Dokkum, H. Bonifatius |
||
Cultusobject: | H. Bonifatius | Open Street Maps |
---|---|---|
Datum: | 5 juni (weekend naastbij); gehele jaar | |
Periode: | 8e eeuw - ca. 1580 / 19e eeuw - heden | |
Religieuze context: | Christelijk | |
Locatie: | Bedevaartcomplex van St. Bonifatius; parochiekerk van St. Martinus | |
Adres: | Bronlaan, Dokkum; H. Martinuskerk, Hoogstraat 25, 9101 LH Dokkum | |
Gemeente: | Dongeradeel | |
Provincie: | Friesland | |
Bisdom: | Groningen | |
Samenvatting: |
Na de moord op Bonifatus en de 52 gezellen op 5 juni 754 werd Dokkum een van de Europese centra van de Bonifatius-cultus. Vanaf de 8e eeuw richtte de verering zich in nauwe onderlinge samenhang op het martelveld, een bron en de gedachteniskerk waar relieken van de heilige en zijn gezellen werden bewaard. In de late middeleeuwen hechtte de traditie van de zogenoemde stenen broden zich aan Dokkum en Bonifatius en werden in Dokkum stenen broden bewaard, getoond en vereerd. De cultus- en bedevaarttraditie heeft zowel perioden van verval en revitaliseringen gekend, alsmede wisselende concentratiepunten en locaties. Sleutelperioden zijn: de vroege en late middeleeuwen tot ca. 1580, de tweede helft van de 19e eeuw en de 20ste eeuw (vooral de jaren twintig en dertig, het herdenkingsjaar 1954, en de jaren 1990-1994). Vaste devotiepunten zijn anno 1997: het processiepark en de Bonifatiuskapel rond de bron die vanaf de 19e eeuw buiten het stadscentrum werd gesitueerd, en op de tweede plaats de parochiekerk waar de relieken en het stenen brood worden bewaard. |
|
Auteur: | Paul Post | |
Illustraties: | ||
Topografie |
Algemeen - Dokkum ligt in de katholieke diaspora van reformatorisch Friesland, in het uiterste noorden van Nederland tussen Leeuwarden en Groningen. De stad, ontstaan op en rond een in de 8e eeuw vergrote terp, ligt in een komvormig gebied met ten noorden een hoge kleistrook en ten zuiden een zand- en veengebied (de zogenoemde Dokkumer Wâlden). Herhaaldelijk is deze ligging 'gevaarlijk en kansrijk' genoemd. De stad ligt aan een belangrijke afwatering en had (vroeger) een verbinding naar open zee. Nu is het een toeristisch centrum met een jachthaven, en vervult het samen met het nabij gelegen Kollum een kleine stedelijke centrumfunctie. - In de 8e eeuw werd er, waarschijnlijk ten behoeve van de bouw van een Bonifatius-gedachteniskerk, in één keer een hoge terp opgeworpen, later gevolgd door meerdere woonbulten. Deze uitbouw sloot aan bij een reeds bestaande handelsplaats van enige betekenis (misschien zonder terp). - De Bonifatiuscultus die zich richtte op de relieken die werden bewaard in de gedachteniskerk en op de zoetwaterbron in het centrum van de stad (huidige markt en protestantse kerk), handhaafde zich met wisselende periodes van bloei en verval tot in de 16e eeuw; gedachteniskerk en bron waren inmiddels geheel opgenomen in een benedictijner, later premonstratenser kloostercomplex. - Bij de revitalisering van de Bonifatiusverering in de 19e eeuw identificeerde men de Brouwersbron of 'de Dobbe' in een weiland even buiten de stad als de wonderbron. Aan het begin van de 20e eeuw richtte men eerst het processiepark in, waarnaast korte tijd later een kapel werd gebouwd. In 1992 zijn park en kapel geheel gerestaureerd, is er een nieuw bassin met aftappunten gekomen en is de kruisweg uit de jaren 1920-1930 in het park hersteld. - De huidige situatie van de religieuze topografie van Dokkum is complex te noemen doordat de Bonifatiusdevotie is verspreid over de cultusobjecten van bron, park en kapel enerzijds en parochiekerk in het centrum anderzijds. Bovendien bestaan er verschillende tradities ten aanzien van de locatie van de bron (archeologisch onderzoek maakte vanaf de jaren vijftig aannemelijk dat de oorspronkelijke bron in het stadscentrum gelegen moet hebben). Tenslotte komt daar sinds de jaren negentig nog de devotioneel-liturgische belangstelling bij voor Titus Brandsma. Processiepark, kapel en bron - Het eerste initiatief tot een revitalisatie van de oude Bonifatiusverering kan worden geplaatst in de periode na 1853. Lokaal ingezet door de plaatselijke pastoor, richtte men zich op de Brouwersbron in het weiland buiten de stad, een zoetwaterbron die lange tijd in gebruik was bij de Dokkumer bierbrouwers (in 1866 hadden de brouwers de bron of fontein aan de stad geschonken; in 1884 werd er een pomp geplaatst). - Pas bij de revitaliseringscampagnes na de Eerste Wereldoorlog, die een meer provinciaal en landelijk karakter hadden, kon worden overgegaan tot inrichting van dit rituele landschap. Na de verwerving van de gronden bij 'de Dobbe' kon vanaf 1925 begonnen worden met de aanleg van een groot processiepark. Het ontwerp voor het processiepark, dat uiteindelijk een groots 'St. Bonifacius-heiligdom' zou moeten worden, met erin verwerkt een groot openluchtaltaar met aangebouwde sacristie, een groot beeld van Bonifatius en een kruisweg, was van architect Wolter te Riele (1867-1937) die zich liet inspireren door