Ulestraten, H. Catharina (Portiuncula-aflaat)

Gediskwalificeerd: ja
Cultusobject: H. Catharina (Portiuncula-aflaat)
Datum: 25 november
Periode: -
Religieuze context: christelijk
Locatie: H. Catharinakerk
Adres: Sint Catharinastraat in Ulestraten
Gemeente: Meerssen
Provincie: Limburg
Bisdom: Roermond
Samenvatting:

De Portiuncula-aflaat speelt (speelde) een belangrijke rol in deze parochie

Auteur: Geert Vink
Illustraties:
Topografie

PORTIUNCULA-aflaat

De Aflaat van Portiuncula verwerven of pe(r)sjoenkelen is de naam voor een volksgebruik in de Katholieke Kerk dat gepaard gaat met de kerk in- en uitgaan. De volle aflaat van Portiuncula kan nog altijd op 2 augustus verdiend worden door een franciscaans godshuis te bezoeken en er de voorgeschreven gebeden te bidden.

Geschiedenis
- Sint Franciscus van Assisi zou, volgens een legende, zich zware zorgen hebben gemaakt over het lot van overleden zondaars en gebeden hebben opdat een bijzondere aflaat zou worden ingesteld, waarbij berouwvolle gelovigen uit het vagevuur konden gered worden. Christus, vergezeld door Maria en een schare engelen, verscheen aan Franciscus en deelde hem mee dat zijn gebed werd verhoord, op voorwaarde dat de zetelende paus, Honorius III, hem de aflaat verleende. De paus besloot dat de Portiuncula-kapel in Assisi op 2 augustus 1216 plechtig moest worden ingewijd en dat iedereen die voortaan op de verjaardag de kapel bezocht een volle aflaat zou kunnen verdienen, waarmee zielen uit het vagevuur werden verlost. Als bijkomende voorwaarden werd gesteld dat de verkrijger had gebiecht, de communie had ontvangen en het Onze Vader, het Weesgegroet en het Credo had gebeden.
Historiciteit
- Het verhaal over de verschijning van Christus aan Franciscus dateert uit de 14de eeuw en behoort tot de onbewezen miraculeuze verschijningen.
- Ook het relaas waarbij Honorius III aan Franciscus voor elke 2 augustus een volle aflaat verleende, roept vraagtekens op, hoewel hier meer zekerheid bestaat dat de paus zich door het pleidooi van Franciscus liet overtuigen. Feit is alvast dat uit deze overlevering een werkelijke praktijk groeide die door het kerkelijk leergezag werd bevestigd.
- Oorspronkelijk was de aflaat te verdienen vanaf het middaguur op 1 augustus tot 2 augustus middernacht. Paus Sixtus IV bepaalde in 1480 of 1481 dat de franciscanen deze aflaat in alle kerken van de orde der minderbroeders en van de clarissen kon verdiend worden. Op 12 oktober 1622 bepaalde paus Gregorius XV dat de aflaat ook verdiend kon worden in de kerken van de minderbroeders kapucijnen en paus Clemens X breidde ze in 1670 ook uit tot de kerken van de minderbroeders conventuelen. In de loop der tijden breidde het bekomen van de Portiuncula-aflaat zich uit tot alle parochiekerken. Tot slot bevestigde paus Paulus VI in 1966 dat de aflaat enkel in franciscaanse kerken verdiend kon worden en reduceerde het bekomen van de aflaat tot eenmaal per dag, uitsluitend op 2 augustus.
Toties quoties
- Toties quoties betekent zo vaak als. Dit gebruik hield verband met een gelijkaardige aflaat die op Allerzielen werd verleend voor de zielen van de overledenen. Indien men in het kerkgebouw vijf Onze Vaders, vijf Wees Gegroetjes en vijf Eer aan de Vaders bad ter intentie van de paus, verkreeg men de toties-quoties-aflaat. Iedere (volledige) aflaat kon een ziel redden uit het vagevuur, dat wil zeggen dat die zielen geen tijdelijke straffen meer moesten uitboeten maar direct naar de hemel gingen. Als men de aflaat verkregen had ging men de kerk uit, waarna men weer binnenkwam om opnieuw de bovengenoemde gebeden te zeggen en opnieuw een aflaat te verkrijgen.
- Ook de Portiuncula-aflaat was een toties-quoties-aflaat, wat wilde zeggen dat deze even zo vaak verkregen werd als de verkrijger aan de voorwaarden voldeed (eenmaal voor ieder kerkbezoek). Dat leidde tot de praktijk dat gelovigen meerdere keren achter elkaar een kerk in- en uitliepen. De geldigheid van de Portiuncula-aflaat, in elke franciscaanse kerk, maar ook in elke parochiekerk, werd in 1966 herbevestigd door paus Paulus VI in de apostolische constitutie Indulgentiarum Doctrina, met die restrictie dat de aflaat slechts eenmaal kan verdiend worden en de toties quoties dus niet meer geldt.
Etymologie van het woord
- Het volkse woord persjoenkelen komt van het Latijnse woord portiuncula, wat een verkleinwoord is van portio en betekent klein deel, kleine portie. Portiuncula heeft betrekking op de kleine kapel in Assisi, toegewijd aan Onze-Lieve-Vrouw van de Engelen, die door de heilige Franciscus werd herbouwd, en waar de wieg stond van zijn kloosterorde. Later werd de kapel overbouwd door de grote Santa Maria degli Angeli.

