Utrecht, Bisschop Frederik van Utrecht (schedelreliek)

Gediskwalificeerd: ja
Cultusobject: Bisschop Frederik van Utrecht (schedelreliek)
Datum: 18 juli
Periode: Middeleeuwen
Religieuze context: christelijk
Locatie: kapittel van OudMunster
Adres: onbekend
Gemeente: Utrecht
Provincie: Utrecht
Bisdom: Utrecht
Samenvatting:

Reliek afkomstig uit kapittel en nu in het bezit van de Oud-Katholieke kerk; in 1994 geschonken aan Rome?
Geen bedevaartsplaats.

Auteur: Geert Vink
Illustraties:
Topografie

 De geschiedenis van de H. Frederik begint in het jaar 1362, toen het feit, dat de kostelijke tombe van de heilige in de grote crypte van de Utrechtse Salvator-kerk hersteld moest worden, aan leiding gaf tot het maken van de schrijn van de heilige Frederik. Een deel van diens schedel werd toen uit het graf genomen en is aldus in zilver beslagen. Uit veel feiten - die men bij zijn biografen vermeld kan vinden - blijkt dat de relieken van de H. Fredericus in de Oud-Munster in ere werden gehouden. De heilige Frederik werd rond 780 geboren als zoon van een edelman uit het volk de Friezen, ergens in het Hollands-Friese kustgebied. Hij was bisschop van Utrecht tussen ca. 815 en ca. 835 en is een heilige en martelaar van de Rooms-Katholieke kerk. Hij werd op 18 juli 838 vermoord in Zeeland.  Hij werd begraven in de Sint-Salvatorkerk in Utrecht. Volgens Mersman was Frederiks graf van 'kostbare steen' gemaakt, die 'voortdurend vochtig' bleef. Voor de Middeleeuwer zal dit wonderbaarlijk zijn geweest, anders had Mersman het niet vermeld. . Uit bijschriften weten we dat het graf van 'marmer' (in de Middeleeuwen noemt men overigens alle kostbare of bijzondere steen al snel 'marmer' zonder dat het dit volgens moderne maatstaven geweest behoeft te zijn) was gemaakt. Rondom op de tombe was de historie van Frederik in steen uitgebeeld. 'Ter linkerzijde' van het graf bevonden zich volgens Mersman picturae, schilderingen, waaronder versregels waren aangebracht die de lof van de heilige zongen. Voor het graf hingen twee olielampen ter verlichting.
Het aartsbisdom Utrecht gedenkt hem op 18 juli. De geschiedenis van de H. Frederik begint in het jaar 1362, toen het feit, dat de kostelijke tombe van de heilige in de grote crypte van de Utrechtse Salvator-kerk hersteld moest worden, aan leiding gaf tot het maken van de schrijn van de heilige Frederik. Een deel van diens schedel werd toen uit het graf genomen en is aldus in zilver beslagen. Uit veel feiten - die men bij zijn biografen vermeld kan vinden - blijkt dat de relieken van de H. Fredericus in de Oud-Munster in ere werden gehouden. 

Cultusobject

Sint-Fredericus was bisschop van Utrecht (ca. 820-835). Hij wordt vereerd als martelaar. Feestdag 18 juli.
- Over Frederiks geboorte, afkomst en jeugd ontbreekt historisch betrouwbare informatie. Hij zou behoren tot de Friese adel. Ja, hij zou zelfs een kleinzoon zijn van de Friese koning Radboud. Door de hogere clerus van de kerk van Utrecht aan het hof van Rooms-keizer Lotharius I werd hij gekozen tot bisschop.
- In het diocees Utrecht dat zowat het huidige Nederland van boven de rivieren omvatte, ging hij voortvarend te werk. Volgens zijn hagiografen bestreed hij in het land der Friezen een ketterij, waarvan de aard onbekend is. Hij predikte de rechtzinnige leer, samen met onder anderen de priester Odulphus.
- In 834 maakte bisschop Frederik mee hoe residentiestad Utrecht door de Noormannen werd geplunderd.
- Volgens de Passio Frederici, een 11de-eeuws geschrift, zou Frederik in 835 op bevel van keizerin Judith zijn vermoord. Judith van Beieren, de tweede vrouw van Lodewijk de Vrome, stond bekend als een wellustige en overspelige vrouw. Mogelijk omdat hij haar te streng vermaande, zou hij haar toorn hebben gewekt. Andere bronnen beweren dat hij door heidenen op Walcheren zou zijn omgebracht.
- Zijn stoffelijk overschot werd bijgezet in de Sint-Salvatorkerk in Utrecht.
- Het aartsbisdom Utrecht gedenkt hem op 18 juli.De geschiedenis van de H. Frederik begint in het jaar 1362, toen het feit, dat de kostelijke tombe van de heilige in de grote crypte van de Utrechtse Salvator-kerk hersteld moest worden, aan leiding gaf tot het maken van de schrijn van de heilige Frederik. Een deel van diens schedel werd toen uit het graf genomen en is aldus in zilver beslagen. Uit veel feiten - die men bij zijn biografen vermeld kan vinden - blijkt dat de relieken van de H. Fredericus in de Oud-Munster in hoge eer werden gehouden. 