soortgelijke parken in ⟶ Brielle, ⟶ Boxtel en ⟶ Roermond. De firma Bosgra uit Bergum voerde het parkontwerp uit. De (dure en grootse) plannen voor altaar, beeld, kruisweg en kapel/kerk en sacristie werden niet uitgevoerd; het bleef slechts bij enkele fundamenten. Het park was klaar in 1926 bij de eerste nationale bedevaart, 2500 pelgrims en de aartsbisschop van Utrecht en bisschoppen van Mainz en Fulda woonden de plechtigheden bij. Korte tijd later werd in het park een grote tent opgericht die enige beschutting bood. - In de volgende jaren groeide de behoefte om een passende accommodatie te verkrijgen waardoor de tent en de bid/klapstoeltjes vervangen konden worden. In 1933 besloot men tot de bouw van een kapel met 2000 zitplaatsen. Voor de kapel viel men niet terug op het al ter tafel liggende Te Riele-ontwerp, maar koos men voor een gratis ontwerp van H.W. Valk (Den Bosch). De kapel is sober, romaans van stijl en wil qua vormgeving de tijd van Bonifatius oproepen. De steenkeuze is opvallend door het forse formaat van 30 x 15 x 8,5 cm, gangbaar bij Friese middeleeuwse kerken en kloosters. Het ontwerp kenmerkt zich door een samenspel van binnen en buiten, de ruimte is half open, half dicht en overdekt, waardoor tevens de traditie van de tentvieringen enigszins bewaard blijft. Het centrale karakter van de altaarruimte komt extra naar voren door een halve cirkel van zitplaatsen. Langs de gehele omtrek loopt een 300 m lange processiegang. Een atrium en poortgebouw situeren het geheel op passende wijze in het al bestaande landschapspark en leggen de verbinding met de even buiten het omheinde park gelegen bron. De bouw werd in een recordtijd gerealiseerd: in maart 1934 begonnen de werkzaamheden, de eerste steen werd officieel op 5 juni 1934 gelegd, en op 6 augustus werd de kapel ingewijd. - In de kapel is weer een kleine pelgrims- of devotiekapel met drie gebrandschilderde ramen die in 1965 werden vervaardigd door Aquino van Dijck uit Wolvega (1. page met hond: als verbeelding van trouw en waakzaamheid; 2. vrouw met wereldbol en vlam: geloof; 3. monnik met kap: Bonifatius). - Het initiatief voor de kruisweg van 14 staties in het park dateert van 1935 en is verbonden met de naam van (⟶ Dokkum) Titus Brandsma. In 1935 begint Titus Brandsma, eerder al een van de drijvende krachten achter het herstel van de bedevaarttraditie en de definitieve inrichting van de Dobbegronden, met het verzamelen van oude stenen ('âlde friezen'): resten van oude Friese kloosters. Uit de aldus in korte tijd verkregen collectie kloostermoppen werden 14 kleine statiemonumenten opgericht in het park. In de periode 1936-1949 werd, op initiatief van Titus Brandsma, aan diens vriend Jacq. Maris de opdracht verleend een kruisweg te maken. In 1949 was de opdracht van 14 lijdenstaferelen, uitgevoerd in plateelbakwerk met omlijsting, voltooid met in de twaalfde statie een gedenkplaat voor Brandsma. - De oorspronkelijk voorziene algehele ommuring bleef achterwege en werd grotendeels vervangen door een hekwerk op bakstenen basis; wel werd in 1962 nog een standbeeld van Bonifatius geplaatst bij de bron aan de Bronlaan buiten het eigenlijke parkterrein. Het was een creatie van G. Bolhuis, uitgehakt uit Vaurion, een Franse kalksteen. Op de sokkel (voorkant) lezen we: 'hic / Bonifacio / lumen vitae / extortum / DCCLIV / hic Frisiae / evangelii / lumen / exortum' ('hier werd Bonifatius het levenslicht ontnomen, 754, hier ging voor Friesland het licht van het evangelie op'); op zijkanten wordt melding gemaakt van Crediton en Fulda, geboorte- en rustplaats van Bonifatius. - Het park raakte tijdens de Tweede Wereldoorlog (in de oorlog werden bomen verkocht voor het maken van klompen), maar vooral sedert de jaren zestig, in verval. Als onderdeel van de algehele opbloei van Dokkum als Bonifatiuscentrum vanaf 1990, werden vanaf september 1992 het processiepark en de kruisweg geheel gerenoveerd. - De kapel was al eerder hersteld waarbij onder andere op het einde van de jaren tachtig in de rondgang 14 vaste panelen werden aangebracht met daarop in woord en beeld de belichting van 14 aspecten van Bonifatius. Deze historische toelichting is sedert 1991 ook als brochure te verkrijgen en werd geplaatst door de Bonifatius Gedenk Commissie met toestemming van de Beheerscommissie en de parochie. De panelen richten zich zowel op de geïnteresseerde (cultuur)toeristen als op pelgrims. - Sedert 1993 wordt water uit de bron via een leidingenstelsel naar het park geleid, waar het door middel van enkele tappunten terecht komt in een nieuw, modern vormgegeven bassin dat tevens dient doet als waadplaats. De vormgeving van dit nieuwe bassin, waarin een zonnewijzer en een wereldbol staan opgesteld, is van F. Ram (Hogebeintum). Parochiekerk H. Martinus van de parochie H. Martinus en HH. Bonifatius en Gezellen - Vanaf de 19e eeuw bevindt het cultuscentrum in de binnenstad zich in de parochiekerk (m.n. in de Bonifatiuskapel terzijde van het priesterkoor). De neogotische