Deventer, H. Lebuinus |
||
Cultusobject: | H. Lebuinus | Open Street Maps |
---|---|---|
Datum: | 12 november (zondag na) | |
Periode: | 13e eeuw - 16e eeuw/tweede helft 19e eeuw-ca. 1965 | |
Religieuze context: | Christelijk | |
Locatie: | Parochiekerk van St. Lebuinus (Broederenkerk) | |
Adres: | Broederenstraat 18, 7411 LB Deventer | |
Gemeente: | Deventer | |
Provincie: | Overijssel | |
Bisdom: | Utrecht | |
Samenvatting: | De geloofsverkondiger Lebuinus, die op het einde van de 8e eeuw in Deventer en omstreken actief was, is de patroonheilige van de kapittelkerk die boven zijn graf verrees. Tijdens de middeleeuwen werden zijn relieken op bepaalde feest- en bedevaartdagen in plechtige processie rondgedragen. De reformatie maakte aan deze praktijk een einde. Rond 1800 kregen de rooms-katholieken een andere kerk toegewezen, waar sindsdien de relieken van Lebuinus zijn ondergebracht. Op het einde van de 19e eeuw bloeide de devotie tot Lebuinus weer op. In de jaren zestig van de 20e eeuw verdween de verering volledig, maar sinds de jaren negentig kan weer een opleving worden waargenomen. Van bedevaarten is nu echter geen sprake meer. | |
Auteur: | Louis van Tongeren | |
Illustraties: | ||
Topografie |
- De verering van Lebuinus was aanvankelijk gelocaliseerd in de huidige Lebuinuskerk die sinds de reformatie ook wel Grote Kerk wordt genoemd. Deze laatgotische driebeukige hallenkerk gaat terug op de romaanse basiliek en kapittelkerk die in de 11e eeuw gebouwd werd door bisschop Bernold van Utrecht (1027-1054). De kerk verrees vlakbij de plaats waar Lebuinus zelf op het einde van de 8e eeuw een kerkje had gebouwd en waarin hij na zijn dood in of omstreeks 773 werd begraven. Zijn lichaam werd weldra naar deze grote nieuwe kerk overgebracht. Tevoren was een deel van zijn relieken ondergebracht in de St. Michaëlskerk te Hildesheim. In 1591 kwam de kerk, die van 1570 tot 1577 had gefunctioneerd als kathedraal, in handen van de reformatoren. - Toen na de Franse Revolutie de kerkgebouwen verdeeld moesten worden tussen de verschillende kerkgenootschappen, kregen de rooms-katholieken in Deventer de Broederenkerk toegewezen. Zij namen deze kerk op Hemelvaartdag 26 mei 1803 voor het eerst weer in gebruik en vernoemden de kerk naar Lebuinus, zodat er sindsdien in Deventer twee Lebuinuskerken staan. De naam Broederenkerk, die nog steeds gebezigd wordt als aanduiding van de r.k. Lebuinuskerk, verwijst naar de oorsprong van de kerk in de eerste helft van de 14e eeuw. Toen stichtte Eleonora van Engeland (1318-1355), die op 14-jarige leeftijd trouwde met graaf Reinald II van Gelre en Zutphen, deze kerk als de kloosterkerk van de minderbroeders franciscanen die zich hier omstreeks 1300 hadden gevestigd. De huidige vorm van de tweebeukige hallenkerk, waarvan het zuidelijke schip iets groter is dan het later bijgebouwde en uitgebreide noordelijke schip, kwam omstreeks 1500 tot stand. De oude, oorspronkelijke, houten kapconstructie is voor Nederland bijzonder. De zuidzijde van de hoofdbeuk sloot aan op het kloostercomplex dat op het einde van de 16e eeuw is verdwenen. Tijdens de reformatie ging ook deze kerk over in hervormde handen. In de 18e eeuw werd de kerk de zetel van een zelfstandige Franssprekende Waalse kerkelijke gemeente. Na korte tijd dienst te hebben gedaan als magazijn en als kazerne voor respectievelijk Engelse en Franse soldaten, kwam de kerk zoals gezegd in 1803 in r.k. bezit. Gedurende de 19e eeuw werd de kerk opgeknapt, heringericht en verfraaid. Ook werden historiserende glasramen van de firma F. Nicolas