De kluizenaar broeder Thomas woonde in de kluis onder Geleen. Op een dag vond hij in het bos bij het sprokkelen van hout, hangend aan een boom, een beeldje van Onze Lieve Vrouw. Hij vatte een grote verering voor dit beeldje op en ging vaak terug om er de rozenkrans te bidden en bloemen neer te leggen. Hij vroeg Maria om niet eenzaam en verlaten te hoeven sterven. Oud en ziek geworden voelde hij zijn einde naderen. Op zijn sterfbed verlangde hij ernaar om nog eenmaal bij het beeldje bloemen te mogen neerleggen. Opeens werd er op de deur geklopt en vloeide een helder licht naar binnen. Het was Onze Lieve Vrouw die binnentrad en de kluizenaar voelde zich opeens zeer gelukkig. Maria sprak tot hem: "U hebt mij in het bos nooit alleen gelaten ik zal u op uw sterfbed ook niet alleen laten". Zij legde haar hand op zijn hoofd en zo overleed de kluizenaar in alle rust. Maria verliet daarna de kluis.
|