Heiloo, H. Willibrord (Willibrordus)

Cultusobject: H. Willibrord (Willibrordus) Open Street Maps
Datum: 7 november; gehele jaar
Periode: 8e eeuw (?) - ca. 1850.
Religieuze context: Christelijk
Locatie: Put op het kerkhof van de parochiekerk van St. Willibrord (Witte Kerkje; thans N.H.)
Adres: Heerenweg 32, 1851 KS Heiloo
Gemeente: Heiloo
Provincie: Noord-Holland
Bisdom: Haarlem
Samenvatting:

Verondersteld wordt dat er reeds in de vroege middeleeuwen een Willibrordverering bestond in Heiloo. Pas uit de 17e eeuw dateren de eerste feitelijke berichten van bedevaarten naar de geneeskrachtige Willibrordusput. Op dat moment was de verering al overvleugeld door de bedevaart naar ⟶ O.L. Vrouw ter Nood. Beide devoties zouden elkaar echter in het vervolg op sterkere of minder sterke wijze beïnvloeden. Na het midden van de 19e eeuw eindigt de verering rond de put. In de 20e eeuw kreeg Willibrord weer een bescheiden plaats in het devotioneel curriculum in het processiepark van O.L. Vrouw ter Nood.

Auteur: Peter Jan Margry
Illustraties:
Topografie - Het Witte of St. Willibrorduskerkje is gelegen in de kern van het dorp Heiloo, een oude nederzetting op de geestgronden van Kennemerland. Het kerkje is een eenbeukig gebouw met toren dat deels uit tufsteen is opgetrokken. Het gebouwtje dateert uit de 12e eeuw, is in de 15e eeuw vergroot en werd in 1573 deels verwoest. Na 1630 is het kerkgebouw weer hersteld.
Willibrords put ligt tegen de muur van het kerkhof ten westen van de toren. Sinds 1950 bestaat de putmantel uit een 20e-eeuwse bakstenen kraag. De put heeft een schacht van natuurstenen platen daterend uit de 16e eeuw. Opgravingen hebben aangetoond dat er nog een oudere voorganger van deze constructie is geweest. Boven de put is een modern houten puntdak geplaatst. Naast de put heeft lang ook een zandstenen waterbak gestaan, waarin putwater voor vee kon worden gegoten.
- Ten noorden van de dorpskern, op het landgoed Nijenborg (nabij de kruising van de Kuillaan en de Westerweg), ligt een begroeide verhoging in het landschap die in de volksmond 'Willibrords preekstoel' wordt genoemd, volgens (een 19e-eeuwse?) overlevering de plaats waar Willibrord zou hebben gepreekt.
Cultusobject - Zie voor deze heilige ⟶ Bergschenhoek.
- Een heiligenbeeld van Willibrord is, voor zover bekend, niet overgeleverd, maar aangenomen mag worden dat tot aan het einde van de 16e eeuw een dergelijk beeld in het kerkje heeft gestaan. Sinds de reformatie is de put met zijn helende bronwater het enige doel van de Willibrorddevotie geweest. Pas in de 1911 kreeg Heiloo, in het processiepark van ⟶ O.L. Vrouw ter Nood, voor het eerst weer een openbaar beeld van Willibrord.
Verering Oorsprong
- De oorsprong van de Willibrordverering zou teruggaan tot de tijd van het verblijf van de geloofsverkondiger in Heiloo zelf. De legende verhaalt dat op het moment dat Willibrord en zijn elf gezellen, gewoonlijk gedateerd rond 720, in de nederzetting Heiloo waren aangekomen, zij grote dorst leden. Willibrord zou daarop een kuil of een greppel hebben gegraven die na een gebed tot God vanzelf met water volstroomde. Een andere overlevering stelt dat Willibrord door met zijn staf op de grond te slaan de bron deed ontspringen. Naast deze bron (later put) zou hij vervolgens het eerste parochiekerkje van het dorp hebben gesticht.
- Een verering van Willibrord schijnt vrij snel na zijn dood in 739 te zijn ontstaan. Dat dit niet onaannemelijk hoeft te zijn, is af te leiden uit het feit dat Willibrords vrijwel contemporaine biograaf Alcuin in de Vita Willibrordi vermeldt dat er binnen korte tijd na Willibrords dood een cultus voor hem ontstond. Zo werd zijn graf in Echternach al na korte tijd door pelgrims druk bezocht. De Willibrordpatrocinia van het witte stenen kerkje en zijn houten voorganger in Heiloo kunnen daarom wijzen op een oude devotie.
- Dat er al omstreeks het jaar 1000 bij Heiloo een mysterieuze put was, weten we uit een mirakelboek dat afkomstig is van de voormalige St. Donatianuskerk te Brugge. Een van de wonderverhalen speelt zich af bij het dorp Oesdom (⟶ O.L. Vrouw ter Nood) in de gouw Friesland. Een zekere Ermengardis ging met een kruik naar de 'Rorikesput' om daar water te scheppen voor haar familie. Daar aangekomen hoorde ze aangename muziek die uit de naastgelegen 'Rorikesberg' leek te komen. Zij legde zich neer op de helling om beter te kunnen luisteren en werd vervolgens door slaap overmand. Door toedoen van de duivel werd zij overgoten met kokend water waardoor zij blind en verminkt werd. Acht jaar later kreeg zij enkele visioenen van de H. Donatianus die haar aanried naar Brugge te pelgrimeren om daar op zijn voorspraak genezing te verkrijgen. Ermengardis handelde overeenkomstig en op 1 mei 1011 hervond zij in de Brugse Danatianuskerk het zicht. De put verwijst hier niet naar Willibrord, maar naar Rorik, een tot het christendom bekeerde noormannenaanvoerder, die door keizer Lotharius was beleend met Dorestad, Walcheren en aangrenzende graafschappen om deze te verdedigen tegen zijn voormalige medestrijders.
- Jan Beke voert in zijn Chronographia (uit circa 1346) voor het eerst getuigenissen op van streekbewoners die expliciet spreken over een put van Willibrord 'in territorio de Heylighelo'. Er is overigens op zich geen enkel bewijs dat het gaat om dezelfde waterbron die Willibrord op een van zijn reizen ergens in Friesland heeft geslagen zoals vermeld in de Vita Willibrordi. De basis van veel verering rond de heilige is namelijk verbonden met de zogenaamde Willibrordusputjes. Dit zouden 8e-eeuwse doop-putten of wonderbronnen zijn, maar in veel gevallen gaat het om late vernoemingen naar analogie van oude putten. De bewezen hoge ouderdom van de Heiloër put geeft echter een zeker recht aan de localisering.