te Roermond geplaatst. Na het herstel van de bisschoppelijke hiërarchie werd de Broederenkerk in september 1854 door aartsbisschop J. Zwijsen tot parochiekerk verheven en werd de St. Lebuinusparochie canoniek opgericht. - Van 1865 tot en met 1868 werd tijdens de ambtsperiode van pastoor B. van den Berg een groots restauratieplan, dat was opgesteld door architect H. van den Brink uit Driebergen, uitgevoerd door de Arnhemse aannemer J. Preusting. Het huidige portaal, het torentje, de uitbreiding van de noordelijke beuk en de orgelgalerij met zangtribune dateren uit deze periode. Tevens werd toen de beglazing vernieuwd door Frans Nicolas sr. uit Roermond en werden er muurschilderingen aangebracht. In 1933 werd het hoofdaltaar in de zuidbeuk vervangen door een hoog baldakijnaltaar uit de Utrechtse werkplaats van Brom; in 1936 werd een nieuw Maria-altaar van Italiaans marmer en koper in de noordbeuk geplaatst door de gebroeders Roosmalen uit Utrecht. De laatste grote ingreep vond plaats in 1972, toen tengevolge van de sinds Vaticanum II gewijzigde visie op de liturgie, de kerk werd heringericht, waarbij het liturgisch centrum werd verplaatst naar het midden van de zuidbeuk. |
|
Cultusobject |
- De angelsaksiche missionaris Lebuinus (Liafwin, lieve vriend) was gedurende enkele jaren voor zijn dood in of omstreeks 773 werkzaam in Deventer en omgeving. Veel historisch betrouwbare gegevens zijn van hem niet bekend; legendevorming rond zijn persoon is in zijn levensverhaal herkenbaar. Zo maken twee levensbeschrijvingen uit de vroege 10e eeuw melding van een bezoek dat Lebuinus ondanks waarschuwingen bracht aan een algemene volksvergadering van de Saksen bij Markelo; ternauwernood zou hij hier ontsnapt zijn aan mishandeling of moord. De grote uitstraling die Lebuinus enkele eeuwen gekend heeft, staat mede in verband met de functie die Deventer in de tweede helft van de 9e eeuw gehad heeft als een belangrijk kerkelijk en economisch centrum, en met de belangrijke handelsfunctie van de stad tijdens de bloeiperiode van de hanzesteden. - In de Grote of Lebuinuskerk lagen oorspronkelijk drie heiligen begraven. Naast Lebuinus waren dat Marcellinus (†762), een tijdgenoot van Lebuinus die met hem samenwerkte bij de kerstening van de streek rondom Deventer, en Radboud die als bisschop van Utrecht (900-917) resideerde in Deventer en bovendien over het leven van Lebuinus had geschreven. Van deze drie heiligen werden de relieken bewaard in zilveren schrijnen die aan weerszijden van het hoofdaltaar stonden opgesteld. De schrijnen van Lebuinus en Marcellinus stonden aan de noordzijde van het altaar, het schrijn van Radboud aan de zuidzijde. Tijdens de Nederlandse Opstand, in 1578, werden de zilveren reliekkisten omgesmolten en tot vierkant noodgeld gemunt. De inhoud van de schrijnen werd bij particulieren ondergebracht en is zo bewaard gebleven. - Na de canonieke oprichting van de St. Lebuinusparochie in 1854 zijn de relieken in het bezit van de parochie gekomen en werden ze in een kist bewaard. In 1878 zijn van de relieken van alle drie de heiligen kleine stukjes onder parochianen verdeeld. Bij gelegenheid van het zilveren jubileum in 1889 van B. van den Berg als pastoor te Deventer gaf de parochie in 1891 aan de Utrechtse edelsmid J. Brom de opdracht om een nieuw reliekschrijn te maken. Naar Rijnlands voorbeeld kreeg het schrijn een sarcofaagvorm, uitgevoerd in verguld koper, afwisselend mat en glanzend gebruineerd, en met email en gekleurde stenen versierd. In reliëf staan er de beeltenissen op van de vier heiligen