Gageldonk, H. Dymphna |
||
Cultusobject: | H. Dymphna | Open Street Maps |
---|---|---|
Datum: | 15 mei | |
Periode: | 18e eeuw (?) - midden 19e eeuw (?) | |
Religieuze context: | Christelijk | |
Locatie: | Kapel van Maria en St. Dymphna (Gageldonkse kapel) behorend tot de Bethlehemparochie te Breda | |
Adres: | Moerenpad 10, Breda (Haagse Beemden) | |
Gemeente: | Breda | |
Provincie: | Noord-Brabant | |
Bisdom: | Breda | |
Samenvatting: | De Gageldonkse kapel, die sinds het midden van de 17e eeuw verlaten was, werd blijkens een enkele vermelding nog in de 19e eeuw bezocht op de feestdag van de heilige Dymphna. Verder is niets over deze bedevaart bekend. Evenmin is hier anno 1996 nog iets te merken van een bijzondere devotie voor St. Dymphna. | |
Auteur: | Bas van Bavel | |
Illustraties: | ||
Topografie |
- Ten noordwesten van de stad Breda, op een plaats die thans onderdeel uitmaakt van de nieuwe stadswijk Haagse Beemden, was het laatmiddeleeuwse kasteel Gageldonk gelegen. Van dit kasteel resteert nu nog slechts het in een woonboerderij ingebouwde poorthuis, waarbij aan de overzijde van de weg, op een lichte verhoging, een kapel staat. Deze kapel, voor het eerst vermeld in 1399, is waarschijnlijk niet lang daarvoor gesticht door Otto van der Leck, heer van Hedel en Zwaluwe. De kapel was gewijd aan Maria. - De huidige kapel is gebouwd tijdens de eerste helft van de 16e eeuw en uitgevoerd in gotische stijl. Zij meet inwendig ongeveer vier bij acht meter en is gedekt met een rieten dak. Na eeuwenlange leegstand en verwaarlozing werd het gebouw in 1918 door de vereniging Hendrick de Keyser (Amsterdam) aangekocht en daardoor gered van de sloop. Na een ingrijpende restauratie in de jaren 1955-1957 werd de kapel op 15 mei 1960 opnieuw gewijd, ditmaal aan Dymphna. Thans (1996) wordt zij nog gebruikt als doop- en trouwkapel. |
|
Cultusobject |
- Dymphna was een Ierse koningsdochter die leefde in de 7e eeuw. Volgens de legende vluchtte zij op 15-jarige leeftijd van huis weg uit angst voor haar vader, die na de dood van zijn echtgenote met haar wilde trouwen omdat hij in haar het evenbeeld van haar moeder zag. Dymphna verschool zich in de omgeving van Geel (B), waar zij echter door haar vader werd gevonden en door hem werd onthoofd. Vanwege de waanzinnige woede waarin haar vader was ontstoken, werd zij patrones van de krankzinnigen, waarbij Geel het centrum van haar verering werd. Met name in het westen en midden van de huidige provincie Noord-Brabant was de verering van deze heilige groot, onder meer blijkend uit het grote aantal kapellen en altaren dat aan de H. Dymphna werd gewijd. - Het is onbekend of voor de periode van de reformatie een reliek en/of beeld van Dymphna in de kapel aanwezig waren. - In de kapel bevond zich in 1996 geen beeld van Dymphna. Wel is er boven de ingang van de kapel een gebrandschilderd raam met een voorstelling van de H. Dymphna, afgebeeld met een zwaard, als symbool van haar marteldood. Het raam is in 1960 gemaakt naar een ontwerp van de Bredase kunstenares Akke Sins. |
|
Verering |
- In de kapel van Gageldonk moet een bijzondere verering voor de H. Dymphna hebben bestaan. Wanneer die is begonnen, is echter onduidelijk. Zoals uit de laatmiddeleeuwse en vroegmoderne registers van het aartsdiakonaat blijkt, was de kapel zelf toen niet aan de H. Dymphna toegewijd, maar aan Maria. Uit deze periode is er ook verder geen enkel spoor van verering van de H. Dymphna alhier. Misschien is de Dymphnadevotie hier pas begonnen na 1759, toen de Merode's, die als heren van Geel zeer vertrouwd waren met deze heilige, in het bezit zijn gekomen van de heerlijkheid Gageldonk. De eerste concrete gegevens over een bijzondere verering van de H. Dymphna in Gageldonk dateren uit de 19e eeuw. Toen waren omwonenden in toenemende mate gaan denken dat de kapel aan haar was toegewijd. Zo blijkt uit een beschrijving uit 1843, toen de kapel overigens al twee eeuwen