Rolduc, Daphne - relikwieën

Gediskwalificeerd: ja
Cultusobject: Daphne - relikwieën
Datum: 23 oktober
Periode: onbekend
Religieuze context: christelijk
Locatie: kerk van het groot-seminarie
Adres: Heyendaallaan 82, Kerkrade
Gemeente: Kerkrade
Provincie: Limburg
Bisdom: Roermond
Samenvatting:

Er zijn geen bedevaarten voor de relikwieën van Daphne geweest. Er heeft slechts een verering van haar bestaan binnen het instituut Rolduc plaatsgevonden. Men is nooit van elders omwille van Daphne naar Rolduc getrokken. Alleen bij het overbrengen van haar gebeente vanuit de parochiekerk van Kerkrade naar Rolduc is een grote menigte van buiten aanwezig gewest, volgens de verslaggever.
Er is een pauselijk aflaat verleend aan het bezoek op de feestdag. Ook dat heeft geen bedevaart opgeleverd.

Auteur: Geert Vink
Illustraties:
Topografie
Cultusobject


WIE der talrijke leerlingen, die
te Rolduc hunne opvoeding
genoten hebben, herinnert zicli
niet met levendige belangstelling
den naam der heilige Martelares,
wier heilig gebeente in zijn geheel,. zooals
dit in de catacomben van Praetextatus
gevonden werd, door Gods liefdevoile
voorzienigheid naar Rolduc vverd
overgebracht ? Wie hunner heeft de
heilige Daphne, in zijn nood naar ziel
of lichaam, niet met onbegrensd vertrouwen
aangeroepen en denkt niet met
dankbaarheid terug aan de persoonlijke,
door hare machtige voorspraak verkregen
gunsten en genaden ? En de Inrichting
zelve, hoe vaak verheugde zij
zich niet in de zichtbare bescherming
der Heilige bij dreigende gevaren en
mocht zij het danklied aanheffen Haar
ter eere, wier machtige hand alle onheil
afwendde, alle zegeningen over het Haar
toevertrouwde gesticht deed nederdalen ?
Het zal daarom den lezer welkom
zijn, het heuglijk feit van de schenking
en overbrenging van het .'heilig lichaam"
te vernemen, zooals wij het verhaald
vinden in "Kersten, journal historique
et litteraire", deel 14, bladzijde 411.
Het was op een Zondag van 't jaar 1847, den
24sten "October, dat het Seminarie Rolduc verrijkt
werd met een corpus sanctum, hetwelk pas uit de
catacomben van Rome was opgegraven. Wij laten
eenige bijzonderheden betreffende deze heuglijke
gebeurtenis volgen:
In het jaar 1846 werd Rolduc bezocht door een
reiziger, die zich door zijne hoogst beschaafde en
deftige manieren onderscheidde en die volstrekt onbekend
wenschte te blijven. Hij vertoefde er slechts
korten tijd en dacht aanvankelijk niet meer weder
te keeren ; doch of het toe te schrijven was aan
de aantrekkelijkheid der streek, of aan de hartelijke
ontvangst, hem bereid, of wellicht aan beide,
zeker is het, dat de reiziger, acht dagen later terugkwam
en men toen ontdekte. wie hij was:
deze hooge bezoeker, tot nog toe onbekend, was
niemand anders dan prins Julius Cesar de Rospigliosi,
later commandant van de burgerwacht te
Rome. -Het toeval wilde, dat Mr. Bogaers, professor
aan het Seminarie van Roermond, zich te
Rolduc bevond en getuige was van het hartelijke
afscheid des prinsen. Dit gaf hem den moed
om den vorstelijken persoon bij gelegenheid van
zijn bezoek aan Rome, zijne opwachting te maken.
Bij het hooren van den naam van Rolduc vroeg
de prins aanstonds allerminzaamst. op welke wijze
hij zijne vermeende verplichtingen aan dat gesticht
zou kunnen nakomen; waarop de professor als zijn
gevoelen te kennen gaf, dat hij voorzeker zijn aan.
denken niet beter zou kunnen vereeuwigen, dan
door het schenken van eene voorname reliquie. Ik
zal er aan denken. antwoordde de prins. Eenige
dagen later kwam hij den professor een tegenbezoek
brengen en hem eene relikwieënkastje, waarin
het geheele gebeente en een gedeelte van het bloed
van de H. Daphne zich bevonden, ten geschenke
aanbieden. De prins had deze kostbare overblijfselen
op uitdrukkelijk bevel van den H. Vader verkregen.
De ontdekking en uitgraving van het corpus
sanctum had den 5den Januari van hetzelfde
jaar plaats gehad, zooals het authentieke bewijsstuk
getuigt. De naam der heilige was op een grafsteen
gegrift en het bloed lag naast het lichaam in een
fiool. Het geheel draagt de handteekening en het
zegel van den opzichter der pauselijke sacristie'
Mgr. Castellani, bisschop van Porphyra, en Z. D. H.
alsook Dr. Faylor, was zoo goed verdere en meer
omstandige inlichtingen te verschaffen.
Rolduc was dus in bezit gekomen van het lichaam
eener heilige uit de eerste eeuwen; er bleef slechts
over het waardig te ontvangen. Mgr. Paradis wilde
