Cultusobject
|
WIE der talrijke leerlingen, die te Rolduc hunne opvoeding genoten hebben, herinnert zicli niet met levendige belangstelling den naam der heilige Martelares, wier heilig gebeente in zijn geheel,. zooals dit in de catacomben van Praetextatus gevonden werd, door Gods liefdevoile voorzienigheid naar Rolduc vverd overgebracht ? Wie hunner heeft de heilige Daphne, in zijn nood naar ziel of lichaam, niet met onbegrensd vertrouwen aangeroepen en denkt niet met dankbaarheid terug aan de persoonlijke, door hare machtige voorspraak verkregen gunsten en genaden ? En de Inrichting zelve, hoe vaak verheugde zij zich niet in de zichtbare bescherming der Heilige bij dreigende gevaren en mocht zij het danklied aanheffen Haar ter eere, wier machtige hand alle onheil afwendde, alle zegeningen over het Haar toevertrouwde gesticht deed nederdalen ? Het zal daarom den lezer welkom zijn, het heuglijk feit van de schenking en overbrenging van het .'heilig lichaam" te vernemen, zooals wij het verhaald vinden in "Kersten, journal historique et litteraire", deel 14, bladzijde 411. Het was op een Zondag van 't jaar 1847, den 24sten "October, dat het Seminarie Rolduc verrijkt werd met een corpus sanctum, hetwelk pas uit de catacomben van Rome was opgegraven. Wij laten eenige bijzonderheden betreffende deze heuglijke gebeurtenis volgen: In het jaar 1846 werd Rolduc bezocht door een reiziger, die zich door zijne hoogst beschaafde en deftige manieren onderscheidde en die volstrekt onbekend wenschte te blijven. Hij vertoefde er slechts korten tijd en dacht aanvankelijk niet meer weder te keeren ; doch of het toe te schrijven was aan de aantrekkelijkheid der streek, of aan de hartelijke ontvangst, hem bereid, of wellicht aan beide, zeker is het, dat de reiziger, acht dagen later terugkwam en men toen ontdekte. wie hij was: deze hooge bezoeker, tot nog toe onbekend, was niemand anders dan prins Julius Cesar de Rospigliosi, later commandant van de burgerwacht te Rome. -Het toeval wilde, dat Mr. Bogaers, professor aan het Seminarie van Roermond, zich te Rolduc bevond en getuige was van het hartelijke afscheid des prinsen. Dit gaf hem den moed om den vorstelijken persoon bij gelegenheid van zijn bezoek aan Rome, zijne opwachting te maken. Bij het hooren van den naam van Rolduc vroeg de prins aanstonds allerminzaamst. op welke wijze hij zijne vermeende verplichtingen aan dat gesticht zou kunnen nakomen; waarop de professor als zijn gevoelen te kennen gaf, dat hij voorzeker zijn aan. denken niet beter zou kunnen vereeuwigen, dan door het schenken van eene voorname reliquie. Ik zal er aan denken. antwoordde de prins. Eenige dagen later kwam hij den professor een tegenbezoek brengen en hem eene relikwieënkastje, waarin het geheele gebeente en een gedeelte van het bloed van de H. Daphne zich bevonden, ten geschenke aanbieden. De prins had deze kostbare overblijfselen op uitdrukkelijk bevel van den H. Vader verkregen. De ontdekking en uitgraving van het corpus sanctum had den 5den Januari van hetzelfde jaar plaats gehad, zooals het authentieke bewijsstuk getuigt. De naam der heilige was op een grafsteen gegrift en het bloed lag naast het lichaam in een fiool. Het geheel draagt de handteekening en het zegel van den opzichter der pauselijke sacristie' Mgr. Castellani, bisschop van Porphyra, en Z. D. H. alsook Dr. Faylor, was zoo goed verdere en meer omstandige inlichtingen te verschaffen. Rolduc was dus in bezit gekomen van het lichaam eener heilige uit de eerste eeuwen; er bleef slechts over het waardig te ontvangen. Mgr. Paradis wilde daarom de plechtigheid der ontvangst met zijne hooge tegenwoordigheid opluisteren. Eene ontelbare menigte was van alle kanten samengestroomd; de geestelijkheid van alle oniliggende plaatsen, en alle leeraren en leerlingen van Rolduc omringden den kerkvoogd in de ruime kerk van Kerkrade. Ten aanschouwe van die geheele vergadering gaf Mr. Bogaers