Venray, H. Oda
|
|
Gediskwalificeerd:
|
ja
|
Cultusobject:
|
H. Oda
|
|
Datum:
|
28 november; gehele jaar
|
Periode:
|
15e eeuw (?) - eerste helft 20e eeuw
|
Religieuze context:
|
Christelijk
|
Locatie:
|
St. Odakapel, behorende tot de parochie van St. Petrus Banden (kapel van Sint Oeike)
|
Adres:
|
Hoenderstraat zonder nr. (kadastraal nr: L-2176) 5801 C Venray
|
Gemeente:
|
Venray
|
Provincie:
|
Limburg
|
Bisdom:
|
Roermond
|
Samenvatting:
|
Sint Oda werd in Venray vereerd als beschermheilige van het dorp en als patrones tegen oogziekten. De cultus had een sterk lokaal karakter en is waarschijnlijk ontstaan aan het einde van de Middeleeuwen. In de eerste helft van de 20e eeuw genoot St. Oda een grote populariteit en kende haar kapelletje aan de Hoenderstraat een flinke toeloop van bedevaartgangers, vooral in perioden van (dreigend) oorlogsgeweld. Na de Tweede Wereldoorlog heeft de verering snel aan betekenis ingeboet.
|
Auteur:
|
Paul van Meegeren
|
Illustraties:
|
|
Topografie
|
St. Odakapel - St. Oda werd in Venray op verschillende plaatsen vereerd. De oudste en belangrijkste cultusplaats is het kapelletje van St. Oda aan de Hoenderstraat. Het ligt op ongeveer 1 km ten westen van Venray-kom en is eigendom van de St. Petrus’ Bandenparochie. In de oudste bron voor de Odaverering te Venray - de kroniek van het zusterklooster Jerusalem - is sprake van een ‘heilig stoxken’ ter memorie van St. Oda, gesitueerd ‘opten berch aen die wijntmoelen tussen Ray ende Marsselen’. Het devotiemonumentje lag waarschijnlijk op een zandverstuiving in het gebied tussen de weg Venray-Merselo en een windmolen die de naam Bosschemolen droeg. De aanduiding ‘stoxken’ duidt erop dat het kapelletje de vorm had van een klein massief zuilvormig bouwsel met daarin een beeld van de heilige. - In de jaren dertig van de 17e eeuw liet de rector van Jerusalem, P. Reineri, een kapelletje bouwen aan de weg Venray-Merselo in de nabijheid van de Bosschemolen. Waarschijnlijk was het ‘stoxken’ inmiddels verdwenen en werd ter ere van de heilige een nieuwe bidplaats opgericht op de huidige locatie aan de Hoenderstraat. In 1787 werd het kapelletje op kosten van het klooster Jeruzalem gerestaureerd. Wellicht kreeg het toen zijn huidige vorm met de gezwenkte geveltoppen en hagioscopen, openingen in de lange gevels waardoor men het heiligenbeeld van buitenaf kon zien. - Het nu nog bestaande kapelletje aan de Hoenderstraat ligt ongeveer 450 meter ten zuidoosten van de ‘wyntmoelenberch’. Onduidelijk is of er oorspronkelijk twee cultusplaatsen waren, of dat het kapelletje aan de Hoenderstraat identiek is met het bidhuisje bij de windmolen. Voor deze laatste hypothese pleiten de volgende argumenten: het devotiemonumentje aan de Hoenderstraat ligt in een gebied dat vanouds bekend staat als ‘Aan de Molen’ en het staat reeds ingetekend op een kaart uit 1820. - Rond 1930 werd het kapelletje voorzien van een voorportaal. Aan het begin van de Tweede Wereldoorlog koesterde pastoor-deken W. Berden plannen voor de bouw van een grote Odakapel in de onmiddellijke omgeving van het bestaande kapelletje. Een ontwerp hiervoor, getekend door de