Heeswijk, H. Cunera |
||
Cultusobject: | H. Cunera | Open Street Maps |
---|---|---|
Datum: | 24 juni (zondag voor en na) | |
Periode: | 1784 - ca. 1985 | |
Religieuze context: | Christelijk | |
Locatie: | Parochiekerk van Sint Willibrordus | |
Adres: | Hoofdstraat 82, 5473 AS Bernheze | |
Gemeente: | Bernheze | |
Provincie: | Noord-Brabant | |
Bisdom: | 's-Hertogenbosch | |
Samenvatting: | De H. Cunera werd in Heeswijk aangeroepen tegen keelziekten en ziekten onder het vee. De cultus die in 1784 startte, werd verrijkt met een bedevaart die bloeiperiodes kende omstreeks 1845, 1900 en 1950-1960. Na de jaren zestig van de 20e eeuw ging het bergafwaarts met de bedevaart die omstreeks 1985 ophield te bestaan. | |
Auteur: | Gerard Rooijakkers | |
Illustraties: | ||
Topografie |
- Voor een kaartje van de verspreiding van de Cuneraverering in Noordoost-Brabant ⟶ Kaathoven. - Heeswijk, gelegen ten zuidoosten van 's-Hertogenbosch, vormt sinds de vestiging in 1857 van de Abdij van Berne, een knooppunt in het door norbertijnen bediende stelsel van parochies. - Het patronaats- en begevingsrecht van de kerk werd in 1284 door Walter van Bentheim en zijn vrouw Agnes bij wijze van aalmoes en uitsluitend ter wille van God geschonken aan de Abdij van Berne nabij Heusden. - Toen na de Vrede van Munster in 1648 de openbare uitoefening van de katholieke godsdienst in de Meierij werd verboden, opende de pastoor van Heeswijk een grenskapel te ⟶ Bedaf, in het Land van Ravenstein. In het laatste kwart van de 18e eeuw werd een schuurkerk in Heeswijk in gebruik genomen, die dienst deed tot 1809, toen de oude parochiekerk weer door de katholieken werd genaast. - In 1895 werd de huidige bakstenen parochiekerk gebouwd (onder leiding van de architect Stornebrink) die op 27 april 1896 werd geconsacreerd door mgr. W. van de Ven. Eveneens in 1896 werd de oude kerk afgebroken. Links van de kerk staat een ruime pastorie en ter rechterzijde een patronaatsgebouw. Het betreft een kruiskerk met vieringtoren. Aan weerszijden van de toren zijn twee kapellen uitgebouwd. Aanvankelijk fungeerde een kapel als doopkapel en de andere als devotiekapel van St. Cunera. In 1998 had Cunera geen eigen kapel meer, maar werd zij vereerd aan de evangeliezijde (rechts) van het koor. - In Heeswijk is in de jaren zeventig van de 20e eeuw een straat naar Cunera genoemd. |
|
Cultusobject |
- Zie voor St. Cunera ⟶ Bedaf. - De parochie beschikt over een botreliek die in 1784 werd ontvangen vanuit de grenskerk van Bedaf. De reliek van Bedaf was op 16 juni 1784 door vicaris-generaal van 's-Hertogenbosch, A. Aerts, in tweeën gedeeld; aan ieder van de nieuwe cultusplaatsen, Berlicum en Heeswijk, werd een deel bezorgd. De splitsingsacte, die op 20 januari 1815 door apostolisch vicaris Antonius van Alphen nog eens werd bevestigd, wordt bewaard in het parochiearchief te Berlicum, alwaar het grootste deel van de reliek terechtkwam. - De in een stukje textiel gewikkelde reliek is gevat in een ronde zilveren theca met kijkglas (Ø 3,3 cm) die weer geplaatst is in een ronde zilveren houder met acht lobben (Ø 12 cm). Op de rand zijn bloemmotieven gegraveerd, evenals de tekst: 'Cunera Heeswijk'. De houder is aan de achterzijde voorzien van een handgreep, zodat de reliek bij de verering ervan kan worden gekust. Ter onderscheiding van de