De Franse priester Louis-Marie Grignion werd geboren op 31 januari 1673 in Montfort-sur-Meu, Bretagne, Frankrijk, als zoon van een advocaat. Hij was het oudste kind van Jean-Baptiste Grignion en Jeanne Robert. Hij ging studeren bij de priesters Jezuïeten in Rennes. Toen hij 20 jaar oud was, vertrok hij te voet naar Parijs, waar hij de gelofte van volledige armoede aflegde. In Parijs zette hij zijn studies voort aan het Kleinseminarie van St. Sulpice. In juni 1700 werd hij tot priester gewijd. Dan begint eigenlijk eerst goed een van de meest merkwaardige priesterlevens van de laatste eeuwen, vol van een gloedvolle activiteit voor Maria, omdat zij het is, die de mensen tot Christus zal brengen. Zijn uitzonderlijk gedrag en zijn overdaad aan ijver en naastenliefde wekken het wantrouwen van zijn superieuren en lastercampagnes brengen hem in allerlei moeilijkheden. Zo ziet men hem op veel plaatsen liever gaan dan komen. Zijn leven is één voortdurende kruisweg van leed, maar ook een glorietocht voor Christus en zijn preken brengen de gelovigen tot groot enthousiasme en tot een grote godsvrucht. Zijn laatste levensjaren brengt hij door in een kluizenaarsgrot bij Vendeé. - Tijdens de laatste jaren van zijn leven schreef hij in La Rochelle de regels van de twee door hem gestichte religieuze genootschappen, dat van de Dochters van Wijsheid en dat van het Gezelschap van Maria, de " Montfortanen". - Op 28 april 1716 stierf Louis-Marie Grignion de Montfort op 43-jarige leeftijd te Saint-Laurent-sur Sèvre. Hij werd zaligverklaard in 1886 door paus Leo XIII en in 1947 door Pius XII heiligverklaard. - Op het Tweede Eeuwfeest van de Zalige Louise-Marie de Montfort van 14-17 october 1910 werd o. a. een processie gehouden in Meerssen waar het relikwie -het heilig gebeente van de Gelukzalige - " In een kostelijk schrijn van gedreven koper, op de schouders van vier priesterzonen van de Gelukz. gedragen, omstuwd door vijftig "engeltjes" met witte of gouden leliën, omringd door flambouwen-dragende levieten, en gevolgd door een lange schare priesters en kloosterlingen. Zóó doet de Gelukzalige zijn intocht in de flonkerschone tempel."
|