Venrayse architect J. Colsen, is nooit uitgevoerd. - In 1949 werd het kapelletje provisorisch gerestaureerd dankzij de inspanningen van de buurtvereniging. In 1961 volgde een ingrijpende verbouwing. Het voorportaal werd gesloopt en de kapel vergroot. De huidige omvang bedraagt 4 m bij 1,78 m. In voorjaar van 1982 werd het bidhuisje gerestaureerd en op 2 mei van dat jaar opnieuw ingezegend door pastoor-deken L. Theunissen. Elders - Een tweede kapelletje lag aan de Eindstraat in het centrum van Venray, vóór de poort van het klooster Jerusalem (thans gemeentehuis). Dit bidhuisje, in 1628 gesticht door rector Reineri, is waarschijnlijk in de loop van de 18e eeuw verdwenen. Dit kan worden afgeleid uit een mededeling van de Venrayse pastoor Hoeben, die in 1791 verklaarde dat het Odabeeld uit het kapelletje was overgebracht naar de kloosterkapel van Jerusalem. Verder is er nog een klein muurkapelletje gewijd aan St. Oda, in de zijgevel van een boerderij in het kerkdorp Merselo (Grootdorp 85). Er stond oorspronkelijk een Odabeeldje uit omstreeks 1430 in. Rond 1919 werd het te koop aangeboden bij een Haagse kunsthandel. Het beeldje kwam terecht in de collectie van D. Hannema, te bezichtigen in het museum ‘Het Nyenhuis’ te Heino (Overijssel). Thans bevindt zich daar een kopie van dit beeld. - Venray bezit ook een Odaput. Deze ligt op het terrein van het voormalige klooster Jerusalem. De put is waarschijnlijk in de jaren 1960 gedempt in verband met het gevaar, dat deze opleverde voor de jeugd. Na de ingebruikname van het kloostergebouw als gemeentehuis werd de put door de gemeente uitgegraven en in 1996 van een nieuwe bovenbouw voorzien. - In diverse Venrayse kerken treft men Odabeelden aan. Deze spelen in de verering van de heilige evenwel geen bijzondere rol. De St. Petrus Bandenkerk bezit een beeld uit de periode 1480-1485, dat afkomstig was van een altaar voor St. Lambertus, St. Catharina en St. Oda. De kapel (later parochiekerk) van het kerkdorp Merselo bezat ook een oud Odabeeld, dat in 1918 vervangen werd door een nieuw exemplaar. Oda ontbreekt ook niet in het nabijgelegen Ysselsteyn. Dit kerkdorp werd in de jaren 1920 gesticht tijdens de ontginning van de Peel. In het centrum bevindt zich een kerk (uit 1927) een parochiekerk gebouwd, waarvoor als patroonheilige vanwege de populariteit ook Oda werd gekozen. Bovendien zou volgens de legende Oda ook een tijd lang in de Peel hebben verbleven. De Limburgse Provinciale almanak van 1951 noemt dit dorp abusievelijk als bedevaartplaats, maar waarschijnlijk door de verwarring met de kapel.
|
Cultusobject
|
- Zie voor de H. Oda Boshoven; vgl. Sint-Oedenrode. - In het kapelletje aan de Hoenderstraat bevindt zich een houten beeld van St. Oda. Het stamt vermoedelijk uit de 16e eeuw. De heilige staat rechtop, met in de rechterhand een boek en op de linker een ekster. Het gepolychromeerde beeld werd in juli 1967 uit de kapel gestolen. Korte tijd later werd het gevonden op het spoorwegemplacement van Eindhoven. In 1982 is het beeld vervangen door een kopie gemaakt door Piet Clephas. Het origineel bevindt zich tegenwoordig in de St. Petrus Bandenkerk.
