Woudrichem, Heilig Bloed

Cultusobject: Heilig Bloed Open Street Maps
Datum: Onbekend
Periode: 1442 - 1573
Religieuze context: Christelijk
Locatie: N.H. of St. Martinuskerk
Adres: Kerkstraat 35, 4285 BA Woudrichem
Gemeente: Woudrichem
Provincie: Noord-Brabant
Bisdom: Breda
Samenvatting: In Woudrichem voerde in 1442 een krijgsman een blasfemische handeling uit met een penning voorzien van een kruisteken. Het had tot gevolg dat op die penning bloeddruppels zichtbaar werden. Dit H. Bloedmirakel heeft vervolgens geleid tot het ontstaan van een bedevaart die tot 1573 heeft bestaan.
Auteur: Peter Jan Margry
Illustraties:
Topografie - Woudrichem of Workum is als nederzetting ontstaan in de vroege middeleeuwen. Het stadje werd de hoofdplaats van het Land van Altena (later het Land van Heusden en Altena), een onderdeel van het zuidelijk rivierengebied van het graafschap Holland. In 1818 werd deze regio aan de provincie Noord-Brabant toegevoegd. In kerkelijk-geografische zin ging dit gebied in 1956 over van het bisdom 's-Hertogenbosch naar het bisdom Breda.
- Het bloedwonder heeft zich mogelijk voorgedaan in een herberg in het 15e-eeuwse Woudrichem. Hoe dan ook, na het mirakel van de bloeddruppels is de H. Bloedreliek naar de parochiekerk van St. Maarten overgebracht. Deze laatgotische, 15e-eeuwse kruisbasiliek werd aan het begin van de 16e eeuw door brand beschadigd. In de jaren 1570 werd de kerk opnieuw door brand en/of beschietingen geteisterd. De schade was toen van dien aard dat er geen diensten meer konden worden gehouden en de kostbaarheden van de kerk, waaronder de H. Bloedreliek, uit veiligheidsoverwegingen naar de nabijgelegen stad Heusden werden overgebracht. Het stadsbestuur van Heusden verklaarde daarover '… datte stadt Worcum metsgaders de kercke aldaer heel desolaet blijven sal, alsoo de stadt nu andermael metten brant beschadicht is, ende daglicx meer beschadicht wordt...'
Cultusobject - Tijdens de late middeleeuwen werd in de Nederlanden veelvuldig melding gemaakt van eucharistische wonderen. Sommige van deze wonderen - waarbij de wijn of de hostie zichtbaar van substantie veranderde of de hostie bloeddruppels vertoonden - golden als een vermaning aan leken of priesters om niet te twijfelen aan de presentie van God of aan de werkelijke tegenwoordigheid van Christus in het sacrament. In onder meer Binderen, Boxtel, Boxmeer Breda, en Middelburg leidde een eucharistisch wonder tot een cultus, een zogenoemd Sacrament van Mirakel.
- In Woudrichem was het bloedwonder het gevolg van blasfemie en profanatie. Als ware het een hostie stak een man met zijn mes in op een penning waarop het kruisteken was te zien. Daarop begon de penning te bloeden als teken dat als gevolg daarvan eerherstel en een voortdurende verering noodzakelijk waren. De penning met het kruisteken, waaraan het wonder met de drie bloeddruppels zich vertoonde, werd in een ciborie in de parochiekerk bewaard. In de kroniek van Sweder van Cuylenburch (ca. 1500) wordt de aanwezigheid van een penning of bloedreliek in de kerk niet specifiek benoemd, hij vermeldt echter wel dat de tafel waarop het bloedwonder heeft plaatsgevonden als een reliekobject in de kerk was opgehangen ('Die tafel hanget noch te Worcum in de kerck'). Mogelijk als gevolg van een van de kerkbranden of na de in bezitneming van de Martinuskerk door de protestanten zal deze tafel uit de kerk zijn verwijderd. Hoe dan ook, in 1934 was er geen spoor meer van dit object in de kerk te vinden.
Verering - De middeleeuwse kroniek Origines Culenburgicae ab exordis Domini usque ad annum 1494 van Sweder van Cuylenburch, hij werd op 26 december 1518 in een oorkonde genoemd als schepen te Tiel, is in de 18e eeuw uitgegeven door Matthaeus. Voor het jaar 1442 vermeldt de auteur dat in Woudrichem een bevelvoerder van een compagnie ('hopman'), met de naam Brien van Wijborch om geld had gespeeld. Toen hij aan de verliezende hand was
'leijde [hij] eenen gecruysten penningh op de tafel, doen't yder man sach. Seyde, hij wolde Godt int herte steecken, ende steeckende in den penningh, liepen daar drie droppelen bloets uit'.
Opmerkelijk is dat in de daaropvolgende passage deze chroniqueur zichzelf in zijn kroniek opvoert als getuige van het gegeven dat de ‘schilddragende’ Dirc van Braeckel het wonder met eigen ogen zou hebben zien gebeuren:
'Ic Sweder van Cuylenburch tuyge, dat myn huysvrouwen man dit gesien heeft, geheten Dirc van Braeckel, dat een schiltboortich man was'.
