Eikenduinen, Heilig Kruis / O.L. Vrouw van Eikenduinen

Cultusobject: Heilig Kruis / O.L. Vrouw van Eikenduinen Open Street Maps
Datum: Witte Donderdag - Goede vrijdag; sinds 1988 Hemelvaartsdag
Periode: 14e eeuw (Heilig Kruis) (?) / 15e eeuw (?) (O.L. Vrouw)- 19e eeuw / ca. 1958 (?) - heden (O.L. Vrouw)
Religieuze context: Christelijk
Locatie: Ruïne van de parochiekerk (patrocinium onbekend) op de Algemene Begraafplaats Oud Eik en Duinen
Adres: Laan van Eik en Duinen 38, Den Haag
Gemeente: Den Haag
Provincie: Zuid-Holland
Bisdom: Rotterdam
Samenvatting:

Over de verering te Eikenduinen is niet veel meer bekend dan dat het een combinatie betrof van de verering voor Maria en een splinter van het H. Kruis. In 1580 besloten de Staten van Holland de bedevaart met wortel en tak uit te roeien, op grond waarvan de kerk in 1581 ondanks hevige protesten van de katholieken ter plaatse werd afgebroken. Tot in de 19e eeuw blijkt de verering zich desondanks in de buurt van de ruïne te hebben voortgezet. Ter gelegenheid van het Mariajaar 1988 werd de verering in mei van dat jaar nieuw leven ingeblazen.

Auteur: Jan van Herwaarden
Illustraties:
Topografie

- Van het middeleeuwse heiligdom van het nabij Den Haag gelegen dorpje Eikenduinen resteert thans niets meer dan de overblijfselen van de toren van de oude kerk op de algemene Haagse begraafplaats Oud Eik en Duinen. Oorspronkelijk bevond zich daar een kapel, die werd gesticht door de Hollandse graaf en Rooms-koning Willem II ter ere van het zieleheil van diens vader Floris IV. Door Floris' weduwe (en Willems moeder), Machteld van Brabant, werd deze kapel in 1266 bedacht met een schenking. De kapel was in eerste instantie afhankelijk van de parochiekerk van Monster, maar kwam kort na 1276 onder gezag van de Haagse parochiekerk en werd bediend door één van de vier kanunniken ten hove. In 1326 werd de kapel door de toenmalige Hollandse graaf Willem III aan de abt van Middelburg overgedragen, waarna hij in 1331 door de Utrechtse bisschop Jan van Diest tot parochiekerk werd verheven, te bedienen door een Middelburgse, dat wil zeggen premonstratenzer, kanunnik. 
De kerk werd in 1581 afgebroken.
- Thans herinnert de kapel O.L. Vrouwe van Eikenduinen in het verzorgingshuis 'Loosduinse Hof' (Glenn Millerhof 5, Den Haag) nog aan de verering en wordt in een tegel in de H. Familiekerk aan de Kamperfoeliestraat gewag gemaakt van de bedevaartkapel.
 

Cultusobject - De Mariaverering heeft zich waarschijnlijk gericht op een wonderdoend Mariabeeld, waarover overigens pas uit de 17e eeuw een getuigenis bekend is. Wellicht was het vereerde beeld een pietà, aangezien het niet onwaarschijnlijk is dat in de kerk op den duur vooral de O.L. Vrouw van de Zeven Weeën werd vereerd.
- Op een onbekend moment heeft de kapel een reliek van het H. Kruis verworven, waarover verder geen bijzonderheden bekend zijn.
Verering De cultus voor 1580
- De oudste vermelding van Eikenduinen als vereringscentrum stamt uit 1396, toen de Hollandse gravin Margaretha van Brieg de kerk bezocht om daar het H. Kruis te vereren. Van haar echtgenoot, de Hollandse graaf Albrecht van Beieren, zijn ook een bezoek aan de kerk en enkele giften bekend. In dit verband was er geen sprake van een geprononceerde Mariaverering. Vooralsnog zijn er slechts twee, overigens niet onbetwistbare, vermeldingen van opgelegde bedevaarten bewaard gebleven, de ene opgelegd in Leiden naar het Heilig Kruis 'in den Hage', waarmee Eikenduinen bedoeld kan zijn (1442), de andere door het waterschap Delfland (1506).
- De verering voor Maria schijnt van later datum en dan in het bijzonder gericht te zijn geweest op O.L. Vrouw van de Zeven Weeën, een verering die pas in de loop van de 15e eeuw in zwang kwam. Omstreeks 1500 bestond er in Den Haag een broederschap van O.L. Vrouw van de Zeven Weeën en was er een Gilde van de Heilige Maagd Maria, gevestigd in de Haagse Jacobuskerk. In Eikenduinen zelf bevond zich een broederschap van het Heilig Kruis. Op een prent van 1556 is te zien hoe het heiligdom via een pad kon worden bereikt en door een tweede pad was omgeven; beide paden dienden als bidwegen en werden, zoals Jacob de Riemer in zijn Beschryving van 's-Gravenhage van 1730 zou optekenen, met name op Witte Donderdag en Goede Vrijdag door de pelgrims geknield afgelegd.

