Aduard, Richardus de Busto (Richard van Aduard)

Cultusobject: Richardus de Busto (Richard van Aduard) Open Street Maps
Datum: 30 december
Periode: Na 1266 - 16e eeuw
Religieuze context: Christelijk
Locatie: Cistercienzerabdij van St. Bernardus
Adres: -
Gemeente: Zuidhorn
Provincie: Groningen
Bisdom: Groningen
Samenvatting:

De Engelse monnik Richardus de Busto († 1266) uit de abdij van Aduard werd omwille van zijn levenswandel, zijn wonderdaden en profetieën reeds tijdens zijn leven als heilige beschouwd. Pogingen omstreeks 1340 om hem heilig te laten verklaren, mislukten om financiële redenen. Eerst in de 16e eeuw wordt van pelgrimages gewag gemaakt. Er zijn evenwel geen bewijzen dat ook voordien van bedevaarten sprake is geweest. Er bestonden in de abdij ook vereringen voor ⟶ Aduard, Bernardus / O.L. Vrouw / mirakelkruis.

Auteur: Folkert Bakker & Remi van Schaïk
Illustraties:
Topografie - Van het voormalige, aan St. Bernardus gewijde cisterciënzerklooster te Aduard (gesticht in 1192, opgeheven in 1594), bisdom Münster, waarin de verering van Richardus (Richard) de Busto heeft plaatsgehad, is na een ernstige brand in 1580 en na afbraak volgend op de opheffing slechts de ziekenzaal bewaard gebleven. Deze doet thans dienst als kerk van de N.H. gemeente.
- De plaats van de kapittelzaal, waar het gebeente van Richardus na zijn 'elevatio' zou zijn uitgestald, is uit opgravingen bekend. Zij heeft gelegen even ten zuiden van de abdijkerk en ten noorden van de tegenwoordige N.H. kerk. De plaats van zijn graf, waaruit het gebeente afkomstig was en dat een plaats binnen de cultus kan hebben gehad, is - in tegenstelling tot bijvoorbeeld dat van de latere, niet gecanoniseerde Aduarder monnik Emmanuel de Sescalco, voormalig bisschop van Cremona († 1298) - bij opgravingen niet teruggevonden.
Cultusobject

- De uit Engeland afkomstige Richardus de Busto, die aan de universiteit van Parijs de graad van magister artium had behaald, trad ten tijde van abt Wigboldus (1218-1242) bij de cisterciënzers van Aduard in, waar hij tot leraar aan de kloosterschool werd benoemd. Hij staat te boek als auteur van een geschrift De harmonia en een brief met hagiografische notities over ordeleden (onder meer Bernardus van Clairvaux) aan een kloosterling in de abdij Eberbach bij Mainz.
- De relieken van Richardus, die opgesteld waren in de kapittelzaal van Aduard, zullen naar alle waarschijnlijkheid het cultusobject gevormd.

