Bergen op Zoom, Heilig Kruis

Cultusobject: Heilig Kruis Open Street Maps
Datum: Zondag na Beloken Pasen
Periode: 1360-1571/1580
Religieuze context: Christelijk
Locatie: Sint Gertrudiskerk
Adres: Grote Markt, 4611 TN Bergen op Zoom
Gemeente: Bergen op Zoom
Provincie: Noord-Brabant
Bisdom: Breda
Samenvatting:

Vanaf 1360 is een verering voor het H. Kruis in Bergen op Zoom aantoonbaar. Vanaf de oudste bewaarde stadsrekening (1413) wordt melding gemaakt van een jaarlijkse Cruysommeganck op de zondag na Beloken Pasen (14 dagen na Eerste Paasdag), waarna de jaarlijkse paasmarkt begon. Of de verering tevens aanleiding was voor bedevaarten blijft de vraag, maar de faam van de processie, de betrokkenheid van vreemdelingen daarbij en het gegeven dat het kruisbeeld de hele week midden in de Gertrudiskerk ter verering werd opgesteld, geeft het vermoeden dat Bergen op Zoom gedurende die periode ook doel van bedevaarten kan zijn geweest. Harde gegevens ten aanzien van het Heilig Kruis zijn echter niet voorhanden, waardoor deze verering zich vooralsnog niet kwalificeert als bedevaartcultus. Vanwege de reformatie werd in 1572 besloten geen ommegang meer te houden, zodat kan worden vermoed dat deze voor het laatst in 1571 heeft plaatsgevonden. In 1580 viel het kruisbeeld aan brand ten offer en kwam ook aan de lokale devotie een einde.

Auteur: Jan van Herwaarden; Charles Caspers
Illustraties:
Topografie

- Het kruisbeeld bevond zich op het Heilige Kruisaltaar in de Sint Gertrudiskerk.

 

Cultusobject

- Het betreft hier een zwart eikenhouten kruisbeeld dat op een gegeven moment bij Bergen op Zoom zou zijn 'aangespoeld'. Het was een zogeheten koningscrucifix: het beeld was bekleed en de christusfiguur droeg een gouden kroon.