kerk, ontworpen door P.J. Cuypers in 1870 (bouw begonnen 1871; ingewijd 1872), prijkt sedert 1974 op de rijksmonumentenlijst. In de periode 1974-1982 werd de kerk geheel gerestaureerd. De kerk verving een huis- of schuilkerk die op die plaats vanaf 1676 was ingericht door Ambrosius Tax (kerkruimte op bovenverdieping). Het is een kruisbasiliek in neogotische stijl, vroeggotisch geïnspireerd, met stenen kruisgewelven over koor en zijbeuken en houten tongewelven op midden- en dwarsschip. Op tal van wijzen en plaatsen worden in de aankleding van de kerk Bonifatius en andere Nederlandse heiligen zoals Liudger, Eoba, Martinus en Willibrordus opgeroepen (zie de ramen, de preekstoel uit 1910, etc.; de ramen in het priesterkoor tonen andere heiligen die te maken hebben met Friesland). - Aan de koorzijde is de Bonifatiuskapel gesitueerd. Deze heeft een achterwand met gepolychromeerde tegels. Op het neogotische altaar staat de reliekkast in monstransvorm (18e eeuw) met een in zilver gevat deel van de (vermeende) schedel van Bonifatius plus enige later uit Fulda ontvangen (vermeende) resten. Op de kast staat een beeld van Bonifatius. De kapel heeft neogotische glazen (1914, atelier Mengelberg, Utrecht: afbeeldingen van Bonifatius, St. Eoba[nus], St. Adelarius). - Sedert circa 1990 zijn er in de kerk vitrines geplaatst met delen uit de kerkschat en het archief van kerk en parochie. Het betreft liturgisch vaatwerk, kazuifels en vooral ook voorwerpen die herinneren aan de vanaf de vorige eeuw weer opgebloeide bedevaarten. In de zomermaanden geeft een team van vrijwilligers rondleidingen. - Het (halve) stenen brood wordt bij bijzondere gelegenheden ook op het Bonifatiusaltaar bewaard, maar bevindt zich meestal in de kluis in de sacristie. - In de zomermaanden wordt sinds 1990/1991 met regelmaat een aan Bonifatius gewijde tentoonstelling ingericht in het streekmuseum, het Admiraliteitshuis, waar dan delen van de kerkschat en het (halve) stenen brood worden getoond. - In september 1992 werd aan de buitenmuur (straatzijde) van de kerk een beeld van Liudger (vervaardigd door A. Smith) onthuld. |
|
Cultusobject |
- Centraal in de cultustraditie van Dokkum staat de figuur van de Heilige Bonifatius. Bonifatius (Wynfrid, Wynfrith, Wynfreth) doorliep na een fase van 'monachus peregrinus' in de Ierse traditie een glanzende kerkelijk-politieke carrière in het Frankische rijk. Geboren ca. 675/680 in Crediton in Zuid-Engeland werd hij als oblaat in het klooster van de benedictijnen in Exeter opgenomen, en trad later in Nuthcelle in. Hij ondernam in 716 een (mislukte) missiereis naar Friesland. Van belang zijn drie Romereizen en zijn werk op het terrein van de kerkelijke (re)organisatie in Duitsland. In 744 stichtte hij de benedictijnerabdij in Fulda; na 747 nam hij de leiding van het belangrijke bisdom Mainz over; na zijn opvolging in Mainz en Fulda geregeld te hebben keerde hij terug als missionaris in Friesland, waar hij op 5 juni 754 (lange tijd, tot in deze eeuw neemt men ook wel 755 aan) samen met 52 gezellen werd vermoord. Zijn lichaam werd via Utrecht en Mainz naar Fulda overgebracht. Daarna begon een lange en op onderdelen historisch onduidelijke traditie van stad- en kerkpatroonschappen (Freckenhorst, Hameln, Langensalza, Utrecht, Brugge) en bedevaarten (Fulda, Dokkum, Hülfenbergen in Eichsfeld). - Met betrekking tot Bonifatius is historisch bronnenmateriaal relatief ruim voor handen. Er is een correspondentie en een rijke stroom van 'vitae' die in zes Latijnse versies direct na de marteldood beginnen, en worden afgelost door Middelnederlandse versies. De oudste en belangrijkste vita is die van een kanunnik in Mainz, Willibaldus, waarschijnlijk kort na 778 geschreven (vita I). Dokkum wordt pas genoemd in de vita altera of vita II, waarschijnlijk later samengesteld door een monnik uit Utrecht. - De op Bonifatius en Gezellen gerichte cultus concentreerde zich niet op een centraal cultusbeeld of op een duidelijke traditie van relieken. De cultus richtte zich op een reeks met Bonifatius en Gezellen in verband gebrachte lokaties en objecten: het martelveld, een reeks van vermeende relieken, de bron en de stenen broden. - Martelveld. De bedevaartcultus richtte zich vanaf de 8e eeuw op het martelveld en de wonderbron. Het martelveld werd gemarkeerd door een reeks van opeenvolgende kerkgebouwen (eerst hout, later (tuf)steen). Vanaf ca. 1163 vormde de heilige plaats een onderdeel van een kloostercomplex. In de kerken, later het abdijcomplex, werden volgens verschillende overleveringen een reeks van relieken bewaard. - Relieken van Bonifatius en Gezellen. De samenstelling van de reliekenschat in Dokkum wisselt in de diverse overleveringen sterk. Een preciese reconstructie en coherente lezing en interpretatie van het bronnenmateriaal is uiterst moeilijk. Het lichaam (inclusief de gehele schedel), een bijl, en wellicht ook drie of vier codices waaronder de beroemde codex Bonifatianus 1 waarmee de zwaardslagen werden opgevangen, kwamen