Domburg, Nehalennia

Cultusobject: Nehalennia
Datum: Onbekend
Periode: 2e - 3e/4e eeuw
Religieuze context: Germaans / Romeins
Locatie: In zee, ten westen van de Hoge Hil
Adres: Hallehoogte, 4357 AE Domburg (dichtstbijzijnde postcode)
Gemeente: Veere
Provincie: Zeeland
Bisdom: Niet van toepassing
Samenvatting:

Het betreft een bedevaart rond de vereringscultus van een Germaanse en mogelijk specifiek Walcherse moedergodin Nehalennia die in de tweede en derde eeuw door zeelieden, maritieme handelaren en bevrachters uit een verre omtrek in de duinen bij Domburg (ook wel 'Oud Domburg') werd aangeroepen voor bescherming van hun reizen over de Noordzee.

Auteur: Peter Jan Margry
Illustraties:
Topografie

- De plaats waar het heiligdom oorspronkelijk lag bevindt zich nu op de bodem van de Noordzee, voor de kust bij Domburg. Aanvankelijk lag de nederzetting met heiligdom achter en in de duinen en werd het geheel vanaf de vijfde eeuw door duinverstuiving onder zand bedolven. Het indertijd honderden meters brede duingebied begon in de 16e en de 17e eeuw gestaag af te kalven. Daardoor werden in 1647-1651, 1715 en 1718 altaar- en wijstenen van het heiligdom en resten van bewoning vrij gespoeld en op het strand aangetroffen. Omstreeks 1666 werden de votiefstenen in de kerk van Domburg geplaatst. 
- Door verdere afkalving van het duingebied ligt de voormalige locatie van het heiligdom momenteel in zee, circa 1200 voet (350 meter) ten westen van de Hoge Hil, zoals de afstand tot het heiligdom in 1705 precies werd opgemeten. Hondius Crone (1955) extrapoleerde later een afstand van 500 meter vanaf de kustlijn.
- Bij het heiligdom lag ook een geromaniseerde nederzetting (sinds de 18e eeuw ook wel ‘Oud Domburg’ genoemd; de oorspronkelijke benaming is niet bekend), een begraafplaats en een haven.
- De tempel zelf was mogelijk geconstrueerd overeenkomstig het in deze streken bekende Gallo-Romeinse type. Van Colijnsplaats (Noord-Beveland) is bekend dat er een vierkante cella was met daarin het cultusbeeld en daaromheen een open galerij waar votiefgeschenken stonden opgesteld. Tevens was er een tempeltuin met bomen, waarin eveneens votiefstenen en -altaren waren neergezet.

Cultusobject

- Het betreft de lokale Germaanse moedergodin Nehalennia, die waarschijnlijk al voor de komst van de Romeinen naar deze streek, in ‘Oud Domburg’ werd vereerd. De etymologie van haar naam is aan allerlei speculaties onderhevig geweest en is nog steeds niet goed verklaard. Enkele geopperde hypotheses ter verklaring van de naam zijn een ontwikkeling vanuit een Indogermaans woord ‘neu’ aan ‘schip’, of vanuit een Germaans *nehwa-lennio dat met ‘behulpzaam’ (behulpzame godin) is verbonden of een veronderstelde verbinding met het Latijnse ‘necare’ voor ‘doden’. Geen van deze verklaringen is overtuigend of biedt zekerheid. Een relatie met toentertijd bekende Romeinse voorspoeds- en moedergodinnen is niet gevonden. Nehalennia was een van inheemse godinnen in het Nederland van die tijd.
- Naast vijf beelden van Nehalennia als voornaamste cultusobject werden in de tempel nog andere (neven) godenbeelden vereerd: Victoria, Neptunus, Jupiter, Burorina en mogelijk ook Hercules Magusanus (vgl. het in 1514 in Westkapelle aangetroffen, waarschijnlijk vanuit Domburg verplaatste, beeld). Soms zijn deze goden aan de zijkant van de Nehalenniastenen afgebeeld.
- Wereldwijd zijn slechts twee aan Nehalennia gewijde heiligdommen bekend. Ze zijn niet ver van elkaar gelegen, in Domburg en Ganuenta nabij Colijnsplaat), hetgeen wijst op een regionale godin die een relatief grote populariteit genoot in dit noordwestelijk deel van het Romeinse rijk.
- Nehalennia is soms staande, maar meestal zittend afgebeeld, soms met de linkervoet op de voorsteven van een schip en ze draagt soms een hoed of muts. Op de gevonden altaren zit Nehalennia op een troon met daarboven een baldakijn. Zij draagt een lang gewaad met daarover een kort manteltje, verder een riem en soms een fibula-broche. In tegenstelling tot andere godinnen draagt ze geen open sandalen maar steviger schoeisel. Er wordt verondersteld dat haar kleding een specifieke dracht van het toenmalige Walcheren was, omdat deze karakteristieke kledij tot nu toe nergens anders is aangetroffen.
- Nehalennia heeft veelal een schip of een boeg als attribuut bij zich, hetgeen een verwijzing is naar haar patronaat voor zeelieden, reizigers en vrachtvaarders. Aan de zijkanten van de wijstenen is verder ook wel eens een hoorn des overvloeds, een bloemboeket, aren of een scheepsroer afgebeeld. Ook komt een mandje met fruitoffers (appels en peren) voor en soms ook een windhond die mogelijk voor trouw en waakzaamheid (en/of genezing?) staat.

