Raath, H. Jozef

Gediskwalificeerd: ja
Cultusobject: H. Jozef
Datum: 19 maart; laatste zondag van de maand
Periode: 1743 – 1751 / eind 18e eeuw
Religieuze context: Christelijk
Locatie: Kapel van St. Jozef
Adres: Tussen Kruisstraat 2 en 10, 6456 AL Bingelrade
Gemeente: Beekdaelen
Provincie: Limburg
Bisdom: Roermond
Samenvatting:

De verwerving in 1743 van een mantelreliek van de heilige Jozef ten behoeve van de Jozefskapel bij kasteel Raath deed gedurende ongeveer een decennium een sterke verering voor St. Jozef en zijn reliek ontstaan. De verering stopte in 1751, hoewel deze eind 18e eeuw weer even opleefde. De verering voor de patroonheilige bleef tot in de eerste helft van de 20e eeuw bestaan.

Auteur: Antoine Jacobs
Illustraties:
Topografie

- De heerlijkheid Bingelrade is uit de bronnen vanaf 1263 bekend. Ze werd in 1557 verpand en in 1610 verkocht aan de adellijke familie Huyn van Amstenrade. Tot de Franse Tijd maakte Bingelrade deel uit van het graafschap Amstenrade. De heerlijkheid bestond uit de gehuchten Quabeek, Viel, Raath en Bingelrade, waar ook de excentrisch gelegen parochiekerk van de H. Lambertus lag. Bingelrade, Raath en Viel hadden volgens een opgave uit 1786 van pastoor J.A. Vorsterman respectievelijk 94, 131 en 62 inwoners. Het gehucht Rade of Raath, gelegen ten zuidoosten van het dorp Bingelrade, had in de 19e eeuw zo’n 240 inwoners en bleef daarmee de belangrijkste kern van het dorp. Het gemeentewapen is een combinatie van die patroonheilige en het wapen van de graven van Huyn van Amstenrade. In 1981 werd Bingelrade aan de gemeente Schinveld toegevoegd, die zelf weer in 1982 in de gemeente Onderbanken is opgenomen. Onderbanken fuseerde in 2019 met de gemeenten Nuth en Schinnen tot de gemeente Beekdaelen.
- Door een huwelijk had de uit Venlo afkomstige drossaard Gerard Duyckers zich in 1685 in Bingelrade gevestigd, waar hij in Raath op de fundamenten van het voormalige middeleeuwse kasteel een landhuis bouwde, dat de naam ‘Het Kasteel’ kreeg. Naast Het Kasteel liet Duyckers in 1690 op eigen kosten en op zijn eigen grond een kapel bouwen, die toegewijd werd aan de H. Jozef. Bisschop Reginaldus Cools van Roermond wijdde de kapel in op 15 september 1690. Een broer van Gerard Duyckers droeg er op door-de-weekse-dagen de mis op. Duyckers en zijn echtgenote Anna Judith Timmers schonken in 1698 tot ‘behoeft en de fundatie van eenige Missen in de Capelle’ 4000 Luikse guldens. Zij bezaten het patronaatsrecht. De eerste officiële rector was J. Tummers, die in 1708 werd aangesteld en 56 jaar aan de kapel verbonden bleef. Het visitatierapport van 25 september 1722 vermeldt dat de kapel pas in 1708 door drossaard Duyckers werd gesticht en van meer fundaties zou zijn voorzien. Hoe deze kapel er heeft uitgezien, is onbekend. 
- Het Kasteel brandde in 1751 uit; de kapel bleef echter behouden. In 1837 werd de St. Jozefkapel door koning Leopold I van België en de Luikse bisschop Cornelis van Bommel tot hulpkerk van Bingelrade verheven. Aan de kapel werd een rector verbonden die onder de pastoor en het kerkbestuur van Bingelrade stond. Het kerkbestuur besloot in 1871 een nieuwe kerk in Raath te laten bouwen, aangezien de St. Jozefkapel bouwvallig en te klein was geworden. Architect Louis Lemmens uit Beek maakte een ontwerp dat reeds in 1873 was uitgevoerd. Als opvolgster van de kapel werd de kerk eveneens aan Jozef gewijd. De Jozefkerk was een eenbeukige neogotische kerk, die tegenover het nog bestaande puthuis aan de Kruisstraat lag. In 1935 werden zowel de in 1790 herbouwde Lambertuskerk van Bingelrade, alsmede de St. Jozefkerk in Raath afgebroken, waarna centraal in de gemeente, in de buurtschap Quabeek, een nieuwe Lambertuskerk verrees naar ontwerp van architect J. Schoenmakers uit Sittard. 