direct (?) na de marteldood in Fulda terecht. Bewaard en vereerd zouden in Dokkum met name zijn: enige achtergebleven resten van Bonifatius en zijn Gezellen waaronder een schedel(fragment), een ivoren staf, een gouden beker en kazuifels, maar er is ook (meer stellig aan Bonifatius toegeschreven) sprake van ingewanden van Bonifatius, zijn kelk, kruis en staf, en een evangeliarium dat door Bonifatius zelf geschreven zou zijn. Ook is er sprake van relieken van de 52 Gezellen. Een 16e-eeuwse bron meldt dat deze overblijfselen elke zeven jaar plechtig aan het volk werden getoond. Het kostbaarst achtte men de aan Bonifatius toegeschreven schedel (later is er sprake van een schedelfragment). Bij en na de plundering van de heilige plaats in 1572 en de opheffing ervan in 1582 raakten de relieken verstooid. Er is een overlevering die zegt dat de abt van Fulda in 1582 het evangeliarium weghaalde uit Dokkum en toevoegde aan de Bonifatiuskerkschat van de kathedraal van Fulda. De verschillende bronnen overziende en vooral die rond de boeken en de Bonifatiusresten, is een definitieve en sluitende reconstructie van de lotgevallen van de kerkschat moeilijk. Zo wordt wel aangenomen dat de genoemde codex Bonifatianus I tot in de 16e eeuw in Dokkum was (deze Ragyndrudiscodex, geen bijbel overigens, maar een anti-Ariaans theologisch geschrift, is afkomstig uit Bourgondië en dateert uit de 8e eeuw). In de 17e eeuw zouden de relieken via een Friezin in bezit gekomen zijn van een franciscaan; in 1632 worden een kazuifel en een schedelfragment overgedragen aan het kapittel van Haarlem. Aan het einde van de 17e eeuw dook de verstrooid geraakte kerkschat weer op en keerden een kazuifel en koorkap (overigens beide 12e-eeuws) en het schedelfragment terug in Dokkum. In 1833 boog men zich over de echtheid van het schedelfragment en wendde pastoor J. Smit zich tot de abdij van Fulda. De abt liet diplomatiek aarzeling doorklinken in zijn reactie en stuurde 'voor alle zekerheid' enkele botfragmenten 'die zeker echt zijn'. We kunnen aannemen dat deze fragmenten toen in de reliekhouder zijn bijgevoegd. Inmiddels is duidelijk dat in Fulda de volledige schedel van Bonifatius aanwezig is en dat het schedelfragment in Dokkum mogelijk aan een andere martelaar heeft toebehoord. - Bron. Een volgend belangrijk cultusobject of -locatie is de bron. Aanvankelijk was de bron verbonden met de gedachteniskerk. Later, als onderdeel van de revitaliseringscampagnes sinds de 19e eeuw, wordt de wonderbron uit de traditie verbonden met de Brouwersbron buiten de stad. Het bronwonder kent verschillende tradities. Er is het verhaal dat bij het oprichten van een terp bij Dokkum door Abba, bestuurder van stad en streek in naam van Pippijn de Korte, een paard van een jongeman uit Abba's gevolg weg dreigde te zakken; met grote moeite redde men paard en ruiter uit de modder en toen bleek op die plek een zoetwaterbron ontstaan te zijn. Andere varianten schrijven het wonder aan Bonifatius toe. Bonifatius zakte met zijn paard weg, of de heilige zou met zijn staf de zoetwaterbron geslagen hebben (dit laatste thema wordt graag in de Bonifatiusiconografie verwerkt). - Stenen broden. Het halve stenen brood dat nu in de parochiekerk bewaard wordt is een rest van wellicht vijf broden die het tastbare markeringspunt vormen van een sedert de late middeleeuwen verbreid verhaalmotief dat zich in Dokkum aan de Bonifatiustraditie hechtte. Met de stenen broden zijn twee verhaaltradities verbonden. Volgens een traditie werd een vrouw vlak voor de dood van Bonifatius om brood gevraagd, maar ze zei dat ze geen brood had. Bonifatius zei daarop dat wat in de oven was steen zou zijn en blijven. De andere traditie verhaalt dat de moordenaars die na hun euveldaad een feestmaal wilden aanrichten, al hun broden in steen veranderd vonden. Bronnenanalyse maakt duidelijk dat deze brodentradities veel later zijn ontstaan dan die van de kerkschat en de bron. De Latijnse vitae maken er geen melding van. Het gaat hier om een wijd verbreid (volksverhaal- en lied-)motief dat zich vanaf de late middeleeuwen, mede via stichtelijke gebruiksliteratuur, in geheel Europa verspreidde en hechtte aan lokale devoties. In de Nederlanden kon men stenen broden vereren in Steenokkerzeel, Gent, ⟶ Leiden, en Dokkum. In Dokkum bleef er uiteindelijk een half broodje over. Er is een overlevering die zegt dat er broden van Bonifatius zouden zijn ingemetseld in de toren van de kerk van het nabije Murmerwoude. De broden keren terug in regionale volksverhalen die zijn opgetekend in de jaren vijftig en zestig. Het is vooral de combinatie van brood als dagelijks voedsel en zijn cultische functie geweest die de stenen broodverering aantrekkingskracht deed hebben. |
|
Verering |
