Boerdonk, H. Cornelius

Gediskwalificeerd: ja
Cultusobject: H. Cornelius
Datum: Onbekend (14 september)
Periode: 18e eeuw
Religieuze context: Christelijk
Locatie: Corneliuskapel in de buurtschap Boerdonk bij Erp
Adres:
Gemeente: Meierijstad
Provincie: Noord-Brabant
Bisdom: ’s-Hertogenbosch
Samenvatting:

Kort na 1483 werd in de buurtschap Boerdonk onder Erp een Corneliuskapel opgericht. Voor zover bekend zochten gelovigen uit Boerdonk in de eerste helft van de 18e eeuw hun toevlucht tot deze kapel wanneer er sterfte onder het vee was. In 1755 werd de kapel op last van de protestantse overheid gesloten. Of de kapel ooit weer een keer is opengesteld, is onbekend. Gegevens over een eventuele verering van na 1755 zijn namelijk niet voorhanden. Rond 1870 werd het gebouwtje tenslotte afgebroken.

Auteur: Jeroen van de Ven
Illustraties:
Topografie

- In een afschrift van een testament in het H. Geestregister van Boerdonk van 17 november 1605 wordt 1483 geroemd als stichtingsjaar van een kapel in Boerdonk. De kapel met omliggend kerkhof stond op de plaats waar tegenwoordig de neogotische Servatiuskerk van Boerdonk staat, in de Pastoor van Schijndelstraat. In de aartsdekenale registers van Kempenland wordt voor de periode 1520 tot 1556 onder de Erpse beneficies als laatste de ‘capella S. Cornelii de Boerdonck’ genoemd. De deken van het kapittel van de St. Janskathedraal in Den Bosch, G. Coeverincx, noemt in 1570 een ‘capella S. Cornelii in Wedonck’. Hij schreef eerst Boerdonk, maar veranderde dit later, om onduidelijke redenen, in Wedonck.
- Sinds de 17e eeuw was de kapelaan van Erp rector van de Boerdonkse kapel. De eerste rector was de in 1607 overleden Maximilianus van Beeck. In datzelfde jaar werd hij opgevolgd door Jacobus Petri Smits die tot aan zijn pastoraat in 1626 kapelaan van Erp en tevens rector van de Boerdonkse Corneliuskapel zou blijven. Tijdens een kerkvisitatie van de Bossche bisschop Nicolaus Zoesius op 28 april 1616 worden twee missen vermeld, een op woensdag en een op vrijdag.
- Een inventaris van de kapel, opgemaakt door deurwaarder Hendrik van Rijssen op 23 juni 1755, vermeldt dat het bedehuis met stro was bedekt en ongeveer negen meter lang en zes meter breed was. Aan de oostzijde van het gebouwtje bevond zich een dubbele deur met een slot. In de lemen wand aan de zuidzijde zaten twee ramen. Ook aan de voorkant van de kapel was een venster. 
- Omstreeks 1870 werd de Corneliuskapel afgebroken.

 

Cultusobject

- Zie voor St. Cornelius zie Achtmaal
- De hierboven genoemde inventaris uit 1755 vermeldt ook een Corneliusbeeld van anderhalve voet hoog. Het stelde Cornelius voor als een oude man, gekleed in een damasten, met witte en groene bloemen doorwerkte polonaise, een japon die met een sjerp of strik moest worden opgebonden. In de rechterhand droeg Cornelius een staf, in de linkerhand een boekje. Volgens de inventaris stond het beeld naast het kruis op het altaar.

 

