menschen wyt en eer / En valt dyn heer te voet / Gy siet hier te Boxmeer / Nog droppels van zyn bloet'.
- Op 't Zand staat een kapel met rustaltaar, die in 1900 door buurtbewoners werd gebouwd als statie voor de H. Bloedprocessie.
- In 2000, bij gelegenheid van het feest van 600 jaar Boxmeerse Vaart, verleende paus Johannes Paulus II aan de St. Petruskerk de eretitel “Basilica Minor”.  
 

Cultusobject

- Zie over H. Bloed ⟶ Binderen.
- Het corporale, een altaardoek, is gevat in een 17e-eeuwse kristallen cylinder (ostensorium) met zilveren, geornamenteerde zijwanden (15,5 cm hoog en 20 cm breed), werd veelal abusievelijk toegeschreven aan de Boxmeerse edelsmid Rabanus Raab jr. In 1900 heeft de bisschop van Den Bosch, W. van de Ven, de reliek opnieuw geauthentiseerd. De cylinder past zowel in de draagkist van 1482 als die van 1656.
- De cylinder werd vroeger bewaard in een schrijn uit 1482. De afmetingen van het schrijn bedragen 26 bij 18 bij 27 centimeter. Het werd in 1482 geschonken door Jan Gerardszoon van Meer, kannunik te Zutphen, getuige de inscriptie 'D. Gerardus de Meer canonicus Zutphaniensis me fieri fecit et dedit. Anno 1482'. Jan Gerardszoon was een neef van Johan van Cuijlenburg, heer van Boxmeer (1440-1472). Anno 2007 is de reliekcylinder geplaatst in de grote draagkist uit 1656 en permanent uitgesteld in de Bloedkapel van de basiliek, geplaatst op een rood koperen kerk van de hand van J. Bussers.
- Het grote verguld-zilveren en koperen draagschrijn (70 cm hoog en 57 cm breed) werd, blijkens het opschrift, in 1656 aan de karmelieten geschonken door graaf Albert van den Bergh, heer van Boxmeer, en zijn gemalin Marie Magdalena de Cusance. Aan de voorzijde van de draagkist leest men de volgende inscriptie: 'Anno 1656 chronic duplex tessera fidei comitis Alberti et Magdalenae conjugis' ('In het jaar 1656 van de jaartelling deze dubbele blijk van het geloof van graaf Albertus en zijn echtgenote Magdalena'). De reliekdraagkist werd in 1991 gerestaureerd door J. Bussers.
 

Verering

Legende
- In het jaar 1400 zou priester Arnoldus Groen (†1419) tijdens het celebreren van de mis onder de consecratie hebben getwijfeld aan de transsubstantiatie van brood en wijn in respectievelijk het lichaam en het bloed van Christus. Daarop veranderde de wijn in bloed dat over de miskelk op het corporale bruiste. De geschrokken priester kwam onmiddellijk tot inkeer en het bloed veranderde weer in miswijn, met uitzondering van datgene wat op het corporale terecht was gekomen. Dit H. Bloed op het altaardoek stolde tot een rode klomp (ca. Ø 1 cm; in de overlevering: ter grootte van een muskaatnoot).

De 15e en 16e eeuw
- De devotie lijkt enkele jaren na het wonder al een duidelijke statuur te hebben verkregen. Dit kan worden afgeleid uit het gegeven dat hertog Reinoud IV van Gelre al in 1411, op de feestdag van Maria Magdalena, komende vanuit Grave 'sijn bedevaart gereden [heeft] the hilighen bloede'. In de hertogelijk rekening wordt Boxmeer niet expliciet genoemd, maar de context maakt dat wel waarschijnlijk. Verdere gegevens dateren pas weer van enkele decennia later: omstreeks 1450 werd het Boxmeerse Sacramentsgilde tevens naar het H. Bloed genoemd. Aan dit gilde 'van den Heylighen Sacrament ende van den Heylighen Bloede' werden enkele legaten geschonken: in 1454 bepaalde Heynrick van Blytterswijk dat jaarlijks een half malder tarwe aan het gilde moest worden gegeven en schonk hij een gedeelte van het goed Stalenberg; in 1504 liet Henrick van Hommersum vastleggen dat jaarlijks zes en een halve malder tarwe zou worden geschonken; op 25 mei 1508 gaf Barbara van Asselt van Gennep een hoeve onder Bergen (L) aan het gilde, groot 28 kleine morgen.