Oorsprong - Het martelveld wordt bij het huidige Dokkum gesitueerd, en hoewel Bonifatius' lichaam per schip naar Utrecht werd overgebracht en daar na kerkelijke diplomatieke missies vanuit Mainz uiteindelijk werd afgestaan en overgebracht naar de abdij van Fulda, ontstonden er direct na zijn dood zowel in Dokkum als in Utrecht vormen van verering en pelgrimages. Ook in Engeland, Frankrijk en Duitsland kwam de sterfdag 5 juni door regionale kerkelijke besluiten op de liturgische kalender terecht. In Dokkum werd bij het martelveld waarschijnlijk een hoge terp of heuvel opgericht voor een gedachteniskerk. Deze zogenoemde Bonifatiusterp vormt nu het hart van het centrum van Dokkum. - Behalve dit martelveld is er de traditie van de wonderbron. Hierover kan worden gezegd dat al spoedig aan het martelveld en de daar gestichte gedachteniskerk een bron werd verbonden die weer gezocht moet worden bij de terp die men spoedig na 754 bij het martelveld oprichtte of uitbouwde. Vanaf de 8e eeuw vormden aldus een complex: martelveld, terp, bron en gedachteniskerk. - De (houten) gedachteniskerk werd verwoest en herbouwd, onder anderen door Liudger die de kerk wijdde aan Paulus en Bonifatius. Dit houten kerkje werd weer vervangen door een tufstenen kerk. Kerk en bron werden onderdeel van een benedictijner convent; kort na 1163 werd de heilige plaats opgenomen in een groter premonstratenzer (dubbel)klooster (steeds onder het patronaat van Paulus en Bonifatius). Behalve een abdijkerk was er ook een parochiekerk. Er lijken zowel archeologische als tekstuele bronnen te zijn die de aanwezigheid van een leeg graf of schijngraf aannemelijk maken; ook lijkt op basis van opgravingen, uitgevoerd in het stadscentrum (huidige Markt en protestantse Maartenskerk) in 1954, 1966/1967 en vooral 1982/1984, te worden bevestigd dat de oorspronkelijk vereerde Bonifatiusbron niet buiten de vestingwallen gezocht dient te worden en evenmin bij de zogenoemde Bonifatiuspomp 'Op de Fetse', maar in het abdij- of conventcomplex. Thans is deze oorspronkelijke bron met een waterfonteintje aangegeven in een hoek van het marktplein. Samenvattend tonen de archeologische vondsten in het huidige stadscentrum bij de markt een successie van vijf kerken aan: drie houten van voor de 10e eeuw, een tufstenen uit het begin van de 10e eeuw en een uit de 13e eeuw. - De cultus richtte zich op de relieken die in de kerkschat bewaard werden en op de wonderbron bij de kerk. Over de bedevaart in de middeleeuwen zijn slechts weinig - zij het veelzeggende - gegevens bekend. Zo vertelt de cisterciënzer Caesarius van Heisterbach in zijn bekende exempelenbundel Dialogus Miraculorum (samengesteld tussen 1219 en 1223) over een wonder dat waarschijnlijk tussen 1214 en 1216 in Dokkum zou zijn gebeurd op de feestdag van Bonifatius: '[...] in het plaatsje Dokkum, waar de H. Bonifatius gekroond was met het martelaarschap, verscheen op de feestdag van deze martelaar, toen vele duizenden waren toegestroomd naar de aangewezen plaats, een groot wit kruis [...] dat zich geleidelijk voortbewoog van het noorden naar het zuiden'. De zevenjaarlijkse toning van de relieken van Bonifatius is hierboven (in de rubriek 'Cultusobject') reeds ter sprake gekomen. - De heilige plaats raakte vanaf 1572 in verval en de gebouwen op de martelplaats in Dokkum werden in de 17e eeuw gaandeweg ontmanteld. - Naast deze relieken en de wonderbron was er de verering van de stenen broden, duidelijk een veel latere traditie dan de cultus ten aanzien van relieken en bron (zie boven). - De Bonifatiuscultus, in al de genoemde vormen, eindigde omstreeks 1580. Mogelijk heeft er daarna nog individuele verering bestaan. Eerste opleving: 19de eeuw - Bonifatius werd in de 16e en 17e eeuw tijdens de Hollandse Zending door de missiekerk van Sasbout Vosmeer 'herontdekt' samen met vele andere 'vaderlandse' heiligen. Dit gebeurde in een klimaat dat Rogier typeerde als een samenkomen van een drietal factoren: historisch besef, nationaal gevoel en katholieke vroomheid. - Pas in de 19e eeuw nam deze verering in Dokkum weer een plaatsgebonden karakter aan. Een melding van een eerste openbare verering en toning van een deel van de aan Bonifatius toegeschreven relieken in 1823 is moeilijk te situeren. Deze gebeurtenis vormde de aanleiding voor een gloedvol betoog over de verering van de resten van heiligen. - Echt houvast geven de bronnen pas na circa 1870. In de context van de katholieke emancipatie werden tussen 1874 en 1882 enkele initiatieven ondernomen door de lokale (pastoor G.J. Demes) en regionale Friese clerus. - Belangrijk waren voorts in de 19e eeuw de bouw van de nieuwe parochiekerk met de Bonifatius-kapel als zetel voor de relieken (zie boven). In 1874 verleende paus Pius IX een volle aflaat aan hen die op Bonifatius' sterfdag (5 juni) of een andere dag in die maand (juni) in de kerk van Dokkum bidden. Bovendien werd Bonifatius op de algemene heiligenkalender geplaatst. - In de periode 1875-1885 werden er vanuit de noordelijke regio met een zekere regelmaat bedevaarten georganiseerd die zowel de bron als de parochiekerk 'aandeden'. Men kwam per stoomboot (1876) uit Leeuwarden; vanaf 1880 per trein en paardentram uit Franeker en Harlingen; of uit het Groningerland