Verering

Nehalenniabedevaart
- Afgezien van de stenen zijn er vrijwel geen schriftelijke verwijzingen naar de Nehalennia-cultus gevonden. De materiële overblijfselen van de cultus bewijzen dat een bedevaart naar deze godin bestond en om wie het ging. De cultus werd aan het begin van de derde eeuw gepraktiseerd door geromaniseerde Germaanse omwonenden en reizigers die binnen het Romeinse rijk op weg waren naar Engeland. De vereerders kwamen in meerderheid uit de regionale bevolking en in minderheid uit streken dieper in het Romeinse Rijk.
- In Domburg zijn in de 17e eeuw 28 altaren voor Nehalennia (en 12 voor andere goden) gevonden. Ze zijn aan Nehalennia geofferd om redenen die soms expliciet op de stenen staan vermeld: voor het welzijn en behoud van een zoon, voor een veilige overtocht; voor een goede overzet van de vracht e.d. De herkomst van de schenkers is door de opschriften deels bekend: afkomstig uit onder meer Keulen, Dormagen, Trier, Noordwest Frankrijk, Rouen, het Zwitserse Augst, Nijmegen, Tongeren en het nabijgelegen Ganuenta (Colijnsplaat).
- Over de vereringspraktijk rond Nehalennia is op basis van afbeeldingen op de altaren het volgende te zeggen. Het offer werd soms met muziek van een fluitist begeleid of begeleid door een offerdienaar met wierook en een schaal voor rituele wassing. Naast de schenking van de ‘permanente’ wijsteen, gaf men aanvullende offers in de vorm van dieren, graan en vruchten. Op de steen werd in de taal van de overheerser (het Latijn) de nagekomen afspraak met de godin nog eens voor eeuwig vastgelegd: het inlossen van de gelofte met de gift van een altaar en andere offers.
- Op basis van de gevonden altaren omvatte de cultusperiode de tweede helft van de tweede eeuw tot de tweede helft van derde of misschien hooguit het begin van de vierde eeuw. Dit neemt niet weg dat de inheems Germaanse cultus waarschijnlijk eerder zal hebben bestaan, voorafgaand aan de romanisering van het gebied in de tweede helft van de tweede eeuw.