Cultusobject

- De H. Jozef was de echtgenoot van Maria en de pleegvader (voedstervader) van Jezus. Het Nieuwe Testament noemt hem vooral bij de geboorte en kinderjaren van Christus. Hij stamde uit het geslacht van David. Van beroep was hij timmerman in Nazareth. In het openbare leven van Jezus wordt hij niet meer genoemd, waarschijnlijk was hij toen al overleden. In de apocriefe evangeliën en in legenden (zgn. ‘kindsheidverhalen’) wordt zijn levensloop echter fantasievol ingevuld. In de middeleeuwen werd uit die bronnen geput om Jozef verder te verbeelden. Jozef is de patroon van een zalige dood, van de stervenden, de familie, het huwelijk, de (wees)kinderen, de herbergen en herbergbezoekers en van diverse beroepen zoals de timmerlieden en houthakkers. Sedert de 19e eeuw is hij de patroon van de arbeiders in het algemeen.
- Het feest van Jozef werd al in de 9e eeuw op 19 maart te Reichenau (D) gevierd. Pas in de 15e eeuw werd het feest algemeen. De carmelites Theresia van Avila en Franciscus van Sales bevorderden de Jozefdevotie sterk. Op verzoek van koning Philips IV van Spanje stond paus Innocentius XI toe dat St. Jozef patroon werd van alle aan de Spaanse kroon onderhorige gebieden, dus ook de Zuidelijke Nederlanden. Deze opdracht werd in 1830 bij de onafhankelijkheid van België hernieuwd. Tot in de jaren vijftig van de 20e eeuw vierde het bisdom Roermond nog steeds Jozef als patroon der Nederlanden. Het belangrijkste Nederlandse Jozefheiligdom is Smakt. In 1870 verhief paus Pius IX Jozef tot patroon van de wereldkerk. Paus Leo XIII wees de maand maart aan als ‘Jozefmaand’.
- Een contactreliek van Jozef werd in 1743 voor Raath in Rome verworven. Het was ‘een partikelken van den mantel van den Heyligen Joseph, sulx met de approbatie en den pauselijcken zegel alles wat daertoe noodig is’. In de tekst daarover in het memoriaalboek wordt ook gesproken over de ‘Reliquien van St. Joseph’, wat op meer dan één enkele reliek lijkt te duiden. Zekerheid hieromtrent is er echter niet. De vroeg 18e-eeuwse reliekhouder, waarin de mantelreliek was opgenomen, bevond zich in 2003 in de schatkamer van de Catharinakerk te Maaseik (B). Daar zijn de Jozefreliek en de houder in de eerste helft van de 19e eeuw terecht gekomen via mevrouw Ververs, die verwant was met de familie Duyckers. De zilveren reliekhouder (35 cm hoog) heeft de vorm van een stralenmonstrans. Het medaillon met daarin een theca met een reliek van Antonius van Padua is omgeven door wolken met cherubijnenkopjes en stralen. Boven op de houder is een gedreven voorstelling van de heilige Jozef met het Christuskind en een lelietak. Op de stam van de houder is, in een cartouche, het wapen van de familie Duyckers gegraveerd. In de voet van de monstrans bevindt zich een tweede theca met een relikwie, maar het is onbekend van wie deze is. Wat met de oorspronkelijke Jozefreliek is gebeurd, is niet bekend.
- In 1864 werd de kerk van Raath ‘wederom’ begiftigd met een nieuwe Jozefreliek, vermoedelijk een botrelikwie gevat in een theca, die in 1901 weer werd gevat in een medaillon. In december van dat jaar verwierf de kerk een nieuwe relikwieënkast. ‘Ik heb hierbij gehangen, in het midden, de Relikwie van de H. Joseph – in eene medaillon – alsmede 2 medaillons, die met de zich daarin bevindende relikwieën aan mij toebehoren’, aldus rector J.W. Crousen (1894-1906). In 1906 werd voor de nieuwe Jozefreliek een 32 cm hoge verzilverd koperen reliekhouder aangeschaft, vervaardigd door edelsmid Jos Laven uit Roermond. In 2003 was de theca met de Jozefreliek gevat in deze reliekhouder nog aanwezig in de sacristie. Bij de reliek is een tekststrookje aangebracht met het opschrift ‘S. Joseph Sp.’