Verering

- Tijdens Richardus’ leven zouden door zijn kennis van de geneeskunst verschillende mensen zijn genezen; deze genezingen werden door tijdgenoten als wonderdadig gezien en vormden aanleiding tot een toeloop van mensen. In de vita die over hem is geschreven, worden genezingen vermeld van een aan waterzucht lijdende vrouw uit Uithuizen en van een jongeman, die aan vallende ziekte leed. Ook werd hem de gave van de profetie en van duiveluitdrijving toegedicht. Na zijn dood († 21 december 1266) werd zijn graf bij de ingang van de abdijkerk te Aduard in ere gehouden en na enige tijd zou het gebeente zijn opgegraven en verheven in de kapittelzaal, waar zijn gedachtenis om niet nader aangegeven redenen op 30 december placht te worden gevierd. Ook na zijn dood werden hem nog wonderen toegeschreven, zoals de bewerkstelliging van vruchtbaarheid bij een kinderloos gebleven echtpaar en de redding van een kind dat te zwak was geboren. 
- De optekening van deze wonderdaden in een vita zullen noodzakelijk zijn geweest om zijn heiligheid te staven. Volgens de laat 15e-eeuwse kroniek van Aduard zou immers abt Fredericus Gayckinga van Aduard (1329-1350) omstreeks 1340 de heiligverklaring van twee Aduarder kloosterlingen, Richardus de Busto († 1266) en Emmanuel de Sescalco († 1298), te Rome hebben bepleit, maar deze poging faalde om financiële redenen. Er dient overigens te worden opgemerkt dat de pausen in de tijd van Fredericus Gayckinga niet te Rome, maar te Avignon resideerden; de laat 15e-eeuwse Aduarder kroniekschrijver zal op dit punt abuis zijn (of heeft hij de canonisatiepoging uit de duim gezogen?). Richardus' heiligheid werd volgens deze kroniek onderstreept door een verwijzing naar een vermelding op rijm en in proza die te lezen was op een ‘tabulam imagine ipsius depictam’, waarmee vermoedelijk zijn grafzerk, een gedachtenisplaquette of een geschilderd paneel is bedoeld. De vita van Richardus zal in Aduarder kring zijn samengesteld, mogelijk met het oog op de verhoopte heiligverklaring, maar in de literatuur is de datering van de vita omstreden (overigens zonder noemenswaardige argumentatie) en varieert van kort na 1266 (Koppius) tot late 15e eeuw (Romein).
- De vita van Richardus is slechts bekend uit twee vroeg 17e-eeuwse afschriften en vertoont in deze versie de tekenen van een aan alle formele vereisten beantwoordend gelegenheidsgeschrift, waardoor een al te vroege datering van het verloren gegane origineel weinig aannemelijk is; het zal in elk geval niet uit de 13e eeuw dateren, maar zelfs bij een 14e-eeuwse datering vallen vraagtekens te plaatsen. Het is derhalve de vraag of de versie waarover we nu nog beschikken, stamt uit de periode dat canonisatie werd nagestreefd, of eerst veel later tot stand gebracht is. Het te Brugge berustende afschrift is door de cisterciënzer Carolus de Visch (1596-1666) uit de Duinenabdij bij Brugge voor eigen gebruik vervaardigd naar een handschrift dat hij naar eigen zeggen in het klooster Altencamp aantrof; het in Brussel bewaarde exemplaar had hij ten behoeve van de Bollandisten afgeschreven naar een handschrift dat hij in de abdij Eberbach bij Mainz had gevonden en daar door toedoen van een uit Aduard gevluchte monnik in 1603 was terechtgekomen.
- De vita zelf rept niet expliciet van bedevaarten naar Richardus na diens overlijden. Er wordt slechts zondere nadere plaatsaanduiding gewezen op gebeden om voorspraak van de heilige. Hieruit valt niet zonder meer op te maken dat men bezoeken aan de relieken bracht. Ook de Aduarder kroniek, die opmerkelijkerwijs al niet bijzonder uitvoerig spreekt over Richardus' leven, laat staan zijn ‘Nachleben’, levert geen bedevaartattestatie. Niettemin heeft klaarblijkelijk in de loop van de 16e eeuw in contrareformatorische kringen de mening postgevat dat pelgrims het graf van Richardus plachten te bezoeken. In het postuum verschenen werk over Nederlandse heiligen (1595) van Johannes Molanus wordt voor het eerst vermeld dat Richardus ‘ofschoon niet heiligverklaard, toch met wonderen en bedevaarten verlicht’ was (‘miraculis & peregrinationibus clarus, non tamen canonizatus’). Molanus beroept zich hiervoor op een helaas niet overgeleverde brief van de aartsdiaken van het bisdom Groningen Adam Wachtelaer, sedert 1571 officieel inquisiteur en boekcensor, een informant aan wie hij ook informatie over andere Groningse heiligen, zoals o.a. Walfridus en Radfridus van Bedum, te danken had. In eerdere hagiografische werken had Molanus Richardus nog niet vermeld. Gezien het karakter van de vita en de betrekkelijk geringe informatie die de Aduarder kroniek over Richardus levert, kan niet worden uitgesloten dat de hagiografische aandacht die Richardus op het einde van de 16e eeuw heeft gekregen, tegen de achtergrond van het toenmalige contrareformatorische offensief moet worden gezien.