De cultus na 1580
- Op 2 september 1580 stelden de Staten van Holland als beheerders van de kerkelijke goederen in dat gewest dat de kerk van Eikenduinen overbodig was geworden en dat zij ter afbraak à raison van 180 gulden zou worden verkocht. De katholieken uit de omgeving probeerden het noodlot af te wenden door voor te stellen de kerk zelf voor dat bedrag te kopen. Dat verzoek viel in slechte aarde want in antwoord op dit verzoek werd meegedeeld dat de kerk vóór kerstmis van dat jaar moest zijn afgebroken op straffe van een boete van vijftig Hollandse ponden. Het verzet was ook daarna nog dusdanig dat op 4 juni 1581 de Haagse baljuw werd opgedragen de 'demolitie' door te zetten en het boetebedrag te innen. Nadat de kerk was afgebroken, werden ook de andere kerkgoederen onder dreiging van geweld en gijzeling geconfisqueerd.
- De katholieken hadden dan wel de sloop niet kunnen verhinderen, maar zij bleven tot in de eerste helft van de 19e eeuw getuigen van hun verering voor zowel het Heilig Kruis als Maria. Volgens Jacobus de la Torre (1608-1661) - destijds als zielzorger voor de 'rustici' (boeren) in Eikenduinen, Loosduinen en Scheveningen werkzaam - waren er in 1638 bij de ruïne van Eikenduinen nog talrijke bedevaarten ('peregrinationes [...] frequentes') in zwang ter ere van de Heilige Maagd, waarbij hij refereert aan een wonderdoend Mariabeeld dat daar vroeger was geweest. Met name regulieren en dan in het bijzonder capucijnen luisterden deze activiteiten met preken op en trotseerden de vervolgingen. Twintig jaar later vermeldt hij dat Eikenduinen een ruime kerk ('amplam ecclesiam') had gehad, oorspronkelijk een kapel, opgericht ter ere van Maria, die floreerde dankzij de vele offergaven van pelgrims die daar hun devotie voor het H. Kruis beleefden.
- Zoveel Haagse katholieken en geloofsgenoten uit de omgeving wensten daar in de buurt te worden begraven dat Eikenduinen voor meer katholieken de laatste rustplaats was dan de kerken van Den Haag. In 1762 waren er volgens een rapport ten behoeve van het Hof van Holland op Witte Donderdag ongeveer veertig, maar op Goede Vrijdag niet minder dan vier- of vijfhonderd gelovigen, zowel 'boeren als persoonen uyt den Hage die met partijen van vier, drie, ses, meer en minder kwamen bidden, veele met paternosters en boeken in haere handen'. Het was een bedaarde bedoening: er werd niet gezongen en er werden geen kruisen of beelden vereerd. Volgens De Leidsman, een gids voor vreemdelingen uit 1763, hielden vele katholieken ter ere van Maria zelfs dagelijks een pelgrimage naar Eikenduinen. Nog in 1792 blijken heel wat 'Roomschgezinden' hun schreden naar Eikenduinen te richten om daar de H. Maagd te vereren. Uit de 19e eeuw stammen nog enkele verhalen over gelovigen uit het Westland die met zieke kinderen in de hoop op genezing op weg gingen naar Eikenduinen.
Op grond van deze schaarse gegevens kan worden verondersteld dat het kruisreliek van Eikenduinen bijzondere aandacht kreeg, maar dat het toch de Mariaverering is geweest die tot in de 19e eeuw de plaats in de aandacht deed blijven. Een strakker beheer van de begraafplaats schijnt de bedevaartpraktijk eind 19e eeuw te hebben doen verdwijnen.