De 17e en 18e eeuw
- De bewijsstukken met betrekking tot de H. Bloedverering zouden verloren zijn gegaan in 1583 toen Karel van Mansveld de heerlijkheid Boxmeer bedreigde. De bloedreliek werd toen overgebracht naar het veiligere Gennep in Limburg, waar het 11 jaar zou verblijven alvorens te worden teruggehaald (1594). Pastoor Johannes Franssen van Boxmeer (†1620) liet in 1618 bij gebrek aan bewijsstukken een onderzoek instellen naar de oorsprong van de H. Bloedverering. Op 13 juni van dat jaar verschenen enkele van de oudste inwoners van Boxmeer voor de schepenen van het dorp om te getuigen van hun kennis van deze verering. Sommige informatie, zoals die betreffende het oorsprongswonder, hadden zij nog gehoord van hun ouders: resp. vader Verhaegh (geboren omstreeks 1520) en de 'alde moije' van Jaep ten More. Deze oude moeder had ook verklaard dat er 'goede segel en brijven aft waren geweest, maar datt se durch versuijmens der kerckmesters gelijck mehr andere segel ende brijven vercommen waren'. Op 26 november 1631 werd deze akte mede ondertekend door Jacobus à Castro, bisschop van Roermond, waarmee deze de verering officieel erkende. In een visitatieverslag van het bisdom Luik uit 1667 wordt het bloedwonder terloops genoemd. 
- Antonius Wilhelmus Peelen, pastoor te Boxmeer, besteedde omstreeks 1660 veel tijd aan de geschiedenis van het H. Bloedmirakel. Hij maakte aantekeningen over de orale traditie en de devotie rond het H. Bloedwonder in zijn memoriale. En omdat hij, met pauselijk verlof, naast zijn herderlijke taak ook de geneeskunst beoefende, onderzocht hij de wonderbaarlijke genezingen die zouden zijn geschied na verering van de H. Bloedreliek en/of een bezoek aan de Boxmeerse Vaart.
- Er is sprake van een elftal gedocumenteerde genezingen in de 17e eeuw na verering van de H. Bloedreliek en/of bezoek aan de Boxmeerse Vaart: in 1633 genas een vrouw uit Gennep van een schijnbaar ongeneeslijke wond toen zij het H. Bloed vereerde; in 1636 vertelde Anthonius Gerits dat zijn zoon Jantgen na een bedevaart naar Boxmeer genezen was van een breuk; een vrouw uit Gemert die jarenlang leed aan tandpijnen genas in 1639 al snel nadat zij zich op weg had begeven naar de Boxmeerse Vaart; in datzelfde jaar werd een man uit Huissen (Gld.; toentertijd Kleefs) genezen van een groot gezwel onder de kin nadat hij de belofte had gedaan naar Boxmeer ter bedevaart te gaan; in het jaar 1642 genas een lam, stom en epileptisch kind nadat zijn begeleiders een offer in was en geld hadden gegeven aan het H. Bloed en in gebed waren verzonken; de zoon van ene Jozef Potu werd in 1644 bevrijd van bloedstorting na met zijn ouders in de Vaartweek te Boxmeer het H. Bloed te hebben vereerd; in 1693 genas Jan Deynen uit Vortum van een pijnlijke oogziekte nadat hij op een avond de gelofte had gedaan om het H. Bloed te Boxmeer te gaan bezoeken; een baby uit Sambeek genas van een breuk toen de moeder beloofde net zoveel rogge aan het H. Bloed te offeren als haar kind woog; een man uit Sambeek werd genezen van bloedloop toen zijn vrouw de belofte deed een pond was te offeren ter ere van het H. Bloed van Boxmeer; een meisje uit dezelfde plaats werd in 1699 genezen van drie wonden in haar borst toen zij haar belofte om een menselijke gestalte in was aan het H. Bloed te offeren, gestand deed; en in 1699 genas een jongetje uit Vortum van blindheid nadat zijn moeder had beloofd een hoeveelheid rogge te offeren die overeenkwam met het gewicht van haar zoontje.
- Pastoor Peelen, zelf geboren te Boxmeer, droeg als laatste seculiere pastoor de bediening van de parochiekerk omstreeks 1660 over aan de karmelieten, die in dezelfde periode (1653) een klooster te Boxmeer hadden gevestigd, als schenking van graaf Albert van den Bergh. Daarmee kwam het beheer van de bloedcultus in handen van de karmelieten.
- Toen op 31 juli 1794 de heerlijkheid Boxmeer door Franse soldaten bedreigd werd, besloot men de H. Bloedreliek in veiligheid te stellen. De reliek werd ingemetseld ten huize van metselaar J. van Oeffel. Zij werd nadien nog eens vier keer door de Karmelieten ingemetseld, te weten in november 1796, op 7 december 1797, op 24 mei 1799 en op 14 januari 1800. Na de Franse overheersing schijnt de belangstelling voor het H. Bloedwonder tijdelijk afgenomen te zijn. In 1821 werd al weer gesproken over 'menigvuldige vreemdelingen' die op de Vaart afkwamen.

De 19e en 20e eeuw
- In een optekening van A.F. van Beurden over de Boxmeerse Vaart in de late 19e eeuw beschrijft hij ook de voorbereidingen voor de vieringen en processies. Zo werden de grote banken uit het middenschip en de banken uit de zijbeuken tijdelijk verwijderd, omdat de oude parochiekerk voor de vele pelgrims anders veel te klein zou zijn. Vervolgens plaatste men midden in het schip onder een gouden troon de H. Bloedreliek. In de zijbeuken stelde men relieken van St. Donatus op en er werd een Mariabeeld geplaatst. In het oude hoofdaltaar opende men het middenstuk schuinweg en er werd, naar oud gebruik, een provisorisch altaar voor gebouwd, waarvoor een beeld stond van een priester die de mis leest. 
- In de late 19e eeuw werden in de parochiekerk door pelgrims wassen voorwerpen geofferd die zij buiten de kerk aan een kraampje hadden gekocht. De voorwerpen hadden de vorm van een been, arm, hoofd en dergelijke en werden geofferd in de hoop aan het betreffende lichaamsdeel te worden genezen. 
- In deze periode ontving Boxmeer in ieder geval jaarlijks ook een grote bedevaartprocessie uit Amsterdam. Deze processie vierde in 1900 haar vierde lustrum. Tijdens het 500-jarig jubileum in 1900 verschenen vele groepsbedevaarten uit Nederland naast enkele buitenlandse (zie De Vaart). De plaatselijke scholen hadden tot 1965 tijdens de Vaartweek vrijaf. 
- In het interbellum was de verering vooral een regionale gebeurtenis, met een schema van de dagen in de vaartweek waarop de bewoners van de buurdorpen verwacht werden. In een in 1940 gehouden radiospeech vertelt de karmeliet Titus Brandsma (gest, 1942, heiligverklaard in 2022) echter hoe gedurende de Vaartweek duizenden vereerders uit Brabant, Limburg, Utrecht en Overijssel naar Boxmeer komen om deel te nemen aan een van de dagelijkse sacramentsprocessies.
- Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd de reliek opnieuw bedreigd en ondergebracht bij de karmelieten in Oss.
- De karmelieten te Boxmeer wensten na afloop van de Tweede Wereldoorlog een verlevendiging van het eucharistisch leven en de verering van het H. Bloed waarbij de nadruk moest komen te liggen op het 'Eerherstel voor het vele kwaad Hem juist in zijn Liefde Sacrament aangedaan'. Dientengevolge heetten de processies in de vaartweek dan ook 'processies tot eerherstel'. 
- In juni 1946 werd zesmaal het door pastoor A. van Delft geschreven H. Bloedspel opgevoerd. Ook later vonden er toneeluitvoeringen plaats tijdens de vaart-week, zoals 'De blinde bergbeklimmer' van Ivo van Dinther, gespeeld in 1959.
- In de jaren negentig van de 20e eeuw werd de voornaamste groep bedevaartgangers gevormd door Duitsers uit de grensstreek. Zij gedachten op vaartzondag het H. Bloedwonder met een vooraf voor hen gehouden mis. In 1995 ging het om enkele honderden personen gaan, waaronder een georganiseerde groepsbedevaart uit Kevelaer. Daarnaast was er een enthousiaste kleine groep bedevaartgangers uit de regio en vereerden sommigen de monstrans met de reliek met een kus: ofwel na afloop van de mis bij de opening van 'de Vaart', ofwel op zondag na afloop van de processie. Het aantal vereerders dat de reliek kuste, bestond in dat jaar uit ongeveer 80 personen. De pastoor van de parochie bood de reliek ter verering aan nadat hij zich ontdaan had van de liturgische kleding die hij droeg bij de mis.
- De seculiere clerus van het bisdom en de karmelieten benadrukken op vaartzondag in plaats van het H. Bloedwonder vooral het op die dag te vieren feest van het H. Sacrament. 

