Sint Agatha, H. Odilia |
||
Cultusobject: | H. Odilia | Open Street Maps |
---|---|---|
Datum: | 18 juli | |
Periode: | Ca. 1840 - ca. 1965 | |
Religieuze context: | Christelijk | |
Locatie: | St. Agathakapel, behorend bij het kruisherenklooster | |
Adres: | Kloosterlaan 26, 5435 XD Sint Agatha | |
Gemeente: | Cuijk | |
Provincie: | Noord-Brabant | |
Bisdom: | 's-Hertogenbosch | |
Samenvatting: | In 1840 werd in de Nederlandse kloosters te ⟶ Uden (H. Odilia) en Sint Agatha begonnen aan het herstel van de kruisherenorde. De kruisheren slaagden erin een gedeelte te verwerven van het gebeente van Odilia, de oude ordepatrones, waarmee zij haar verering in Noordoost-Brabant introduceerden. Vrijwel onmiddellijk kwam er een bescheiden bedevaart op gang naar Odilia's relieken te Sint Agatha, die omstreeks 1965 is verdwenen. | |
Auteur: | Eric Venbrux | |
Illustraties: | ||
Topografie |
- Omstreeks 1300 werd in Kuycbrockele (Cuijk-Brakel) een kapel gebouwd, gewijd aan St. Agatha. In 1315 en 1342 verleenden respectievelijk de bisschop van Luik en de paus in Avignon aflaten. Heer Diederik van Verne schonk de kapel in 1367 aan de orde van de kruisheren. Priesters van de orde, afkomstig uit het klooster te Asperen (Gld), kochten grond aan bij de kapel, waarop in 1371 een klooster gereed kwam. - Tot aan de Nederlandse Opstand bloeide het klooster; tot in de wijde omtrek had het bezittingen en rechten weten te verwerven. Daarna bevond het kruisherenklooster zich geregeld temidden van het strijdtoneel van Staatse en Spaanse troepen. In 1580 liet de Spaanse legeraanvoeder Camillo Sachini het klooster slopen ter versterking van het kasteel in het naburige Middelaar (L). De kruisheren weken uit naar de aangrenzende Kleefse stad Gennep (waar bij de stadsbrand in 1597 hun roerende zaken verloren gingen). Na een verblijf in Grave keerden ze in 1609 naar Sint Agatha terug om het klooster opnieuw op te bouwen. Stadhouder Willem II liet echter na de Vrede van Munster (1648) beslag leggen op de kloostergoederen, zodat de kloosterlingen hun toevlucht moesten zoeken tot het kasteel van Middelaar. Dankzij de protectie van de Oranjes, die heer waren van het Land van Cuijk, werd het klooster niet opgeheven, zoals elders in de Generaliteitslanden, maar mochten de kruisheren vanaf 1653 hun voormalige bezittingen pachten en konden zij terugkeren naar het klooster. Het heeft tot het begin van de 20e eeuw geduurd voordat de kruisheren een deel van hun voormalige bezit van de Nederlandse Staat mochten terugkopen. In 1906 is het kloostercomplex ingrijpend verbouwd. De kloosterkapel brandde in mei 1944 volledig uit. - Tot aan 1947 ressorteerden de katholieken in Sint Agatha onder een Cuijkse parochie. In dat jaar werd Sint Agatha een zelfstandige parochie en namen priesters van het plaatselijke kruisherenklooster de zielzorg op zich. In 1984 werd de band van de parochie te Sint Agatha met het kruisherenklooster weer verbroken. |
|
Cultusobject |
- De legende van Odilia is in 1621 vastgelegd door de Keulse kruisheer Banelius. Zij heeft de volgende strekking: tijdens de laatste jaren van de 13e eeuw zou de Parijse kruisheer Joannes van Eppa een visioen hebben gehad waarin hem een maagd verscheen die een staf in de hand droeg met daaraan een vaan waarop een kruis was afgebeeld. De maagd stelde zich voor als Odilia, de nieuwe patrones van de kruisherenorde en een van de 11.000 gezellen van de H. Ursula, die omstreeks 400 na Christus de marteldood zouden zijn gestorven bij Keulen. Odilia droeg Joannes op om naar Keulen te gaan, waar hij haar graf zou vinden op een nauwkeurig door haar omschreven