Heeswijkse reliek is de Berlicumse theca niet rond maar ovaal. - De Abdij van Berne is in het bezit van een eikenhouten Cunerabeeld (hoogte 55 cm) uit de eerste helft van de 16e eeuw. Het beeld is na 1648 waarschijnlijk met de reliek meeverhuisd vanuit de kapel te Kaathoven naar Bedaf. Vanuit Bedaf kwam het terecht in de Heeswijkse parochiekerk waar het omstreeks 1850 nog stond. Korte tijd later werd het echter weggeborgen op de zolder van de abdij (⟶ Kaathoven, aldaar onder Cultusobject). - Aan de evangeliezijde (rechts) van het koor staat een houten beeld (hoogte 1,18 m) van de H. Cunera op een houten sokkel. Het is witgrijs geschilderd en dateert uit omstreeks 1860. De heilige draagt in haar rechterhand de sleutel als attribuut, hetgeen verwijst naar de sleutels van de burcht te Rhenen waarover zij bij afwezigheid van de vorst het beheer voerde. Mogelijk heeft dit beeld in de 19e eeuw het oudere beeld verdrongen als cultusbeeld. |
|
Verering |
Algemeen - Aangezien Cunera met een halsdoek was gewurgd, werd zij in de volksdevotie aangeroepen tegen hals- en keelziekten. Omdat zij heimelijk in een stal was begraven geldt zij als beschermster van paarden en huisvee. Dat te harer ere brood wordt gewijd, houdt verband met een legende over haar leven waarin wordt verhaald dat zij brood uitdeelde aan bedelaars; toen zij over deze activiteit berispend werd aangesproken, bleken de broodkruimels in haar schort op wonderbaarlijke wijze in houtspaanders te zijn veranderd. - Als bijzondere feestdagen gelden: 12 juni, de verheffing van de relieken door St. Willibrord (patroon van de Heeswijkse parochie), de zondag voor 24 juni (St. Jan de Doper) met octaaf, en 28 oktober, wanneer de marteldood van Cunera wordt herdacht. De belangrijkste feestdag in Heeswijk was de zondag voor 24 juni, zoals in een aflaatverlening uit 1842 nog eens werd bevestigd. - De eerste vermelding die duidt op een zekere verering van Cunera in het huidige Noord-Brabant betreft de St. Janskerk te 's-Hertogenbosch, waar in 1280 een altaar stond dat was gewijd aan de heiligen Rudolpus en Cunera. - In het Heeswijkse parochiearchief bevinden zich aflaatverleningen van Clemens XII in 1736 (voor de ongedeelde, Bedafse reliek) en Gregorius XVI op 11 september 1842. In Heeswijk weigerde men in 1897 deze kostbare documenten uit te lenen ten behoeve van een aflaatverlening voor ? Berlicum; er was duidelijk sprake van rivaliteit tussen beide door norbertijnen bediende bedevaartplaatsen. In de 20e eeuw heeft de bedevaart te Heeswijk die van Berlicum geleidelijk aan in de schaduw gesteld. - Toen in 1844 een longziekte het rundvee teisterde bloeide de devotie tot Cunera, ook buiten Noord-Brabant, sterk op. In 1890 constateerde de Heeswijkse witheer Gerlacus van den Elsen, de oprichter van de Noordbrabantse Christelijke Boerenbond, dat het vertrouwen op de H. Cunera - en meer bijzonder het vertrouwen op in haar naam gezegend voedsel en water dat aan het vee gegeven werd - soms onverantwoorde vormen kon aannemen: 'De meesten hebben dan ook zulk een vertrouwen op en bijstand der goede Patronesse van 't vee, dat zij voor geene ongevallen beducht zijn, als zij slechts de novene gedaan hebben. Sommigen waren zoo gerust, dat zij al te roekeloos doch zonder schade hun vee, dat die gezegende voorwerpen genuttigd had, lieten