De Vaart
- Tenminste vanaf de 17e eeuw werden er te Boxmeer bloedprocessies gehouden. De draagkist uit 1656 verwijst hiernaar, terwijl verschillende 17e-eeuwse verslagen van wonderbaarlijke genezingen over de Vaart spreken. Maar pas in de 19e eeuw verschijnen er beschrijvingen van de volledige enscenering van de vaart als achtdaagse viering.
- Wellicht dateert de uitgekristalliseerde vorm van de Vaart uit de tweede helft van de 19e eeuw. Een laat 19e-eeuwse publicatie over 'Het Mirakel' begint niet toevallig met een citaat uit de encycliek 'Quanta Cura' uit 1864 van Pius IX, waarin deze paus het eerherstel en 'het Vereeren van het H. Sacraments des altaars' als remedie tegen de goddeloosheid en godsloochening aanbeveelt. Beschrijvingen uit 1870 en 1884 duiden op een aanzienlijke belangstelling, met massale deelneming van bedevaartgangers van elders. Op 25 augustus 1883 deed bijvoorbeeld de Amsterdamse Processie naar O.L. Vrouw in 't Zand te Roermond op de terugweg Boxmeer aan. Volgens de Kerkelijke Courant was

'geheel de weg [...] tot aan de kerk met frisse bloemen en heerlijk groen bestrooid. (...) De kaars door de pelgrims te offeren werd door 6 Amsterdamse bruidjes overgenomen en kerkwaarts gedragen, een groot aantal bruidjes uit Boxmeer voegden zich bij de Amsterdamse, een achttal vanen werd ontrold, één daarvan opende de optocht, terwijl de anderen zowel de stoet der bruidjes als de harmonie omgaven.'

- Het hoogtepunt van de verering lag in 1900, ter gelegenheid van het 500-jarig bestaan. De vaartweek werd dat jaar als volgt gevierd. Op de zaterdag voor Sacramentsdag (de tweede zondag na Pinksteren) werden het Boxmeerse octaaf en de Vaart plechtig geopend met de vespers (14.00 uur). De processie trok in die week, nadat er een predikatie was gehouden, tweemaal met de H. Bloedreliek door de straten van Boxmeer: op Sacramentsdag voor de bedevaartgangers en op dinsdag voor de parochianen en mensen uit de directe omgeving van Boxmeer. De zondag daarop, de derde zondag na Pinksteren, werd de Vaartweek plechtig besloten. Er werd een Te Deum gezongen en afsluitend trok men nog in korte processie rond de parochiekerk. Iedere dag in het octaaf werden vespers en lof gehouden (15.00 uur), terwijl de bedevaartgangers na de vespers steeds het H. Bloed konden vereren.
- In 1900 hebben in de maanden juni tot september tenminste 11.540 bedevaartgangers Boxmeer in georganiseerd verband bezocht om de reliek te vereren. Zij waren afkomstig uit de volgende plaatsen en telden de volgende aantallen:
Ottersum (Pensionaat Maria Roepaan, 150 Duitse meisjes); Rotterdam (400); Kevelaer (D, 1200); Neerasselt en Balgoy (400); Cuyk (300); Schiedam (400); Demen en Dieden (100); Den Bosch en omstreken (800 leden van de Broederschap der H. Familie); Amsterdam (700); Utrecht (1150); opnieuw Amsterdam (650); Leiden (700); Amersfoort (1200); Zwaag (300); Blerick (300); Venray (40 weesmeisjes); Haarlem en Ronde Venen (600); Oudewater (300); Purmerend (300); Lith (350); Westland (1200). 
Overigens kwamen zeker negen van deze 21 bedevaartgroepen, waaronder de eerste Amsterdamse, onder leiding van Kevelaerbroederschappen en waren zij op doorreis naar deze bedevaartplaats. Er kwamen ook bedevaartgangers elders uit Duitsland en uit Frankrijk.
- De route ging omstreeks 1900 vanaf de parochiekerk door de Steenstraat, rechtsaf richting het Weijerklooster van de zusters van J.M.J. (Jezus-Maria-Jozef; in Boxmeer de 'zusters van De Weijer' genoemd), vandaar via de Veerstraat naar 't Zand met het rustaltaar, vervolgens in zuidelijke richting langs de Van Sasse van Ysseltstraat wederom naar de Steenstraat en eindigde in de parochiekerk. Een andere route volgde de Steenstraat tot aan de ⟶ Rochuskapel en vandaar via het klooster naar 't Zand. 
- Omstreeks 1925 was er nog steeds veel bedrijvigheid met verschillende processies. De jeugd werd gemobiliseerd om met vaantjes, lantaarns en lovertjes de processie op te luisteren. De zusters van De Weijer deden hun best om de jeugd uit te dossen. 'Blauw- en roodmannekes', 'bruidjes met baartjes', 'palmwuifsters', 'edelknapen' en een 'maagdengroep' liepen mee in de processie. Voor het meelopen moest overigens, naar een informante in 1995 meedeelde, omstreeks 1930 een kwartje per kind betaald worden. 'Stoere mannen droegen de enorme vaandels en de gildebroeders schreden manhaftig, beschermend voort'. Verder trokken mee: alle kerkelijke verenigingen, enkele harmonieën en een zangkoor, bidders van de rozenkrans, de zusters van De Weijer met hun pensionaatsmeisjes, 'religieuze kasteelvrouwen', en 'ook de Carmelieten, broeders, novicen en paters in hun wapperende witte mantels'. 
- Oude foto's tonen het geringe aantal toeschouwers van de Vaart: inwoners en pelgrims werden geacht mee te lopen. Eind 20e eeuw was de optocht een zaak van kindergroepen, verenigingen en een klein aantal bedevaartgangers, terwijl er een groot aantal toeschouwers is. In de beschrijvingen uit de jaren 1850-1945 wordt het grote aantal personen van elders vermeld die reeds vanaf zaterdag te voet toestroomden en dan voor overnachting ingekwartierd werden. Bij de tocht op dinsdag meldden zich met paardensjees de boeren uit de omtrek. In de verklaringen van de situatie in de jaren vijftig en zestig van de 20e eeuw wordt het grote aantal bedevaartgangers uit Duitsland als eerste genoemd. Sinds 1965 is de Vaart beperkt tot een eenmalige tocht op 'vaartzondag'.Vanaf ca. 1990 werd het gebruikelijk dat plaatselijke en van elders afkomstige vereerders bij de stoet aansloten, al dan niet met eigen liederen en gebeden.  
- De organisatie lag volgens 19e-eeuwse bronnen in handen van de karmelieten. Maar in de 20e eeuw, met name sinds het interbellum, zijn het de zusters van J.M.J. geweest, vanaf 1865 gevestigd in Boxmeer, die een deel van de organisatie - met name het samenstellen en kleden van de kindergroepen - op zich hebben genomen. In de jaren vijftig en zestig stonden zij onder de bezielende leiding van zuster Martha. In de jaren zestig trad er echter ook een zekere kentering op: omdat de zusters zich terugtrokken uit Boxmeer, namen ook de belangstelling voor en de deelname aan de Vaart af. De vaart werd soberder, met minder processies en minder publieke luister; bovendien bleken de jongere Boxmeerse karmelieten meestal geen propagandisten meer voor mirakel en processies. Toen de Vaart omstreeks 1970 bijna geheel vervallen was, kwam de organisatie in handen van een werkgroep, waarbij de heer C. Thijssen het voortouw nam. Sindsdien is de Werkgroep Boxmeerse Vaart (zoals het Boxmeers Weekblad van 7 juni 1995 meldt) zeer actief bij het voorbereiden van de tocht. In deze werkgroep zitten vertegenwoordigers van de basisscholen (ook de niet-katholieke), de buurtvereniging van dat deel van Boxmeer waarlangs de processie trekt, de 'Vaart-Rozen' (vrouwen die het gehele jaar door voor de kleding en attributen van de processie zorgen), de 'Engelenwerkgroep', de Werkgroep St. Petruskerk, de collectanten en de pastores. Het gezelschap omvat zo'n veertig tot vijftig personen. Een belangrijke rol spelen de basisscholen via welke de kinderen worden aangemeld om mee te lopen. Deze formule sloeg aan, omstreeks 2020 was de processie maar liefst 1 km lang.
- De moderne processieroute is korter dan de route die omstreeks 1900 werd gelopen. Het stuk langs gemeentehuis en Weijerklooster is afgesneden. In 1981 moest de processie komen te vervallen vanwege een toeristisch gildefeest. De gilden gaven hier hun voorkeur aan en konden zodoende hun bijdrage aan de Vaart niet leveren.
- Volgens een brochure die in 1992 tijdens de Vaart werd verstrekt, was de processie als volgt opgebouwd:

'De suisse, de ordebewaker in de kerk en de baanbreker voor de processie, loopt uiteraard voorop. Het kruis met de misdienaars is een klein overblijfsel van de oude H. Hartgroep. De Gildegroep en de predikers zijn in de laatste plaats gekomen voor de groep van Aloysius en Theresia. De daarna volgende groep is in hoofdzaak gelijk aan die uit de oude jaargangen. Alleen de Mariasoldaatjes van toen heten nu 'edelknapen' en blauwmennekes. Allen gekleed in de oude traditionele Maria kleur. De rozenkransgroep en de derde orde zijn geheel vervallen. Daarvoor in de plaats is een gebedsgroep gekomen. Volledig intact is uiteraard de H. Bloedgroep mét het Bloedsvaan - uit 1900 - en de diverse groepen in rode kleding zoals de fameuze rood mennekes, wierookzwaaiers, H. Bloedsgilde met in hun midden de kostbare relikwie en de edelknapen; alleen de inbreng van de zusters van het Kasteel is in deze groep weggevallen. De oude vaandelgroep is vervangen door een kleine groep met zes geheel nieuwe vaandels, die het scheppingsverhaal voorstellen. De groep van de H. Familie is geheel verdwenen en daarvoor is niets in de plaats gekomen. De grootste groep was en is die van het H. Sacrament; de symbolen wijn en brood worden rijkelijk uitgebeeld door de korenaren, de druiven- en broodjesgroep met inbegrip van de kruikendraagsters. De schilden die vroeger met elke groep werden meegedragen, worden thans in één groep voor de Sacraments-groep uitgedragen. Van oudsher lopen de diverse groepen bruidjes mee die verspreid hun plaats krijgen in de Vaart, een vertederend gezicht. Zij geven nog méér kleur aan de reeds door de bevolking, met groen, bestrooide straten. De Boxmeerse Harmonie sluit de Boxmeerse Vaart. Traditioneel wordt de Vaart in de Petruskerk ontbonden, waar nog enige volkszang ten gehore zal worden gebracht'.

- Karakteristiek voor de Boxmeerse Vaart is het zogenaamde 'beieren'. Behalve het beieren tijdens de traditionele opening van de Vaart op zaterdagavond (19.00 uur), wordt ook tijdens de processie tot aan het rustaltaar op 't Zand gebeierd. Na een korte plechtigheid op het rustaltaar wordt de processie vervolgd en gaat ook het beieren weer verder tot aan het einde van de ommegang.
- Op zaterdag 17 juni 1995 werd de Boxmeerse Vaartweek geopend met het beieren en met het binnenvoeren en de uitstelling van de H. Bloedreliek in aanwezigheid van het H. Bloedgilde (19.00 uur). Na de eucharistieviering op Sacramentsdag (18 juni) trok rond 11.00 uur de anderhalf uur durende processie door de straten van Boxmeer. Aan de processie werd, behalve door het H. Bloedgilde, het St. Jansgilde uit Gassel en het St. Antoniusgilde uit Sambeek, verder deelgenomen door 35 processiegroepen. De route van de processie was: de St. Petruskerk, Steenstraat, Veerstraat, de kapel St. Jan Nepomuk op 't Zand (met zegening aan het rustaltaar), Van Sasse van Ysseltstraat, Steenstraat, St. Petruskerk.
- In de voorbereidingsperiode geschiedde de werving van kinderen via de basisscholen. Gelegenheid voor het passen van kleding was er op woensdagmiddag voorafgaand aan de Vaart. 'De werkgroep Boxmeerse Vaart beschikt over meer dan 1000 kostuums, die stofvrij zijn opgeborgen op de zolder van basisschool de Weijerhof, de school die bij het voormalige JMJ klooster hoorde. De aanwonenden krijgen het verzoek op de vaartzondag de vlag uit te steken en bloemen te strooien. De buurtvereniging verzorgt het rustaltaar, de zuilen en de versieringen langs de weg', aldus het Boxmeers Weekblad van 7 juni 1995. Het aantal deelnemende karmelieten, was dat jaar, een novice inbegrepen, niet hoger dan vier, een minderheid van de totale kloosterpopulatie.
- De kinderen werden na afloop getracteerd op de 'vaartmop', een koek volgens geheim recept van een plaatselijke bakker. 
- De Boxmeerse Vaart kende anno 1995 ook een folkloristische inslag. De Werkgroep Boxmeerse Vaart legde meer de nadruk op historische dan op devotionele elementen. De groei van het folkloristische en daarmee het toeristische aspect van de processie heeft volgens vaartmeester Wim Goossens een positief effect gehad: van 2000 toeschouwers rond 1980 naar 10.000 in 2018 en van 34 naar 275 vrijwilligers en dragers van ornamenten. De collecte onder de toeschouwers is daarmee ook gestegen. Elk jaar komen nog 150 Duitse pelgrims in voetbedevaart naar Boxmeer op de Vaartzondag.
- In het jaar 2000 kon het 600-jarig jubileum worden gevierd met een extra uitbundige 'Vaart'. Bisschop Hurkmans was de celebrant op Vaartzondag 25 juni. Een historische tentoonstelling werd samengesteld en daarnaast werd een 'eigentijd' Vaartspel 'Het Mysterie' van de hand van Kees Ligtelijn opgevoerd. Op de tweede vaartzondag, 2 juli, werd de viering gesloten. Ter gelegenheid van dit jubileum was de Petruskerk op 25 oktober 1999 door het Vaticaan tot basilica minor verheven. Een uitgebreid jubileumboek kwam na afloop tot stand met ook foto's van de jubileumvaart.
- Nog steeds blijkt de bereidheid groot om zich in te zetten voor de processie: van kinderen in de processie tot alle verdere vrijwilligers die door het jaar heen zich met de kleding en rekwisieten bezig houden om het geheel "zo authentiek mogelijk" er te laten uitzien. Hoezeer in de 21e eeuw het processiegebeuren al lang geen louter kerkelijke aangelegenheid meer is, blijkt wel uit het feit dat in oktober 2012 de Boxmeerse vaart werd uitgeroepen tot Nationaal Immaterieel Cultureel Erfgoed. Een jaar later werd, voortkomend uit een particulier initiatief en met steun van de Stichting Toerisme en Recreatie Boxmeer, de processieroute gemarkeerd met zes bronskleurige beelden, vervaardigd door het echtpaar Jean Bremers en Marianne Deiman: de Engel' de Wierookzwaaier, het Bruidje, de Blauwe edelknaap, het Blauw Menneke en de Keizer van het gilde.

