Scheveningen, Antonius Abt

Gediskwalificeerd: ja
Cultusobject: Antonius Abt
Datum: Onbekend [17 januari]
Periode: late middeleeuwen - derde kwart 16e eeuw?
Religieuze context: Christelijk
Locatie: oude parochiekerk van St. Antonius Abt
Adres:
Gemeente: 's-Gravenhage
Provincie: Zuid-Holland
Bisdom: Rotterdam
Samenvatting:

Laatmiddeleeuwse devotie voor Antonius Abt te Scheveningen. Korte tijd na de fundatie van een eigen kapellanie in 1357 werd in Scheveningen een kapel gesticht die was toegewijd aan Antonius Abt. Na 1466 werd deze kapel verheven tot parochiekerk. Vaststaat alleen dat in de late middeleeuwen op 17 januari in en rond de oude parochiekerk een processie werd gehouden. Het middeleeuwse Antoniusgilde van Scheveningen zal aan deze plechtigheden wellicht een bijdrage hebben geleverd. De nieuwe parochiekerk van Scheveningen (1834) werd eveneens toegewijd aan Antonius Abt.

Auteur: Jeroen van de Ven
Illustraties:
Topografie

- Scheveningen hoorde tijdens de vroege middeleeuwen waarschijnlijk tot het patronaat van de moederkerk van Monster. In 1307 werd de St. Jacobskerk te 's-Gravenhage gesticht, waartoe later Antoniuskapel van Scheveningen behoorde.
- Op 17 september 1357 bekrachtigde hertog Willem V van Beieren (1354-89) een verzoek van het buurtschap Scheveningen om een `capellania de Sceveninghe' te mogen funderen met een eigen priester. De Scheveningers begiftigden de stichting met een jaarlijkse bijdrage van zestien pond. De kapel te Scheveningen, toegewijd aan Antonius Abt, werd waarschijnlijk rond of na het jaar 1357 gesticht en behoorde tot het patronaat van de Haagse Jacobskerk. De kapellanie van Scheveningen was in de 15e eeuw waarschijnlijk een beneficium regulare van de norbertijner O.L. Vrouwabdij van Middelburg zonder zielzorg. Middelburgse priesters die de kapel bedienden, konden op elk gewenst moment worden teruggeroepen, voor dopen en begraven moesten de parochianen uitwijken naar 's-Gravenhage.
- De eerste priester die in op 8 januari 1371 als bedienaar van de kapel wordt genoemd is de norbertijn Pieter Blaeuwer, `canonick in onser vrouwen cloester in Middelburch'. Op 6 juni 1454 wordt Willem Jansz. genoemd als `onsen pastoer' te Scheveningen. Al vóór 1419 werd de Scheveningse parochie zelfstandig. Na 1466 werd de Scheveningse Antoniuskapel verheven tot parochiekerk.
- Waarschijnlijk is het oude kerkgebouw in 1470 beschadigd door overstromingen. Mystificaties in de plaatselijke geschiedenis van het dorp Scheveningen spreken zelfs over het wegspoelen van de kerk in zee. In de 15e eeuw heeft men bij allerlei verbouwingen en restauraties de kerk de vorm van een kruiskerk willen geven. De kapconstructie van het koor van de oude parochiekerk draagt bouwkundige sporen uit de tweede helft van de 15e eeuw. Ook het driebeukige schip werd gebouwd in de 15e eeuw. De huidige toren is in het eerste kwart van de 16e eeuw tegen de westgevel van het schip aangebouwd.
- Tussen 1573 en 1578 werd de Antoniuskerk te Scheveningen niet meer als bedehuis gebruikt. Korte tijd later werd de oude katholieke kerk aan de Keizerstraat genaast door calvinisten. De katholieken van Scheveningen waren genoodzaakt te kerken in schuil- en schuurkerkjes.
- Tot 1830 maakten de katholieken gebruik van de kapel Maria ten Hove aan het binnenhof of het bedehuis gelegen aan de Casuariestraat. Op 22 mei 1830 werd, op verzoek van pastoor Hermanus Tomas, het de katholieken van Scheveningen weer toegestaan om een nieuwe parochiekerk te stichten. Daartoe werd een bovenzaal gehuurd aan de Kerkwerf (Hotel du Nord). Op 5 mei 1832 verkregen de kerkmeesters een stuk grond naast het Hof van Holland in erfpacht en werd daarop korte tijd later voor fl. 16.000,- een nieuwe parochiekerk gebouwd. Het nieuwe kerkgebouw, eveneens toegewijd aan Antonius Abt, werd op 25 april of juni 1834 plechtig geconsacreerd door mgr. Van Wijkersloot, bisschop van Curium (Cyprus). Een tweede, nieuwe katholieke kerk werd vervolgens gebouwd aan de Scheveningseweg en in 1855 ingewijd. In 1883 werd deze kerk verbouwd en verder vergroot.