Verering

- Centraal stond de grote ommegang op de zondag na Beloken Pasen; voorts placht men borelingen onmiddellijk na de doop bij het altaar van het Heilige Kruis te wegen, waarna de vader een kaars offerde die even zwaar was als het kind. De processie op de zondag na Beloken Pasen was een grootscheepse optocht die - vooral na 1470 - grotendeels door de stedelijke kas mogelijk werd gemaakt. De toebereidselen begonnen al op de avond voor de processiedag, als de stedelijke magistraat in vol ornaat na de vespers het Heilig Kruis van het altaar haalt en doet bekleden met de elk jaar nieuwe mantels, waarna het midden in de kerk wordt gezet. Op den duur werd dat een hele ceremonie, ogeluisterd door een preek en omlijst door klokgelui, muziek en zang, nog door de organist voortgezet nadat de autoriteiten zich voor hun collacie (avondmaal) hadden teruggetrokken.                                                   
- Op de daarop volgende zondag moesten de deelnemers aan de stoet om zeven uur 's morgens gereed staan op de toenmalige Nieuwe Markt (tegenwoordig: Korenmarkt) om in de juiste volgorde te worden opgesteld; de ommegang begon echter pas na de gezongen hoogmis. De stoet werd geopend door de slampamper, de hondenslager, of één van de stadsboden om de weg vrij te maken, gevolgd door een groep tamboers die het ritme aangaf. Dan kwam een groep blazers en toortsdragers (lieden die kaarsen van zes pond was droegen die na afloop van de ommegang in de kerk zouden worden aangestoken), gevolgd door de oude en jonge voet- en handboogschutters (jaarlijks om en om) met hun St. Joris- en St. Sebastiaansvlaggen, later ook vergezeld van de schermers en de kolveniers. -.De eerste voorstelling betrof een Christofoor (St. Christoffel), gevolgd door een Heilige Reus, in de Bourgondische tijd vervangen door Goliath, vervolgens weer evoluerend tot `stadsreus' en vanaf 1500 weer als Goliath, op de hielen gevolgd door David. In de nabijheid van de reus liep de draak - gedragen door twee mannen met geschubde benen die het beest allerlei capriolen lieten maken, waarbij met name de staart werd gezwaaid -, begeleid door een meisje (de prinses die door St. Joris werd bevrijd) met daarachter St. Joris met een schildknaap, gevolgd door St. Michaël, die immers evenals St. Joris als bestrijder van de draak (het kwade) te boek staat. Andere grote dieren in dat gezelschap waren de Kemel (kameel), de Walvis - beide bereden door cupidootjes; de walvis bovendien begeleid door een Neptunus die het beest waterstralen door de neusgaten deed blazen - en de Griffioen; als andere beesten liepen ook nog wat peerdekens mee. De volgende groep omvatte de stadspatrones Sint Gertrudis met in haar gezelschap haar raadsman Sint Amandus - de heilige die in de zevende eeuw een groot gedeelte van de Zuidelijke Nederlanden had gekerstend -, haar moeder Itta en een aantal kloosterzusters (of stadsmaagden), op hun beurt gevolgd door het Ros Beiaard met de Vier Heemskinderen, zowel een blijk van de populariteit van dat verhaal als een gelegenheid tot presentatie van de stadszotten en -zottinnen, door de gilden gehuurde toneelspelers en -speelsters.            
- Een opvallende afdeling vormde als afsluiting van dit gedeelte van de stoet vervolgens de Blauwschuit, het door dwazen en grappenmakers bemande schip dat door zwaarddansers werd geflankeerd, in Bergen op Zoom geleverd door de schippers. Deze groep vormt bij uitstek de uitbeelding van de `omgekeerde wereld', de bespotting van maatschappelijke verschijnselen, tegenwoordig te pas en te onpas als maatschappijkritiek geïnterpreteerd, maar waarschijnlijk vooral bedoeld om de lachlust te wekken. Het is niet onwaarschijnlijk dat deze vertoning nauw samenhangt met de tekst van de zogenaamde `oorkonde' over de Blauwe Schuit, volgens de datering in de tekst van de oorkonde zelf in 1413 door een zekere Jacob van Oostvoorne (parodie op Jacob van Maerlant?) geschreven en inhoudelijk duidelijk aan deze regio gerelateerd. Hoewel alles omtrent deze tekst als verzinsel moet worden beschouwd, wordt daarin toch een beeld gegeven over de wijze waarop men in de vijftiende eeuw de spot dreef met de werkelijkheid. 
Na deze volstrekt wereldse groep taferelen volgde de groep voorstellingen uit het Oude en Nieuwe Testament. Voor het Oude Testament figureerden Mozes met de stenen tafelen, voorafgegaan door het door joden omringde Gouden Kalf, begeleid door rei-dansende blazers, trommelaars en tamboerijnspelers; de Boom van Jesse met op de takken levende kindertjes als voorvaders van Jezus en het Oordeel van Salomo. Als overgang van Oude naar Nieuwe Testament fungeerde een groep voorstellingen die helemaal was gericht op de Dood (met als thema de dodendans) en de Hel. Het Nieuwe Testament werd gerepresenteerd door de Zeven smarten of getijden van Christus: de geboorte (tot en met Driekoningen), de intocht in Jerusalem, het Laatste Avondmaal, de beproeving in het Hof van Gethsemane, de Doornenkroning, de Geseling (beide laatste gericht op de verering van de Man van Smarten), de wat men noemt `volkrijke' Calvarieberg, waar Christus aan het kruis wordt geflankeerd door de eveneens gekruisigde `goede' en `slechte' moordenaar en de drie kruisen worden omringd door een schare bijstanders, waaronder koning Herodes, de hogepriesters Kajafas en Annas en de Romeinse stadhouder Pilatus; het Heilig Graf completeerde deze afdeling. In de loop van de vijftiende eeuw werd daaraan nog een groep toegevoegd met de voorstelling van de Kroning van Maria.