Aflaten
- Paus Clemens XI (1700-21) en Benedictus XIV (1740-58) verleenden een aflaat gedurende het octaaf van het H. Bloed aan de vereerders van de H. Bloedreliek.
- Op 25 mei 1854 verleende paus Pius IX (1846-78) een volle aflaat aan al diegenen die op de derde donderdag van elke maand het H. Bloed te Boxmeer komen vereren.
- Op 27 april 1888 verleende Leo XIII (1878-1903) een volle aflaat gedurende het gehele jaar aan alle vereerders van het H. Bloed plus eenmaal op de eerste zondag van juli wanneer het feest van het H. Bloed van Jezus gevierd wordt.

Broederschappen
- Onder invloed van de groeiende verering van de bloedreliek werd omstreeks het jaar 1450 het Sacramentsgilde, dat al bestond in 1421, omgedoopt tot H. Bloedgilde. Op 8 mei 1687 schijnt het gilde heropgericht te zijn. In 1839 werd het H. Bloedgilde bij gebrek aan leden (nog maar acht) opgeheven. In 1921 is het echter heropgericht.
- Op 11 september 1883 werd door de pastoor van Boxmeer de Broederschap van het Kostbaar Bloed opgericht.

Materiële cultuur

- Algemeen: 1 In het carmelietenklooster te Boxmeer bevindt zich een gebrandschilderd raam waarop een priester aan het altaar te zien is die verschrikt de handen heft bij het zien van de overbruisende miskelk; het aanwezige kerkvolk knielt in ontzetting. Het raam is vervaardigd door Abraham van Diepenbeke en werd in 1684 ten geschenke gegeven door de bevolking van Diksmuide (B), dat tot de bezittingen van de heer van Boxmeer behoorde; 2 in het klooster hangt tevens een 18e-eeuws doek (85 x 170 cm) dat de priester aan het altaar, het klooster, de kerk en het kasteel van Boxmeer weergeeft; 3 devotiekastje in de vorm van een kruis, ca. 1900, waarin achter glas een overstromende miskelk van papier te zien is. Daarboven bevindt zich een Veronicadoek van was. Waarschijnlijk werd dit type devotiekastje vervaardigd door nonnen uit een van de Boxmeerse kloosters: de carmelietessen of de zusters van J.M.J. Coll. P.J. Margry; 4 papieren zakje met reliek aangestreken aan de reliek van het H. Bloed (65 x 20 mm; 1900); coll. Catharijneconvent Utrecht nr. rmcc v00291.04a; 5 reliekschilderijtje (10 x 15 cm) van papier en glas uit ca. 1950 met een zilverpapieren kelk waaruit bloed stroomt en de tekst dat het is aangestreken aan de reliek van het H. Bloed van Boxmeer; coll. Museum voor Religieuze Kunst Uden, nr. MRK 1982; 6 in het Kasteelmuseum Boxmeer is een pop te zien, uitgedost als processieschildknaap van omstreeks de eeuwwisseling (1995). 
- Vaandels: 1 het H. Bloedvaandel, dat stamt uit het jaar 1751, wordt tegenwoordig tentoongesteld in het gemeentehuis van Boxmeer; 2 in 1900 werd dit banier vervangen door een nieuw vaandel, dat deze datering draagt en nog jaarlijks in de processie wordt meegedragen; 3 in 1990 werd door het H. Bloedgilde een nieuw H. Bloedvaandel in gebruik genomen.
- Medailles: 1 2,4 x 1,9 cm, rood koper, ovaal; Maria met kindje Jezus, in rechterhand lelie en scapulier met letters MR en monogram, randschrift: 'Decor carmeli'; kelk met opbruisend bloed, randschrift: 'Mirakuleus H. Bloed te Boxmeer 1400'; coll. Catharijneconvent Utrecht nr. ABM m01279a; 2 2,2 x 1,8 cm, geel koper, ovaal (H. Maagd met Jezuskind, in rechterhand scapulier met letter R, opschrift: 'Moeder en luister van karmel'; keerzijde: kelk waaruit H. Bloed stroomt, randschrift: 'Mirakuleus H. Bloed te Boxmeer 1400'; 3 2,3 x 2 cm, verguld koper, ovaal; Maria met Jezuskind, gekroond, rechterhand met scapulier onder kroontje, opschrift: 'Moeder en luister van karmel'; keerzijde: kelk met uitstromend H. Bloed, randschrift: 'Mirakuleus H. Bloed te Boxmeer 1400'; 4 bronzen jubileumpenning Amsterdamse bedevaart naar Boxtel uit 1905, ovaal; op de voorzijde de miskelk waaruit het H. Bloed stroomt, randschrift: 'Miraculeus H. Bloed te Boxmeer anno domini 1400'; keerzijde: '25 jubilaeum Amsterdam-Boxmeer 1880-1905'; coll. Noordbrabants Museum nr. 4240/4242; 5 idem als 4 in coll. Catharijneconvent Utrecht nr. rmcc poo119 (41 x 29 mm).