De 20e eeuw
- In 1924 beschreef pastoor L. van de Griendt van de Haagse H. Familieparochie, waarbinnen het oude Eikenduinen viel, de bedevaarthistorie. Hij hoopte het oude bedevaartterrein weer in eigendom te kunnen verwerven en droomde van 'nieuwe pelgrimsscharen', 'Het is', zo schreef hij, 'Katholieken, uw eereplicht als Maria-kinderen van Roomsch 's Gravenhage!'.
Pas na de Tweede Wereldoorlog kwam de bedevaart ter ere van Maria naar Eikenduinen weer enigszins in zwang, getuige de uitgave van een Handboekje in 1958. Het Mariajaar 1988 vormde vervolgens het kader van hernieuwde aandacht voor Eikenduinen. Op initiatief van de Haagse Jacobusparochie en met deelname van de parochie van de H. Familie, met de kerk aan de Kamperfoeliestraat, lopen sindsdien de gelovigen in de vroege ochtend (de term 'dauwtrappen' werd in dit verband gebezigd) van Hemelvaartsdag al rozenkrans biddend een stille tocht vanaf de huidige Jacobuskerk aan de Parkstraat naar de ruïne op Oud-Eikenduinen. Ter zegening van de gelovigen op de begraafplaats wordt een reliek van het H. Kruis meegedragen. Onderweg worden voor de gebeden zeven intenties aanbevolen, telkens naar aanleiding van een plaats die men passeert. De eerste keer leidde de pastoor van de Jacobusparochie een gebedsdienst (besloten met het Magnificat) bij de ruïne op de begraafplaats, waarna de bedevaart werd besloten met een eucharistieviering in de kerk aan de Kamperfoeliestraat.
Materiële cultuur

Devotioneel drukwerk
- W.A. Egberts, Handboekje te gebruiken bij de pelgrimage ter ere van O.L. Vrouw van Eikenduinen (Hilversum: Brandt, 1958).

 