- De optocht onderging in de loop der tijd veranderingen, wat met name blijkt uit een stedelijke ordonnantie uit 1543. Daaruit blijkt dat het destijds geen vetpot was en dat er op de ommegang moest worden bezuinigd; wanneer de goede tijden zouden weerkeren, zou de ommegang in oude luister worden hersteld. De ommegang in afgeslankte vorm was meer dan tevoren grotendeels gericht op de Legende van het Heilige Kruis of van het Heilig Hout, zoals die in de loop van de Middeleeuwen was uitgewerkt. Blijkens de omschrijving van 1543 werd deze legende ook in de oude ommegang uitgebeeld en wel in relatie tot de scènes uit het Nieuwe Testament.
In 1543 werd de stoet geopend door de Dertien Sybillen met hun mysterieuze boeken. De heidense traditie van de voorspellende sybillen representeerde in gekerstende vorm de loop der heilsgeschiedenis. Deze groep werd gevolgd door een wagen met de Koperen Slang van Mozes, een `prefiguratie' van de gekruisigde Christus. De koperen slang werd gevolgd door de Koningin van Sheba met een wagen vol geschenken voor Salomo. Deze scène past in het kader van de legende, omdat de koningin van Sheba op weg nar Salomo met het Heilig Hout werd geconfronteerd toen zij een brug over een stroompje wilde oversteken: dat bruggetje was vervaardigd van het heilig hout dat later Christus zou dragen. Nadat de koningin van Sheba dat aan Salomo had verteld, werd het hout diep in de grond begraven, wat niet wegnam dat het later toch zijn voorbeschikte functie zou vervullen toen het uit een bassin werd opgevist en tot kruis werd gemaakt. De koningin van Sheba werd als sybille beschouwd omdat zij de kruisdood van Christus had voorzien. Ook de daarna volgende scene staat in het teken van Christus: de Sybille die keizer Augustus de geboorte van Christus verkondigde (in de omschrijving staat de naam Octavianus zoals Augustus oorspronkelijk heette met de slogan in hoc signo vinces - in dit teken zult gij overwinnen -, die gewoonlijk aan Constantijn de Grote (ca 330) was voorbehouden). Daarop volgden dan de geboorte volgens de traditionele Ommegang, gevolgd door de Driekoningen. Daarna kwam meteen keizer Constantijn de Grote wiens moeder Helena indertijd het Heilig Kruis zou hebben gevonden, mede dankzij het getuigenis van een zekere Judas, die meteen na Constantijn in de stoet volgde. Deze Judas was via zijn familie op de hoogte van de plaats waar de drie kruisen waren begraven, maar wilde dat aanvankelijk niet zeggen, waarop hij in het gevang werd gezet. Onder druk openbaarde hij uiteindelijk de plaats waar de kruisen lagen. Nadat deze waren opgegraven werd door een genezingswonder het ware kruis van Christus geïdentificeerd, een scène die eveneens nae de oude gewoonte in de ommegang van 1543 was opgemomen. De heilige kruislegende had zijn apotheose in de strijd tussen de Perzische vorst Chosroes, die het kruis omstreeks 639 uit Jeruzalem zou hebben weggevoerd, en de Byzantijnse keizer Heraclius, die erin slaagde het kruis te herwinnen en naar Jeruzalem terug te voeren. In de ommegang van 1543 kwamen Chosroës en Heraclius (abusievelijk Constantijn genoemd) beiden voor, zij het dat op het gevolg van Heraclius was bezuinigd. De afsluiting van de Heilige Kruislegende werd in de ommegang van 1543 gevolgd door de calvarieberg zoals die gewoonlijk werd vertoond, waarna in 1543 St. Joris en St. Michaël met de draak en Goliath met David volgden, op hun beurt weer gevolgd door de Dood en de tien duivels van de hel.
- De groepen met voorstellingen werden gevolgd door de ruim twintig ambachtsgilden in zeven groepen naar analogie van hun vertegenwoordiging in de vroedschap van Bergen op Zoom. De volgorde leidde wel eens tot wrijvingen. Werd het Heilig Kruis eerst door het stadsbestuur door de straten gedragen, later werd dat een zaak van de ambachtsgilden, na 1560 werd de rederijkerskamer Der Vreughden Bloeme daarmee belast. In de stoet werd ook het Mariabeeld, voorafgegaan door een vaandel met de tekst Sancta Maria ora pro nobis, rondgedragen door het Lieve Vrouwe Gilde (--> Bergen op Zoom, de `Hoge Lieve Vrouwe'). Dat gilde was geen ambachtsgilde, maar een geestelijke broederschap, zoals er in Bergen op Zoom meer hebben bestaan. Het ronddragen van het Mariabeeld vormde allengs meer en meer een belangrijk bestanddeel van de ommegang, die daardoor tevens een Maria-ommegang werd.
- De stoet werd afgesloten door ambtsdragers: de drossaard, de schout, de burgemeesters en schepenen en andere stedelijke autoriteiten, voorafgegaan door de stadsbode met zijn staf. Dezen waren allen op de een of andere manier verbonden aan het St. Antoniusgilde; zij droegen dan ook een beeld van St. Antonius abt mee. De ambachtsgilden en autoriteiten werden vergezeld door gasten uit andere steden en werden zowel door de eigen stadsmuzikanten als door de muzikanten van de gasten begeleid. In dat verband worden de namen genoemd van Antwerpen, 's-Hertogenbosch, Leuven en Mechelen, van Axel, Gent, Hulst en Hulsterambacht, Moerbeke, Stekene en Winoksbergen, van Goes, Middelburg, Reimerswaal en Zierikzee, van Delft, Dordrecht, Gouda, Leiden, Rotterdam en, tenslotte, van Utrecht.
De autoriteiten werden gevolgd door vertegenwoordigers van de religieuze gemeenschappen van de stad: de deken en kanunniken van het St. Michiels- en het St. Lambertskapittel, die elk jaar om en om onder een baldakijn het Heilig Sacrament dragen, de priesters van collegiale kerk, de begijnen, de franciscaner observanten, de cellebroeders. Tijdens de ommegang werd op de Markt of tegen de achterzijde van het koor van de kerk een spel opgevoerd door de rederijkerskamer van Bergen op Zoom, soms door andere kamers (met name die van Reimerswaal en Antwerpen). De grote dag werd 's avonds besloten met een zanghulde ter ere van het Heilige Kruis.