|
Verering
|
- De oorsprong van de verering van St. Oda in Venray is niet bekend. Wellicht is de cultus verbreid door het klooster Jerusalem. Dit zusterklooster werd in 1422 gesticht in het centrum van Venray, ten noorden van de St. Petrus Bandenkerk. In 1467 namen de zusters de regel van de reguliere kanonikessen van Sint Augustinus aan. Na de opheffing van het klooster in 1802 stonden de gebouwen enkele decennia leeg. In 1838 kwamen de Ursulinen naar Venray en vestigden in Jerusalem een meisjespensionaat. Na het vertrek van de zusters in 1976 kreeg een gedeelte van de gebouwen een nieuwe bestemming als gemeentehuis. - In de oudste kroniek van Jerusalem (1422-1524) is een hoofdstuk gewijd aan het leven van St. Oda. Het verhaal volgt in grote lijnen de vita van kanunnik Godfried van het kapittel van Sint-Oedenrode (eerste helft 13e eeuw). Oda, een Schotse koningsdochter die leefde in de 8e eeuw, was blind geboren. Toen zij vernam dat op het graf van de heilige Lambertus wonderen geschiedden, ondernam zij een bedevaart naar Luik en genas. Terug in Schotland weigerde Oda in het huwelijk te treden, daarmee de wil van haar vader trotserend. Samen met een dienaar en twee jonkvrouwen verliet zij in het geheim het Schotse hof. Het gezelschap trok het pelgrimskleed aan en reisde naar Rome. Op de terugweg kwam men in Venray terecht en vestigde zich op de plek waar ‘nu onse nyen peertstal voer des heeren huys is’. Hier, zo voorspelde Oda, zou later een zusterklooster gesticht worden. De heilige en haar gevolg bleven niet lang in Venray. In het dorp woonden boeren uit ‘Wyckrade’, die door de vele oorlogen hierheen verdreven waren. Deze boeren maakten het Oda en haar huisgenoten zeer lastig. Oda besloot te vertrekken naar de overzijde van de Peel. Tussen Venray en het kerkdorp Merselo, ‘opten berch aan die wijntmoelen', keek zij nog een keer om naar Venray en bad tot God, dat het dorp gespaard mocht blijven voor oorlogsgeweld, overlast van vreemde boeren en de pest. Sedertdien heet deze plek ‘den omsienden berch'. Op deze plek, zo verhaalt de kroniek, staat nog een ‘heilig stoxken’ ter memorie van de heilige. Na de Peel te hebben doorkruist, trok Oda naar het tegenwoordige Sint-Oedenrode, waar zij volgens de overlevering in 726 is gestorven. De kroniekschrijver heeft naar eigen zeggen voor zijn verhaal gebruik gemaakt van schriftelijke en mondelinge bronnen: ‘... een deels gelesen ende een deels van goeden alden luyden gehoert’. In de oudste vita van de heilige wordt geen melding gemaakt van een verblijf in Venray. Alleen de kloosterkroniek van Jerusalem beschrijft deze periode. Het verhaal is voor het eerst gepubliceerd door W. Everts in de Dietsche Warande (1866). - Uit de kloosterkroniek en de aanwezigheid van beelden (St. Petrus Bandenkerk en de muurkapel te Merselo) blijkt dat St. Oda aan het einde van de middeleeuwen in Venray bekend was. Van een bijzonder devotie zijn geen sporen aangetroffen, ook niet binnen het klooster Jerusalem. In 1626 kwam hierin verandering met de komst van een nieuwe rector, de Kruisheer P. Reineri. De rector was een vurig vereerder van St. Oda. In 1628 liet hij een kapelletje bouwen aan de Eindstraat, vóór de kloosterpoort in de schaduw van een brede lindeboom. Drie jaar later werd Venray getroffen door de pest. De zusters van Jerusalem zonden een bode naar Reineri, die elders verbleef, met de vraag, wat zij moesten doen: blijven of naar een andere plaats vluchten? De rector riep de voorspraak van St. Oda in en beloofde een nieuw kapelletje te zullen bouwen op de ‘omsienden berch’, wanneer het