Bronnen en literatuur

Archivalia: Den Haag, Algemeen Rijksarchief: archief Graven van Holland, inv.nr. 1251, f 64r, bedevaart van Margaretha van Brieg in 1396, inv.nr. 1255, 87v, de oudste overgeleverde vermelding van Eikenduinen als pelgrimsoord, bezoek van Albrecht van Beieren aan de kapel. Leiden, gemeentearchief: rechterlijk archief 2, zoenboek C, 1435-1500, 21v, iemand veroordeeld tot een bedevaart naar het H. Kruis 'in den Hage', te voldoen voor 1 oktober (3 sept. 1442). Delft, hoogheemraadschap Delfland: oudarchief, inv. nr. 1620, 17v, iemand veroordeeld tot het doen van o.a. een bedevaart naar het H. Kruis te 's-Gravenhage (27 maart 1506).
Tekstedities: J. de la Torre, 'Relatio seu descriptio', in: Archief voor de geschiedenis van het aartsbisdom Utrecht 11 (1883) p. 107, kapel en relatie tot parochiekerk vermeld; vereringen; J. de la Torre e.a., 'Descriptio status', in: Archief voor de geschiedenis van het aartsbisdom Utrecht 12 (1884) p. 207: vermelding heiligdom Eikenduinen, wonderdoend Mariabeeld ('fiunt peregrinationes ad D. Virginem cujus illic olim imago miraculosa'), preken en vervolging; L. Scholte, 'Iets over de kerkelijke bezittingen voor de tijden der Reformatie', in: Bijdragen voor de geschiedenis van het bisdom van Haarlem 15 (1888) p. 46; J. de Fremery, Cartularium der abdij Mariënweerd ('s-Gravenhage 1890) p. 43-44, Jan II van Holland bevestigt de initiële dotatie van Willem II ten behoeve van de kapel (1300); J.G. Kruisheer, Oorkondenboek van Holland en Zeeland tot 1299 III: 1256 tot 1278 (Assen-Maastricht: Van Gorcum, 1992) p. 449-450, nr. 1421 ('s-Gravenzande, 20 sept. 1266), schenking van de Hollandse gravin Machteld, weduwe van Floris IV aan de kapellanie van Eikenduinen.
Literatuur: Jacob de Riemer, Beschryving van 's-Gravenhage, etc., dl. 1,1 (Delft: Reinier Boitet, 1730) p. 17-26; De Leidsman der vreemdelingen, door 's-Gravenhage en de Omleggende Dorpen etc. ('s-Gravenhage: Pieter van Os, 1763) p. 157, dagelijkse pelgrimages; A.B. Strabbe ed., Kabinet van Nederlandsche en Kleefsche oudheden etc., dl. 3 (Amsterdam: A.J. Crajenschot-W. Holtrop, 1792) p. 236, verering in 1792; Bijdragen voor de geschiedenis van het bisdom van Haarlem 1 (1873) p. 108, kapel aan abt van Middelburg uit 1326; [tekening kapelruïne], in: Eigen Haard 1889, p. 211; A. Driessen, 'Eikenduinen vóór de Hervorming', in: Bijdragen voor de geschiedenis van het bisdom van Haarlem 25 (1900) 379-405; J.A.F. Kronenburg, Maria's heerlijkheid in Nederland (Amsterdam: Bekker, 1902-1914) dl. 2, p. 278, 370: broederschap en gilde, dl. 4, p. 33-34, Hollandse graven en Eikenduinen, dl. 6, p. 284-288, 'Onze Lieve Vrouwe van Eikenduinen'; J.M. Sernée, S.W.A. Drossaers en W.G. Feith, De archieven van kloosters en andere stichtingen in Delfland. Algemeen Rijksarchief (Den Haag: Nijhoff, 1920) p. 160-162, het H. Kruisgilde te Eikenduinen; L. van de Griendt, Maria van Eikenduinen. Een beevaartplaats in Groot-'s-Gravenhage ('s-Gravenhage: Heilige Familieklok, 1924); J. van Laarhoven ed., Het Schetsenboek van Hendrik Verhees (Den Bosch: Merlijn, 1975) p. 164, 167, kerkhof en ruïne kapel in april 1796; J. van Herwaarden, Opgelegde bedevaarten (Assen-Amsterdam: Van Gorcum, 1978) p. 694, H. Kruis te 's-Gravenhage (waarmee Eikenduinen kan zijn bedoeld) genoemd in rechterlijke stukken van Leiden en Delfland (vgl. 3 noot 19 (p. 427)); W.P.R.A. Cappers, Stilleven in steen: een nieuwe kijk op de geschiedenis van de begraafplaats Oud Eik en Duinen te 's-Gravenhage (Kampen: J.H. Kok, 1990) passim; J.G. Smit, Vorst en onderdaan. Studies over Holland en Zeeland in de late middeleeuwen (Leuven: Peeters, 1995) p. 55-56, bedevaart van Margaretha van Brieg in 1396, de oudste overgeleverde vermelding van Eikenduinen als pelgrimsoord; bezoek van Albrecht van Beieren aan de kapel.
Overige bronnen: KDC BiN-dossier Eikenduinen; Meertens Instituut volkskundige vragenlijst 64a+b (1993); gravures van de kerk met pelgrimspaden zijn opgenomen in de 18e-eeuwse werken van De Riemer (tussen p. 20-21) en Van Bleyswyck-Boitet (tussen p. 26-27); een tekening van de ruïne in 1681 berust op het Haagse gemeentearchief.Jan van
 

  naar het KDC, voor aanvullingen en commentaar.