 

 

Bronnen en literatuur

Literatuur: C.J.F. Slootmans, De Heilige Kruisommegang van Bergen op Zoom (Lievevrouwegilde, Bergen op Zoom 1946); K. Slootmans, `De Bergse rederijkerskamer en het volksfeest', in: Jaarboek van de Oudheidkundige Kring `De Ghulden Roos' te Roosendaal 34 (1974) 42-85; de Blauwe Schuit: D.Th. Enklaar, `De blauwe schuit', in: D.Th. Enklaar, Varende luyden. Studiën over de middeleeuwse groepen van onmaatschappelijken in de Nederlanden (Assen: Van Gorcum e.a., 1956) p. 43-86; 56, 91-92, 96: Bergen op Zoom (vgl. 46: plaatsnamen in de tekst verwijzen naar het oostelijk deel van Zuid-Beveland); de tekst: De blauwe schuit, uitgegeven en van commentaar voorzien door Herman Pleij (Muiderberg: Coutinho, 1979) 40-49; 84-85: Bergen op Zoom als mogelijkheid genoemd; vgl. Herman Pleij, Het gilde van de Blauwe Schuit. Literatuur, volksfeest en burgermoraal in de late middeleeuwen (Amsterdam: Meulenhoff, 1979) p. 118-125; 229 (Jacob van Oostvoorne-Jacob van Maerlant of Jacob `Hoest van Voren', de boerende Jacob); 237-244: de tekst (in deze publicatie van Pleij geen verwijzing naar Bergen op Zoom).
Overige bronnen: KDC BiN-dossier Bergen op Zoom-H. Kruis

  naar het KDC, voor aanvullingen en commentaar.