Dokkum, O.L. Vrouw, 'Onse Lieve Vrouwe to Berg' |
||
Cultusobject: | O.L. Vrouw, 'Onse Lieve Vrouwe to Berg' | Open Street Maps |
---|---|---|
Datum: | Palmzondag | |
Periode: | 14e eeuw - 16e eeuw | |
Religieuze context: | Christelijk | |
Locatie: | Kapel ten oosten van Dokkum (patrocinium onbekend) | |
Adres: | - | |
Gemeente: | Dokkum | |
Provincie: | Friesland | |
Bisdom: | Groningen | |
Samenvatting: | De 17e-eeuwse kroniekschrijver Schotanus vermeldt een wassen Mariabeeld dat voor de reformatie in een kapel nabij Dokkum op Palmzondag door vele bedevaartgangers werd vereerd. | |
Auteur: | Johannes Mol | |
Illustraties: | ||
Topografie |
- In de literatuur staat het godshuis waar deze devotie gevestigd was sinds 1664 bekend als de Sionsberg. In zijn toen uitgekomen, veelvuldig geciteerde Beschryvinge van de heerlyckheydt van Frieslandt deelt de kroniekschrijver Christianus Schotanus mee dat een half uur gaans ten zuidoosten van Dokkum een uithof van het bagijnenklooster Sion lag met de naam Sionsberg. Daar placht zich in de voorreformatorische tijd jaarlijks op Palmzondag een grote menigte mensen te verzamelen voor een ommegang met een Mariabeeld rondom het klooster (bedoeld zal zijn rondom de uithof). Schotanus' bron is niet bekend. - Het staat vast dat op de bewuste plaats, op een terp, of liever op de grootste van twee vlakbij elkaar gelegen terpen, zo'n 1000 m ten oost-zuidoosten van de wallen van Dokkum, inderdaad een kapel heeft gestaan die gewijd was aan Maria. Deze kapel is opgericht in het begin van de 14e eeuw en bestond nog in 1562. Zij staat zeer duidelijk aangegeven als een betrekkelijk grote kerk op de kaart die in dat jaar van Dokkum werd vervaardigd door Jacob van Deventer. Wanneer de kapel afgebroken werd, is niet bekend. |
|
Cultusobject |
- Schotanus spreekt van een Mariabeeld, en wel van een beeld in was. |
|
Verering |
- Er zouden op de ommegangsdag (Palmzondag) zoveel mensen op O.L. Vrouw 'toe Berg' afgekomen zijn dat er dikwijls in Dokkum geen brood of bier voor de menigte te verkrijgen was: 'Men offerde ten principaele was ende vlas. Daer op had men een spreeckwoordt: Onse Lieve Vrouwe van ter Bergh heeft alsoo lief vlas als gaern'. Over het beeld wordt verder in geen enkele andere bron gesproken. Wel is het een en ander bekend over de kapel. Het oudste bericht betreft een aflaatlicentie die in 1332 werd verleend door de bisschop van Utrecht aan de 'thezaurius' van een (niet geïdentificeerde) kerk van St. Stefanus voor al degenen die in de onlangs gebouwde kapel ('noviter erecta') na biecht en boete de mis zouden bijwonen en de kapel materieel zouden steunen op een aantal nader gespecificeerde feestdagen. Deze feestdagen waren de bekende Christus- en Mariafeesten: Kerstmis, Christus' Besnijdenis, Epifanie, Goede Vrijdag, Pasen, Hemelvaart en Pinksteren; Maria Ontvangenis, Maria Geboorte, Maria Lichtmis, Maria Verkondiging en Maria Hemelvaart; verder de dagen van St. Johannes de Doper, St. Stefanus, de Twaalf Apostelen, St. Catharina, de H. Maria Magdalena en de dag van de kerkwijding. Vreemd genoeg ontbreekt Palmzondag in dit betrekkelijk uitvoerige lijstje. - In tegenstelling tot wat in het regestwerk van Colmjon over de oorkonde van 1332 wordt vermeld, is aan de kapel niet de naam van Sion of zelfs die van Dokkum verbonden. Het gaat eenvoudig om de kapel 'in Montibus' (op de bergen) van de H. Maria. De naam Sion valt ook niet in de verspreide berichten in testamenten, administratieve registers en kronieken die op de cultus betrekking hebben. Steeds gaan deze over 'Onze Lieve Vrouwe to(e) Berg', aan wie een schenking wordt gedaan of een jaarlijkse rente moet worden uitgekeerd. Het is mogelijk dat verwarring is opgetreden met het ten noorden van Dokkum gelegen cisterciënzerinnenklooster Sion te Nijewier dat, behalve aan St. Bernardus, ook aan Maria gewijd was en op een terp lag. Bovengenoemde berichten, uit de periode 1472 tot 1524, demonstreren overigens dat kapel en cultus een zekere populariteit genoten in Noordelijk Oostergo in de 15e en vroege 16e eeuw. |
|
Bronnen en literatuur |
Archivalia: Leeuwarden, Rijksarchief in Friesland: archief van het St. Odulfusklooster van Stavoren, inv. nr. 1: cartularium, p. 29; achief van het St. Bonifatiusklooster van Dokkum, inv.nr. 21: rekenboekje van abt Henricus van Kessel (1563-1580). Tekstedities: J.G. Ottema ed.,Worp van Thabor, Kronijk van Friesland, boek 5 (Leeuwarden 1871) p. 201; I. Telting ed., Register van den Aanbreng van 1511, dl. 1 (Leeuwarden 1879) p. 147, 157, 183-184; G. Colmjon, Register van oorkonden die in het Charterboek van Friesland ontbreken tot het jaar 1400 (Leeuwarden 1884) nr. 227; J.W. Berkelbach van der Sprenkel, Regesten van oorkonden betreffende de bisschoppen van Utrecht uit de jaren 1302-1340 (Utrecht 1937) nr. 1033; A. Hallema, 'De Friesche kloosterlijsten. Een bijdrage tot de Friesche kloostergeschiedenis', in: De vrije Fries 26 (1918) p. 103-124; P. Nieuwland en J.A. Mol ed., 'Rekken fan de kleasteropkomsten yn Fryslân oer it boekjier 1606/1607', in: P.L.G. van der Meer, J.A. Mol en P. Nieuwland ed., Administrative en fiskale boarnen oangeande Fryslân yn de ier-moderne tiid (Leeuwarden: Fryske Akademy, 1993) p. 35-154, nrs. 449-450; G. Verhoeven en J.A. Mol ed., Friese testamenten tot 1550 (Leeuwarden: Fryske Akademy, 1994) p. 49, 99, 104, 213. Literatuur: Chr. Schotanus, Beschryvinge van de heerlyckheydt van Frieslandt tussen 't Flie end de Lauwers (Franeker 1664) p. 250; T.E. Teunissen, De Dokkumer Wâlden yn eardere en lettere tiid (Kollum 1938) p. 120-122; N. Backmund, Monasticon praemonstratense, dl. 2 (Straubing 1952) p. 237-239; H. Halbertsma, 'Bonifatius levenseinde in het licht der opgravingen', in: De Vrije Fries 44 (1960) p. 5-46, aldaar p. 9-11; G. Verhoeven, 'De middeleeuwse kerkpatrocinia van Friesland', in: Fryske Nammen 8 (1989) p. 75-108; Hans Mol, 'Hilligen yn Fryslân: Us Leaf Frouwe op 'e Berg', in: Fryslân 3 (1997) nr. 2, p. 12-13. Overige bronnen: KDC BiN-dossier Dokkum-OLVrouw |
|
naar het KDC, voor aanvullingen en
commentaar. |