- In 1872 vervulde Petronella Seuntjens (‘Nelke van ’t kapelke’) haar eerder gedane belofte een kapel op te richten ter ere van Maria, als haar broer van razernij zou genezen. Aanvankelijk zou er weinig aandacht naar de kapel zijn uitgegaan, omdat Petronella geen bekendheid aan het gebeuren wilde geven. Een aantal nieuwe genezingen bracht de kapel echter onder de aandacht van personen buiten de familiekring. Volgens mevrouw Vossen, pleegdochter van Seuntjens en de belangrijkste mondelinge bron, kwamen vooral ‘eenvoudige’ mensen de in de kapel geplaatste O.L. Vrouw van het H. Hart vereren. De weinige, grotendeels uit mondelinge overlevering stammende gegevens, zijn niet altijd gelijkluidend, tot aan de namen van de betrokkenen toe. - Een van de genezingen betrof Anna Linssen, een andere pleegdochter van Petronella Seuntjens. Zij had soms wel 17 epilepsie-aanvallen per dag. Bovendien kon ze als kind van vier jaar nog niet spreken. Na het bidden van een noveen hielden de aanvallen op. Op negenjarige leeftijd is ze alsnog het spreken machtig geworden. Er zouden nog diverse andere genezingen en gebedsverhoringen zijn gebeurd. Bezoekers namen altijd Petronella Seuntjens mee naar de kapel, in de overtuiging dat ze alleen zo zouden genezen. Er werden krukken en (gouden) sieraden geschonken, zoals kettingen, ringen, oorbellen, broches. Uit het edelmetaal is later een kroontje voor het Mariabeeld gemaakt. De beelden van het H. Hart en van St. Gerardus zijn geschonken na een genezing. - De verering lijkt, afgaande op de mondelinge verklaringen, beperkt te zijn gebleven tot Heel en directe omgeving. In 1932 werd het gouden jubileum van de kapel gevierd. In mei en oktober werd in de kapel gezamenlijk de rozenkrans gebeden.
|