klooster gespaard bleef. De zusters bleven inderdaad gevrijwaard van de ziekte en Reiniri hield zijn gelofte. Ook droeg hij vanaf die tijd jaarlijks een hoogmis op in de kloosterkerk, hield een preek tot het volk en zorgde ervoor dat op alle zon- en feestdagen een licht brandde in het kapelletje aan de Eindstraat. In de Acta Sanctorum Belgii Selecta wordt deze gebeurtenis in 1631 geplaatst, maar aan de andere kant blijkt uit diverse bronnen dat Venray pas in 1635-1636 door een grote pestepidemie werd getroffen. - Op verzoek van de samensteller van de Acta Sanctorum Belgii Selecta gaf pastoor Hoeben in 1791 een korte beschrijving van de Odaverering in Venray. Het vereringscentrum was het klooster Jerusalem. De zusters beschouwden de heilige in feite dan ook als hun patrones, terwijl het klooster formeel onder het patronaat van de HH. Ursula en Antonius Abt stond. In de kloosterkapel bevond zich aan de rechterzijde van het altaar een beeld van de heilige. Op de feestdag van Oda (in het bisdom Roermond op 28 november) werd dit beeld in het midden van het koor geplaatst ter openbare verering. Dan offerden vele vereerders voor het Odabeeld in de Sint Petrus’ Bandenkerk en trokken zij naar het kapelletje aan de Hoenderstraat. - In de 19e eeuw blijft de verering voor St. Oda bestaan en concentreert zich op de veldkapel aan de Hoenderstraat. Van de schilder J.A. van der Drift is een aquarel bekend uit ca. 1865, waarop te zien is hoe een groepje ursulinen, samen met enige pensionaires, een bezoek brengen aan de bidplaats. In 1899 kochten de ursulinen niet ver van de Hoenderstraat een stuk grond en maakten er het Sint Odapark van, een besloten recreatiegelegenheid voor de kloosterzusters en de leerlingen van het pensionaat. - De verering van de heilige werd krachtig bevorderd door de Venrayse pastoor H.W.H. van Haeff (1815-1884). Hij verzamelde teksten over het leven van St. Oda en besteedde bijzondere aandacht aan de viering van haar feestdag. Tijdens de Eerste Wereldoorlog trokken er herhaaldelijk processies vanuit de St. Petrus Bandenkerk en de kerk van Merselo naar het kapelletje om de bescherming van de heilige af te smeken tegen het dreigende oorlogsgeweld. Ook genezingen vonden er plaats, getuige een plankje met de tekst: ‘Aan St. Oda uit dankbaarheid voor een genezing. Maart 1924. G.V’. Een votiefgeschenk dat tot voor een aantal jaren nog in het kapelletje hing. - In de periode tussen de wereldoorlogen genoot Oda, of in de volksmond Sint Oeike, een grote populariteit. Op andere terreinen drong haar bekendheid ook door: de fanfare St. Oda te Merselo (1918), de Woningvereniging St. Oda (1919) en de Handboogschutterij St. Oda (1925) In 1920 kreeg Venray een St. Odastraat. Ook werd Oda tot patrones verkozen van de kerk van het ontginningsdorp Ysselsteyn (1927). Het twaalfde eeuwfeest van het overlijden van St. Oda (1926) werd in Venray op grootse wijze gevierd. Ter ere van de beschermheilige vond op 29 juni een processie plaats van de St. Petrus’ Bandenkerk naar het kapelletje aan de Hoenderstraat, waar in de open lucht een hoogmis werd gehouden met feestpredikatie door mgr. dr. H. Poels. In een nabijgelegen park werd in de zomer met veel succes het openluchtspel ‘Sinte Oda’ opgevoerd, geschreven door pater Justinus Janssen OFM. Het spel werd afgewisseld met gezangen waaronder een ‘huldecantate aan Sint Oda’ en een lied ‘op ’t St. Odakapelletje’. - Aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog kende het kapelletje een grote toeloop van vereerders. Op zondag 2 oktober 1938 vond er een bid- en boetetocht voor de