plaats. Vervolgens moest hij haar gebeente naar het moederklooster van de orde te Hoei (Huy) bij Luik brengen. Aldus geschiedde. - Een akte uit 1287 laat er geen twijfel over bestaan dat in dat jaar te Keulen gebeenten zijn opgegraven ten behoeve van de kruisheren, die onder andere werden toegeschreven aan Odilia. Een akte uit 1292 levert het bewijs dat het gebeente van Odilia in dat jaar is overgebracht naar het moederklooster te Hoei. Sindsdien is Odilia gaandeweg uitgegroeid tot een van de voornaamste heiligen van de orde, tot zij omstreeks 1500 de status van patrones bereikte. - Omstreeks 1840 wist de heroprichter van de kruisherenorde, Henricus van de Wijmelenberg, gedeelten van het gebeente van Odilia te verwerven voor de kloosters in ⟶ Uden en Sint Agatha. In totaal beschikte het klooster in 1998 over zes Odiliarelieken: 1 cylindrische reliekhouder met handvat van verzilverd metaal (Ø 7,2 cm; 19e eeuw; SKKN nr. 299) reliek op rood fond met de tekst 'Ex ossibus S. Odiliae V.M.'; 2 reliekhouder van verzilverd metaal (Ø 7,1 cm; 19e eeuw; SKKN nr. 300) in de vorm van een steeltje met bovenop bevestigd de reliek van Odilia; dit 'lepeltje' werd gebruikt (onderdompeling) bij de wijding van het Odiliawater; 3 reliekhouder van gemarmerd vurenhout (36 x 20 x 12 cm; van een set van twee, andere voor HH. Ida en Ima; SKKN nr. 306) met reliek van Odilia, die door middel van linten in de theca is opgehangen, met de tekst 'Ex oss. S. Odiliae V. et M.'. Op de feestdag van Odilia werden deze twee reliekhouders op het altaar uitgesteld; 4 reliek van 'S. Odiliae' in theca samen met andere relieken in eind 19e-eeuwse eikenhouten reliekenkast (SKKN nr. 307); 5 een met rode lak verzegeld flesje (hoogte 11 cm) met relikwieën van Odilia en Gereon (begin 20e eeuw; SKKN nr. 309); 6 kruisje (hoogte 3 cm) met relikwieën van 'S.S. Ida, Odilia'. - Inwoners van Sint Agatha schonken een lindehouten beeld (hoogte 1,43 m) van Odilia aan het klooster, gemaakt door J. Geefs te Antwerpen in 1859. Het beeld is na de brand van 1944 afgeloogd. |
|
Verering |
De 19e eeuw - Omstreeks 1800 werden in een groot deel van katholiek Europa religieuze orden onderdrukt. De Nederlandse kruisherenkloosters te ⟶ Uden en Sint Agatha waren de enige van hun orde die deze periode overleefden. In 1814, het jaar van zijn aantreden, stelde Willem I een verbod op het aannemen van novicen in, met de bedoeling de kloosters te laten uitsterven. In Sint Agatha liet hij bovendien het pachtcontract van de kruisheren opzeggen. Het verbod op het aannemen van novicen hield stand tot 1840, waarna een nieuwe toestroom van kloosterlingen plaats had. Een periode van heropbouw van de orde ving aan, met daaraan gepaard een heroplevende verering binnen de orde van de patrones, Odilia, die ook de voorgenomen verbreiding van de kruisverering onder leken zou moeten dragen. - In 1843 werd aan het klooster te Sint Agatha door paus Gregorius XVI een Odilia-aflaat toegekend. Op 25 april 1853, na het herstel van de bischoppelijke hiërarchie in Nederland, hield de kruisherenorde in Sint Agatha het eerste generaal kapittel sinds de Franse Revolutie. Het kapittel verkoos Henricus van den Wijmelenberg tot generaal. Van den Wijmelenberg had zich voordien al een wegbereider voor de devotie van Odilia betoond. Zo wist hij als overste voor de twee genoemde kloosters relieken van Odilia te bemachtigen, die hij over Uden en Sint Agatha verdeelde. - In het oudste bedevaartboekje, uitgegeven in 1845 en waarschijnlijk bestemd voor zowel Uden als Sint Agatha, is al sprake van een Odiliaprocessie, die plaatsvond op de zondag na 18 juli. Het bedevaartboekje spreekt