Oudewater, O.L. vrouw van Foy

Cultusobject: O.L. vrouw van Foy Open Street Maps
Datum: Onbekend
Periode: 1651 - 1663
Religieuze context: Christelijk
Locatie: Mariakapel in de schuilkerk van de jezuïeten te Oudewater
Adres: -
Gemeente: Oudewater
Provincie: Zuid-Holland
Bisdom: Utrecht
Samenvatting: Zoals in ⟶ Haastrecht werd ook te Oudewater de cultus rond O.L. Vrouw van Foy door de jezuïeten van de statie even geregisseerd als sterk gepropageerd. Te Oudewater heeft dit echter slechts gedurende de jaren 1651-1663 plaatsgevonden. Verder is weinig méér over de verering bekend dan dat zij zich tot buiten de grenzen van de statie heeft verspreid en werd aangewakkerd door enige genezingen op voorspraak van Maria van Foy. Deze wonderen vormden voorts evenals in Haastrecht de aanleiding voor enige bekeringen. Over de devotie na 1663 is niets bekend.
Auteur: Paul van Geest
Illustraties:
Topografie - De statie te Oudewater was één van de jezuïetenstaties, die gedurende de tijd van de Hollandse Zending onder Rovenius in 1626 tot stand kwam. Als zodanig vormde de statie, Heiligleven genaamd, een onderdeel van het Nederlandse missiegebied van de jezuïeten. De statie, bediend door wereldheren, werd in 1649 verplaatst van een pand aan de Markststraat naar Leeuweringerstraat 14, midden in het stadje. In 1654 verhuisde de statie weer naar het huis op de hoek van de Kapellestraat en het Heilig Leven.
- In 1629 werkte er te Heiligleven een pater; in 1670 waren er twee aanwezig. Samen met de missie in Haastrecht vormde de statie te Oudewater onderdeel van een complex van sterke katholieke enclaves, die door de jezuïeten als uitvalsbasis voor hun missie werden beschouwd.
- Het beeld van O.L. Vrouw van Foy is naar alle waarschijnlijkheid geplaatst in de Mariakapel van de statiekerk. De bronnen spreken over een 'capellum' en 'sacellum' (kapel). Het is niet aannemelijk dat hiermee een zelfstandige kapel wordt aangeduid, die buiten de statiekerk was gelegen omdat de devotie tot O.L. Vrouw van Foy samengaat met de verering van St. Ignatius van Loyola, de stichter der orde der jezuïeten. Niet zelden voltrokken zich immers wonderbaarlijke voorvallen nadat zowel het beeldje van Maria als de relieken van Ignatius tezamen waren vereerd.
Cultusobject - Zie over O.L. Vrouw van Foy, ⟶ Haastrecht
- Van het specifieke beeldje dat vanaf 1651 in Oudewater is vereerd, is geen afbeelding bewaard gebleven. Evenmin is de bewaarplaats na 1663 bekend. Met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid kan aangenomen worden dat de jezuïeten van de statie te Oudewater evenals de paters te Haastrecht met een duplicaat van het prototypische beeldje van O.L. Vrouw van Foy werden bedacht door hun medebroeders te Douai. In Haastrecht werd immers in 1647 vanuit Douai een kopie gebracht, waarna de cultus hier een aanvang nam. Het begin hiervan in Oudewater was niet veel later, zodat een implementering door de jezuïeten via een soortgelijke procedure verondersteld kan worden. Van het beeldje van Haastrecht nu is de verschijningsvorm bekend. Het heeft een lengte van 22 cm en is vervaardigd uit het hout van eik, waarin te Foy een Mariabeeldje werd aangetroffen. Maria wordt hier gesluierd afgebeeld en draagt op haar rechterarm het kind Jezus terwijl ze met haar linkerarm één van zijn voetjes vasthoudt. Het kind heeft zijn linkerhand op de hals van Maria gelegd. In zijn rechterhand heeft hij een appel, om de fraaie vorm en aangename smaak in de antieke iconografie symbool van de liefde en vruchtbaarheid. In de middeleeuwse iconografie werd de appel in de hand van Maria of in de hand van het door haar gedragen Christuskind voorts ook opgevat als symbool voor de overwonnen zonden. Immers: 'malum' betekent zowel 'appel' als 'het boze'. Niet zelden werd in de middeleeuwen daarom de slang als symbool voor de duivel voorzien van een appel in zijn bek.