Verering

De 18e eeuw
- De origine van de Jozefcultus in Raath ligt in het jaar 1743 toen, door tussenkomst van de dominicanen van Sittard (vgl. Sittard, Rosa van Lima), de kapel in het Raath door de paus begunstigd werd met een Jozefreliek. Deze reliek werd op 10 maart van dat jaar naar de parochiekerk van Bingelrade gebracht en van daaruit in processie naar de kapel te Raath overgebracht, teneinde daar ‘gevenereerd en vereert te worden van alle de menschen’. Het verslag voegt daaraan toe ‘doen wierden de Heylighe Reliquien oock gekust’.
De belangstelling en de offergaven waren in dat jaar zo groot dat de toenmalige kasteelheer, drossaard Leopold Duyckers, besloot om de reliek voortaan ook de laatste zondagen van de maand publiek uit te stellen en te laten vereren. Hij stelde tegelijk voor om de dan gegeven offergaven ten profijte van de (= eigen) kapel te laten komen. De inkomsten werden maandelijks bijgehouden en bedroegen globaal tussen de 1 gulden, 15 stuivers tot 2 gulden en 5 stuivers Luiks, met uitzondering op de Jozefdagen zelf, dan kwam er tot vier guldens en meer binnen.
- Na enkele jaren ontstonden echter problemen met de pastoor over deze inkomsten (dit lijkt er op te wijzen dat de huiskapel ook onder de verantwoordelijkheid van de pastoor viel) en dat leidde er weer toe dat in de jaren 1746-1747 de reliek enige tijd niet ter verering werd uitgesteld. Met ingang van 1748 was er alleen nog maar op Jozefdag zelf een mogelijkheid tot verering van St. Jozef en zijn reliek. In 1751 was er zowel een vroegmis als een hoogmis die door drie priesters werd opgedragen en ’s middags preek en lof (opbrengst 5 guldens en 13 stuivers). Nergens wordt expliciet in de bronnen over bedevaart of pelgrims gesproken, het is daarom niet duidelijk of de grote toevloed van vereerders, de inkomsten en de verschillende missen in relatie tot de omvang van het gehucht Raath erop, wijzen op een boven-lokale cultus.
- Drossaard Leopold Duyckers was betrokken bij de processen tegen leden van de vermeende ‘Bokkenrijdersbende’. Familieleden van de veroordeelden staken uit wraak in 1751 het Kasteel in brand. De Jozefkapel bleef behouden. Leopold Duyckers trok in bij zijn zusters te Aken. Uit voorzorg had hij de relieken meegenomen. Het betekende voorlopig het einde van de Jozefcultus en -bedevaart in en naar Raath. 
- Leopold Duyckers overleed kort daarop, in 1753, te Aken. De Jozefreliek bleef in Aken bij vrouwelijke familieleden (‘de dames Duyckers’). Pas in 1791 zonden zij de relieken terug naar rector Johannes Cremers (1773/1775-1836) van Raath, teneinde ‘aldaer in onse Capelle wederom tot meerder eer en glorie te konnen vereert worden’. Hoewel er geen aanwijzingen zijn dat toen opnieuw bezoekers van buiten naar Raath togen, is het niet uitgesloten dat er toen toch nog een opleving van de cultus plaats vond van bovenlokale aard.