wereldvrede plaats. De belangstelling was zo groot dat zich een stoet vormde van de St. Petrus’ Bandenkerk tot aan de veldkapel, over een afstand van ongeveer één kilometer. Ook tijdens de oorlog was het kapelletje een vaste plaats van gebed en bestond in Venray de vurige overtuiging dat Oda het dorp zou beschermen tegen oorlogsgeweld. Ook bij grote droogte zoals in 1942-1943 schijnen processies vanuit de parochie naar de kapel te zijn getrokken. De plannen voor de bouw van een grote kapel na afloop van de oorlog werden echter doorkruist door de verwoesting van Venray in het najaar van 1944. - Behalve als beschermheilige van het dorp komen we St. Oda in Venray ook tegen in haar ‘klassieke’ rol als patrones tegen oogziekten. Men trok naar de Hoenderstraat om te bidden voor de genezing van oogkwalen. Ook was er de Odaput op het kloosterterrein van Jerusalem. Het water uit deze put werd tot het midden van deze eeuw gebruikt om zieke ogen te wassen. - Na de Tweede Wereldoorlog nam de verering van St. Oda snel in betekenis af. Een laatste grote manifestatie rond de heilige vond plaats in 1947, toen wederom een openluchtspel over haar leven werd opgevoerd. Daar de tekst van het Odaspel uit 1926 verloren was gegaan, werd een nieuw spel geschreven door P. Vermeltfoort. De opvoering vond plaats in het openluchttheater aan de Hagelweg en werd verzorgd door de toneelvereniging ‘Hioob’. De afnemende devotie laat zich aflezen uit de opbrengsten van de offerblok van het kapelletje aan de Hoenderstraat. Aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog bracht het offerblok ongeveer 200 gulden per jaar op. Na 1960 is de opbrengst snel teruggelopen. In 1969 werd Oda van de heiligenkalender van het bisdom Roermond geschrapt. - Tegenwoordig (1999) wordt de herinnering aan St. Oda in Venray vooral levend gehouden door de activiteiten in het St. Odapark. De gemeente heeft het park in 1981 van de zusters Ursulinen gekocht en in het beheer overgedragen aan de stichting Odapark. De stichting legt zich toe op het behoud van het natuurpark en het organiseren van activiteiten op het gebied van kunst en cultuur. In het voorjaar van 1999 werd door het kunstenaarscollectief De Lutteltuin uit Uden in het park een grote bamboekerk gebouwd, gebaseerd op de grondlijnen van de kathedraal van Chartres. Op zondag 20 juni vond in de ‘kathedraal’ een heilige mis plaats, met als bijzondere gasten alle vrouwen uit Venray en omgeving die naam Oda, Odile, Odillia, Ooike of Oeike dragen. Naast het altaar stond het pas gerestaureerde beeldje van St. Oda, dat oorspronkelijk stond opgesteld in het kapelletje aan de Hoenderstraat, maar uit veiligheidsoverwegingen is overgebracht naar de St. Petrus’ Bandenkerk. Na afloop van de mis werd het beeldje in plechtige processie teruggebracht naar de parochiekerk.
|
Materiële cultuur
|
Devotioneel drukwerk - Gebedenboekje: 1 De heilige Oda, maagd; bijzondere patrones tegen oogziekten; levensschets en gebeden (Venray: Gebrs. Laurensse, z.d.; 43 p.) met op p. 3-26: ‘De H. Oda, maagd (levensschets van de heilige)’, op p. 27-36: ‘Novene ter eere der H.Oda, maagd, om een bijzonderen gunst te erlangen’, op p. 37-41: ‘Litanie ter eere van H. Oda, maagd, bijzondere patrones tegen oogziekten’ en p. 42-43: ‘Gebed voor een beeld der H. Oda. Voor de bekeering van Nederland’; 2 Programmaboek van de feestelijkheden bij gelegenheid van het twaalfde eeuwfeest gedenkende het zalig afsterven van Venray's patronesse Sinte Oda. 726-1926 (Venray: Firma van den Munckhof, 1926); 3 Oda de koningsdochter (Venray: Firma van den Munckhof, 1947).