van wie volgens de overlevering beenderen in het schrijn zijn ingesloten: Lebuinus, Marcellinus, Radboud en Mildreda. Het schrijn staat momenteel achter in de noordbeuk van de Broederenkerk opgesteld. - In 1856 werd tijdens de viering van het patroonsfeest op 12 november de kerk voorzien van een beeld van Lebuinus (ongeveer 1,50 meter hoog), dat vervaardigd was in het atelier van Cuypers en Stoltzenberg te Roermond. De afbeelding van Lebuinus gaat terug op de weergave van de heilige volgens middeleeuwse beschrijvingen en afbeeldingen: hij gaat gekleed in een dalmatiek of een kazuifel en houdt in de rechterhand een kruis vast, soms een processiekruis met vaantje, en in de linkerhand een boek. Dezelfde voorstelling treft men ook aan op een zilveren oliedoos uit het derde kwart van de 17e eeuw die in gebruik was bij de aartspriester van Salland; op een gravure in de Batavia sacra van H. van Heussen uit het begin van de 18e eeuw; en op een kazuifel uit ongeveer 1860. - Op de gebrandschilderde ramen die het atelier van Mengelberg uit Utrecht in 1915 boven het hoofdaltaar in de zuidbeuk aanbracht, zijn twee momenten uit het leven van Lebuinus afgebeeld. Het onderste gedeelte van het middenraam laat Lebuinus zien prekend in de contreien van Deventer; het onderste gedeelte van het rechterraam stelt bisschop Gregorius van Utrecht voor die Lebuinus en Marcellinus uitzendt naar het grensgebied van de Franken en de Saksen bij de IJssel. |
|
Verering |
- Over specifieke Lebuinusbedevaarten is niet veel meer bekend dan dat in middeleeuwse kloostergeschriften uit de 13e en de 14e eeuw melding wordt gemaakt van bedevaarten naar de lichamen van Marcellinus, Lebuinus en Radboud in Deventer. Uit een uittreksel uit een 16e-eeuwse liber ordinarius van de Lebuinuskerk, waarin het verloop van de liturgievieringen door het jaar heen beschreven is, blijkt dat de kanunniken van het kapittel het feest van Lebuinus op 12 november en de octaafdag jaarlijks vierden met een plechtige processie over het naast de kerk gelegen kerkhof; hierbij werden de reliekkist en het hoofd van Lebuinus rondgedragen. Bij de viering van de translatio (de dag waarop de overblijfselen van een heilige werden overgebracht naar een nieuwe rustplaats) van Lebuinus en Radboud op 25 juni werden de reliekschrijnen en de hoofden van beide heiligen rondgedragen in een processie over het kerkhof. En tijdens de jaarlijkse viering van de kerkwijding van de kapittelkerk op de zondag vóór het feest van Margaretha in juli werden naast de relieken van Lebuinus en Radboud ook de schrijn en het hoofd van Marcellinus, evenals de reliekhouder met een arm van Margaretha en een reliek van Julia meegedragen in een processie die dit keer door de stad voerde. - Kort voor 1500 werd binnen de kring van de Moderne Devotie door de zusters van het gemene leven een Lebuinuslied samengesteld in het Lamme van Diesehuis aan de Pontsteeg te Deventer. Het lied is in de 16e eeuw getoonzet door Henric Strengen. Kort voor de Tweede Wereldoorlog is het lied opnieuw ontdekt; sindsdien wordt het weer gezongen op het Lebuinusfeest en bij cultuurhistorische gebeurtenissen die verband houden met Lebuinus. Hier de eerste en de laatste strofe: '1. Lebinus een edele prince, verheven so is hi groot, al om den kersten ghelove so dede hi wonder groot. Ende hi is waerlic goet! o alreliefste vader, staet ons bi in alre noot! 16. O Deventer hoghe veste, hebt altoos goeden moet! Lebinus die heilighe prince, staet u bi in alre noot. Ende hi is [...]' - Sinds de Broederenkerk in 1854 de parochiekerk werd