ook van de wijding van Odiliawater op de processiedag, te gebruiken tegen oogkwalen. - In 1870 wees paus Pius IX het hoofdaltaar van de H. Odilia, in de kerk van het klooster, aan als 'Altare Privilegiatum'. Het zesde eeuwfeest van de vinding en overbrenging van de relieken van Odilia naar Hoei werd blijkens krantenberichten uit 1887 met pracht en praal gevierd. Te Sint Agatha hadden de plechtigheden plaats in de eerste week van september en op de zondagen van die maand. In het dorp hingen de vlaggen uit, het interieur van de kloosterkerk was met groen en stoffen behangen, terwijl het beeld en de relieken van Odilia op een versierde troon en op het altaar stonden uitgestald. Uitzonderlijk veel gelovigen woonden de plechtige diensten bij, met predikaties van onder meer een capucijn uit Velp en de provinciaal van de carmelieten, 'ten einde de bijzondere bescherming, van de H. Odilia, patrones tegen oogziekten en andere kwalen waardig te worden'. Hierbij kon ook een door paus Leo XIII verleende aflaat voor de zielen in het vagevuur verdiend worden. De 20e eeuw - In de jaren twintig van de 20e eeuw bleek de Odiliaverering nog steeds vanuit het klooster gevoed te worden. Een litanie kwam van de drukker in 1922. Bijzondere aandacht genoot de heilige in ieder geval in 1929 toen er speciale diensten werden gehouden. De krant meldde: 'Water, gewijd ter eere van de H. Odilia, prentjes, Litaniën en medaillen en levensbeschrijvingen der H. Odilia zijn steeds te verkrijgen aan het klooster'. Het water werd van oudsher met een speciale reliekhouder (zie onder Cultusobject, nr. 2; vgl. ⟶ Zenderen) gewijd. Met deze houder werd een kruis in het water gemaakt onder uitspreking van de gebedsformule 'De Benedictione Aqua sub patrocinio S. Odiliae'. - Op 15 augustus 1953 werd het gebeente van St. Odilia, dat sinds 1949 weer in bezit van de kruisherenorde is en in het klooster te Diest wordt bewaard, tijdelijk naar het moederklooster van de orde in Sint Agatha gebracht. Daar verbleef het voor de duur van de viering van het eeuwfeest van het generaal kapittel in Sint Agatha. - Omstreeks 1950 was het volgens C. Thiery uit Boxmeer de gewoonte om op de feestdag van St. Odilia tijdens de gang naar de kerk een rozenkrans te bidden waarbij na het onzevader de zin 'H. Odilia wij komen weer' werd uitgesproken; op de terugkeer werd eveneens de rozenkrans gebeden, maar werd de extra zin vervangen door 'H. Odilia wij scheiden weer'. J.P. Bik vermeldt in 1958 dat de kruisheren Odiliawater wijden tegen oogziekten 'dat over heel de wereld wordt gevraagd en verzonden'. - Na Vaticanum II lijkt de devotie voor de H. Odilia teloor te zijn gegaan. Volgens de prior van het klooster behoorde de Odiliaverering door leken in Sint Agatha anno 1996 tot het verleden. |
|
Materiële cultuur |
- 1 Olieverfschilderij van Odilia en Johannes van Eppa (110 x 88 cm; SKKN nr. 116) door pater H. IJzermans uit Sint Agatha, ca. 1900; 2 linosnede van Odilia (55 x 19,5 cm), onderdeel van een serie van veertien, door A. van Santvoort (1950-1960; SKKN nr. 206); 3 op een tweetal cibories uit de 19e eeuw (Venlo, J.A. Boermans; SKKN nr. 225) en uit 1919 (Weert, H.T. Esser; SKKN nr. 227) wordt Odilia (mede) afgebeeld; 4 op een torenmonstrans (deels 1501-1523, deels 1748; SKKN nr. 231) wordt Odilia naast andere heiligen tweemaal afgebeeld; 5 kazuifel (Brussel: J. Denis, 1871; SKKN nr. 319) met Odilia; 6 koorkap (Kevelaer: F.W. van den Weynbergh, 1900; SKKN nr. 326) met afbeelding van Odilia; 7 dalmatiek (Naaikring Sint Agatha, ca. 1950; SKKN nr. 346); 8 lofstola met Odilia, begin 20e eeuw (SKKN nr. 366); 9 lofstola met Odilia, ca. 