|
Bronnen en literatuur
|
Archieven 1: Venray, gemeentearchief: documentatiecollectie map St. Odakapel; archief parochie St. Petrus Banden Venray, pls. Nr. 115/E54?8 (stukken m.b.t. De Odafeesten van 1926). Grubbenvorst, archief provincialaat Ursulinen: archief klooster Jeruzalem, doos 1 ‘Kroniek van het klooster 1422-1527’. Archieven 2: J. Ghesquierus & I. Thysius (ed.), Acta sanctorum Belgii selecta, dl. 6 (Tongerlo: Typis Abbatiae, 1794) p. 587-633. Literatuur: W. Everts, ‘Oirkonde van de stichting des kloosters “Jerusalem” te Venray, in Limburg’, in: De Dietsche warande dl. 7 (Amsterdam, 1866) p. 112-113; H. Welters, Limburgsche legenden, sagen, sprookjes en volksverhalen (Plaats??1875); L. Peters, ‘Den beginne des cloesters Jerusalem, 1422, tot Venray’, in: Limburg's Jaarboek 6 (1898-1899) p. 260-290, kroniek van klooster Jeruzalem zoals vermeld onder A1; {Oda-octaaf], in: Limburger Koerier, 9 december 1900); Pierre Kemp, Limburgsch Sagenboek (Lutterade: Fonds voor Heemkunde, 1925) p. 19-18; L. Emond, ‘St. Oda en het klooster “Jerusalem” te Venray’ in: Peel en Maas. Weekblad voor Venray, Horst en omstreken, 17 juli 1926 en 24 juli 1926; J.H.A. Mialaret, De Nederlandsche monumenten van geschiedenis en kunst. Deel V. De provincie Limburg. Tweede Stuk: Noord-Limburg (Den Haag: Algemeene Landsdrukkerij, 1937) p. 202; L. Verschueren & C. Ibelings, Jerusalem. 1422-1802; 1838-1938 (Nijmegen: Gebr. Janssen, 1938) p. 81-83; [lijst van bedevaartplaatsen in Limburg], in: Provinciale almanak in Limburg, 1951, p. 126, abusievelijke vermelding van Ysselsteyn; R.R. Post, Kerkgeschiedenis van Nederland in de middeleeuwen, dl. 2 (Utrecht: Spectrum, 1957) p. 242; Thei Min, ‘Sint Oeike’s kepel’, in: Veldeke, tijdschrift voor Limburgse volkscultuur 54 (1979) p. 39; Hub Schols,Venray van vroeger, dl. 2 (Venlo: Uitgeversmaatschappij Dagblad voor Noord-Limburg bv., 1980) p. 80-82; Koos Swinkels e.a., Monumentjes van devotie. Wegkruisen en veldkapellen in de gemeente Venray (Venray: Werkgroep kruisen en kapellen van Veldeke-Venray, 1986) p. 15-18, 25-28; L.C.B.M. van Liebergen & W.P.C. Prins ed., Sanctus. Met heiligen het jaar rond (Uden: Museum voor Religieuze Kunst, 1997) p. 69-71; C.G.M Bak e.a., Twaalf stenen uit de stroom. De twaalf kloosters van Venray (Venray: NLW Bedrijven, 1998) p. 10-17, 42-89; Katja Boertjes & Arjen Eissens, Heyligen Huyskens. Kapellen langs veleden en wegen in Limburg (Eindhoven: Kempen, 1999) p. 143-144. Overige bronnen: KDC BiN-diskw.-dossier Venray-Oda; PJMI VKVL 64a+b (1993).
|
|
naar het KDC, voor aanvullingen en
commentaar.
<<< /a>
|