voor de rooms-katholieken in Deventer heeft de verering van Lebuinus perioden van opgang en neergang gekend. De vervaardiging van het beeld van Lebuinus, de opdracht voor een reliekschrijn en de vernieuwing van de beglazing boven het hoofdaltaar met taferelen uit het leven van Lebuinus getuigen van een opleving van de aandacht voor Lebuinus. Vooral pastoor B. van den Berg heeft tijdens zijn ambtsperiode (1864-1895) de verering van Lebuinus gepropageerd. Sinds het einde van de jaren dertig werd aan de feestdag van Lebuinus op 12 november opnieuw een impuls gegeven. Men hield in de kerk een processie met het reliekschrijn, en uit de omstreken en uit naburige parochies kwam men in groten getale naar het plechtige lof dat 's middags in de moederparochie van de stad werd gehouden. Tijdens het lof werd een verkorte versie gezongen van het Lebuinuslied uit het einde van de 15e eeuw dat kort voor de Tweede Wereldoorlog opnieuw was ontdekt. Nadat in de jaren zestig de viering van de patroonheilige volledig verdween, kan men sinds enkele jaren een heropleving constateren. Deze komt vooral tot uitdrukking in een grootser opgezette viering van het parochiefeest op 12 november of de daarop volgende zondag, waarin het schrijn een centrale plaats heeft en ook het Lebuinuslied weer gezongen wordt. De hernieuwde aandacht voor Lebuinus moet mede gezien worden in de context van de groeiende belangstelling voor de cultuurhistorische betekenis van de stad en de twee Lebuinuskerken. Een groot bedevaartcentrum is de kerk met het schrijn echter niet meer geworden. |
|
Materiële cultuur |
- Middeleeuwen: van de verschillende oude kostbaarheden uit het bezit van de Lebuinusparochie, zoals de schedels van Geert Grote en Floris Radewijnsz, enkele paramenten, liturgisch vaatwerk en boeken, zijn twee voorwerpen lange tijd met Lebuinus in verband gebracht: 1 De kelk van St. Lebuinus. De opvatting dat de kelk ook werkelijk aan Lebuinus heeft toebehoord, is omstreden. Momenteel neemt men aan dat de kostbare vroegmiddeleeuwse ivoren kelk vervaardigd is in de paleisschool van Karel de Grote te Aken en dateert uit het begin van de 9e eeuw, dus enkele decennia na de dood van Lebuinus. In de 14e eeuw is de met acanthusmotieven versierde nap voorzien van een zilveren montuur; 2 het evangeliarium van St. Lebuinus. Dit zou Lebuinus bij zijn prediking gebruikt hebben, maar het dateert van na zijn dood. De codex is omstreeks 835 in Karolingisch handschrift in Noord-Frankrijk vervaardigd. De band stamt uit de 12e eeuw en bestaat uit twee panelen van eikenhout (35,5 x 25,6 cm) die gedeeltelijk met leer zijn bekleed. De voorzijde is versierd met zilver en halfedelstenen. Centraal staat een met filigrain versierd zilveren kruis en op vier kleine reliëfs van walrustand zijn de evangelisten afgebeeld. Aan de boven- en onderzijde van het kruis bevindt zich een pseudocamee. Op het snijpunt van de twee balken van het kruis is een uit chalcedoon gesneden Bacchuskopje geplaatst, dat mogelijk dateert uit het begin van de jaartelling. Beide voorwerpen bevinden zich momenteel in bruikleen in Museum Catharijneconvent te Utrecht; 3 ook bevinden zich in het Catharijneconvent drie geweven relieken van Lebuinus: een gedeelte uit de sierrand van een kazuifel en fragmenten van een albe en van een singel. Bij de relieken van de singel en de albe zijn drie 'certificaten van echtheid' bewaard gebleven: een tekst op perkament in de Karolingische unciaal die in de 9e en de 10e eeuw gebruikt werd, en twee teksten op geschept papier uit respectievelijk de 15e en de 17e eeuw. - 19e en 20e eeuw: 1 van het Lebuinusbeeld uit het atelier van Cuypers en Stoltzenberg zijn kleine replica's in omloop gebracht; de verspreiding is echter niet groot geweest; 2 in de jaren veertig en vijftig van de 20e eeuw zijn er terracotta tegels gemaakt met een afbeelding van Lebuinus die het huisgezin zegent. |
