De geschiedenis van Scherpenheuvel is al sinds het einde van de middeleeuwen verbonden met de verering van Maria, toen tussen Zichem en Diest op de heuveltop een eik stond in de vorm van een kruis. Sinds een man aan de eik een Mariabeeldje hing, kwamen er mensen bidden. Een herdersknecht zou het beeldje hebben willen meenemen waarop die, aldus de legende, zich niet kon verroeren en het beeldje op zijn plaats bleef. In 1602 timmerde men voor de eik een houten kapel en in 1604, na een eerste bezoek van het aartshertogelijk echtpaar Albrecht en Isabella, een grotere, stenen kapel. In 1605 namen de vrome Albrecht en Isabella het initiatief tot de bouw van de huidige basiliek van Onze-Lieve-Vrouw van Scherpenheuvel, uit persoonlijke devotie voor deze Maria en als dank voor de verdrijving van de calvinisten uit de Zuidelijke Nederlanden. Nog altijd wordt Scherpenheuvel goed bezocht door Nederlanders. Dat begon al in de 17e eeuw toen bedevaarten in de Republiek werden verboden en men van daaruit op bedevaart moest gaan in omringende landen. Met name vanuit Nederlands Limburg en Staats-Brabant, trokken grote groepen katholieken te voet in enkele dagen naar Scherpenheuvel (vgl. Kevelaer). Deze 'processies', groepsbedevaarten, vertrokken vooral uit de grote steden, waar inwoners van omliggende dorpen zich ter plekke of onderweg bij aansloten. Tegenwoordig wordt de bedevaart vooral individueel en met de auto vanuit Nederland gedaan.
|