daarom de plechtigheid der ontvangst met zijne
hooge tegenwoordigheid opluisteren. Eene ontelbare
menigte was van alle kanten samengestroomd; de
geestelijkheid van alle oniliggende plaatsen, en alle
leeraren en leerlingen van Rolduc omringden den
kerkvoogd in de ruime kerk van Kerkrade. Ten
aanschouwe van die geheele vergadering gaf Mr.
Bogaers zijn heiligen schat aan Mgr. Peters, Directeur
van Rolduc over,'met de woorden: "Ik acht
mij gelukkig U namens Zijne Excellentie den prins
de Rospigliosi, het lichaam met een gedeelte van
het bloed van de H. Daphne, maagd en martelares,
te kunnen overhandigen. Moge het voor het
Seminarie Rolduc het onderpand zijn van eene
steeds toenemende welvaart, en voor de geloovigen
dezer schoone streek een voorwerp van gedurige
vereering en eene bron van alle zegeningenl"
De Directeur antwoordde met verheffing van
stem: "En ik, Professor, ben gelukkig het voor ons
geliefd Rolduc in ontvangst te nemen, en u hier
openlijk dank te kunnen betuigen. Sedert Rolduc
onder de hoede staat van onzen welbeminden bisschop,
hier tegenwoordig, zijn ons zeer vele giften
gedaan; doch deze overtreft alle. Onze dankbaarheid
is dan ook grenzenloos; gelijk de prijs van het geschenk,
dat gij ons brengt. onschatbaar is. Ware
iets bij machte haar te verhoogen, dan zou het de
naam zijn van Pius IX en van prins de Rospigliosi,
alsook de hand van hem, die het ons aanbiedt."
Na deze woorden werd de antiphoon «Veni sponsa
Christi» aangeheven en begaf men zich in processie
naar het Seminarie Rolduc. Op dat oogenblik
weergalmde allerwege het klokkengelui, terwijl
de opgewekte tonen der  muziek en de blijde gezangen,
zich mengend met de gebeden der menigte,
door het luchtruim weerklonken.
Men stelle zich eene processie voor van duizenden
personen van iederen leeftijd, van iedere kunne
en alle standen, die daar tusschen twee onafzienbare
rijen toeschouwers voortschrijdt I Over de geheele
lengte van den stoet zag men ontelbare banieren
wapperen; bijzonder echter viel in het oog
het vaandel, dat de heilige overblijfselen onmiddellijk
voorafging. Het droeg den naam van de heilige en
 gaf een regenboog te aanschouwen met de woorden:
Quasi arcus refulgens inter nebulas
gloriae, - gelijk de regenboog schittert tusschen de
glanzende wolken-en beneden een rozenboom,
waar omheen geschreven stond; Et quasi flos
rosarum in diebus vernis, -en gelijk bloeiende
rozen in de dagen der lente. -Door een gelukkig
toeval geeft de latijnsche tekst, letterlijk genomen
uit het boek Eccli. 50, 8, nauwkeurig den datum
aan van het jaar der overbrenging.
Op het oogenblik, dat de stoet den drempel der
kerk van Rolduc overschreed, weerklonk een tweede
salvo in de verte. In de kerk gekomen, opende
de bisschop de reliquieenkast. Plechtig oogenblik!
Met luider stemme las de kerkvoogd de bewijsstukken
voor, verbrak de zegels, en heel het volk
herhaalde tot driemaal toe en in verschillende talen;
Heilige Daphne, bid voor ons. De begeestering
bereikte haar toppunt, toen men een der voornaamste
beenderen alsmede de fiool, die een gedeelte
van het bloed der heilige bevatte, aan aller blikken
vertoonde. Een der leeraren der inrichting hield
eene keurige redevoering, op de gebeurtenis toepasselijk,
waarin hij tot tekstwoorden gekozen had:
Custodit Dominus ossa justorum, et unum ex his
non conteretur.
Toen deze geeindigd was, hief de bisschop plechtstatig
het Te Deum aan, voortgezet door duizenden
stemmen; en zoo werd letterlijk aan de uitnoodiging
van den psalmist gevolg gegeven: Looft den
Heer in Zijne heiligen. Laudate Dominum in sanctis
ejus. De heilige geestdrift van het volk is zoo
groot, dat men er tegenwoordig van spreekt den
naam van de heilige bij het doopsel te geven: het
zij zoo I Dit is ook nog eene manier om den Heer
in Zijne heiligen te loven. Laudate Dominum in
saiictis ejus.
Bij gelegenheid van het veertigjarig.
priesterfeest van Mgr. W, Everts, Directeur
der Inrichting, werd den hoogstverdienstelijken
priester eene door Dr.
Cuypers ontworpen teekening aangeboden
van een heerlijk, in koper uit te
voeren, reliquiarium. Het nieuwe reliquieënschrijn
is een geschenk van de leeraren
en leerlingen van het gesticht.
Op Zondag, 15 November, werd het
heilig gebeente plechtig- in dit reliquieënschrijn
neergelegd.
 

Bronnen en literatuur

Literatuur: R. Corten :"Rolduc in woord en beeld", Kerkrade (1902) p. 66-68;
Overige Bronnen:KDC BiN-diskw.-dossier Rolduc

  naar het KDC, voor aanvullingen en commentaar.