Devotioneel drukwerk
- Bedevaartboekjes: 1 Beschryvinge van het H. Bloed, rustende in de parochiale kercke van Boxmeer. Hier by eene chronycke aengaende de parochie van Boxmeer, wegens eenige kerckelyke saecken, en andere geschiedenissen etc. (z.p. [vierde kwart 18e eeuw]); 2 G.J. Engelkamp, Verhaal van 't wonderlijk mirakel des Heilig Bloeds, te Boxmeer geschied in 't jaar 1400: met de litanie en des zelfs en andere gebeden (Diest [ca. 1800]); 3 Verhaal van het Mirakel des Heiligen Bloeds, geschied te Boxmeer in het jaar 1400. Met Gebeden (Sint-Michielsgestel: Instituut voor Doofstommen, 1881); 4 Bedevaart Boxmeer (z.p. [1886]; 5 Bedevaartlied van het Heilig Bloed van Boksmeer (Helmond z.j.); 6 Het Mirakel van het Heilig Bloed te Boxmeer; zijne Geschiedenis, Beteekenis en zijne Vruchten. Met Litanieën en Gebeden, door een R.K. priester (Breda: van Wees, [1889]); 7 De pelgrim: processie- en devotieboekje voor de pelgrims der Ronde-Venen naar Brielle, 's Bosch, Kevelaer en Boxmeer (Utrecht: Abels, 1891); 8 Verhaal betreffende het Mirakel van het H. Bloed te Boxmeer in het jaar 1400, met litanie en gebeden (Boxmeer: Stumpel-Hermans, 1892); 9 G. Wessels, Het Mirakel van het Heilig Bloed te Boxmeer; Geschiedenis, Gebeden en Litanieën (2e verm. dr., Boxmeer: Schoth, 1899; 3e dr., Boxmeer: Carmelietenklooster, 1900; 5e dr., Boxmeer: Carmelietenklooster, 1910); 10 Das Wunder des hl. Blutes in Boxmeer im Jahre 1400, nebst Gebets-Anhang (Kevelaer 1900); 11 F. Willems, Devotieboekje, ten gebruike van het Heilig Bloed te Boxmeer (Boxmeer: Schoth, 1933); 12 H. Schwering, Handboekje voor de vereerders van het H. Bloed te Boxmeer (Boxmeer: Schoth, 1953); 13 Die Verehrung des kostbaren Blutes in Boxmeer (Holland) (Mainz am Rhein: Patres Karmeliten, 1961).
- Bedevaartvaantjes:1 uit het begin van de 18e eeuw dateert een bedevaartvaantje met kopergravure van de processie. Het onderschrift luidt: 'Het H. en Mirakeleus Bloet d'welck door die Paters Onze L. Vrouwe Broeders bewaert wort inde Parochie Kercke van Boxmeer'; 2 er bestaat een laat 19e-eeuwse variant van dit vaantje, uitgegeven door Arn.H. Molmans en E. Korbmacher te Boxmeer; 3 in 1990 is een reprint van het 18e-eeuwse vaantje gemaakt naar aanleiding van de tentoonstelling 'Volksdevotie' in het Museum voor Religieuze Kunst te Uden; 4 vaantje (ca. 38 x 30 cm), vierkleurensteendruk met bloemrand waarin de tekst 'Andenken an Boxmeer' (Boxmeer: Arn. H. Molmans, [1900]), teksten in het Duits, voorstellingen: H. Bloedlogo, H. Bloedaltaar, carmelietenklooster, parochiekerk waarnaar (vanuit de rechteronderhoek) de processie voert, aanzicht Steenstraat-parochiekerk, reliekcylinder, vooraanzicht van de draagkist van het reliekschrijn, 't Zand, achteraanzicht reliekschrijn; coll. Jan Cunenmuseum Oss; 5 vaantje, ontwerp Th. Elfrink (Oosterbeek: H. Herkuleyns, 1948): reliek (bovenzijde), drie engelen dragen de reliek, een processie met bedevaartgangers. Zie voor de nrs. 1, 2, 4 en 5 onder Bronnen Van der Linden, Bedevaartvaantjes (1986) p. 75-76, nrs. B59a, B61, B61a, B61b, B62. 
- Prentjes: 1 devotieprentje, 10,5 x 7 cm, vierkleurendruk, vervaardigd door Carl Poellath: het bloedwonder; erboven Christus' Heilig Hart (Schrobenhausen ca. 1900); 2 devotieprentje, 12 x 7,5 cm, vierkleurendruk, vervaardigd door C.M. Beltz-Hillenaar: centraal de miskelk die overstroomt, eromheen allerlei kerkelijk vaatwerk ('s-Hertogenbosch [ca. 1920]); ook met kantrand; 3 devotieprentje, 10 x 6 cm, ca. 1930, C. M. Beltz-Hillenaar, met een kleurenafbeelding van een overstromende miskelk, omgeven door bloemen ('s-Hertogenbosch [ca. 1930]); 4 devotieprentje, 10,5 x 7 cm, kleurendruk: het bloedwonder; erboven een overstromende miskelk (Boxmeer: F. Schoth, [ca. 1930]); ook met kantrand; 5 devotieprentje, 10,5 x 7 cm, zwart-wit: het bloedwonder; erboven Christus' Heilig Hart (z.p. [ca. 1950]); 6 devotieprentje, 11 x 7,5 cm, ca. 1990, met een zwart-wit voorstelling van een neogotisch reliëf van het in 1944 verwoeste bloedaltaar in de St. Petruskerk dat het bloedwonder verbeeldt.
- Affiches: 1 aanplakbiljet, eind 18e eeuw: 'Vollen aflaet op de solemnele feeste van het H. Bloedt Iesu Christi'; 2 Vaartaankondiging uit 1995 in rode druk met als afbeelding het Diepenbekeraam.
- Foto's en ansichtkaarten: 1 in de jaren negentig werden er in de kerk foto's verkocht van de 18e-eeuwse cylinder met de reliek en van het 17e-eeuwse draagschrijn; 2 tevens was er een ansichtkaart te koop met het H. Bloedraam in het carmelietenklooster van A. van Diepenbeke, geplaatst in 1684; 3 ansichtkaart (14 x 8,8 cm) van de Vaart (tekst: 'Processie, Boxmeer') met 10 uitklapbare kleine (ca. 7,5 x 5 cm) processiefoto's, ca. 1930; coll. Jan Cunenmuseum.
- Toneelspel: A. van Delft, H. Bloedspel van Boxmeer (Boxmeer: Schoth, 1946).
- Brochures: 1 Miraculeus H. Bloed van Boxmeer ([z.p.]: Vereniging van het Miraculeus H. Bloed van Boxmeer, gevestigd te Nijmegen, [ca. 1930]), met informatie over de geschiedenis, de vaart-week, de Aartsbroederschap van het H. Bloed, een noveengebed en twee liederen; 2 Viering Vaartweek. Boxmeer 1959 (z.p. 1959) met informatie over het toneelstuk 'De blinde bergbeklimmer' van Ivo van Dinther, gespeeld tijdens de Vaartweek; 3 Boxmeerse Vaart (z.p. [ca. 1990]; A4-formaat) met informatie over de Vaart en een zwart-wit afbeelding op de voorzijde van het Diepenbekeraam; 4 H. Bloedkapel - Boxmeer (z.p. [ca. 1990]; half A4-formaat) met informatie over de verering, de kapel, een gebed en een zwart-wit afbeelding op de voorzijde van het Diepenbekeraam; 5 Pierre Mesters & Sixtus Scholtens, Karmelklooster, Parochie- en Bedevaartskerk Boxmeer (Regensburg: Verlag Schnell & Steiner, 1995; Duitse tekst!)