De 17e en de 18e eeuw
- Net als bij O.L. Vrouw ter Nood zijn er over middeleeuwse bedevaarten naar of devotie voor Willibrord in Heiloo geen gegevens bekend. Door de faam van de wonderbronnen van Willibrord werd door de eeuwen heen door katholieken in de Lage Landen aan het water uit een 'Wilbertsput' in het algemeen een bijzondere kracht tegen ziekte toegeschreven. Een eerste vermelding uit Heiloo is te lezen in een verslag uit 1656 waarin wordt verteld dat het water ter genezing gedronken werd door zieken en koortsigen. Dit water zou, indien bewaard, bovendien lang helder en goed blijven. Met name in de 18e eeuw komen er meer van dergelijke vermeldingen voor. Een en ander hangt samen met de opgeleefde verering voor O.L. Vrouw ter Nood en de nieuw ontsprongen Mariale Runxput. Ondanks de toegenomen aantrekkingskracht van de Willibrordusput lijkt geen sprake te zijn geweest van omvangrijke bedevaarten. Niettemin bestond er beïnvloeding over en weer tussen beide cultusplaatsen. Dit blijkt bijvoorbeeld uit het 't Hylo-er Ryskaartje uit 1704, gemaakt voor de bedevaartgangers naar O.L. Vrouw ter Nood, dat ten aanzien van de sacrale topografie tevens de Willibrordsput en de ⟶ Adalbertsput in Egmond vermeldt.
- De geïntensiveerde verering blijkt ook uit de kunstvoorwerpen die in de 18e eeuw in Heiloo werden gemaakt of verworven. De verbintenis tussen de Maria- en de Willibrordvereringen komt in materieel opzicht tot uiting via de 18e-eeuwse bedevaartpenning die op een zijde Willibrord met staf en kerk en de initialen S.W. afbeeldt en op de keerzijde het beeld van O.L. Vrouw ter Nood weergeeft. Bovendien was in de mariale zangboekjes uit die tijd ook een 'Lof-Gezang' op Willibrord opgenomen.