grazen in 't midden van andere koeien, die reeds door de longziekte waren aangetast. Dit is evenwel zeer afkeurenswaardig, want ofschoon wij vast mogen vertrouwen, dat God tot verheerlijking van zijn Dienares, voor zoover het ons zalig is, geneeskracht geven zal aan datgene, wat door de aanraking van hare relikwieën is geheiligd, mogen wij toch nooit de natuurlijke hulpmiddelen verwaarloozen, en veel minder God of zijn Heiligen op de proef stellen door ons buiten noodzakelijkheid in een toestand te plaatsen, waaruit wij zonder buitengewone bovennatuurlijke hulp niet kunnen gered worden'. - Bisschop A. Godschalk keurde op 8 december 1882 voor persoonlijk gebruik een litanie van de H. Cunera goed. Vanaf de oprichting van de Broederschap in 1894 tot omstreeks 1960 - Nadat bisschop W. van de Ven op 8 februari 1894 een aflaat van 40 dagen aan een gebed tot St. Cunera had verbonden, hechtte hij in april van hetzelfde jaar zijn goedkeuring aan de oprichting van een Cunerabroederschap in de parochie te Heeswijk. Het hoofddoel van deze broederschap was: 'door gebeden en goede werken zich de bescherming der H. Cunera waardig te maken, en door hare voorspraak, als het zalig is, bevrijd te blijven van keelziekten en andere besmettelijke ziekten onder menschen en vee, waartegen zij sinds honderden jaren als Patrones wordt aangeroepen'. Hoewel het lidmaatschap van deze broederschap geen bijzondere verplichtingen oplegde, werd de leden aangeraden dikwijls 'H. Cunera bid voor ons' als schietgebedje te zeggen. Het lidmaatschap van de broederschap kostte omstreeks 1935 jaarlijks een kwartje per persoon (of vijf gulden ineens voor het hele leven); voor ieder lid werd na diens overlijden een mis opgedragen in de eigen parochie. Bij de broederschap waren ook allerlei devotie-artikelen te verkrijgen zoals beeldjes, medailles, wijwatervaatjes, rozenkransen, noveenboekjes en het devotieboekje van de 'boerenapostel' pater G. van den Elsen. - Omstreeks 1900 werd de relikwie van Cunera elke donderdag vereerd, waarbij tevens brood en water werd gewijd om door haar voorspraak van keel- en veeziekten gespaard te blijven of genezen te worden. Om de volle aflaat uit 1842 te verdienen is een 'waardige' biecht vereist, waarna men 'communiceere en in de parochiekerk van Heeswijk eenigen tijd bidde tot voortplanting van het H. Geloof'. - De populariteit van de Cuneradevotie bracht sommige pastoors ertoe om zelf ook de cultus tot deze heilige te propageren, zoals te Vlokhoven (Eindhoven) waar de pastoor in de jaren dertig van zijn parochie tevergeefs trachtte een Cunera-bedevaartoord te creëren. Er werden processies gehouden naar de vijver in de achtertuin van de pastorie, waar ook brood werd gezegend. De uitstraling van Heeswijk bleek evenwel te sterk, zodat deze cultus nooit enthousiasme van buiten de parochiegrenzen heeft teweeggebracht. - In de jaren na 1950 beleefde de Heeswijkse bedevaart het hoogtepunt van haar bloei. De broederschap groeide binnen enkele jaren aan tot 5000 leden met 75 zelateurs en zelatricen. In dit gunstige bedevaartklimaat werd in 1954 van woensdag 16 juni tot en met zondag 27 juni te Heeswijk het 15e eeuwfeest van Cunera op grootse wijze gevierd. De feestelijkheden werden op woensdagavond met een plechtig lof geopend. Op donderdag 17 juni, Sacramentsdag, werden vanaf 6.00 