1940 (SKKN nr. 386); 10 fluwelen processievaandel (120 x 65 cm; SKKN nr. 407), 1925-1935, met de tekst 'St. Odilia Bid Voor Ons', pendant van een Agathavaandel; 11 gravure (52 x 35 cm) door Jo Schott en Löffler Junior van voor 1665 met de vinding, opgraving en overbrenging van het lichaam van Odilia; 12 glas-in-loodraam uit een serie van negen in het koor van de kerk, met een afbeelding van de marteldood van Odilia (Roermond: F. Nicolas, 1872-1876), vernield bij de brand in 1944. Devotioneel drukwerk - Bedevaartboekjes: 1 Handboekje ten dienste der vereerders van de H. Maagd en martelares Odilia, beschermheilige der orde van het H. Kruis, voorafgegaan door eene geschiedkundige schets dezer orde (Grave: J. Witz, 1845; Licentia ordinis: 10 Kal. Jul. 1843, H. van den Wijmelenberg Ord. S. Crusis [sic] Com. Gnlis, ac Domus Udensis Superior; IV + 52 p.); 2 idem (Venlo: Wed. H.H. Uyttenbroeck, 1853); 3 idem (Uden: F.J. Vosman, 1885). - Litanieën: 1 vouwblad 'Litanie ter eere der H. Odilia, maagd en martelares' (Cuijk: J.A. Derks, [1922]; impr. Buscoduci, die 30 Junii 1922. J. Pompen, Vic. Gen. Busc.; 4 p.); 2 vouwblad 'Litanie ter Ere van de H. Odilia. Maagd en Martelares' (12 x 7 cm; Cuijk: N.V. Van Lindert's Drukkerij; impr. J. Pompen, Vic. Gen. Busc. Buscoduci, die 30 Junii 1922; 4 p.); 3 vouwprent (11 x 7 cm; ca. 1940; impr. J. Pompen, Vic. Gen. Busc.; 4 p.) met een schildering van Odilia en een 'Litanie ter ere van de H. Odilia'; 4 vouwblad 'Litanie ter ere van de H. Odilia' (12 x 8 cm; Diest: Lichtland, [ca. 1950]; Cum licentia Superiorum et Ordinarii; 4 p.). Van de litanie bestaan twee versies, met elk een andere reproductie van een foto van een sculptuur van Odilia op de voorkant, voorzien van de tekst 'H. Odilia bijzondere hulp bij oogziekten b.v.o.'. - Devotieprenten: 1 zwart-wit lithografie (12,8 x 9 cm; impr. episc. Buscoducensis † A. Godschalk 27 Maii 1879) van E. Vermorcken o.s.c., voorstellende Odilia en een kruisheer waaronder de tekst 'Sa. Odilia. Ora pro nobis'. Op de achterzijde een aflaat van 500 dagen, verbonden aan de rozenkrans, gewijd door de kruisheren; 2 prent met dezelfde voorstelling (11,5 x 8 cm) maar op de achterzijde een tekst in het Frans met de aflaat van 500 dagen, verbonden aan de rozenkrans, gewijd door de kruisheren, en een bevestiging hiervan door paus Leo XIII d.d. 15 maart 1884; 3 gekleurde lithografie (11,5 x 7,5 cm; Mönchen-Gladbach: B. Kühlen, [ca. 1885]) voorstellende Odilia tegen een goudkleurige achtergrond met links van haar een kruisheer en rechts een knielend meisje, waaronder de tekst 'S. Odilia, Patrona ordinis S.S. Crucis' en op de achterzijde de aflaat van 500 dagen en de bevestiging door Leo XIII (van deze prent bestaat een tweede versie waarop het knielende meisje is vervangen door een neger. Deze versie was bestemd voor de kruisherenmissie in Belgisch Kongo); idem, met op de achterzijde een Duitse tekst in gotische drukletters met de rozenkransaflaat; 5 kleurendruk (10,7 x 7,4 cm; Cuijk: N.V. Van Lindert's Drukkerij; impr. J. Pompen, Vic. Gen. Busc. Buscoduci, die 15 Maii 1929) voorstellende Odilia met aan haar linkerzijde Joannes van Eppa en rechts Ludovicus Campensis (een geestelijke die Van Eppa naar Keulen vergezelde), waaronder de tekst 'H. Odilia. Patrones van de orde van het H. Kruis'. Op de achterzijde staan een tekst over de kruisherenmissies en een gebed; 6 idem, met op de achterzijde een korte geschiedenis van het missiewerk van de kruisheren; 7 idem, maar met ander formaat (11,5 x 6,5 cm), andere drukker ('Scucla tip. Salesiana' te Rome) en andere functie (op de achterzijde staat een Latijns gebed ten behoeve van de ordeheren bij hun 'renovatio professionis'); 8 idem, met wederom een ander formaat (12 x 8 cm), andere drukker (Rome) en andere functie ('Rythmus in laudem S. Odiliae V.M.' waarmee de kruisheren 200 dagen aflaat konden verdienen: 'Ind. 200 d. tot. quot. pro Crucigeris: ex gratia G. Card. Van Rossum, protectoris'); 9 prent met inkttekening van Odilia (12 x 8 cm) met in de linkerhoek het ordekruis en op de achterzijde een gebed. |