Cultusobject

- Object van verering in de oude parochiekerk van Scheveningen was Antonius Abt. Het is echter onbekend of er in de oude parochiekerk wellicht een (miraculeus?) beeld van Antonius stond of dat men er een reliek van hem bewaarde.

Verering

- Antonius Abt werd geboren in 251 en stierf in 356. Hij gaf al zijn bezittingen weg aan de armen en leidde een leven in eenzaamheid, geplaagd door demonen die hem wilden verleiden. Van  God verkreeg hij de macht om de duivel door middel van het kruisteken te verdrijven. Antonius wordt gezien als stichter van het kloosterwezen. De relieken van Antonius kwamen na allerlei omzwervingen in de 10e eeuw terecht in de kerk van St. Didier-de-la-Motte, het tegenwoordige St. Antoine. De relieken van Antonius Abt worden vereerd vanwege huidziekten (het heilig vuur, St. Antoniusvuur).
- Iconografisch wordt Antonius afgebeeld met regelboek en een staf die is bekroond met het Tau-kruis. Een belangrijk ander attribuut is een varken met een belletje, als symbool van vleselijke verleiding.
- Voor het houden van een processie op de feestdag van Antonius Abt, ontving de pastoor van de Scheveningse parochiekerk een bedrag van zeven stuivers: `Item moet die pastoer hebben op die cormis-dach van die processen en van die eerste mis, seven stuivers, en des gelijcks op St. Antonisdach'. Voor het houden van een preek op de feestdag van Antonius en het feest van kerkwijding ontving hij jaarlijks een bedrag van vijftien stuivers: `Item noch moet die pastoer hebben vijftien stuivers van die twee sermoenen te preken op den cormis-dach en op den Sint Anthonis-dach'. Aan de plechtigheden in de oude parochiekerk op de feestdag van Antonius Abt zal het Antoniusgilde, dat aan de Scheveningse Antoniuskerk verbonden was, vanaf het derde kwart van de 15e eeuw tot het midden van de 16e eeuw ongetwijfeld een bijdrage hebben geleverd.
- Ook de kapelaan van de oude Antoniuskerk ontving vier stuivers voor zijn assistentie bij de processies op het feest van Antonius en het feest van kerkwijding: `Item noch moet die cappelaen hebben van die twee processien op die cormis-dach en Sint Antonis-dach, t'samen vier stuvers'. Voor het verzorgen van twee ochtendmissen op het feest van Antonius en het feest van kerkwijding ontving de koster van de kerk vijf stuivers: `Item noch moet die coster hebben van 't Cruijs-Lof ses stuivers en van die twee missen te singen 's morgens op die cormis-dach, en op Sint Anthonis-dach vijf groet'. 

Broederschap
- In het derde kwart van de 15e eeuw wordt voor de Scheveningse Antoniuskerk een Antoniusgilde genoemd. Op 2 februari 1468 begiftigden hoofdman en dekens van het gilde het Antoniusaltaar in de kerk jaarlijks met drie pond. In ruil daarvoor moest op het altaar iedere week een H. Mis worden opgedragen. Als onderpand voor deze collatie golden allerlei stukken land in het ambacht van 's-Gravenhage. Na de dood van de priester Claes Claesz. zouden hoofdman en dekens van het Antoniusgilde collatores van het altaar worden. Op 12 februari 1468 verklaarde deze priester dit ambt te funderen op het altaar van St. Antonius ter ere van God, Maria en Antonius.
- Enkele jaren later ontstond tussen Claes Claesz. en het Antoniusgilde een ruzie over allerlei gelden van het Antoniusambt.
- Op 23 juni 1551 werd het ambt op het Antoniusaltaar verbonden met het ambt dat was gevestigd op het altaar van Ursula, Hubertus en Petrus en alle Heiligen: `Item de unione officii ad altare sancti Anthonii in parochiali ecclesia de Sceveninge de patronorum consensu facta cum vicaria ad althare Theobaldi in eadem ecclesia d f. 2 st.' Men verkoos de vereniging van de ambten omdat de priesters voortdurend afwezig waren en men toch verzekerd wilde blijven van de wekelijkse mis voor de overledenen.
- In het midden van de 16e eeuw kwam het Antoniusgilde tot verval. Op 16 december 1552 werd het gilde opgeheven en werden de goederen overgedragen aan de kerkmeesters.