uur tot 10.00 uur vijf missen gevierd, waarbij speciaal de leden van de Boerinnenbond werden verwacht. Om 15.00 uur was er een plechtig lof waarna de sacramentsprocessie gehouden werd waarin de relikwie van Cunera werd meegedragen, begeleid door de zelateurs en zelatricen van de broederschap. Speciaal voor de pelgrims van buiten, onder wie veel katholieken uit ⟶ Rhenen, werd om 16.30 uur de dag afgesloten met toneelvertoningen van de schoolkinderen op de speelplaats van de Cuneraschool. De Heeswijkse parochianen kregen een eigen voorstelling. Gespeeld werden 'Sinte Cunera en Sinte Ursula' (een hemels gesprek tussen de beide heiligen en een koor van maagden) en het Mariaspel 'De zienertjes van Fatima'. Op zondag 20 juni werd dit programma nog eens overgedaan, inclusief sacramentsprocessie, maar nu met een openluchtspel in het Heeswijks Natuurtheater waar het stuk van Antoon Coolen 'Sint Cunera van Rhenen' in vier bedrijven werd opgevoerd door het gezelschap 'De Kersouwe'. 's Avonds gaven de Kerkelijke Fanfare en het Heeswijks gemengd koor in het sportpark een concert. Donderdag 24 juni werd gevierd als 'dag van de parochie' met vanaf 9.00 uur een plechtige zegening van het vee op verschillende locaties, waarbij het de bedoeling was dat van elke stal minstens één stuk vee gebracht werd naar een bepaald adres in elke buurt. De mannelijke leden van de Boerenbond waren welkom op zondag 27 juni bij de afsluiting van de feestelijkheden met wederom als ingrediënten (pontificale hoog-) missen, sacramentsprocessie, lof, toneelspel en een afsluitend concert. De duur van het programma werd tijdens deze dagen derhalve veeleer door rituele herhaling dan door variatie bepaald. Gedurende de gehele feestweek was er na de kerkelijke diensten steeds gelegenheid om voor het St. Cunera-altaar brood ter harer ere te laten wijden. Het openluchtspel van Coolen zou behalve op 20 en 27 juni ook op 4, 11, 18 en 25 juli en op 1 en 8 augustus 1954 worden opgevoerd. - Tijdens het eeuwfeest van de Abdij van Berne in 1957 werd in de abdij, in samenwerking met het kerkbestuur van Rhenen, een St. Cuneratentoonstelling gehouden waarbij 'voorwerpen, die betrekking hebben op de persoon en het leven van de H. Cunera en de verering na haar dood' te zien waren. Hier zien we dat de devotie reeds vroeg samenging met een vorm van musealisering. - Afgaande op de antwoorden op een volkskundevragenlijst uit 1959 werden in eerste helft van de 20e eeuw bedevaarten ter bescherming tegen ziekten van het vee naar Heeswijk ondernomen vanuit Drunen, Milheeze (waar men 'kuukskes', die aan het zieke dier werden gevoerd, mee naar huis nam), Veghel (Zijtaart), Boekel (waar men water mee naar huis nam dat aan de varkens gegeven werd, hoewel dit in 1959 bijna niet meer voorkwam), Wanroy (waar men ook Cunera in ? Beugen vereerde), Best (vanwaar de pelgrims zakjes meel meenamen die na de zegening door het veevoer werden gemengd), Berlicum (Middelrode), Schijndel, Vorstenbosch (Nistelrode), Esch, Loosbroek, Heesch (waar men omstreeks 1900 wel eens een 'schilderij' - bedoeld wordt een ingelijste chromolitho - mee naar huis bracht die in de keuken werd opgehangen tegen veeziekten; in de stal hing men een Cuneramedaille), Nuland en Berlicum (waar in menige huiskamer een beeld van de H. Cunera stond; ook werden er de stallen