Verering - Het beeld van O.L. Vrouw van Foy is waarschijnlijk onder verantwoordelijkheid van pater Andreas Judocus in 1651 vanuit Foy naar Oudewater gehaald. De verering te Oudewater zal in verschijningsvorm nauwelijks verschillend zijn geweest van de devotie tot O.L. Vrouw van Foy, zoals deze te Haastrecht tot uiting kwam. Ook hier werd de verering van O.L. Vrouw van Foy door de jezuïeten vehement gepropageerd in hun drang om niet alleen het katholieke geloof maar ook hun eigen positie ten opzichte van de wereldheren in de Hollandse Zending te consolideren.
- In de Acta Missionis blijken immers de wederwaardigheden rond de respectievelijke beeldjes van O.L. Vrouw van Foy te Oudewater en te Haastrecht volgens een vast stramiem te zijn opgetekend. Ook in het gedeelte van de Acta over de cultus te Oudewater wordt zoals bij Haastrecht vermeld dat mensen van buiten de statie naar het beeldje zijn gepelgrimeerd. De wonderen die plaatsvonden betreffen veelal genezingen van individuen. Zo wordt in 1655 te Oudewater een jonge vrouw uit Montfoort van haar bochel verlost nadat ze zich onder bescherming heeft gesteld van O.L. Vrouw van Foy. In 1657 blijkt een jongetje uit Honcop van zijn gezwollen voet te zijn bevrijd door het inroepen van de hulp van O.L. Vrouw van Foy. Het meest opzienbarende wonder is echter wel de genezing van het dochtertje van Nicolaas Pellen en Maria Antonisz uit Culemborg in 1663. Het meisje had een pijnlijke fistel aan haar rechterarm en voor haar leven werd gevreesd. Tegen alle hoop in geneest zij op voorspraak van Maria en als dank begunstigen de ouders de Mariakapel van Oudewater met een zilveren ex-voto in de vorm van een arm.
- Evenals in de Haastrechtse geschiedschrijving worden ook in het verslag over Oudewater bekeringen opgetekend, die op grond van een genezing tot stand zijn gekomen. Een vrouw blijkt haar (katholiek) geloof in 1662 te hervinden als ze van haar ziekte herstelt op voorspraak van O.L. Vrouw van Foy. Stereotiep blijkt ook de genezing na het ontvangen van sacramenten: in Oudewater weet zich een boerenjongen uit Woerden in 1657 verlost van een gevaarlijke infectie na de sacramenten ontvangen te hebben. Evenals in Haastrecht is ook te Oudewater een wonder met runderen geschied: in de laatstgenoemde plaats genezen zij in 1657 door water dat ter ere van O.L. Vrouw van Foy is gewijd.Verder is het gebeuren rond de zuster van een wereldheer opgetekend, die in 1653 eerst geneest nadat ze Maria én Ignatius heeft aangeroepen. Ook in 1654 volgt een genezing op de verering van Maria gepaard met de verering van de relieken van Ignatius. Vooral de eerste vermelding is pas in het licht van de wedijver tussen de wereldheren en de ordegeestelijken adequaat op waarde te schatten. De stereotiepe vermeldingen van de genezingen en bekeringen en de verbinding van de devotie tot Maria en Ignatius verraden immers niet alleen de wil om het volk te stichten en te heiligen maar evenzeer een streven naar zelfhandhaving van de kant van de regulieren, hier de jezuïeten. Niet op de laatste plaats werd daarom de devotie tot O.L. Vrouw van Foy in verschillende plaatsen van de Hollandse Zending systematisch gecultiveerd.
