Al begin 14e eeuw stond er in Eersel, net buiten de oude kern, een houten Mariakapelletje. De edelman Dirck Haengreefs, en later in de 15e eeuw, Hendrik van Eyck uit Duizel, stelden de middelen beschikbaar om er een grotere uit baksteen opgetrokken kapel van te maken. In 1464 was de nieuwe kapel, in laatgotische bouwtrant, klaar. Zij werd gewijd als kerkelijk gebedshuis door de bisschop van Luik, toegewijd aan de heilige Maagd Maria, de heilige Catharina, de heilige Antonius Abt en de heilige Nicolaas. Het gebruik van de kapel bleef beperkt: op zondagen mochten er geen missen worden opgedragen. Na de mis werd de kapel gesloten. Door plunderingen en uitbraak van de pest tijdens de Tachtigjarige Oorlog was er lange tijd geen priester beschikbaar voor de kapel. Na de vrede van Münster in 1648 kwam er een protestantse overheersing in de streek en werd de uitoefening van de katholieke eredienst verboden. Lange tijd werd de kapel daarna gebruikt als gevangenis, als opslag voor de brandweer en tot 1957 als raadhuis. In 1917 dreigde sloop van het gebouw, maar dit werd voorkomen door Monumentenzorg, en een restauratie volgde. In 1957 werd de kapel weer teruggegeven aan de kerk en in 1958 werd zij door de bisschop van Den Bosch mgr. Mutsaerts weer ingewijd als Mariakapel onder de titel "Onze Lieve Vrouw van de Kempen". Het bleef een lokale devotiekapel.
|