De 19e eeuw
- Aan het begin van de 19e eeuw is de Willibrordverering nog steeds duidelijk met die van Maria verbonden. In 1807 kwamen zo'n 1500 bedevaartgangers vanuit Haarlem en Alkmaar naar Heiloo. Eerst bezochten zij processiegewijs en met kaarsen in de hand het Mariale 'Capel', en vervolgens trokken zij groepsgewijs door naar de Willibrordusput in het dorp zelf.
De onderdrukking van de Mariabedevaarten in de jaren dertig van de 19e eeuw had in eerste instantie geen invloed op de rituelen en de verering rond Willibrord. In 1839 schreef pastoor Geurs van Heiloo nog dat er geen week voorbij ging of mensen uit de omgeving kwamen het water halen waaraan grote geneeskracht werd toegeschreven. Zij zeiden dan tegelijk een klein gebed op bij de put, terwijl sommigen gedurende de gehele weg gebeden prevelden. De overlevering zegt ook dat wie het water gebruikte - het werd voornameljk uitwendig aangewend - ook dagelijks de litanie van Willibrordus moest lezen.
Uit ongeveer diezelfde tijd dateert nog een verslag van Van der Aa. Hij schrijft dat men van zeer ver weg komt om grote hoeveelheden water te halen. Dit water, dat met een lange zwenkstaak en een emmer omhoog gehaald kon worden, zou vooral gebruikt worden tegen de toen heersende longziekte en zou volgens de katholieken in het algemeen heilzaam bij ziekten en gebreken zijn. Vanwege het drukke bezoek was er ook een armenbus bij de put opgehangen.
- De putdevotie moet daarna allengs zijn verdwenen waardoor ook de put zelf in verval raakte. De romantische situering van de put heeft dichters niet onberoerd gelaten: J.B. Wellekens, Nicolaas Beets en W. J. Hofdijk hebben hem bezongen.
In 1872 besteedde J. de Rijk, hoogleraar van het seminarie Hageveld, aandacht aan enkele in vergetelheid geraakte oude heilige plaatsen in het bisdom Haarlem. Ook de historisch-religieus belangrijke cultusplaatsen van O.L. Vrouw en Willibrord in Heiloo kwamen hierin ter sprake. Het leidde tot een oproep in 1877 van een groep cultuurhistorisch geïnteresseerden onder leiding van de Amsterdammer J.A. Alberdingk Thijm (met J.J.L. ten Kate, W.J. Hofdijk, A.D. de Vries, A.B.M. Sterck) aan de lokale bevolking om in het herstel van dit monument bij te dragen. Architect Pierre Cuypers ontwierp een putstolp en een neogotisch gietijzeren sierhek met pomp en spoelbak die in 1880 de eenvoudige zevenhoekige verschansing vervingen. Een deel van de oude put werd bij dit 'herstel' vervangen. Dit initiatief bleek evenmin afdoende want in 1915 was de put opnieuw in verval geraakt. In 1947 werden de laatste delen van de constructie uit 1880 verwijderd en kwamen er een bakstenen verschansing en -kraag, een katrolconstructie, een vaste putdeksel en een houten afdak voor in de plaats. Door de afsluiting van de put in 1950 - om vervuiling tegen te gaan - kan hij sindsdien niet meer worden gebruikt.