per rijtuig. Tweede opleving: jaren twintig en dertig - Na circa 1885 luwde de bedevaarttraditie om pas na de Eerste Wereldoorlog, en dan op grotere en landelijke schaal, weer in kracht toe te nemen. Al in 1919 werd de eerste fietsbedevaart gehouden met als vlag 'De Eerste Friese Bedevaart' . Het programma was als volgt: 5.30 uur communie van de deelnemers in de Bonifatiuskerk te Leeuwarden; 6.15 uur aantreden in 'colonnes van twaalf'; 6.30 uur tocht per fiets onder gebed en zang; 8.30 uur gezongen hoogmis in de parochiekerk van Dokkum, na afloop ontbijt; 11.00 uur te voet in een lange rij van twee bij twee zonder hoed of pet naar de bron, onderweg gebed en zang; 14.00 uur het bidden van een rozenhoedje in de kerk met bezinning rond vijf intenties; 15.00 uur de terugreis; 17.00 uur een kort lof in Bonifatiuskerk te Leeuwarden, slotliederen en zegen.. - In de jaren twintig en dertig van de 20e eeuw mondde dit alles uit in een broederschap, een kerkelijke infrastructuur en georganiseerde regionale en landelijke bedevaarten. De Friese clerus speelde hierbij wederom een hoofdrol; vooral de naam van Titus Brandsma (Bolsward 1881 - Dachau 1942) moet hier worden genoemd. Na de eerste bedevaart voor priesters in 1924 werd mede door Titus Brandsma, aanvankelijk als Broederschap, in 1925 de Bonifatius Stichting opgericht met o.a. als officiële doelstelling: 'Dokkum weer te maken tot een echte bedevaartplaats, welk doel zij tracht te bereiken door grond aan te kopen bij de St. Bonifatius-bron en van deze grond een processiepark te maken en daarbij zo mogelijk een kapel met rustaltaar en een standbeeld van St. Bonifatius op te richten'. - In 1926 was de eerste Nationale Bedevaart ('de aanvoer' geschiedde vooral per trein); in 1934 kwam de gedachteniskapel gereed. Het liturgische model voor de bedevaart lag vanaf deze nationale bedevaart grotendeels vast en werd steeds herhaald: vanaf het treinstation trok men in processie naar het park en de bron, waar de mis werd gevierd. Dan trok men naar de parochiekerk waar de relieken van Bonifatius werden vereerd. In het processiepark werd de dag afgesloten met een plechtig lof, een feestpredikatie en een processie waarbij een Bonifatiusbeeld werd meegedragen. In 1950 kwam de Nationale bedevaart midden juli vooral met autobussen. Zij brachten zo'n duizend pelgrims naar Dokkum, waar onder leiding van de Bredase hulpbisschop Baeten een grote processie werd gehouden. Tussen de middag vereerden velen de relieken in de parochiekerk. Anderen deden een Kruisweg ter verering van de andere Friese martelaar, ⟶ Titus Brandsma in hetzelfde park. 1954 - In de jaren vijftig was het jubileumjaar 1954 een hoogtepunt. De grondig voorbereide viering van de Bonifatius-herdenking werd behalve in Dokkum zelf, ook elders in het land met studiedagen, symposia, lezingen en liturgievieringen gevierd op nationale schaal. De herdenking was evenals in Duitsland de aanleiding tot een grote stroom publicaties over Bonifatius en Dokkum. Verval - In de jaren zestig begon de afname van de belangstelling; het bedevaartcomplex van park, kruisweg en kapel raakte in toenemende mate in verval; de bron werd opgenomen in het stadsgroen van een buitenwijk en vervuilde. - Tot in de jaren tachtig werd de traditie van de jaarlijkse herdenking van Bonifatius bij de kapel in de augustusmaand in stand gehouden door een kleine groep (conservatieve) katholieken. Derde opleving: jaren tachtig en negentig - Een derde opbloei vond plaats vanaf 1990. Op het eerste gezicht leek deze opbloei verbonden met de wonderlijke genezing van een meisje in de zomer van 1990. Het wonder trok via de media in binnen- en buitenland sterk de aandacht en deed een stroom voornamelijk individuele pelgrims uit binnen- en buitenland (Duitsland) weer naar Dokkum komen (gemiddeld sedert 1990 ca. 20.000 bezoekers per jaar). - Bij nader inzien is deze derde revitalisering ingebed in een breder proces dat in gang was gezet sedert circa 1984. In een context van een culturele en toeristische 'Dokkumpromotion' (leuze: 'Dokkum: 'n moordstad') groeide vanaf het midden van de jaren tachtig de belangstelling voor de Bonifatiustraditie, voor de bron, de kapel en het park. Bovendien richtten ook de parochiële (liturgische) kaders zich, sedert de komst van de nieuwe jonge pastor H. Peters in 1984, weer op de Bonifatiustraditie. Samenwerking met de groep behoudende katholieken, die de bedevaarttraditie op hun eigen wijze door de magere jaren heen leidde, bleek onmogelijk. Vanaf 1985 herleefde vanuit de parochie en vanuit de bewoners van Dokkum het rituele Bonifatiusrepertoire. - Hoogtepunt werd de jaarlijkse Bonifatius Gedenkdag, vanaf midden jaren tachtig (weer) in juli geplaatst, waaraan ook een vanuit het jongerenpastoraat (Diaspora) georganiseerde jongerendag wordt gekoppeld. Daarnaast worden ieder jaar tal van vieringen en activiteiten rond de bron georganiseerd die zich kenmerken door een samengaan van kerkelijk-liturgische elementen met algemeen