Bronnen en literatuur Archivalia: Brussel, Koninklijke Bibliotheek Albert I, hss. 18929-18934, afschrift van de vita van Carolus de Visch bezorgd aan de Bollandisten, 1631, naar een hs. uit het klooster Eberbach bij Mainz. Een ander afschrift, eveneens van De Visch en ook uit 1631, maar bestemd voor eigen gebruik, berust in Brugge, Archief Groot-Seminarie: hs. 139/106, fol. 163r-165v , naar een hs. toen berustend in de abdij Altencamp bij Neuss.
Tekstedities: C. de Visch, Vita venerabilis Adriani Cancellier. Accesserunt vitae (...) veterum monachorum Ord. Cist. (Brugge 1655) p. 173-185; F. Koppius, Specimen theologicum, continens Vitas ac Gesta Abbatum Adwerdensium etc. (Groningen 1850; herdr. naar de dr. van 1655) p. 61-66; H. Brugmans ed., 'De kroniek van het klooster Aduard', in: Bijdragen en mededelingen van het Historisch Genootschap 23 (1902) p. 1-188, aldaar 43, 48 en 56. De hagiografische brief van Richardus is bekend uit een editie van C. Henriquez, Fasciculus sanctorum ordinis Cisterciensis (Brussel 1623) p. 334-336; Ioh. Stalpaert van der Wiele, Gulde-Iaers feest-dagen of den schat der gestelycke lof-sangen gemaeckt op elcken feestdagh van 't geheele iaer (Antwerpen 1635) p. 1261, tekst van een contrareformatorisch lied op Richardus. Voor een overzicht van handschriften en edities van de vita: zie M. Carasso-Kok, Repertorium van verhalende historische bronnen uit de middeleeuwen ('s-Gravenhage: Nijhoff, 1981) nr. 77.
Literatuur: Joannes Molanus, Natales sanctorum Belgii et eorundem chronica recapitulatio (Leuven: Joannes Masius en Philippus Zangrius, 1595) p. 285, idem in de druk Douai: Petrus Borremans, 1616, p. 278; Aubertus Miraeus, Fasti Belgici et Burgundici (Brussel: I. Peperman, 1622) p. 755; H. v[an] R[ijn], Oudheden en gestichten van Groningen en Groningerland ect. (Leiden 1724) p. 228-229; W. Moll, Kerkgeschiedenis van Nederland voor de Hervorming, dl. 2,2 (Utrecht, 1869) p. 353; J. Nanninga Uitterdijk, Geschiedenis der voormalige abdij der Bernardijnen te Aduard (Groningen 1870, herdr. Groningen: Berghuis/Bouma's Boekhuis, 1973) p. 18-19; J.A.F. Kronenburg, Neerlands heiligen in de Middeleeuwen, dl. 4 (Amsterdam: Bekker, 1901) p. 125-135; R.R. Post, 'Het Sint Bernardsklooster te Aduard. Eene bijdrage tot de geschiedenis der kloosters in de provincie Groningen', in: Archief voor de geschiedenis van het aartsbisdom Utrecht 48 (1923) p. 126-129; J. Romein, Geschiedenis van de Noord-Nederlandsche geschiedschrijving in de middeleeuwen. Bijdrage tot de beschavingsgeschiedenis (Haarlem 1932) p. 155-156; R.R. Post, Kerkgeschiedenis van Nederland in de middeleeuwen, 2 dln. (Utrecht: Spectrum, 1957) dl. 1, p. 24, dl. 2, p. 244; N. Geirnaert, 'De Duinheer Carolus de Visch (1596-1666) en zijn Bibliotheca Scriptorum Sacri Ordinis Cisterciensis', in: Handelingen van het Genootschap voor Geschiedenis (...) te Brugge 116 (1979) p. 203; C. Tromp ed., Groninger kloosters (Assen/Maastricht: Van Gorcum, 1989) p. 28-34; Evert Westra, Sint Bernard in de klei. Het verhaal van het Aduarder klooster (Groningen: eigen uitgave, z.j. [1990]); J.A. Mol, 'Aduard 1192-1594. Een korte geschiedenis van het klooster', in: Eén klooster, drie dorpen. Geschiedenis van Aduard, Den Ham en Den Horn (Bedum: Profiel, 1992) p. 25 en 30; J.W. Boersma, 'De opgraving van de abdij Aduard', in: Eén klooster, drie dorpen. Geschiedenis van Aduard, Den Ham en Den Horn (Bedum: Profiel, 1992) p. 37-46, met uitvoerige literatuuropgave.
Overige bronnen: KDC BiN-dossier Aduard.


  naar het KDC, voor aanvullingen en commentaar.