met Cunerawater gezegend). - Het Brabants Dagblad berichtte in 1959 dat de bedevaart naar Heeswijk steeds meer in trek kwam: 'De kerk van Heeswijk zal op beide zondagen weer gonzen van gebed. Als de voltallige Heeswijkse Fanfare aan het eind van de Processie binnentrekt in de kerk, is er zoveel geluid van schallend koper, dat ketsend tegen de muren en gewelven klinkt, dat deze muziek, samen met het gebed, het brood en het water en de talloze brandende kaarsen er geen twijfel meer aan laat bestaan, dat het in Heeswijk weer bedevaart is. (...) Dan zal de kerk weer te klein zijn en op de grote tafel vóór in de kerk liggen dan weer de honderden pakjes brood om gezegend te worden. Achter in de kerk vullen godvruchtige huismoeders hun flessen, kannen en kruiken met het gezegende water ter ere van de H. Cunera. Menigeen neemt er een slokje van, omdat het immers zo heilzaam is en zo'n deugd kan doen als het schroeiend heet is in en om de kerk. Van heinde en ver komen ze aanzetten: boeren met doorgroefde gezichten, die weten wat werken is, maar die ook op tijd hun devotie weten te uiten en er vast van overtuigd zijn, dat al hun zwoegen niet baten zal, zonder de hulp en de steun van Boven. Gezette boerinnen en zorgzame huismoeders, die straks met het gezegende water huis en stal zullen besprenkelen en de dieren te eten zullen geven van het gezegende brood. Enige dankbetuiging mocht de pastoor van Heeswijk ontvangen van dankbare mensen, die baat gevonden hadden bij hun devotie tot Cunera en een kostbaar stuk vee op haar voorspraak zagen gered. De talloze brandende kaarsen spreken op deze dagen van dankbaarheid'. - Een verslag uit 1960 in de Sint-Jansklokken meldt dat 'gewijd water en gewijd brood in ongekende hoeveelheden worden meegenomen, om thuis te dienen voor mens en dier'. De broederschap van de H. Cunera telde in dat jaar 90 zelatricen in diverse Noord-Brabantse plaatsen. Terugloop van de bedevaart - Bij een herziening van de liturgische kalender in 1969 werd door 'Rome' bepaald dat Cunera voortaan nog slechts regionale verering mag genieten, hetgeen ook te Heeswijk via de kansel aan de parochianen werd meegedeeld. Omdat de opkomst van bedevaartgangers ook danig was teruggelopen, werd in 1970 het aantal sacramentsprocessies teruggebracht van twee naar een, die werd gehouden na de hoogmis op de zondag voor St. Jan en waaraan slechts 50 parochianen deelnamen. In 1971 werd ook deze ene processie afgeschaft. - Tot in het begin van de jaren tachtig verkocht Grada van den Broek op de zondagen voor en na St. Jan in het torenportaal van de kerk devotionalia zoals prenten, gebedenboekjes en medailles (beeldjes waren toen blijkbaar niet meer leverbaar). Uit een teil onder het tafeltje met devotie-artikelen kon Cunerawater worden geschept. - Op een ovaal zilveren schaaltje met drijfwerk, dat tijdens de feestdag samen met de relikwie en een klein Cunerabeeld op een tafel voorin de kerk wordt geplaatst, kunnen pelgrims hun zelf meegebrachte brood ter zegening neerleggen. De priester bidt daarna het volgende gebed: 'Goede God, zegen † dit brood en allen die ervan eten, opdat zij gevrijwaard mogen blijven van ziekten en kwalen. Wij vragen U dit op voorspraak van de H. Cunera, maagd en martelares, die door haar verdiensten bij U leeft tot in de eeuwen der eeuwen. Amen'. Hierna