|
Bronnen en literatuur |
Archivalia: Grave, streekarchivariaat Land van Cuijk. Nijmegen, Katholiek Documentatie Centrum. Tekstedities: C.R. Hermans ed., Annales canonicorum regularium S. Augustini ordinis S. Crucis. Ex monumentis authenticis, collegit, disposuit, illustravit, 3 dln. ('s-Hertogenbosch: P. Stokvis, 1858) 2, p. 86-94, akten waarin de echtheid van de relieken wordt erkend, sept. 1287 en 10-11-1443 en p. 643. Literatuur: J. Banelius, Gloriosi corporis S. Odiliae virginis et martyris ex sancta Ubiorum Colonia in celeberrimum totius sacri ordinis fratrum S. Crucis apud Huyenses Clari Loci monasterium translatio, editione Gallica auctior et castigatior (Keulen: Greuenbruch, 1621); H. Russelius, Chronicon cruciferorum sive synopsis memorabilium sacri et canonici ordinis sanctae crucis (Keulen: Kraft, 1635; fotogr. herdr. Diest: Lichtland, 1964) p. 67-68, 92 en 151; X, 'De vinding en overbrenging van de reliquieën van de H. Odilia', in: Katholieke Illustratie 21 (1887-1888) p. 69-71; De Echo, 10 september 1887, 18 augustus 1894, 20 juli 1929, 13 juli 1932, 22 mei 1953; Kerkelijke Courant, 11 september 1887; Graafsche Courant, 17 september en 20 augustus 1887; 'Het klooster Sint Agatha in den Lande van Cuyk. 1371-1921', in: Kruistriomf 1 (1921-1922) p. 39-47, 70-76, 114-122, 168-176 en 2 (1922-1923) p. 247-253, 340-347; 'De relikwiekast der h. Odilia', in: Kruistriomf (1925-26) p. 353-365; W. Nolet, Katholiek Nederland. Encyclopaedie, dl. 1 (Den Haag: Ten Hagen, 1930) p. 186-187; Michael Schoengen, Monasticon batavum, dl. 2 (Amsterdam: Noord-Hollandsche Uitgevers Maatschappij, 1941) p. 8-9; H. van Rooijen, Sinte Odilia: legende of historie? (2e dr., Diest 1946); R., 'Een kostbaar bezit', in: Kruistriomf (1949) p. 1-6; J.P. Bik, Feest- en vierdagen in kerk- en volksgebruik, dl. 3 (Velsen: Th.F. Wolfs, 1958) p. 144; H. Douma, Inventaris van het archief van het kruisherenklooster Sint-Agatha 1371-1887 ('s-Hertogenbosch: Rijksarchief in Noord-Brabant, 1972), p. 13, 15; J. Scheerder, Henricus van den Wijmelenberg. Een religieus emancipator in Oost-Brabant 1800-1881 (Tilburg: Stichting Zuidelijk Historisch Contact, 1976) p. 59, 60, 231 en 242; Boxmeers Weekblad, 23 mei 1953; De Gelderlander, 9 januari 1984; 'Geschiedenis van de gemeente Cuijk' (typoscript, gemeente Cuijk z.j.); T. Aalberts, 'Reliekenverspreiding', in: A. Koldeweij & P. van Vlijmen ed., Schatkamers uit het zuiden (Utrecht: Rijksmuseum Het Catharijneconvent 1985) p. 44-56; L. Raedschelders, 'Sint Odiliaschrijn', in: Kruis en Wereld 5 en 6 (1985) p. 44; A. Ramaekers, 'Eeuwfeest van de H. Odilia', in: Clairlieu 3 (1987); L.C.B.M. van Liebergen, 'Waer een paradis'. Kloosterleven in Brabant na de Reformatie (Uden: Museum voor Religieuze Kunst, 1987) p. 9-19, 88-89; 'Bibliographia Crucigerana 1979-1989', in: Cruciferana 29 (Rome 1990) p. 41; A. van den Elsen, Achtergrondgedachten rond de verering van de h. Odilia, patrones van de kruisherenorde (getypte tekst; Uden 1994). Overige bronnen: KDC BiN-dossier Sint Agatha; Utrecht, Stichting Kerkelijk Kunstbezit in Nederland, dossier kruisherenklooster Sint Agatha. |
|
naar het KDC, voor aanvullingen en
commentaar. |