 

Bronnen en literatuur

Archivalia: Boxmeer, Nederlands Karmelitaans Instituut: archief van het H. Bloed. Maastricht, Rijksarchief in Limburg: archief van de bisschoppen van Roermond 1559-1801, port. 80, nr. 52, H. Bloedbroederschap, nr. 62, genezingen te Boxmeer 1683-1703. Tilburg, Katholieke Universiteit Brabant: Brabant-Collectie, KHS A5a, H. Bloedspel, KHS C176, parochiekroniekje A.W. Peelen, ca. 1666, devotieprentjes, sign. ML/131.21 Box (1), ML/131.21 Boxm (2). Den Bosch, Bisdomarchief: Diocesane Commissie Kerkelijk Kunstbezit, parochie HH. Petrus en Paulus Boxmeer. 

Literatuur:Matthias Pauli, Acht historiën van het Heylich Sacrament van Mirakel (Antwerpen: J.F. van Soest, 1747) nr. 8; A.J. van der Aa, Aardrijkskundig woordenboek der Nederlanden, dl. 2 (Gorinchem: Noorduyn, 1840) p. 648-649; C.R. Duljé, Geschied- en aardrijkskundige bijzonderheden van de voormalige heerlijkheid Boxmeer, met St. Anthonis en het halfheerige Sambeek, benevens van de meeste plaatsen in het Land van Kuik (Gennep: Noman, 1852) p. 81-85; L.H.C. Schutjes, Geschiedenis van het bisdom 's-Hertogenbosch, dl. 3 (St. Michielsgestel: Instituut voor Doofstommen, 1872) p. 330-331; 'Het wonder van het H. Bloed te Boxmeer omtrent 1400', in: Volksmissionaris 4 (1883) p. 30-33; Kerkelijke Courant, 25 augustus 1883; Ferdinand, 'Het Boxmeersch mirakel van het H. Bloed', in: Volksalmanak voor Nederlandsche katholieken 33 (1884) p. 159-177; Bedevaart Boxmeer (z.p. 1886); Neerlandia Catholica of Het Katholieke Nederland. Ter herinnering aan het Gouden priesterfeest van Z.D. Paus Leo XIII (Utrecht: P.W. van de Weijer, 1888) p. 451; A.F. van Beurden, Chroniek van Boxmeer van af het jaar 1269 tot 1889 (Roermond: Van der Marck, 1889) passim; Het mirakel van het Heilig Bloed te Boxmeer: zijne geschiedenis, beteekenis en zijne vruchten; met litanie en gebeden (Breda: Van Wees, 1889); A.F. van Beurden, De zusters van het Gezelschap J.M.J. te Boxmeer, 1865 - 1890 (Roermond 1890); Verhaal betreffende het mirakel van het H. Bloed te Boxmeer in het jaar 1400, met litanie en gebeden (Boxmeer: Stumpel-Hermans, 1892); J. Habets, Geschiedenis van het tegenwoordig Roermond en van de bisdommen, die het in deze gewesten zijn voorafgegaan, dl. 3 (Roermond, 1892) p. 148-149; A.F. van Beurden, 'De vensters en schilderingen van het carmelietenklooster te Boxmeer', in: Taxandria 1 (1893) p. 59; M.A. Snoek, 'Drie penninkjes van het mirakel van het Heilig Bloed te Boxmeer', in: Tijdschrift van het Nederlandsch genootschap voor munt- en penningkunde 2 (1894) p. 154-158, met afbeelding; Pius almanak voor het jaar 1896 (Alkmaar 1896) p. 443-444; A.F. van Beurden, Boxmeer: geschiedenis van de parochie, het klooster der carmelieten, O.L.V. broeders en het H. Bloed (Roermond: Van der Marck, 1897); G. Wessels, Het mirakel van het Heilig Bloed te Boxmeer: geschiedenis, gebeden en litanieën (Boxmeer: Schoth, 1899); L. Simonis, Boxmeer en het wonder van het H. Bloed: 1400-1900. Geïllustreerde feestuitgave bij gelegenheid van het vijfhonderdjarig jubilé (Boxmeer: Schoth, 1900); 'Tijl Uilenspiegel', 'Mirakel van het Heilige Bloed te Boxmeer', in: Uilenspiegel, humoristisch-satiriek weekblad, 10 november 1900; Das Wunder des H. Blutes im Jahre 1400 nebst Gebetsanhang (Kevelaer: Köster, 1900); J.V., 'Het vijfde eeuwfeest van het H. Bloed te Boxmeer', in: Katholieke Illustratie 34 (1900-1901) p. 73-75; A.C. Bertens, Het H. Hart en zijn Genade-Oorden of de Liefde, het Voorbeeld en de Wonderen van Jezus in zijn H. Sacrament (Cuyk aan de Maas: Jos. J. van Lindert, 1900) p. 205-207; P. Albers, Het Karmeliter-klooster te Boxmeer 1652-1902 (Utrecht: P.W. van de Weijer, 1902. Overgedrukt uit: De Studiën. Godsdienst, Wetenschap, Letteren 34, dl. 58); Geschiedenis van het mirakel van het H. Bloed te Boxmeer, in woord en beeld (Mönchen-Gladbach 1906); Jan Kalf, De katholieke kerken in Nederland (Amsterdam: Van Holkema & Warendorf, 1906) p. 423-424; P. Cornelissen, Schoon roomsch Brabant ('s-Hertogenbosch 1934) p. 134; A.F. van Beurden, Schetsen uit de geschiedenis van Boxmeer (Boxmeer: Schoth, 1934) p. 40-42, 49-52; 'Ter beevaart naar Boxmeer in de vaartweek', in: Katholieke Illustratie 28 mei 1936, p. 1255; P. Browe, Die eucharistischen Wunder des Mittelalters (Breslau: Verlag Müller & Seiffert, 1938) p. 144, 152-153, 179, 190; Titus Brandsma, 'Het Heilig Bloed te Boxmeer en de Boxmeersche Vaart' (radio speech 1940, zie https://titusbrandsmateksten.nl); A. van Delft, H. Bloedspel van Boxmeer (Boxmeer: Schoth, 1946); V.J. Roefs & I. Rosier, Verborgen kunst in een oude heerlijkheid. 