De 20e eeuw
- Gedurende de herleving van de Mariaverering en de uitbouw van een processiepark in Heiloo sinds 1905 is Willibrord nadrukkelijk op de voorgrond geplaatst vanwege zijn lokale vereringstraditie. Als patroon van het dorp was hij er onlosmakelijk mee verbonden, zo werd geredeneerd. Daarbij speelde mee dat bij de put achter de Nederlands Hervormde Kerk 'een openbare verering volgens roomse trant onmogelijk is'. Gerrit van den Bosch, de propagandist van de Heilooër devoties en margarinefabrikant te Alkmaar, liet daarom in december 1911 in het park een eerste metalen beeld in een houten kapelletje plaatsen. Dit beeld staat nu in de grote bedevaartkerk. In 1935 maakte beeldhouwer Biesiot nog een zandstenen beeld voor de Genadekapel. Het was geschonken door de afdeling Velsen van de r.k. Volksbond.
- In de statuten van de nieuw opgerichte broederschap van O.L. Vrouw ter Nood uit 1910 refereren ook twee artikelen aan Willibrord. Artikel vijf vermeldt dat de tweede patroon van de broederschap Willibrord is 'wegens de verering, welke hem van ouds altijd te Heiloo gebracht is geworden, in vereniging met Onze Lieve Vrouw ter Nood'. Bovendien moesten de leden zich conform artikel 6 beijveren om Willibrord te vereren en diende het feest van 7 november bij hen in bijzondere ere te staan. Een volle aflaat was dan ook op díe dag te verdienen.
- Anno 1997 is Willibrord nog steeds verweven met de mariale verering(-en) te Heiloo en wordt hij ook wel aangeroepen. De heilige is echter geen op zichzelf staand bedevaartdoel meer. Sinds het midden van de 19e eeuw heeft de Willibrordput als zelfstandige bedevaartplaats opgehouden te bestaan. Hij is een cultuurhistorisch monument, en samen met het witte kerkje van belang voor de algemene locale identiteit. Een gedenksteen werd ingemetseld ('Deze volgens de overlevering door den christen prediker Willibrordus omstreeks het jaar 695 gegraven put is door de gemeente Heiloo hersteld in het jaar 1950'). Het jaartal 695 is abusievelijk vermeld.
- Vanwege de devotionele verbondenheid en de onderlinge nabijheid tussen de Runxput van O.L. Vrouw ter Nood en de Willibrordput is er door de eeuwen heen regelmatig verwarring opgetreden. In verschillende beschrijvingen of getuigenissen worden ze door elkaar gehaald.
- Momenteel vindt men in Heiloo verdere reminiscenties aan de heilige terug in bijvoorbeeld de benaming van straten, de woningbouwvereniging 'St. Willibrordus', het psychiatrisch centrum St. Willibrord en bij winkels en horecagelegenheden.
Materiële cultuur - 1 In de parochiekerk van Heiloo wordt een reliekhouder uit de 17e eeuw bewaard met een voorstelling van Willibrord; 2 ook een tweetal medaillonvormige schilderijen uit de 18e eeuw (⊘ ca. 30 cm) die beide Willibrord met de bron weergeven; 3 verder een voormalig altaarstuk uit 1631, met drie scènes uit het leven waaronder het bronwonder. Op het bovendeel van het stuk is Maria met kind afgebeeld, mogelijk een verwijzing naar de Mariaverering van Heiloo; 4 zilver- en goudkleurige bedevaartmedailles met afbeeldingen van Willibrord en O.L. Vrouw ter Nood uit de 18e eeuw in Museum Catharijneconvent, Utrecht; 5 in het processiepark van O.L. Vrouw ter Nood worden momenteel moderne ovale bedevaartmedailles (ca. 1 x 2 cm) verkocht, met opnieuw aan de ene kant Willibrord en aan de andere O.L. Vrouw ter Nood.

Devotioneel drukwerk
- 1 'Lof-Gezang van den Heiligen Willibrordus Patroon van Heiloo, bekeerder van Holland, Zeeland en Vrieslandt' [begin 18e eeuw], in: A. Oeverhaus, Onze Lieve Vrouw ter Nood. Voorheen en thans (Heemstede: de Toorts, 1947) p. 97-98; 2 Litanie van den H. Willebrordus. Apostel van Nederland, zonderlinge Bescherm-Heilig te Heiloo (z.p. [19e eeuw]); 3 in 1997 was er een kleurenprentbriefkaart te koop van het stenen beeld van Willibrord in het park.