volgt de besprenkeling van het brood met wijwater. - In 1981 werden op de beide zondagen in het octaaf om 8.30 uur en 11.30 uur missen opgedragen. De hoogmis vond plaats om 10.00 uur. Voor de bedevaart en deelname aan de missen werd reclame gemaakt via affiches. De broederschap telde in dat jaar nog zo'n 400 leden. Het aantal pelgrims van buiten Heeswijk bedroeg naar schatting van Margry ongeveer 200 personen. De bedevaart is sindsdien in toenemende mate verlopen; er komen de laatste jaren op de zondag na St. Jan nog slechts enkele mensen voor de wijding van water en brood. In juni 1998 stond alles als vanouds opgesteld, maar er kwamen welgeteld drie 'bedevaartgangers', allen parochianen uit Heeswijk. Waarschijnlijk is de cultus omstreeks het midden van de jaren tachtig een parochiële aangelegenheid geworden en is tezelfdertijd de bedevaart een stille dood gestorven. |
|
Materiële cultuur |
- Diversen: 1 Het neogotische Cunera-altaar uit 1896 is in de loop van de jaren zestig verwijderd uit de aan haar gewijde devotiekapel; 2 in de koorafsluiting is links een glas-in-lood-raam met een voorstelling van de H. Cunera aangebracht (1896). Rechts van haar staat de parochiepatroon St. Willibrord; 3 in de sacristie staat een gepolychromeerd gipsen beeldje (h. 28 cm) van de H. Cunera, voorgesteld met een worgdoek om haar hals en met biddende handen (de achterzijde is gesigneerd met AS = Alfons Swinkels (1861-1922), beeldenfabrikant te Sint-Oedenrode). Dit beeldje staat jaarlijks tijdens het feest van Cunera op een tafel voorin de kerk bij de relikwie en het schaaltje waarop door de pelgrims meegebracht brood gelegd kan worden ter zegening; 4 omstreeks 1930 waren bij de koster te Heeswijk ongepolychromeerde gipsen beeldjes te koop voor 30 en 50 cent, al naar gelang grootte. De heilige is afgebeeld met lange haren en in haar handen een palmtak en sleutels. In een folder uit die jaren wordt de wens uitgesproken 'dat deze fraaie beeldjes [mogen] dienen ter verspreiding der devotie der H. Cunera en in vele huisgezinnen mogen geplaatst worden'; 5 in het programmaboekje van het eeuwfeest van Cunera in 1954 (prijs 35 cent) wordt door de broederschap voor een beeld van Cunera ⨍2,00 gevraagd, voor een medaille en een vaantje ⨍0,10, voor een fotobriefkaart en het noveenboekje ⨍0,25, en voor de levensbeschrijving ⨍0,50; 6 in het torenportaal bevindt zich aan de linkerzijde een schildering op hardboard (h. ca. 2 m), omstreeks 1960 vervaardigd door M. de Visser uit Heeswijk, voorstellende de H. Cunera met sleutel als attribuut; 7 rechts in het torenportaal bevindt zich een speciaal wijwatervat, bestaande uit een kubusvormig koperen reservoir met daarop een kruis en aan de voorzijde een grote kraan. Hieruit kan gedurende het gehele jaar gewijd Cunerawater getapt worden; 8 aluminium devotiemedaille (Ø 1,9 cm) uit omstreeks 1970, met een voorstelling van de heilige en het opschrift 'H. Cunera, bid voor ons'. Op de keerzijde 'O.L. Vrouw v. Altijdd. Bijstand bid voor ons'. |
|
Bronnen en literatuur |