Cultusobject

Catharina van Alexandrië (Grieks: ἡ Ἁγία Αἰκατερίνη ἡ Μεγαλομάρτυς, ofwel 'De heilige Katharina, de grote martelares') († 25 november 307) behoort tot de populairste heiligen van de middeleeuwen. Haar naam is afgeleid van het Griekse woord katharos (καθαρος) dat "rein" of "zuiver" betekent. Door de geschiedenis heen is haar oorspronkelijk Griekse biografie (ca. 6e eeuw) zeer verweven geraakt met volksverhalen en nieuwe legenden; alleen op basis van de meest oorspronkelijke teksten kan iets betrouwbaars over haar leven gezegd worden.
- Catharina is een van de veertien noodhelpers. Ze wordt aangeroepen als beschermster tegen de pest en ter bewaking van de kuisheid. Ook wordt ze soms gezien als beschermster tijdens de bevalling.
Legende
- Catharina kwam volgens de oudste overlevering uit een roemrijk patriciërsgeslacht en was de dochter van Costus, de gouverneur van Alexandrië. Ze kende alle werken van Plato uit haar hoofd toen ze nog maar vijftien was. Ze was Jezus met hart en ziel toegedaan, en beloofde hem haar maagdelijkheid. Nauwelijks had ze dat gedaan, of keizer Maxentius werd verliefd op haar. Op haar weigering om na zijn echtgenote de tweede dame aan het hof te worden, wilde hij haar dwingen haar geloof af te zweren onder bedreiging met gruwelijke folteringen. Ook stuurde hij veertig heidense filosofen op haar af om haar te bekeren, maar in plaats van Catharina te bekeren tot het heidendom werden de geleerden tijdens de discussie met Catharina bekeerd tot het christendom. Daarop wilde de keizer haar laten verpletteren met een rad waarop scherpe ijzeren punten waren gemonteerd. In plaats van Catharina brak echter het rad, getroffen door de bliksem.[1] Hij wilde haar laten verbranden, maar het vuur waaide uiteen en verbrandde de beulen. Uiteindelijk lukte het dan toch haar te onthoofden. Uit haar halswond stroomde melk die de stad van de pest bevrijdde. Haar lichaam werd door engelen naar de Sinaïberg gebracht, waar het rond het jaar 800 door pelgrims teruggevonden werd. Het was nog steeds in goede staat. Naast de berg werd later het Katharinaklooster gebouwd.

Verering

Verering
- In de 11e eeuw ontstond in Normandië een Latijnse vertaling van haar martelverhaal, de Passio sanctae Catharinae. Haar 'vita' werd opgenomen in de Legenda aurea (3e kwart 13e eeuw) als 'CLXVIII De sancta Katherina'.
- Vanwege het gebrek aan betrouwbare historische bronnen werd Catharina in 1969 met enige andere heiligen (onder wie Margaretha van Antiochië, Christoffel en op een iets andere manier Nicolaas) niet meer opgenomen in de heiligenkalender. In 2001 is zij weer teruggekomen op het Martyrologium Romanum als vrije gedachtenis; het werd onwaarschijnlijk geacht dat een dergelijke grootschalige verering op helemaal niets gebaseerd zou zijn.

Bronnen en literatuur

Literatuur: W van Mulken: "Hart van Ulestraten. Geschiedenis van de parochie St. Catharina", (Ulestraten 2004); Schrödel: "Portioncule", in: Encyclopédie de la théologie catholique, T. XVIII, Parijs, 1863
Website: Wikipedia, de vrije encyclopedie: Portiuncula-aflaat
Overige Bronnen: KDC BiN-diskw. - dossier Ulestraten, H. Catharinakwerk

  naar het KDC, voor aanvullingen en commentaar.
 
<<< /a>