De 19e eeuw
- Omstreeks het midden van de 19e eeuw was er nauwelijks of geen sprake van Jozefverering. De Jozefreliek bevond zich ondertussen niet meer in Raath. Blijkens een aantekening in het memoriaal van rector G.H. Fouquet (1858-1862), bevonden de mantelreliek en de reliekhouder (‘haar stelsel’) zich toen in de parochiekerk van Maaseik (B), waar deze ‘zeer waarschijnlijk’ door mejuffrouw Anna Gertrudis Catharina Ververs (1752-1835) onrechtmatig (‘tegen alle recht’) was overgebracht. Anna Ververs was een zuster van Maria Jacoba Ververs die gehuwd was met kasteelheer Conrad Joseph Duyckers (1758-1808). Volgens Fouquet waren toen de papieren en de beschrijving van de reliek wel nog op kasteel Raath, dat toen in bezit was van de familie Ververs, aanwezig. De reliek werd door Johannes Henricus Janssen, professor aan het grootseminarie te Roermond en beneficiant van de kapel te Raath tussen 1840 en 1858, tevergeefs voor Raath teruggeëist. Tenslotte maakte Joseph Pius Cremers, rector te Raath (1913-1917) op 18 maart 1917 nog een aanvullende notitie hierover in het memoriaal, namelijk dat de bewering van rector Fouquet uit ca. 1860, dat de papieren nog op het kasteel zouden zijn, onjuist is, althans volgen de getuigenis van de heer Ph. Janssen, de toenmalige bewoner van het Kasteel.
- Van der Aa meldt dat de inkomsten uit Jozefkapel in datzelfde jaar 1840 weer ‘opgespoord’ waren en sindsdien ten nutte van de parochiekerk van Bingelrade zouden zijn gekomen. Blijkbaar bestond ook onduidelijkheid over de aan de kapel en zijn culten verbonden rechten en inkomsten.
- Mogelijk omdat het er op leek dat Raath de mantelreliek van Jozef niet terug zou krijgen, werd de verwerving van een nieuwe Jozefsreliek in 1864 noodzakelijk. De komst van de nieuwe reliek gaf tijdelijk opnieuw een impuls aan de verering. In het memoriaal tekende de rector daarover het volgende op: ‘sedert dien tijd [1864] is ook het feest van den H. Joseph, patroon van onze Kapel, wederom op eenen plechtigen wijs gevierd geworden’. De toenmalige cultus had eerder het karakter van een parochiële verering dan van een bedevaart.
- In die jaren werden verschillende devoties in de Jozefkerk gestimuleerd, niet alleen werd er dat jaar een nieuwe Jozefreliek verkregen, ook schonk burgemeester J.A. Cremers van Bingelrade een nieuw ‘Moeder Godshulp’-beeld aan de kapel. In juni 1891 ontving de kerk ook een nieuw St. Jozefbeeld. In 1904 en 1906 werd de kerk verrijkt met respectievelijk een rood satijnen vaandel met daarop een voorstelling van St. Jozef en een verzilverde reliekhouder. Dit duidt erop, dat de verering van de patroonheilige in Raath/Bingelrade nog steeds levend was. Van een boven-lokale cultus was evenwel al lang geen sprake meer. In de jaren zestig, tijdens het pastoraat van F.J. van der Haghen (1963-1981) zijn eenmaal op het feest van St. Jozef Arbeider, 1 mei, werktuigen van parochianen gezegend. Dit geschiedde niet in de kerk maar op een schoolplein.