 

Verering

- Op zijn feestdag, 18 juli, hielden de kanunniken volgens de Ordinarius, een processie "directe [ad] cryptam et non chorum" en de fraaie chef-reliquaire werd die dag voortdurend ter verering uitgesteld. In een tussen 1525 en 1530 geschreven Ordo Ornamentorum van de Sint-Salvatorkerk, vindt men n.l. bepaald: "Het hoofd van de H. Fredericus, in beide Vespers op het hoogaltaar geplaatst, wordt vóór de H. Mis door de priester, die de weekbeurt heeft, naar de grote crypta overgebracht, waarbij twee koorknapen vooruit gaan, met brandende kaarsen, ontstoken op de daarvoor bestemde kandelaren.....Tijdens het Offertorium der Hoogmis wordt het de koorheren ter verering aangeboden.... en in beide Vespers en Completen moeten op kleine kandelaars, vóór dit reliquaire geplaatst, twee waskaarsen branden, die ook tijdens de Hoogmis, die in de grote crypta gezongen wordt, in dezelfde kandelaars op het altaar moeten staan". 
- In 1563 werd daarenboven bepaald, dat, als het feest op een Zondag viel, de processie ook door de tuin van de bisschop zou gaan, waarbij het hoofd gedragen werd door de beurtenaar in een blauwe kap.
- Er bestond een afzonderlijke draagbaar, waarop de schrijn tijdens de ommegang "op daarvoor bestemde kleeden" staan moest. En, behalve op Frederiks eigen dag, werd het hoofd bij twintig feesten op het hoofdaltaar gezet, 's-morgens voor de Prime, terwijl het ook op het feest der kerkwijding en van Maria Magdalena meeging in de processie.
De zegepraal van de Hervorming in Utrecht maakte natuurlijk een einde aan de liefdevolle zorgzaamheid, waarmee het venerabel "hoofd van Sinte Frederik: twee eeuwen was bewaard. Het lot van de Utrechtse Dom, in 1580 tweemaal bestormd, gehavend en geplunderd, deed de kanunniken van Sint-Salvator inzien, dat ook hun heiligdom zijn beurt zou krijgen. Uit enkele ons gebleven oorkonden blijkt dat de geredde relikwieën onderzocht en in negen kisten geborgen te hebben. Ze zeggen daarin de relieken, na de beeldenstorm van 7 maart 1580, bijeengezet te hebben in het koor en ze, toen in 1587 tot de sloping hunner kerk besloten was, buiten de kerk in veiligheid te hebben gebracht. 
 

Bronnen en literatuur

Literatuur: De Katholiek. Godsdienstig, Geschied-en Letterkundig Maandschrift; Honderd-en-zestiende deel 1899; RAU, OM nr.483-5 FAB 1408/9 en nr. 499-3, 1501/2: Mersman, 'Topographia', 345; Van Heussen & Van Rijn, Historie ofte beschryving,45 (waarbij bedacht moet worden dat de auteur vele jaren na dato schrijft en sterk apologetisch gekleurd schrijft); Bram van den Hoven van Genderen: "De Heren van de Kerk", De kanunniken van Oudmunster te Utrecht in de late middeleeuwen, 1999; Pater Dries van den Akker s.j. , de auteur van de hagiografieën : Frederik van Utrecht.
Overige Bronnen: KDC BiN-diskw.-dossier Utrecht.

Laatste mutatie 01-10-2024
  naar het KDC, voor aanvullingen en commentaar.