|
Bronnen en literatuur |
Archivalia: Deventer, parochiearchief St. Lebuinus. Berlijn, Staatsbibliothek Preussischer Kulturbesitz: Ms. Germ. oct. 185, S. 151-157, Lebuinuslied; uitgeven in C.M. Hogenstijn, De Broederenkerk in de geschiedenis van Deventer (Deventer: Praamstra, [1981]) p. 157. Tekstedities: J. de la Torre, 'Relatio seu descriptio', in: Archief voor de geschiedenis van het aartsbisdom Utrecht 11 (1883) p. 204 Literatuur: Aub. Miraeus, Fasti Belgici et Burgundici (Brussel: J. Peperman, 1622) p. 667-669; Petrus Ribadineira en Heribertus Rosweydus, Generale legende der heylighen etc. (Antwerpen: H. Verdussen, 1686; 6e dr.) p. 472-473; H.F. van Heussen, Kerkelijke historie en outheden der zeven vereenigde provincien, etc., dl. 1 (Leiden: D. Haak, S. Luchtmans, J.A. Langerak, 1726) p. 125-127; G. Dumbar, Het kerkelyk en wereltlyk Deventer, etc., dl. 1 (Deventer: Henrik Willem van Welbergen, 1732) p. 279-301; dl. 2 (Deventer: Lucas Leemhorst 1788); P.C. Molhuysen, 'Levensberigt van St. Lebuinus', in: Overijsselsche almanak voor oudheid en letteren 1836 (Deventer: J. de Lange, 1835) p. 1-17; De zin der glasschilderingen in de kerk der parochie van den H. Lebuïnus te Deventer. Beschrijving, geschiedenis, gebeden en lofdichten (Deventer: H. Horstink, 1867); J.Ph. Ver Loren, Lebuinus en zijne stichting te Deventer gedurende den eersten tijd van haar bestaan (Zwolle: De Erven J.J. Tijl, 1885) vooral p. 152-153; D.A.A. Van Hoogewerff, 'De heilige Lebuïnus. Een hoofdstuk uit de geschiedenis van Deventer', in: Katholieke illustratie 19 (1885/1886) p. 219-220, 230-231, 239-240, 247-248, 254-256, 263-264; B. Dubbe, 'Praal en pronk van kerk, stad en gild', in: B.H. Slicher van Bath e.a. ed., Geschiedenis van Overijssel (Deventer: Kluwer, 1970 = Zwolle: Waanders, 1979) p. 341-360; C.M. Hogenstijn, De Broederenkerk in de geschiedenis van Deventer (Deventer: Praamstra, [1981]); A.C.F. Koch, 'Liafwin / Lebuinus', in: J. Folkerts e.a. ed., Overijsselse biografieën. Levensbeschrijvingen van bekende en onbekende Overijsselaars, dl. 1 (Meppel/Amsterdam: Boom, 1990) p. 130-134; T. S[tam], Relieken van Sint Lebuinus, in: Catharijnebrief, nr. 34 (1991) p. 15-16; Aart J.J. Mekking e.a., De Grote of Lebuinuskerk te Deventer. De 'Dom' van het Oversticht veelzijdig bekeken (Zutphen: Walburg Pers, 1992); Ada van Deijk, Romaans Nederland (Amsterdam: Architectura & Natura Pers / Zodiaque, 1994) p. 44-50; 341-342; Clemens Hogenstijn, 'Een lieve vriend uit Deventer: Lebuinus. Patroon van het nieuwe dekenaat Salland', in: Op tocht 6 nr. 8 (1995) p. 12-13; C.M. Hogenstijn, P. Dullaert, De Broederenkerk. Parochiekerk van St. Lebuïnus te Deventer (Deventer: Kerkbestuur van de parochie van St. Lebuinus, [1996]); J.R.M. Magdelijns e.a. ed., Het kapittel van Lebuïnus in Deventer. Nalatenschap van een immuniteit in bodem, bebouwing en beschrijving (Nieuwegein: Arko, 1996); Dirk Otten, Terug naar de ware Lebuïnus (Deventer: Universitaire Pers, 2011). Overige bronnen: KDC BiN-dossier Deventer; Meertens Instituut volkskundige vragenlijst 64a+b (1993); NCRV Kerkepad van 11 september 1994 (NOB beeldbandarchief nr. AR20329 BCN) over de Broederenkerk en Lebuinus |
|
naar het KDC, voor aanvullingen en
commentaar. |