Bronnen en literatuur

Archieven: Algemeen Rijksarchief 's-Gravenhage, Hof van Holland, inv.nr. 21, 2e memoriaal Van swieten, inv.nr. 22, 3e memoriaal Van Swieten, inv.nr. 24, 5e memoriaal Van Swieten, inv.nr. 25; Rijksarchief in Zeeland, Onze Lieve Vrouwe abdij te Middelburg, inv.nrs. 1165 (verloren), 1167 (verloren), 1170 en 1198 (verloren); Gemeente-archief 's-Gravenhage, Gemeentesecretarie `Oud archief', inv.nrs. 6311 en 6323, Tafel van de Heilige Geestmeesters te Scheveningen, D7, inv.nr. 6 (1563).
Literatuur: J. de Riemer, Beschryving van 's Gravenhage (...), dl. 2 (Delft: R. Boitet, 1730) p. 38-48; I. le Long, Kabinet van Nederlandsche en Kleefsche outheden (...), dl. 3 (Amsterdam: A. Schoonenburg, 1732) p. 110-126, afb. 109 en 111; Acta sanctorum (...), dl. 2 (Brussel: A. Greuse, 1863) p. 471-527; A. van Lommel, `Relatio seu descriptio status religionis catholicae in Hollandia etc. quam Romae collegit et exhibuit Alexandro septimo et cardinalibus congregationis de Propagande Fide, Jacobus de la Torre', in: Archief voor de geschiedenis van het aartsbisdom Utrecht 11 (1883) p. 99 en 106; Bibliotheca hagiographica latina, dl. 1 (Brussel: Société des Bollandistes, 1898-99) p. 99-100; R. Fruin, Het archief der O.L.V. abdij te Middelburg ('s-Gravenhage: M. Nijhoff, 1901) p. 123, nrs. 617-621; S. Muller, Bronnen voor de geschiedenis der kerkelijke rechtspraak in het bisdom Utrecht in de middeleeuwen, dl. 1 ('s-Gravenhage: M. Nijhoff, 1906) p. 63 en 112; S. Muller, Geschiedkundige atlas van Nederland. De kerkelijke indeeling omstreeks 1550 tevens kloosterkaart, dl. 1 ('s-Gravenhage: M. Nijhoff, 1921) p. 276-277; J.C. Vermaas, Geschiedenis van Scheveningen, dl. 1 ('s-Gravenhage: Mouton en Co., 1926) p. 368-385; K. Heeringa, Rekeningen van het bisdom Utrecht 1378-1573, dl. 2 (Utrecht: Kemink en Zoon, 1932) p. 189; C.P.M. Holtkamp, Register op de parochiën, altaren, vicariën en de bedienaars zooals die voorkomen in de middeleeuwsche rekeningen van den officiaal des aartsdiakens van den Utrechtschen dom, dl. 5 (Haarlem: St. Jacobs-Godshuis, 1934) p. 180-183; Vie des saints et des bienheureux selon l'ordre du calendrier avec l'historique des fêtes, dl. 1 (Parijs: Éditions Letouzey et Ané, 1935) p. 337-354; H.J. Kok, Enige patrocinia in het middeleeuwse bisdom Utrecht (Assen: Van Gorcum, 1958) p. 204-205; G. 't Hart, De oude kerk te Scheveningen. Haar grafschriften en andere monumenten ('s-Gravenhage: Geschiedkundige Vereniging `Die Haeghe', 1960) p. 1-24; Bibliotheca sanctorum, dl. 2 (Rome: Citta' nuova, 1962) k. 106-136; J.E.J. Geselschap en G. 't Hart, De archieven berustende in de archiefbewaarplaats der gemeente 's-Gravenhage (z.pl., 1963) p. 74, nr. 166; E.M.Ch.M. Janson, Scheveningen. Uit de geschiedenis van een vissersdorp ('s-Gravenhage: Kruseman, 1974) passim; H. van der Weel, De oude kerk te Scheveningen. Het reilen en zeilen van een visserskerk ('s-Gravenhage: Kruseman, 1982) passim; J.J.M. Timmers, Christelijke symboliek en iconografie (Houten: De Haan, 1987) nr. 668.
Overige Bronnen: KDC BiN-diskw.-dossier Scheveningen-Antonius.

  naar het KDC, voor aanvullingen en commentaar.