- Waar na 1663 niets meer van de devotie tot O.L. Vrouw van Foy te Oudewater is vernomen, is deze in Haastrecht tot op de dag van vandaag een eigen leven gaan leiden. Zij wordt daar immers nog steeds vereerd onder de titel O.L. Vrouw ter Weghe of O.L. Vrouw van Haastrecht. De wederwaardigheden rond de cultus van O.L. Vrouw van Foy te Oudewater zijn na 1663 onbekend. Geen enkel element van het huidige kerkinterieur of in de liturgie herinnert aan de eertijdse verering. Ook bij de gelovigen leeft haar gedachtenis niet voort.

Bronnen en literatuur Archivalia: Rome, archief van de Societas Jesu: litterae annuae (jaarbrieven) van de provinciaals van de Flandro-Belgische provincie. Excerpten van de litterae annuae zijn te vinden in de door P. N. Aerts s.j. aan het eind van 17e eeuw samengestelde maar niet uitgegeven Acta Missionis Hollandicae in het archief van de paters jezuïeten in het Collegium Berchmanianum te Nijmegen, nr. AF 8, t. 6; AF 9, t. 7.
Tekstedities: A. van L[ommel], 'Relatio visitationis reverendi patris Thomae Dekens provincialis provinciae Flandro-Belgicae S.J. anno 1656', in: Archief voor de geschiedenis van het aartsbisdom Utrecht 3 (1876) p. 45-90; A. van L[ommel], 'Bouwstoffen voor de kerkelijke geschiedenis van verschillende parochien thans behoorende tot het Bisdom van Haarlem', in: Bijdragen voor de geschiedenis van het bisdom van Haarlem 7 (1879) p. 340-390; R.R. Post, 'Zes verslagen over de werkzaamheden door de jezuïeten der Hollandsche missie verricht', in: Archief voor de geschiedenis van het aartsbisdom Utrecht 58 (1934) p. 1-89, 59 (1935) p. 79-196, respectievelijk p. 49, p. 92 en 146.
Literatuur: H.F. van Heussen, Batavia Sacra, dl. 2 (Brussel: F. Foppens/Utrecht: H. & J. Besseling, 1714) p. 191; H.F. van Heussen, Historia episcopatuum foederati Belgii utpote metropolitani Ultratrajectini etc., dl.1 (Antwerpen: Verdussen, 1733; 1e dr. Leiden, Vermey, 1719) p. 195-196; A.J. van der Aa, Aardrijkskundig Woordenboek der Nederlanden, dl. 8 (Gorinchem: Noorduyn, 1839-1851) p. 700-711; A.C. van Aelst, Schets der staatkundige en kerkelijke geschiedenis en van den maatschappelijken toestand der stad Oudewater (Gouda 1893); J. van den Gheyn, Catalogue des manuscrits de la Bibliothèque royale de Belgique, dl. 6 (Brussel: Lamertin, 1906) nr. 4084, handschriften van Norbertus Aerts; J.A.F. Kronenburg, Maria's Heerlijkheid in Nederland, dl. 7 (Amsterdam: Bekker, 1909) p. 360-369, m.n. 368, excerpten uit het werk van Van Lommel; F. van Hoeck, Schets van de Jezuïeten in Nederland (Nijmegen: Dekker & Van de Vegt, 1940) p. 67, 160; Basile Dayez, Foy Notre-Dame. Description détaillée du sanctuaire (z.p. [1956]) foto van het beeld te Foy; A.W. den Boer en Johan Schouten, Oud-Oudewater (Oudewater: Stichting Waaggebouw, [ca. 1960]) p. 108-115; L.J. Rogier, Geschiedenis van het Katholicisme in Noord Nederland in de 16de en 17de eeuw, dl. 4 (Amsterdam/Brussel: Elsevier, 1964) p. 781; M. Wingens, Over de grens. De bedevaart van katholieke Nederlanders in de zeventiende en achttiende eeuw (Nijmegen: Sun, 1995) p. 26; Ingmar Reesing, 'Notre-Dame de Foy. The Reuse and Dissemination of a Late Medieval Figurine of the Virgin in the Low Countries’, in: Simiolus. Netherlands Quarterly for the History of Art, 33,3 (2007/2008) p. 145-165, i.h.b. 160.
Overige bronnen: KDC BiN-dossier Oudewater
  naar het KDC, voor aanvullingen en commentaar.