De apostel Andreas, broer van de Simon en de latere apostel Petrus, behoorde tot de eerste volgelingen van Jezus Christus. Zijn predikarbeid verrichtte hij voornamelijk in Griekenland, Tracië (thans gelegen in Bulgarije, Griekenland en Europees-Turkije), Bythinië en Ponthus (noord-Turkije). Volgens de overlevering stierf hij te Patras de kruisdood. Zijn relieken werden in 357 naar Byzantium overgebracht, waar ze bleven tot na de verovering door de kruisvaarders. In 1208 zijn ze verscheept naar Amalfi (Italië). De schedel van St. Andreas, die sinds 1462 te Rome berustte, is door paus Paulus VI teruggegeven aan de Grieks-orthodoxe kerk. Diens attribuut is het zogeheten Andreaskruis in de vorm van een X. Wanneer en hoe de reliek van de St. Andreas in het bezit van de Dom is gekomen, zal waarschijnlijk nimmer opgehelderd worden. Feit is wel, dat de kathedraal zich de bezitter van een fractie van het lichaam van de heilige kon noemen. De schaarse berichten, die overgeleverd zijn over de aanwezigheid van de reliek, dateren alle uit de 16e eeuw. Volgens een in 1522 opgemaakte lijst van reliekvertoningen werd ieder jaar op St. Andriesdag (= 30 november) de reliek ten behoeve van het godvruchtige volk tevoorschijn gehaald en dienden 3 kaarsen voor de reliekhouder ontstoken te worden. In een uit dezelfde tijd stammend handschrift*, waarin minutieus de volgorde van de zevenjaarlijkse reliekprocessie op kerkwijdingsdag (= 22 juli) beschreven wordt, verschijnt de St. Andriesreliek opnieuw ten tonele. Een stoet van zeven priesters, voorafgegaan door drie dienaren, moest op die dag vanuit de sacristie naar de in het koor staande aquila ( een lezenaar in de vorm van een adelaar) lopen. De eerste priester droeg een monstrans met een afbeelding van St. Jacobus, waarin de reliek van St. Andreas geplaatst was. De monstrans was ergens in het najaar 1520 - voorjaar 1521 door Wouter Splintersz., executeur-testamentair van domkanunnik Arnoldus Crusinck (+ ca. 1513), aan de dom verkocht. In de exposita extraordinaria van de rekeningen van de domfabriek over dit boekjaar is namelijk voor dit doel een bedrag van 30 Hollandse guldens uitgekeerd aan Splintersz. Wat er met de reliek na de Reformatie in 1580 gebeurd is, is tot op heden een nog onopgehelderde zaak. * Het bewuste handschrift (RAU dom nr. 419) is in de inventaris gedateerd als 15e eeuws maar op folio 3v komt de naam 'Crusinck' voor, waarmee domkanunnik Arnold Crusinck bedoeld is. Aangezien het geen latere toevoeging maar een onderdeel van de lopende tekst betreft, moet de datering van het handschrift dus bijgesteld worden op ca. 1525.
|