71 kunstfoto's met begeleidende toelichting (Den Bosch 1948) nrs. 8, 9, 55 en 56; 300 Honderd jaar Carmel in Boxmeer (Boxmeer 1953); 'Een kloosterorde zonder stichter', in: Katholieke Illustratie 87 (1953) p. 1366-1367; H.B.M. Essink & H. Douma, Inventarissen van archieven van kerkelijke instellingen in Boxmeer en Cuyk (Boxmeer 1965); P.G. Bins, Prisma toeristen-gids Zeeland Brabant Limburg (Utrecht: Prisma-boeken, 1972) p. 83-84; H. Douma, 'Het gilde van het H. Bloed te Boxmeer, in: Landjuweel 1975 Boxmeer. Herdenkingsboek Landjuweel 25 mei - 1 juni 1975 (Boxmeer 1975) p. 21-28; P.A. van der Wey, 'De drie Bee's', in: Landjuweel 1975 Boxmeer. Herdenkingsboek Landjuweel 25 mei - 1 juni 1975 (Boxmeer 1975) p. 8-20; A.F. van Beurden, Boxmeer rond de eeuwwisseling. Herinneringen van A.F. van Beurden aan de jaren 1868-1918 (Boxmeer: Schoth, 1977) p. 11-19, reprint van een artikel in het Boxmeers weekblad van 1918, bevat enkele foto's van de Boxmeerse vaart (ca. 1900); H. Franken, Liederen en dansen uit de Kempen. Een optekening (Hapert: De Kempen, 1978) p. 188-191; W.H.Th. Knippenberg, Devotionalia. Religieuze voorwerpen uit het katholieke leven, dl. 1 (Eindhoven: Bura Boeken, 1980) p. 93; J.J. Antier, De pelgrimage weer ontdekt. In het Nederlands vertaald, ingeleid en wat de Benelux betreft aangevuld door Th.G.A. Hendriksen, bisschop (Utrecht: Zaken die God raken, [1980]) p. 397-399; P.J. Margry, Bedevaartplaatsen in Noord-Brabant (Eindhoven: Bura Boeken, 1982) p. 63-71; Dieter Pesch, Wallfahrtsfänchen. Religiöse Druckgrafik (Keulen: Rheinland-Verlag, 1983) p. 375-376; Oud Boxmeer in Beeld. Het verleden van Boxmeer in foto's. Een uitgave van het H. Bloedsgilde (Boxmeer 1983); A.C. Jansen & L.C.A. Koesen ed., Encyclopedie van Brabant, dl. 1 (Baarn: Market Books, 1985) p. 81, 198; J. Kuijpers, 'De genezing van Jan Deynen te Vortum in 1693', in: Merlet 21 (1985) nr. 2, p. 36-41; R. van der Linden, Bedevaartvaantjes. Volksdevotie rond 200 heiligen op 1000 vaantjes (Brugge: Tabor, 1986) p. 73-75, nrs. B59a, B61, B61a-b, B62; Peter van Zoest, 'Bloedprocessies blijven boeien. H. Bloedvieringen in Boxtel en Boxmeer', in: Bisdomblad (26 juni 1987) p. 12; L.C.B.M. van Liebergen e.a., 'Waer een paradis'. Kloosterleven in Brabant na de Reformatie (Uden: Museum voor Religieuze Kunst, 1987) p. 24-36, 95-97; L. van Liebergen ed., Volksdevotie. Beelden van religieuze volkskultuur in Noord-Brabant (Uden: Museum voor Religieuze Kunst, 1990) p. 41, 71, afb. 29; R. van den Brand, 750 jaar kasteel Boxmeer, eens brandpunt tussen Brabant en Gelre. Een bijdrage tot de geschiedenis van de heren en het kasteel van Boxmeer (Venlo 1991) p. 126-128, 240 (= foto processie ca. 1900); C. Caspers, De eucharistische vroomheid en het feest van Sacramentsdag in de Nederlanden tijdens de late middeleeuwen (Leuven: Peeters, 1992) p. 233-234; R. van Heesewijk & P.J. Margry, Bloedprocessies in Brabant. Fotodocumentaire van de bloedprocessies in Boxtel, Boxmeer en Hoogstraten (Breda: Papieren Tijger, 1993) passim, moderne processiefoto's, met overzicht samenstelling processie in 1897 op p. 14; R. van den Brand, 750 jaar Kasteel Boxmeer: eens brandpunt tussen Brabant en Gelre; een bijdrage tot de geschiedenis van de heren en het kasteel van Boxmeer (Venray/Venlo 1993); E. van Autenboer, De kaarten van de schuttersgilden van het hertogdom Brabant (1300-1800), 2 dln. (Tilburg: Stichting Zuidelijk Historisch Contact, 1993-1994) dl. 1, p. 11, 78-79, 87, dl. 2, p. 407, 411; J.M.M. van de Ven, Over Brabant geschreven. Handschriften en archivalische bronnen in de Tilburgse universiteitsbibliotheek, dl. 2 (Leuven: Peeters, 1994) cat. II, 298, 305-306; M. Wingens, Over de grens. De bedevaart van katholieke Nederlanders in de zeventiende en achttiende eeuw (Nijmegen: Sun, 1994) p. 49-51; Pius jaarboek. Almanak katholiek Nederland (Houten: Bohn/Stafleu/Van Loghum, 1996) p. 343; Rien van Heesewijk & Peter Jan Margry, Processies. België, Nederland en Luxemburg (Heeswijk: Abdij van Berne, 1997) p. 24-36; René Klaassen e.a., De Vaart. 600 jaar Heilig Bloedprocessie in Boxmeer (Boxmeer, Stichting Comité Boxmeerse Vaart, 2000)[boek bevat veel (beeld-)materiaal]; Peter Jan Margry & Charles Caspers, 101 bedevaartplaatsen in Nederland (Amsterdam: Bert Bakker, 2008) 115-119; Antoine Jacobs, Monasticon Carmelitanum Neerlandicum. Historisch repertorium van de kloosters van de Orde der Broeders en Zusters van O.L. Vrouw van de berg Karmel (13de eeuw - 1940) (Heerlen: LVD-U, 2011) 54-73; Johan Oosterman, 'Bidden in de volkstaal. De taal van Maria van Gelre als politieke keuze', in: Dolly Verhoeven & et al. (red.), Gelderland grensland. 2000 jaar verdeeld en verbonden (Nijmegen: Vantilt, 2016) p. 50-59; 'De Boxmeerse Vaart', in: Devotionalia 36 (2017) nr. 214, p. 214-216; Immaterieel erfgoed als proeftuin van een mondialiserende samenleving. Kennisagenda 2017-2020 (Arnhem: Kenniscentrum Immaterieel Erfoed Nederland, 2018) 77; Alfons K.L. Thijs, ‘Komt pelgrims, komt hier’. Devotioneel drukwerk voor bedevaartplaatsen in Vlaanderen en Brabant (1500-1850) (Leuven: Peeters, 2020) p. 134.

- Diverse aankondigingen en artikelen in het Boxmeers Weekblad en De Maaskanter.

Overige bronnen: Meertens Instituut BiN dossier Boxmeer - H. Bloed; Meertens Instituut volkskundige vragenlijst 64a+b (1993); Oss, Jan Cunenmuseum, plakboeken van Jan Cunen dln. 4 en 12 met enige devotionalia; Nijmegen, Katholiek Documentatie Centrum-Klib: bedevaartfoto's Margry (1981); Reportage over de Vaart van 1996, KRO-tv op 22 juni 1996.

  naar het KDC, voor aanvullingen en commentaar.