- In het stadje is op een bepaald moment na het mirakel van 1442 een bedevaart naar het Heilig Bloed op gang gekomen. Pas een officiële bron uit 1573 schrijft daar expliciet over: 'het Heylich Bloet dat binnen Worcum tot noch toe versoucht is geweest'. Het bezoeken door vereerders van het H. Bloed 'tot noch toe', slaat op het gegeven dat de reliek, samen met een aantal andere kerkelijke objecten, op 7 januari 1573 van Woudrichem werd overgedragen aan Loys de Harchyes, commandant van het kasteel in de nabij gelegen stad Heusden. In de toen opgemaakte inventaris van de uit de St. Maartenkerk meegenomen objecten, vermeldde men het belangrijkste als eerste: 'In den eersten een ciborie metten heyligen Bloet'. Als eucharistische reliek werd het in een ciborie of kelk bewaard. Enkele andere objecten op die lijst stonden omschreven als door brand aangetast, een gevolg van de kerkbrand van dat jaar.
- Nadat de objecten in Heusden waren aangekomen, trachtten nog diezelfde dag schout en schepenen door middel van een dubbelstrategie de waardevolle reliek - zij hoopten dat deze zich in hun stad ook als 'seer profijtelick' zou manifesteren - voor de parochiekerk te behouden. Om dat te bereiken trachtte men bisschop L. Metsius van 's-Hertogenbosch daarin mee te kunnen krijgen. Terwijl de garnizoenskapitein van Heusden daarover de Spaanse militaire gouverneur Adrien d'Ongnyes, heer van Willerval, aanschreef, stuurde het stadsbestuur een vergelijkbare brief naar Dirk Spierinck van Well, de abt van de Abdij van Berne. Zij beiden, gouverneur en abt, dienden vervolgens de bisschop te benaderen teneinde hem over te halen het H. Bloed in Heusden te laten blijven, 'tot Godts eer ende stadt profijt'. Om het voorstel kracht bij te zetten, stelde het stadsbestuur dat het genegen was te investeren in de bouw van een ruime vereringslocatie. Zij schreven dat ze bereid waren
'... te doen maecken een behoorlicke eerlicke koorken of capelle in der grooter kercken alst des tamelick ende behoorlick is.'
Het resultaat van deze manoeuvres is evenwel niet bekend.
- Hoe lang de bewaring in Heusden heeft geduurd, is dus evenmin duidelijk. Van een eventuele verering van het H. Bloed in Heusden zelf is verder niets bekend. Aangezien Heusden pas in 1577 onder Staats en gereformeerd gezag is gekomen, bestaat de theoretische mogelijkheid dat de Bloedreliek vier jaar in het kasteel of de stad is gebleven. Indien dat het geval is geweest (en niet naar Woudrichem terugkeerde), is het verleidelijk om een relatie te leggen met de 'kapelachtige' aanbouw die aan de zuidzijde van het koor van de kerk in de (late?) 16e eeuw is gerealiseerd. Zouden al deze speculaties op waarheid berusten, dan zou het bovenvermelde voorstel van schout en schepenen om een kapel voor het H. Bloed in (of aan) de Heusdense kerk te realiseren, mogelijk in die vorm tot uitvoering zijn gekomen.
- Aangezien in juni 1574 Woudrichem weer tot 1590 in Spaanse handen is gekomen, bestaat ook de mogelijkheid dat de kerkelijke objecten naar de Maartenskerk zijn teruggebracht; andere scenario's zijn echter eveneens te maken.
Bronnen en literatuur Archivalia: Streekarchief Land van Heusden en Altena (Heusden), Oud stadsarchief van Heusden, D 20 (achterin) minuutbrief dd. 7 januari 1573.
Literatuur: Antonius Matthaeus, Veteris aevi analecta seu vetera aliqout monumenta quae hactenus nondum visa, dl. 6 (Leiden: Seb. Schouten, 1704) p. 289 [bij 2e druk, in dl. 3 (Den Haag: Gerard Blok, 1738) p. 649]; J.S. van Veen, Rechtsbronnen der stad Tiel (Den Haag: Nijhoff, 1901) p. 112, vermelding van 'Sweder van Cuylenburch' als schepen; 'De bloedende penning', in: De Navorscher 59 (1910) p. 119 [naar Matthaeus];; J.R.W. Sinninghe, Noord-Brabantsch Sagenboek (Scheveningen: Eigen Volk, 1933) p. 160, nr. 219 [naar Matthaeus]; J.P.W.A. Smit, 'Eene lijst der ornamenten en kleinodiën der parochiekerk van Woudrichem, 1573', in: Bossche Bijdragen, 4 (1921-1922) p. 154-157; 'H. Bloed te Woudrichem', in: Sint-Jansklokken nr. 606, 11 augustus 1934; Kunstreisboek voor Nederland (Amsterdam: Van Kampen & Zn., 1965) p. 578.
Overige bronnen: KDC BiN-dossier Woudrichem-H. Bloed.
  naar het KDC, voor aanvullingen en commentaar.