toeristisch-culturele. Vanaf 1990 brengt de jaarlijkse Bonifatius Gedenkdag meer dan twaalfhonderd mensen bijeen. - In deze context van hernieuwde belangstelling voor de Bonifatiustraditie te Dokkum ontstonden tal van initiatieven: het parochiebestuur zorgde voor een eerste restauratie van de vervallen kapel en er werd een vaste panelententoonstelling in aangebracht, de Bonifatius Gedenk Commissie wilde Dokkum als Bonifatiusstad profileren, er waren plannen om het (cultuur)toerisme te bevorderen en er waren allerlei plannen rondom Bonifatius binnen het streekmuseum. - Het proces van opleving in de jaren tachtig kwam in een stroomversnelling na de wonderlijke genezing van een meisje uit Sneek, Nefthys Brandsma, die op zondagmiddag 29 juli 1990 na onderdompeling in de bron plotseling genezen bleek te zijn van een hardnekkige kinkhoest. Na perspublicaties stroomden bezoekers toe uit binnen- en buitenland en kreeg de pastor van Dokkum er naar eigen zeggen een dagtaak bij. De gemeente baggerde de bron uit en herstelde de ommuring. Sedertdien staan Bonifatius en zijn bron en traditie volop in de belangstelling binnen en buiten kerkelijke kaders en spreken sommigen van 'het Lourdes van het Noorden'. - Aanvankelijk stelden het bisdom en de lokale pastoor zich wat betreft 'het wonder' en de stroom aan belangstelling terughoudend op, maar na enkele maanden werd de pastor steeds meer onderdeel van het in een stroomversnelling geraakte proces van de opgeleefde moderne Bonifatius-cultus rond de bron. Er werd een nauwe relatie gelegd tussen de parochieliturgie en de bedevaartliturgie, er werden met regelmaat tentoonstellingen gehouden over Bonifatius en de bedevaart. Vooral werden ook internationale contacten (Fulda, Crediton, Canada, allerlei Bonifatiuskerken elders) gekoesterd; tal van brochures over de diverse aspecten van de Dokkum als Bonifatiuscentrum werden op persoonlijk initiatief van de pastor uitgegeven in de periode 1990-1994; de pastor hield ook een soort van 'logboek' bij waarin de gebeurtenissen werden verhaald (het logboek werd als een soort van rondzendbrief door de pastor het land in gestuurd), krantenartikelen worden gebundeld en uitgegeven, de stenen broden worden weer in de belangstelling geplaatst etc. - De middenstand, de toeristenindustrie, de wereld van lokale en regionale geschiedbeoefening, zij allen haakten en haken in op de herleefde belangstelling: er kwamen Bonifatiuswandelingen, ansichtkaarten, boekjes, flesjes bronwater, Bonifatiusbroden en -koeken, zelfs een -kruidenbitter, etc. De heilige plaatsen werden 'monument van de maand'. Processen van devotionalisering van liturgie, opkomend cultuurtoerisme, musealisering en historisering lijken hier hand in hand te gaan. Bovendien past de bron- en parktraditie in de hernieuwde belangstelling voor kwaliteit van leven en natuur in het kader van stromingen die wel worden samengebracht onder de noemer 'New Age'. Tenslotte kan worden aangesloten bij de zogenoemde Europese beweging: Bonifatius wordt dan gepresenteerd als iemand die pionierswerk verrichtte op het gebied van de Europese eenwording. - Vanaf het 'wonder' van 1990 wordt er met een zekere regelmaat melding gemaakt van andere genezingen en van een stroom van 'bekeringen' (het dossier genezingen omvat inmiddels enige tientallen genezingsverhalen). - In deze context van opbloei van Dokkum als Bonifatiusstad laaide door toedoen van de voormalig medewerker van de Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek, de archeoloog dr. H. Halbertsma, die in de jaren zestig de opgravingen in het centrum uitvoerde en daarover uitvoerig publiceerde, het debat over de 'echte' Bonifatiusbron weer op. Er ontstond een polemiek in de kolommen van diverse regionale en landelijke kranten en weekbladen. Onder de kop 'Bron heeft niets met Bonifatius te maken' verscheen een uitgebreid polemisch artikel in de Amersfoortse Courant van 23 augustus 1990. - Naast de figuur van Bonifatius, naast de verhalen rond de bron en de stenen broden, kwamen vanaf 1990 ook andere personen uit de traditie naar voren als 'gezichten' van de cultus in Dokkum: Liudger (wiens beeld werd onthuld aan de zijkant van de parochiekerk in september 1992) en vooral Titus Brandsma verdienen in dit verband vermelding. Door de hernieuwde belangstelling voor het verleden van Dokkum als Bonifatiusstad kwam met name de belangrijke rol van Titus Brandsma voor de opbloei van de bedevaart en de inrichting van het Dobbe-terrein weer in het volle licht te staan ( Dokkum, Titus Brandsma). De Bonifatius Gedenkdag van 1992 stond geheel in het teken van de Brandsmaherdenking. Ook klinken vanaf 1990 lokaal/regionale (Friese) identiteitsaspecten door, die overigens ook bij de eerdere revitaliseringen al aanwezig waren. - Tevens komen de stenen broden weer in de belangstelling te staan, niet zozeer als devotieobject, maar eerder als curiosum, als historisch, wellicht folkloristisch, object. Op de Bonifatiustentoonstellingen die vanaf 1990 met regelmaat in de zomermaanden in het streekmuseum georganiseerd worden, toont men het resterende halve brood in een museale setting. - De algemene cultureel ingestelde Bonifatius Gedenk Commissie, die de 14 panelen plaatste in de parkkapel, werkt samen met de kerkelijk/parochiële Beheers Commissie. Samen organiseert men ook niet-kerkelijke vieringen zoals concerten en toneelspelen (vgl. het spel bij gelegenheid van de opening van de gerenoveerde park en kapel in september 1993). De kapel kan ook gehuurd worden voor culturele activiteiten. - Sedert september 1994 is dit dynamische proces weer enigszins tot rust gekomen toen pastor Peters zich door ziekte genoodzaakt zag Dokkum te verlaten. |