Einde en mogelijke verplaatsing van de verering
- Over het einde van de Germaanse cultus en de overgang van de regio naar het christendom is een opmerking van geschiedschrijver Alcuin (735-804) interessant. Hij beschrijft in zijn Vita Sancti Willibrordi (ca. 796) dat Willibrord tijdens zijn missioneringsmissie in Zeeland omstreeks 695 een afgodsbeeld in Walichrum zou hebben vernietigd. Een vertaling uit het Latijn luidt:
'Toen dus de eerbiedwaardige man eens zoals gewoonlijk op een missiereis was, kwam hij bij een zekere plaats die Walichrum heette, waar nog een afgodsbeeld van het oude bijgeloof stond. Toen de man Gods [Willibrord] dit in zijn vurige ijver verbrijzelde voor de ogen van de bewaker van dit heiligdom, sloeg deze, in zeer grote woede ontstoken, alsof hij het onrecht zijn god aangedaan wilde wreken, in een vlaag van drift met zijn zwaard op het hoofd van de priester van Christus. Maar omdat die zijn dienaar beschermde, liep hij geen enkel letsel op van die slag.'
- Vanwege de sterk gewijzigde geografie van de noordwestkust van Walcheren en de verstuiving van de Nehelanniatempel van ‘Oud Domburg’ is in de zesde eeuw de nieuwe en bloeiende (zee)handelsnederzetting villa Walichrum ontstaan in de duinen, gelegen op 2,5 km ten noordoosten van het huidige Domburg, ter hoogte van Westhove-Berkenbosch (achterhaald is de vroegere situering van Walichrum bij → Westkapelle). Het is verleidelijk om in het onderwerp van de actie van Willibrord mogelijk een nieuw Nehalennia-heiligdom of, op zijn minst een beeld afkomstig uit het ‘Oud Domburgse’ heiligdom in dat Walichrum te zien. De passage van Alcuin kan immers niet slaan op de ‘Oud Domburgse’ tempel die ondertussen, ruim vierhonderd jaar na de laatst geschonken offergaven, onder de stuifduinen was verdwenen. Dat een beeld uit die tempel is weggehaald voordat deze geheel onder het zand was verdwenen, is een aannemelijke mogelijkheid. Met de verplaatsing van de oversteekplaats naar Engeland van het Oud Domburgse heiligdom naar Walichrum, is het niet onlogisch dat een Nehalenniabeeld en mogelijk daarmee ook de cultus voor deze schutsgodin van de schippers werd meegenomen, vooral omdat in die tijd de Christianisering daar nog niet was begonnen. Alcuin beschrijft het beeld ook als een overblijfsel van een oude heidense cultus (‘antiqui erroris idolum remansit’), en Nehalennia was in die omgeving de enige cultus die, althans op zijn minst nog in de 4e eeuw, ‘internationale’ bekendheid genoot. Daarnaast spreekt hij over een bewaarder van het beeld (of van het nieuwe heiligdom), hetgeen een zekere actieve omgang of ontzag er voor suggereert. Met de gegevens waarover we nu beschikken, lijkt een identificatie van Willibrords actie in relatie tot een heiligdom of, op zijn minst, een beeld van Nehalennia een voor de hand liggende, en wel in villa Walichrum.

Materiële cultuur

Stenen: van de veertig gevonden offerstenen en -altaren, is een deel bewaard gebleven. Met de brand van 10 oktober 1848 van de kerk van Domburg, de plek waar de stenen waren opgeslagen, ging ongeveer de helft verloren. Wat er resteerde werd door het Zeeuwsch genootschap van Wetenschappen verzameld en bewaard.
- De altaarstenen zelf kwam uit groeven in de buurt van Metz en werden waarschijnlijk per schip via de Rijn naar Domburg gebracht; twee andere wijstenen voor Nehalennia werden namelijk halverwege nabij Keulen en de Rijn aangetroffen met mogelijk Domburg als eindbestemming. Sommige stenen tonen nog de sporen van beschildering, een ervan heeft een blauwgekleurde nis. Er lijkt een vaste canon aan afbeeldingsmotieven te hebben bestaan. Niet goed duidelijk is of het beeldhouwwerk aan de stenen bij het heiligdom of elders gebeurde.
Tekeningen1 Jan Goeree, Een gewassen tekening in sepia van de vondst van drie altaren van de godin Nehalennia op het strand bij Domburg in 1647. Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen; 2 Ontdekking van een Nehalenniatempel in Domburg, Nederland (1647). Tekening van A.C. Bonn uit 1805 naar een schets van Hendrik van Schuylenburgh uit 1647.
Modern Nehalennia1 Waar in Domburg de Badstraat en de Boulevard van Schagen elkaar op het duin kruisen is in 1989 een dubbelmonument neergezet een ‘Mondriaanbank’ waarop een bronzen Nehalennia zit, een verwijzing naar een oud en modern cultuurfenomenen in de geschiedenis van de plaats; 2 Een zijstraat van de Badstraat is naar de godin vernoemd, de Nehalenniaweg; 3 Aan diezelfde Badstraat ligt op nr. 17 de voormalige burgemeesterswoning Nehalennia, nu het gelijknamige hotel.

