- Aan het predikherenklooster was, reeds voor het begin van de bijzondere devotie voor O.L. Vrouw, een Mariacultus verbonden. Begin 1561 liet de prior, Antonius van Leendt, een beeld van O.L. Vrouw van de Vrede oprichten in de kloostertuin. Aan degenen die uit vroomheid het beeld kwamen bezoeken om te bidden voor rust en vrede binnen de christenheid, gaven Gregorius Sylvius o.p., wijbisschop van Luik, Robertus a van Bergen, bisschop van Luik, en Nicolaus van Egmond, wijbisschop van Utrecht, ieder een aflaat van 40 dagen. - In 1629, tijdens het octaaf van het feest van O.L. Vrouw Geboorte en een dag voor de verovering van de stad door de Hollanders, stond het beeld, volgens gewoonte, uitgesteld in de kloosterkerk. Door de belegeraars van de stad werd een grote bom in de kerk geworpen die vlak voor het beeld terecht kwam. Er werd veel veel schade aangericht, maar het beeld zelf en de sieraden waarmee het getooid was, alsmede de kandelaars en de bloemen die er om heen stonden, bleven ongeschonden. Volgens Kronenburg werd het beeld reeds de volgende dag, toen ’s-Hertogenbosch door de Hollanders werd ingenomen, heimelijk naar Mechelen gebracht. Daar prijkte het nog in 1719 op het hoogaltaar van de dominikanenkerk, in dezelfde kleren welke het bij de merkwaardige redding had gedragen. - Dankzij de hulp van aartsbisschop Boonen en aartshertog Leopold konden de Bossche ballingen in 1651 een nieuw klooster stichten in Mechelen. Reeds in 1652 werd de Broederschap van de H. Rozenkrans overgebracht van de plaatselijke St. Janskerk naar de huiskapel van de dominicanen. In de daaropvolgende decennia werd een nieuw klooster gebouwd; pas in 1736 werd de kloosterkerk ingewijd door aartsbisschop Thomas Philippus d’Alsace. Volgens Meyer (1897) werd alles wat na van het Bossche klooster was overgebleven, met kinderlijke piëteit bewaard: ‘Het wonderdadig Rozenkransbeeld, waarvoor de religieusen en de geloovigen in Den Bosch zoo vaak hunnen gebeden gestort hadden, prijkte als het palladium des kloosters op het hoofdaltaar en trok daar de vrome vereering der Mechelse burgerij.’ In 1781, bij decreet van keizer Jozef II, werd de Rozenkransbroederschap opgeheven. In 1796 werden de kloosterlingen door de Fransen uit Mechelen verdreven. Volgens Meyer (1897) wisten de paters slechts twee schilderijen te redden, al het andere werd gestolen. - Het O.L. Vrouwebeeld is echter gespaard gebleven, en staat thans links achterin (de noordwestelijke hoek) in de kathedrale St. Romboutskerk. - De miraculeuze gebeurtenis rond het beeld in 1629 en de vermeldingen dat ook dit beeld zelf wonderdadig zou zijn, doen vermoeden dat dit eertijds ook pelgrims naar Den Bosch heeft getrokken. Elk spoor komt echter steeds uit bij de Desolata Batavia Dominicana van Bernardus de Jonghe. De Jonghe vermeldt inderdaad het wonder. Verder echter geen woord over enige bedevaart; ook het beeld wordt door hem niet wonderdadig genoemd (‘sacra virginis statua’).
|