|
Materiële cultuur |
- Middeleeuwen: in het streekmuseum (Het Admiraliteitshuis, Dokkum) worden bronzen vingerringen bewaard uit de late middeleeuwen met het inschrift 'S. Bonevasius', die op diverse plaatsen in Friesland zijn gevonden. Het is onduidelijk in hoeverre het bij deze ringen gaat om herinneringstekens aan de bedevaarten (vgl. de ringen te ⟶ Utrecht, Bernoldus, sub Kinderpatroon). Het overige en op tal van plaatsen bewaarde devotionele materiaal stamt uit de perioden van opbloei sedert circa 1875. - 19e en 20e eeuw: 1 relatief veel materiaal (tegeltjes, affiches, medailles etc.) kwam op de markt omstreeks 1925 als propaganda voor de voorgenomen bouw van het processiepark en het geplande Bonifatiusheiligdom volgens het ontwerp Te Riele, en omstreeks het jubileumjaar 1954; 2 een nieuwe stroom devotieartikelen kwam op de markt sedert 1990. Het betreft stempels, bronzen plaquettes, beeldjes, replica's, Bonifatius' zout, beugelflesjes bronwater (sedert 1991) met opschrift en afbeelding van Bonifatius, ansichtkaarten, twee verschillende T-shirts met Bonifatiusembleem, de Bonifatiuskruidenbitter in 'traditionele' stenen kruik (Fa. Wed. G.L. Visser, sedert 1994), een rood tegeltje met het beeld van Bolhuis, devotiekaarsen, een bronzen beeldje en een plaquette met als model de 17e eeuwse gravure van Bloemaert (sedert 1993); 3 voor de afbeeldingen op drukwerk en devotionalia gebruikt men een vrij klein vastliggend repertoire. Als algemeen beeld volgt men de iconografische traditie die Bonifatius voorstelt als als bisschop, met mijter, staf, zwaard in omhoog gehouden codex 4 tot op heden veelvuldig gebruikt wordt een gravure van C. Bloemaert, 17e eeuw (een mooie collectie afdrukken in Museum Catharijneconvent te Utrecht), en vooral het postzegelontwerp uit 1954 van het hoofd van de heilige door Hub. Levigne. Devotioneel drukwerk - Devotieprentjes: Er blijken betrekkelijk weinig 'eigen' devotieprenten en -prentjes te zijn. Wel werd vanaf circa 1875 gangbaar devotioneel drukwerk zoals devotieprentjes aangepast door er een toepasselijke tekst bij te plaatsen (tekst van een voorbeeld uit 1940 luidt: 'Herinneringsplaatje aan de Bedevaart naar Dokkum's H. Stede martelplaats van de HH. Bonifatius en Gezellen'). - Bedevaartboekjes: Een zelfde bescheidenheid spreekt uit gedrukt liturgisch bedevaartmateriaal. Er zijn nauwelijks op de Dokkumer bedevaart toegespitste gebeds- en liedboekjes op de markt gebracht. Grote uitzondering is het jubeljaar 1954. Genoemd kunnen worden: 1 G.J. Demes, Godsvruchtige oefeningen ter eere van den H. Bonifatius, pelgrimsboekje voor de bedevaart naar Dokkum (Leiden: [van Leeuwen] 1878; 160 p.); 2 Gebeden en gezangen ten dienste der deelnemers aan de jaarlijksche provinciale fiets-bedevaart naar Dokkum (Leeuwarden: De katholieke garde [1921]; 20 p.); 3 Pelgrimsboekje voor de bedevaart naar Dokkum (Leeuwarden: Mercurius, 1924; 51+11 p.; ed. 1947 48 p.); 4 Sint Bonifatius en zijn heiligdom: programmaboek van de tweede nationale bedevaart naar Dokkum (Leeuwarden: Mercurius 1927; 64 p.); 5 Sint Bonifatius-boekje ten dienste van de pelgrims naar Dokkum en de leden der Broederschap van de H.H. Bonifatius en gezellen (Utrecht: Bonifatiusbroederschap, 1933; 119 p.); 6 Twaalfde eeuwfeest van de marteldood van de H. Bonifatius: avondoefening (Hilversum: Gooi & Sticht, 1954; 15 p.); 7 Bedevaart Sint Bonifatius Dokkum: gebeden en gezangen (Dokkum [ca. 1965]); 8 Sint Bonifatius gebedsdag Dokkum (Dokkum: St. Bonifatiuscomité, 1980; 40 p.); 9 Op weg naar de bron: bedevaart naar Dokkum t.g.v. het 200-jarig bestaan van de St. Bonifatius parochie Alphen aan den Rijn 7 oct. 1995 (35 p.) misboekje. - Zangspel: Bonifatius yn Fryslân, W.D. van Ligtenberg, J. Dotinga, premiere 1 sept. 1993 kapel Bonifatius Dokkum; Bonifatiuslied, ca. jaren tachtig (?) door J. Duin, melodie: 'Aanbidt en dankt uw Vader God'. NB: de misboekjes vanaf ca. 1984 zijn hier buiten beschouwing gelaten; zie voor de stroom van brochures zowel rond 1954 als de publicaties van pastor Peters uit de periode 1990-1994 hierna onder Literatuur. |
|
Bronnen en literatuur |
Archivalia: Leeuwarden, Rijksarchief in Friesland: parochiearchief (oudste deel). Dokkum, parochiearchief H. Martinus (nieuwer deel). |
|
naar het KDC, voor aanvullingen en
commentaar. |