Bronnen en literatuur

Archieven: Middelburg, Zeeuwse Bibliotheek: Hendrick van Schuijlenburgh, Antijcke steenen en penningen gevonden op de zee strandt bij Domburgh in Zeelandt op den 3 januarij 1651 (handschrift uit 1651, 16 p.).
Literatuur: Hendrick Danckers en Hendrik van Schuylenburgh, Affbeeldinge vande over oude rariëteyten aende strandt omtrent Domburch inden eylande van Walcheren ... gevonden den 5en januarij 1647; ende ... gedaen brengen binnen de stadt Domburch, alwaer de selve alsnoch connen werden gesien (Den Haag: Danckers, 1647); Johann G. Keysler, Antiquitates selectae Septentrionales et Celticae (Hannover: Nic. Förster, 1720); Afbeeldingen der op de godsdienst betrekking hebbende gedenkstukken van steen, gevonden op het strand van Walcheren bij Domburg enz. (Middelburg: Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen / Abrahams, 1845); Ada Hondius Crone, The Temple of Nehalennia at Domburg (Amsterdam: J.M. Meulenhoff, 1955); L.P. Louwe Kooijmanns e.d., Deae Nehalenniae. Gids bij de tentoonstelling Nehalennia de Zeeuwse godin, Zeeland in de romeinse tijd, romeinse monumenten uit de Oosterschelde (Leiden: Rijksmuseum van Oudheden 1971); E.C. Polomé , ‘Two Etymological Notes: 2. The Germanic Divine Name Nehalennia’, in: H. Ölberg & G. Schmidt (red.), Sprachwissenschaftliche Forschungen. Festschrift für Johann Knobloch (Innsbruck: IBK, 1985) p. 311-323; P. Stuart & J. E.A.T. Bogaers, Nehalennia: römische Steindenkmäler aus der Oosterschelde bei Colijnsplaat, 2 dln (Leiden: Rijksmuseum van Oudheden, 2001); P. Stuart, Nehalennia. Documenten in Steen. (Goes: De Koperen Tuin, 2003); Jan J.B. Kuipers, ‘De lange schaduw van een manteltje. Nehalenniatheorieën in de marge’, in: Zeeuws Tijdschrift 58 (2008) p. 78-82; P. Stuart, Nehalennia van Domburg. Geschiedenis van de stenen monumenten, 2 dln. (Utrecht: Matrijs, 2013); Wouter Dhaeze, The Roman North Sea and Channel Coastal Defence. Germanic Seaborne Raids and the Roman Response (Wetteren: Universa Press, 2019); Peter A.Henderikx, ‘Walcheren en de Vita sancti Willibrordi van Thiofried van Echternach’, in: Hildo van Engen, Han Nijdam en Kaj van Vliet (red.), Macht, bezit en ruimte. Opstellen over de noordelijke Nederlanden in de middeleeuwen(Hilversum: Verloren, 2021) p. 35-47; Dimp Nelemans, Wat is Nehalennia zonder schip? (Colijnsplaat: Stichting Maritime Art & Design (MAD), 2021); Bernard Meijlink, Bram Sikens en Nina Linde Jaspers, Zeeën van tijd. Grasduinen door de archeologie van 2500 jaar Domburg en het Oostkapelse strand (Amsterdam: Terra Cotta Incognita, herz. ed. 2023); Katie Heyning & Aagje Feldbrugge, Steenrijk Domburg De lotgevallen van de stenen uit de Nehalenniatempel (Middelburg: KZGW, 2023).
Websitehttps://nl.wikipedia.org/wiki/Tempel_van_Nehalennia_in_Domburg.
Overige Bronnen: KDC BiN-dossier Domburg; email van dr. Peter Henderikx inzake Walichrum, 19 juli 2023.

  naar het KDC, voor aanvullingen en commentaar.