zijn heiligen schat aan Mgr. Peters, Directeur van Rolduc over,'met de woorden: "Ik acht mij gelukkig U namens Zijne Excellentie den prins de Rospigliosi, het lichaam met een gedeelte van het bloed van de H. Daphne, maagd en martelares, te kunnen overhandigen. Moge het voor het Seminarie Rolduc het onderpand zijn van eene steeds toenemende welvaart, en voor de geloovigen dezer schoone streek een voorwerp van gedurige vereering en eene bron van alle zegeningenl" De Directeur antwoordde met verheffing van stem: "En ik, Professor, ben gelukkig het voor ons geliefd Rolduc in ontvangst te nemen, en u hier openlijk dank te kunnen betuigen. Sedert Rolduc onder de hoede staat van onzen welbeminden bisschop, hier tegenwoordig, zijn ons zeer vele giften gedaan; doch deze overtreft alle. Onze dankbaarheid is dan ook grenzenloos; gelijk de prijs van het geschenk, dat gij ons brengt. onschatbaar is. Ware iets bij machte haar te verhoogen, dan zou het de naam zijn van Pius IX en van prins de Rospigliosi, alsook de hand van hem, die het ons aanbiedt." Na deze woorden werd de antiphoon «Veni sponsa Christi» aangeheven en begaf men zich in processie naar het Seminarie Rolduc. Op dat oogenblik weergalmde allerwege het klokkengelui, terwijl de opgewekte tonen der muziek en de blijde gezangen, zich mengend met de gebeden der menigte, door het luchtruim weerklonken. Men stelle zich eene processie voor van duizenden personen van iederen leeftijd, van iedere kunne en alle standen, die daar tusschen twee onafzienbare rijen toeschouwers voortschrijdt I Over de geheele lengte van den stoet zag men ontelbare banieren wapperen; bijzonder echter viel in het oog het vaandel, dat de heilige overblijfselen onmiddellijk voorafging. Het droeg den naam van de heilige en gaf een regenboog te aanschouwen met de woorden: Quasi arcus refulgens inter nebulas gloriae, - gelijk de regenboog schittert tusschen de glanzende wolken-en beneden een rozenboom, waar omheen geschreven stond; Et quasi flos rosarum in diebus vernis, -en gelijk bloeiende rozen in de dagen der lente. -Door een gelukkig toeval geeft de latijnsche tekst, letterlijk genomen uit het boek Eccli. 50, 8, nauwkeurig den datum aan van het jaar der overbrenging. Op het oogenblik, dat de stoet den drempel der kerk van Rolduc overschreed, weerklonk een tweede salvo in de verte. In de kerk gekomen, opende de bisschop de reliquieenkast. Plechtig oogenblik! Met luider stemme las de kerkvoogd de bewijsstukken voor, verbrak de zegels, en heel het volk herhaalde tot driemaal toe en in verschillende talen; Heilige Daphne, bid voor ons. De begeestering bereikte haar toppunt, toen men een der voornaamste beenderen alsmede de fiool, die een gedeelte van het bloed der heilige bevatte, aan aller blikken vertoonde. Een der leeraren der inrichting hield eene keurige redevoering, op de gebeurtenis toepasselijk, waarin hij tot tekstwoorden gekozen had: Custodit Dominus ossa justorum, et unum ex his non conteretur. Toen deze geeindigd was, hief de bisschop plechtstatig het Te Deum aan, voortgezet door duizenden stemmen; en zoo werd letterlijk aan de uitnoodiging van den psalmist gevolg gegeven: Looft den Heer in Zijne heiligen. Laudate Dominum in sanctis ejus. De heilige geestdrift van het volk is zoo groot, dat men er tegenwoordig van spreekt den naam van de heilige bij het doopsel te geven: het zij zoo I Dit is ook nog eene manier om den Heer in Zijne heiligen te loven. Laudate Dominum in saiictis ejus. Bij gelegenheid van het veertigjarig. priesterfeest van Mgr. W, Everts, Directeur der Inrichting, werd den hoogstverdienstelijken priester eene door Dr. Cuypers ontworpen teekening aangeboden van een heerlijk, in koper uit te voeren, reliquiarium. Het nieuwe reliquieënschrijn is een geschenk van de leeraren en leerlingen van het gesticht. Op Zondag, 15 November, werd het heilig gebeente plechtig- in dit reliquieënschrijn neergelegd.
|