Boxmeer, Femia Koning (Zuster Josephine) |
||
Gediskwalificeerd: | ja | |
---|---|---|
Cultusobject: | Femia Koning (Zuster Josephine) | |
Datum: | 9 april | |
Periode: | Ca. 1934 - heden (?) | |
Religieuze context: | Christelijk | |
Locatie: | Carmlitessenklooster | |
Adres: | Carmel Titus Brandsma, Boxmeer | |
Gemeente: | Boxmeer | |
Provincie: | Noord-Brabant | |
Bisdom: | ’s-Hertogenbosch | |
Samenvatting: | ||
Auteur: | Charles Caspers | |
Illustraties: | ||
Topografie |
- In 1672 werd vanuit Vilvoorde in Boxmeer een carmelitessenklooster gesticht, ‘Elzendaal’. Vanuit dat klooster werden in 1870 zusters naar Duitsland gezonden (Xanten), die echter in 1875 vanwege de Pruisische regering het land moesten verlaten, waarna zij in Boxmeer begonnen met een tweede klooster, ‘St. Jozef’.
|
|
Cultusobject |
- Femia Koning werd op 22 maart 1863 geboren in het Overijsselse Goor als eerste kind van Jan Koning, winkelier, en Hermina Schoenmaker. Na haar kostschooltijd bij de zusters franciscanessen te Groenlo stond zij enige tijd in de winkel van haar ouders, maar op achttienjarige leeftijd maakte zij kenbaar dat zij kloosterroeping had. De keuze valt uiteindelijk op het karmelitessenklooster St. Jozef in Boxmeer, waarin zij op 22-jarige leeftijd intrad en voortaan ‘Josephine’ als naam koos. Als kloosterlinge stond zij bekend om haar strengheid, zowel voor zichzelf als voor de novicen wier geestelijke begeleiding haar was toevertrouwd. |
|
Verering |
- Reeds in 1934 werden binnen de orde voorbereidingen getroffen om de procedure in gang te zetten die zou moeten leiden tot de zaligverklaring van Moeder Josephine. Ter ondersteuning van de verhoopte beatificatie verscheen in 1937 een devote biografie van de carmeliet Pius. Reeds in het voorwoord blijkt dat er voor hem een belangrijke bijkomstige reden was om zijn biografie te presenteren. Voor de geschoeide carmelieten in Nederland was een kandidaat zalige en/of heilige zeer welkom om internationaal in de pas te lopen. Destijds werden er wereldwijd carmelieten als kandidaat-heiligen gepresenteerd: Catalonië (Carmela de Sojo), Beieren (Joannes Brunner en Sebaldus Gerl), Toscane (Cyrillus Ambrosini), Sicilië (Maria Concetta Todaro), Vilvoorde (Zuster Elia van de Moeder Gods), en Florence (Maria Teresia Scrilli en Moeder Teresa Mosca; de laatste niet te verwarren met Teresa Musco uit Caserta). De carmelieten uit Rio de Janeiro kwamen zelfs voor de dag met een Nederlandse kandidaat, Emidius Hilhorst (†1923). Volgens Pius meende reeds op de sterfdag van Moeder Josephine een medezuster haar voorbede te ondervinden. Haar snel begonnen verering zou zich sindsdien voortdurend hebben uitgebreid: ‘(...) eerst binnen het klooster, dan in de onmiddelijke omgeving, vervolgens in verschillende plaatsen van ons land. Nu heeft ze reeds de grenzen van ons land en zelfs van ons werelddeel overschreden, al is het nog in meer besloten kringen.’ Vervolgens somt Pius enkele van de ‘vele heuglijke feiten’ op die volgens hem en anderen golden als gebedsverhoringen: een priester genas van een nierkwaal, waarna de behandelend geneesheer opmerkte, ‘schrijf dit gerust toe aan de tussenkomst van de hemel’; een dame die haar godsdienstplichten verzuimde omdat zij zich verongelijkt voelde, kwam tot inkeer; een zuster genas van een maagzweer; een zieke zag haar gebed verhoord om op zaterdag te mogen sterven; een priesterstudent overwon een motivatiecrisis; enkele zusters waren zeer opgelucht toen hun kookopleiding voldoende leerlingen trok; een man werd genezen van scrupules; een zuster (geen carmelites) genas van een maagkwaal; een bedrijfsleider won precies op tijd een prijs in de loterij zodat hij zijn zaak kon uitbreiden; een broeder genas van een longontsteking.
|
|
Materiële cultuur |
- Bidprentjes: met opgeplakt habijtstof. |
|
Bronnen en literatuur |
Archieven1: Boxmeer, Nederlands Carmelitaans Instituut, getypt cahier met aantekeningen van Zuster Josephine over retraites, meditaties en geestelijke leiding.
|
|
naar het KDC, voor aanvullingen en
commentaar. <<< /a> |