buiten gebruik was, dat men twijfelde of de kapel was toegewijd aan Maria of aan de H. Dymphna, terwijl het oorspronkelijke patrocinium toch onmiskenbaar van Maria was. Of dit betekent dat hier voor de sluiting van de kapel al een Dymphnaverering bestond, is echter onzeker. - Uit het geschiedwerk van Krüger over het bisdom Breda, verschenen in 1875, stamt de enige vermelding van een bedevaart alhier. Volgens deze auteur kwamen namelijk nog niet zo lang geleden, dus niet lang voor 1875, op de feestdag van de H. Dymphna nog enige mensen naar de toen al lang verlaten kapel. - Dat de verlaten en door klimop overwoekerde kapel zich ook goed leende voor het ontstaan van allerlei legenden, blijkt uit een groot aantal fabels en verhalen waarin de Gageldonkse kapel een rol speelde. In deze overgeleverde verhalen, die door Sinia in 1912 zijn opgetekend, komt de H. Dymphna echter in het geheel niet voor. Wel constateerde Sinia dat op het altaar in de verlaten kapel bij wijze van offergave enkele mandjes met papieren bloemen waren neergezet, wat wijst op een zekere devotie. - Na de restauratie in de jaren vijftig werd de kapel op 15 mei 1960, dus op de feestdag van de H. Dymphna, weer gewijd en in gebruik genomen. De kapel werd toegewijd aan de H. Dymphna, waarmee de geleidelijke patrociniumovergang werd bestendigd. Volgens een beschrijving uit de jaren zeventig van de 20e eeuw zou de H. Dymphna hier nog wel samen met Maria worden vereerd. Er is thans in de parochie echter geen bijzondere verering voor de H. Dymphna meer en op haar feestdag is er geen extra kerkbezoek. - In 2005 is de kapel heropend voor religieuze en culturele bijeenkomsten, zoals vespervieringen, stille meditatieve wandelingen, lezingen etc. |
|
Bronnen en literatuur |
Archivalia: Amsterdam, archief van de Vereniging Hendrick de Keyser: documentatiemap Gageldonk. Tekstedities: G.C.A. Juten ed., 'Consilium de Beke', in: Taxandria 28 (1921) p. 158; G. Bannenberg e.a. ed., De oude dekenaten Cuijk, Woensel en Hilvarenbeek in de 15de- en 16de-eeuwse registers van het aartsdiakenaat Kempenland, dl. 2 (Nijmegen: gebr. Janssen, 1970). Literatuur: Levens van de voórnaemste heyligen en roemweérdige persoonen der Nederlanden, dl. 2 (Mechelen: Hanicq, 1827) p. 249-251; A.J. van der Aa, Aardrijkskundig woordenboek der Nederlanden, dl. 4 (Gorinchem: Noorduyn, 1843) p. 413; P.D. Kuyl, Gheel vermaerd door den eerdienst der Heilige Dimphna. Geschied- en oudheidskundige beschryving der kerken gestichten en kapellen dier oude vryheid, dl. 1 (Antwerpen: J.E. Buschmann, 1863; repr. Geel: stadsarchief, 1997) p. 101; J.B. Krüger, Kerkelijke geschiedenis van het bisdom Breda, dl. 3 (Roosendaal: Van Leeuwen, 1875), p. 70-72; Jan Kalf, De monumenten van geschiedenis en kunst in de provincie Noord-Brabant, dl. 1. De monumenten in de voormalige Baronie van Breda (Utrecht: Oosthoek, 1912) p. 286; J.G. Sinia, 'Een merkwaardige hoeve in de baronie van Breda', in: Het huis, oud & nieuw 10 (1912) p. 373-379; J. Kalf, 'De kapel te Gageldonk', in: Gedenkboek van de vereeniging Hendrick de Keyser, 1918-1928 (Amsterdam: De Bussy, [1928]) p. 48-52; C. Th. Lohmann, 'De kapel van Gageldonk', in: Jaarboek De Oranjeboom 13 (1960) p. 80-91; W.H.Th. Knippenberg, Kultuurhistorische verkenningen in de Kempen III. Oude pelgrimages vanuit Noord-Brabant (Oisterwijk: Stichting Brabants Heem, 1968) p. 26-30; R. Meischke, Het Nederlandse woonhuis van 1300-1800 (Haarlem: Tjeenk Willinck, 1969) p. 127-128; P.G. Bins, Prisma toeristengids. Zeeland, Brabant, Limburg (Utrecht-Antwerpen: Spectrum, 1972) p. 279; C. Th. Lohmann, 'Gageldonk', in: F.A. Brekelmans e.a., Kapellen in de Baronie van Breda, dl. 2 (Amstelveen: Luyten, 1983) p. 6-25; Peter Vermeulen, Langs 's Heren wegen.Veldkapellengids voor Noord-Brabant (Eindhoven: Kempen, 1996) p. 40-41. Overige bronnen: KDC BiN-dossier Gageldonk. |
|
naar het KDC, voor aanvullingen en
commentaar. <<< /a> |