Bronnen en literatuur

Archivalia: Alkmaar, regionaal archief: gemeentearchief van Heiloo; archief H. Moeder Gods/H. Willibrordusparochie; rectoraatsarchief O.L.Vrouw ter Nood. Den Haag, Algemeen Rijksarchief: archief ministerie van Justitie 1798-1810, inv.nrs. 263-264. Utrecht, Museum Catharijneconvent, oude bedevaartprentjes en liedbundels.
Tekstedities: J. de la Torre, 'Relatio seu descriptio', in: Archief voor de geschiedenis van het aartsbisdom Utrecht 11 (1883) p. 130; H. Bruch ed., Chronographia Johannis de Beke (Den Haag: Nijhoff, 1973) p. 19.
Literatuur: H.F. van Heussen, Oudheden en gestichten van Kennemerland etc., dl. 1 (Leiden: Christiaan Vermey, 1721); A.J. van der Aa, Aardrijkskundig woordenboek der Nederlanden, dl. 5 (Gorinchem: J. Noorduyn, 1844) p. 347; J.A. de Rijk, 'Heilige plaatsen in het bisdom van Haarlem', in: Bijdragen voor de geschiedenis van het bisdom van Haarlem 1 (1872/1873) p. 76-89; W.J. Hofdijk, 'De Willebrords-put te Heiloo', in: Eigen haard (1877) p. 358; 'Van Onze Lieve Vrouw ter Nood en St. Willebrordus', in: St. Bavo 12 (1909) p. 107, over de 17e/18e-eeuwse bedevaartmedaille; G.Th.M. van den Bosch, 'Sint Willibrordusput te Heiloo', in: St. Bavo 21 (1918) p. 237; L.S., 'Heiligdommen van St. Willibrord', in: St. Bavo 19 (1916) p. 715; W. Lampen, Willibrord en Bonifatius (Amsterdam: Van Kampen & Zn., 1939) p. 30, 80; Jacq. R.W. Sinninghe, 'Noord-Hollandse heilige putten', in: De speelwagen 6 (1951) 245-247; E.H.P. Cordfunke, 'De geschiedenis van het Witte Kerkje te Heiloo', in: Alkmaars jaarboekje 2 (1966) p. 51-61; H. Halbertsma, 'Een onderzoek met de spade in het Witte Kerkje te Heiloo', in: Alkmaars jaarboekje 2 (1966) p. 62-67; H. Halbertsma, 'De Willibrordsput te Heiloo, opgravingen en historische achtergronden', in: Alkmaars Jaarboekje 3 (1967) p. 41-63; Georges Kiesel, Der heilige Willibrord im Zeugnis der bildenden Kunst (Luxemburg: Min. des Arts et des Sciences, 1969) p. 337, 348, 421, 450 en de afb. 41, 158, 213; J. Bertrand, 'Gerrit van den Bosch en de Willibrordusput', in: Heyloor Cronyck 3 (1978) p. 8-12; E.H.P. Cordfunke, 'Over de oudste kerk van Heiloo en de verspreiding van het christelijk geloof langs de kuststreken', in: Alkmaarse historische reeks, dl. 3 (Alkmaar 1979); A.H. van Berkum, 'Willibrord en Heiloo', in: C. Streefkerk e.a. ed., Heiloo voor en na Willibrord. Opstellen over de geschiedenis van Heiloo (Heiloo: gemeentebestuur, 1995) p. 29-38; J.K. Haalebos, 'Een kerk en een put', in: ibidem, p. 39-52; Brigitte Meijns, 'Hoe een heilige verdienstelijk werd. Het beeld van Sint-Donatianus van Brugge in de elfde-eeuwse mirakelverhalen', in: Raoul Bauer e.a. ed., In de voetsporen van Jacob van Maerlant (Leuven: Universitaire Pers, 2002) p. 118-123.
Overige bronnen: KDC BiN-dossier Heiloo-Willibrord; Meertens Instituut volkskundige vragenlijst 23 (1959); een tekening van de put in 1835 door M.J. Stucki in het gemeentearchief van Alkmaar; een opgave van afbeeldingen van Willibrord al dan niet in relatie tot Heiloo is te vinden in: [Willibrord Lampen], Catalogus van de St. Willibrord-Tentoonstelling, 739 Willibrord-Herdenking 1939 (Utrecht: Nationaal Comité Willibrord-Herdenking, 1939); Hilversum, NOB-beeldbandarchief: aflevering Heiloo van 'Langs Heilige Huisjes', NCRV-TV 31-8 en 3-9-1997; Collectie 'Willibrord' van A.J. Bomans, opgenomen in BiN-dossier (acquisitie 2012).

 

  naar het KDC, voor aanvullingen en commentaar.
 
<<< /a>