Archivalia: Heeswijk, parochiearchief St. Willibrordus: aflaatverleningen, Cunera-plakboek, broederschap. Heeswijk, abdijarchief: G. van den Elsen, ms. H. Cunera, 600 p. in 2 dln. Tekstedities: J. van Laarhoven ed., Het schetsenboek van Hendrik Verhees ('s-Hertogenbosch: Merlijn, 1975) p. 18-21. Literatuur: L.H.C. Schutjes, Geschiedenis van het bisdom 's Hertogenbosch, dl. 4 (St. Michielsgestel: Instituut voor Doofstommen, 1873) p. 83-95; G. van den Elsen, De H. Kunera. Haar leven, hare Relikwieën, hare vereering en mirakelen, in het kort beschreven (Heeswijk: abdij, 1890) p. 45-47 en 54; J.A.F. Kronenburg, Neerlands Heiligen in vroeger eeuwen, dl. 2 (Amsterdam: Bekker, 1898) p. 22-24; Jan Kalf, De katholieke kerken in Nederland (Amsterdam: Van Holkema & Warendorf, 1906) p. 464; Berneboek (Berne-Heeswijk: verleden-heden) (Heeswijk: Abdij van Berne, 1934) p. 32; Sint-Jansklokken 17 juni 1960); Sint-Jansklokken 22 juni 1962; P.J. Meertens & Maurits de Meyer ed., Volkskunde-atlas voor Nederland en Vlaams-België. Commentaar, dl. 2 (Antwerpen: Standaard-Boekhandel, 1965) p. 40; W.H.Th. Knippenberg, Kultuurhistorische verkenningen in de Kempen III. Oude pelgrimages vanuit Noord-Brabant (Oisterwijk: Stichting Brabants Heem, 1968) p. 45; M. de Meyer ed., Volkskunde-atlas voor Nederland en Vlaams-België. Commentaar, dl. 3 (Antwerpen/Utrecht: Standaard, 1968) p. 91; M. van den Bosch, 'Verering van de Heilige Cunera', in: Met gansen Trou 20 (1970) p. 98-99; Th.A.J. Jansen, De pater op de pastorie. Het aandeel van de regulieren in de parochiële zielzorg van Nederland, 1853-1966 (Nijmegen: Dekker & Van de Vegt, 1976) p. 85-86; W.J.C.C. van den Hurk, Het verborgen leven van de Abdij van Berne in haar parochies 1797-1857 (Tilburg: Stichting Zuidelijk Historisch Contact, 1977) p. 9-10; W.H.Th. Knippenberg, Devotionalia. Religieuze voorwerpen uit het katholieke leven, dl. 1 (Eindhoven: Bura Boeken, 1980) p. 129-131; P.J. Margry, Bedevaartplaatsen in Noord-Brabant (Eindhoven: Bura Boeken, 1982) p. 142-147; D. Pesch, Wallfahrtsfähnchen. Religiöse Druckgrafik (Keulen: Rheinland, 1983) p. 383; J. van de Leest, 'Pastoor G. Smulders (1801-1873)', in: Woistap-Kroniek 9 (1989) nr. 3, p. 10-13; R. van der Linden, Bedevaartvaantjes. Volksdevotie rond 200 heiligen op 1000 vaantjes (Brugge: Tabor, 1986) p. 194; A. Toelen, Geloof in gips. Massaproducten van religieuze voorstellingen, 3 dln. (doctoraalscriptie KU Nijmegen, 1992); G.M. van der Velden, 'De Cunera-devotie te Kaathoven tot 1648. De exploitatie van een kapel', in: Brabants heem 44 (1992) p. 58-72, vooral p. 72; G. Rooijakkers, Rituele repertoires. Volkscultuur in oostelijk Noord-Brabant 1559-1853 (Nijmegen: Sun, 1994) p. 599; H. van Rooij, '"Uurst nog efkes poetsen en dan ons stukske doen". 75 Jaar O.L. Vrouw van Lourdes Vlokhoven wordt door alle werkgroepen voorbereid', in: Bisdomblad 73 (17-2-1995) p. 4-5; C. Staal & M. Wingens, Bedevaarten in Nederland (Utrecht: Museum Catharijneconvent / Zutphen: Walburg Pers, 1997) p. 14-19, 61-82 en 215; F. van Buuren, 'Sint Cunera van Rhenen, een legende', in: A. Mulder-Bakker & M. Carasso-Kok ed., Gouden legenden. Heiligenlevens en heiligenverering in de Nederlanden (Hilversum: Verloren, 1997) p. 109-125. Overige bronnen: KDC BiN-dossier Heeswijk; Meertens Instituut volkskundige vragenlijst 23 (1959); Eindhoven, collectie Renders in het archief van de Heemkundige Studiekring Kempenland; Nijmegen, Katholiek Documentatie Centrum-KLiB: bedevaartfoto's Margry (1981). Mondelinge informatie in 1998 van pastoor S. Kuypers O. Praem. |
|
naar het KDC, voor aanvullingen en
commentaar. |