Materiële cultuur

- Beelden: 1 Jozef met in zijn rechterhand een tak met lelies; op zijn linkerarm zit met uitgestrekte armen het Jezuskind. Het in 1891 geschonken neogotische houten beeld is op zeker moment in bezit gekomen van basisschool St. Jozef te Bingelrade. In 2003 was het eigendom van een particulier in Landgraaf; op het rechterzij-altaar in de Lambertuskerk staat een neogotisch, gepolychromeerd gipsen Jozefbeeld van Hans Holtappels (hoogte ca. 115 cm). 
- Vaandels: 1 mevrouw F.J. Janssen-Arets schonk in 1904 zes rood satijnen vaandels met voorstellingen van St. Jozef, de Drievuldigheid, het H. Hart van Jezus, O.L. Vrouw en St. Catharina. De parochiekerk bezit verder nog een rode wimpel van 355 cm lang en 69 cm breed met het opschrift: ‘H. Joseph bescherm ons’; 2 Onder de balustrade van de zangtribune hing een groen geborduurd vaandel (ca. 180 x 100 cm) met een voorstelling van St. Jozef en het opschrift: ‘H. Joseph bid voor ons’. 
- Raam: op het priesterkoor van de Lambertuskerk bevindt zich een Jozefraam als pendant van een Lambertusraam; naast Jozef is de oude hulpkerk zichtbaar. Het raam is vervaardigd door Henk van de Burgt (medio 20e eeuw).

Bronnen en literatuur

Archieven: Heerlen gemeentearchief, parochiearchief van de H. Lambertus te Bingelrade, inv.nr. 3, 5 (‘registrum fundationum et memoriale’) en 6; Maastricht, Rijksarchief in Limburg, archief bisdom Roermond (1559-1801), inv. nr. 76 (kerkvisitaties). Roermond, bisdomarchief, [J. Rouwet], ‘Inventaris van het kerkelijk kunstbezit van de parochie St. Lambertus Bingelrade’ (1977).
Literatuur: A.J. van der Aa, Aardrijkskundig woordenboek der Nederlanden, dln. 2 en 9 (Gorinchem: J. Noorduyn, 1840, 1847) resp. p. 449 en p. 349-350; Neerlandia Catholica of Het Katholieke Nederland. Ter herinnering aan het Gouden priesterfeest van Z.D. Paus Leo XIII (Utrecht: P.W. van de Weijer, 1888) p. 320-321; Jos Habets, Geschiedenis van het bisdom Roermond, dl. 3 (Roermond: Romen, 1892) p. 329; P. Poppler, ‘Bijdragen tot de geschiedenis van Maastricht en Limburg’, in: De Maasgouw 37 (1915) p. 32; H. Pyls, De Bokkenrijdersbende met de dode hand (Sittard, 1924) p. 94; Voorloopige lijst der Nederlandsche monumenten van geschiedenis en kunst deel VIII De provincie Limburg (Den Haag: Algemeene Landsdrukkerij, 1926) p. 32-34; J.A. Hoens, ‘De Waerd en de Movert’, in: Limburgs Jaarboek 32 (1926) p. 167; W.J. Vromen, ‘Merkelbeek’, in: Het Land van Herle. Jubileumboek 1950-1960 (Heerlen: Historische Kring Het land van Herle, 1961) p. 216-217; W. Marres & J.J.F.W. van Agt, De Nederlandse monumenten van geschiedenis en kunst. Deel V. De provincie Limburg. Derde stuk: Zuid-Limburg uitgezonderd Maastricht (Den Haag: Staatsdrukkerij, 1962) p. 61-64; L. Paffen, 50 Jaar parochiekerk Bingelrade (Bingelrade 1985); V. Delhey & A. Jacobs, Kerkenbouw in Limburg 1850-1914. Neogotische en neoromaanse parochiekerken en hun architecten (Sittard: Stg. Charles Beltjens, 2000) p. 178-179; Frank van den Hoven, Op ontdekkingstocht door Zuid-Limburg (Leerdam: Uitgeverij Filatop, 2003) p. 441-442; Wim Douven, Huize- of kasteel Raath hun eigenaars en bewoners en van huiskapel tot rectoraat (Oirsbeek: eigen beheer, 2003, 2e druk);
Overige Bronnen: KDC BiN-diskw.-dossier Raath-Jozef; mondelinge informatie in 2003 van de heer J. Hoen, koster te Bingelrade.

  naar het KDC, voor aanvullingen en commentaar.