Verering

- De Meierij van ’s-Hertogenbosch, waartoe Boerdonk behoorde, werd in 1648 bij de Vrede van Munster ingelijfd bij de Republiek der Verenigde Nederlanden, met als gevolg het verbod op de openbare uitoefening van het katholieke geloof. Opmerkelijk genoeg dateren de enige gegevens over een lokale - en wellicht ook regionale - verering van Cornelius in de kapel van Boerdonk echter uit de tweede helft van de 18e eeuw. Zij werden opgetekend naar aanleiding van de sluiting van de kapel op last van de advocaat-fiscaal van Staats-Brabant in 1755 (vgl.  Donk). De kapel behoorde namelijk niet tot de ‘Roomsche Kerkschuren waarin de Roomschgezinden’ sinds 1730 ‘bij conniventie is gepermitteerd [...] dezelve godsdienst in stilte te oeffenen’. Bovendien werden er in en bij de kapel ‘openbare superstitiën’ gepleegd. 
- Alvorens tot sluiting over te gaan, liet de advocaat-fiscaal een onderzoek instellen naar de aard van de verering. Hij liet daarvoor enkele dorpsbewoners ondervragen, waaronder de ‘queesel’ die naast de kapel woonde, Dirske Jan Frenzen. Deze vrouw was kosteres van de kapel en leidde de cultus. Zij riep de buurtbewoners op tot gebed door op een hoorn te blazen. Volgens Dirske was dit slechts een ‘ordinairen Hoorn, die se ook gebruijken als de koeijen naar de Weijde moeten gedreven worden’, maar de verwijzing naar Cornelius, wiens voornaamste attribuut een hoorn was, is duidelijk. In de kapel ging Dirske voor in het gebed. Getuigen hadden bovendien waargenomen dat er op 22 mei 1755 een kaars was aangestoken op last van Dirske. Overigens brandden er altijd een of meer kaarsen in de kapel. Dirske verklaarde dat de Corneliuskapel met name intensief was gebruikt ‘ten tijde als de sterfte onder de Beesten was’. Zij zal hiermee hebben gedoeld op de zware rundvee-epidemie die heerste in de jaren 1744-1748. 
- Nadat een inventaris van de kapel was opgemaakt, sloot een deurwaarder op 20 juni 1755 de deur van het bedehuis en verzegelde die met twee lakzegels. Dirske Jan Frenzen werd op 26 augustus 1755 gemaand om de onkosten die met de procedure waren gemoeid, te vergoeden. Dit kwam haar te staan op f.172,- en 8 stuivers. Hoelang de kapel daarna nog gesloten is gebleven en of deze weer is opengesteld, is onbekend.

 

Bronnen en literatuur

Archieven: Luik, bisdomarchief, aartsdekenale registers van Kempenland, inv.nrs. 154-159. Erp, gemeentearchief: archief van de H. Geestarmen, register 1605. ’s-Hertogenbosch, Rijksarchief in Noord-Brabant: archief van de Raad van Brabant, inv. nr. 515.
Tekstedities: G. Bannenberg, A. Frenken & H. Hens ed., De oude dekenaten Cuijk, Woensel en Hilvarenbeek in de 15de- en 16de-eeuwse registers van het aartsdiakenaat Kempenland, dl. 1 (Nijmegen: Gebr. Janssen, 1968) p. 181.
Literatuur: J.A. Coppens, Nieuwe beschryving van het bisdom van 's-Hertogenbosch: naar aanleiding van het ‘Katholyk meijerijsch memorieboek’ van A. van Gils, dl. 3 ('s-Hertogenbosch: Demelinne, 1843) p. 330-335; L.H.C. Schutjes, Geschiedenis van het bisdom 's-Hertogenbosch, dl. 3 (St. Michielsgestel: Instituut voor Doofstommen, 1872) p. 294-295; G. van den Elsen & W. Hoevenaars ed., Analecta Gysberti Coeverincx, dl. 1 ('s-Hertogenbosch: Provinciaal Genootschap, 1905) p. 176 en nt. 2; A.P.M. Meuwese, Erp, gemeente en parochie (Den Bosch: Provinciaal Genootschap, 1955) p. 49, 52, 54-56, 113; W.H.Th. Knippenberg, ‘Oude kapellen in Noord-Brabant V’, in: Brabants heem 11 (1959) p. 118; A.C. Jansen e.a. ed., Encyclopedie van Brabant, dl. 1 (Baarn: Market Books 1985) p. 172; N. van Eerd, ‘Het kapelleke van Boerdonk’, in: Erthepe. Tijdschrift van de heemkundekring ‘Erthepe’ 4 (1986) p. 1-8; Cultuurhistorische inventarisatie Provincie Noord-Brabant. Gemeente Erp ('s-Hertogenbosch 1989) p. 10, 13 en 24; A.J.A. Bijsterveld, Laverend tussen kerk en wereld. De pastoors in Noord-Brabant 1400-1570 (Amsterdam: VU-uitgeverij, 1993) p. 293.
Overige bronnen: KDC BiN-dossier Boerdonk; VKVL 64a (1993).

 

  naar het KDC, voor aanvullingen en commentaar.