Kropswolde, O.L. Vrouw |
||
Cultusobject: | O.L. Vrouw | Open Street Maps |
---|---|---|
Datum: | Gehele jaar | |
Periode: | Begin 15e eeuw - eerste helft 17e eeuw | |
Religieuze context: | Christelijk | |
Locatie: | Mariakapel | |
Adres: | - | |
Gemeente: | Hoogezand-Sappemeer | |
Provincie: | Groningen | |
Bisdom: | Groningen | |
Samenvatting: | Mariaverering, vermoedelijk ontstaan in 1409 en gesanctioneerd door een bisschoppelijke aflaatbrief. De op een uithof van de abdij Essen gelegen kapel, waarin Maria wonderen zou hebben verricht, bleef ook na de reformatie, definitief doorgevoerd in 1594, tot ver in de eerste helft van de 17e eeuw aantrekkingskracht uitoefenen op katholieken uit de omgeving. | |
Auteur: | Folkert Bakker & Remi van Schaïk | |
Illustraties: | ||
Topografie |
- De Mariaverering was gelokaliseerd in een Mariakapel te Kropswolde. De kapel was gevestigd op uithof ('grangia') van het cisterciënzerinnenklooster Essen ten zuiden van de stad Groningen. Ze was waarschijnlijk bedoeld voor turfgravers op de Essense uithof en lag - naar wordt aangenomen - ten noorden van de parochiekerk van Kropswolde (ten zuiden van Foxhol aan de huidige Woldweg naar het Drentse Zuidlaren). Dijkstra localiseert onder verwijzing naar een moeilijk interpreteerbare kaart van Christiaan sGrooten (circa 1573) de kapel onder voorbehoud ten noorden van de kerk van Kropswolde. Dit zou een ligging ter hoogte van het Gorechtpark in de wijk Woldwijck (Hoogezand) veronderstellen. |
|
Cultusobject |
- Mogelijk heeft in de kapel een wonderdadig Mariabeeld gestaan, maar geen enkele bron gewaagt van een dergelijk beeld. De bronnen spreken uitsluitend over de kapel. |
|
Verering |
- De kapel is gedocumenteerd sinds 1409, maar is vermoedelijk al van vroeger datum. In dat jaar werd door de uit Groningen afkomstige Wicboldus als bisschop van de Faerøer eilanden een aflaat van 40 dagen verleend aan degenen die in deze kapel 'ordinis sancti Bernardi' hun devotie zouden hebben verricht op Kerstmis, Besnijdenis des Heren, Epifanie, Pasen, Pinksteren, Hemelvaart, alle Mariafeestdagen en beide dagen van het H. Kruis, op St. Jan de Doper, Allerheiligen, Elfduizend Martelaren, St. Bernardus abt en de octaven van genoemde feestdagen. Deze devotie, over wier precieze aard en omvang niets naders bekend is, zou blijkens de aflaatbrief zijn ontstaan vanwege 'multiplicia benificia et glorissima miracula quibus ipse clementissima Dei genitrix ipsum locum continue dignatur' ('De veelvuldige weldaden en de schitterendste wonderen waarmee niemand minder dan de allergenadigste Moeder Gods deze plaats voortdurend verwaardigt') en werd door de pastoor van de parochiekerk van Kropswolde als een bedreiging voor zijn inkomsten gezien. Op diens klachten troffen abt Boyngus van het cisterciënzerklooster Menterna bij Termunten en Bertoldus Bueninc, priester in de St. Maartenskerk te Groningen, in 1415 een financiële regeling tussen beide partijen, die erin bestond dat door de abdis van Essen aan de parochiekerk ter compensatie uit de inkomsten van de Mariakapel jaarlijks acht Groninger guldens zouden worden uitbetaald. In 1437 gaf een volgende pastoor te kennen genoegen te nemen met de afgesproken acht gulden. - In Kropswolde had in 1566 een beeldenstorm plaats. Voordien zou volgens de reformatorisch-gezinde kroniekschrijver Abel Eppens visitatie van de kapel achterwege zijn gebleven en zou de locale geestelijke, 'nochtans monnich', mensen ontraden hebben daar nog langer heen te gaan. In 1624 klaagde dominee Martinus Meijerus van Westerbroek over het feit dat een stuk muur van de oude kapel, restant van het voormalige klooster (lees: kloosteruithof), 'groote afgoderije ende superstitie' werd bedreven en drong aan op afbraak. Hoewel Gedeputeerde Staten op 11 mei 1625 op verzoek van de synode het besluit namen het stuk muur van de kapel te Kropswolde te laten verwijderen, was hieraan in 1626 nog niets verholpen en duurden de 'superstitiën' voort; door de synode werd verzocht dat de ambtman erop zou toezien dat aan deze situatie een einde werd gemaakt. Een jaar later lijkt hierin nog niets veranderd te zijn: er is op dat moment nog steeds sprake van ontoelaatbare activiteiten bij het sacramentshuis met doopsteen (doopvont). Onduidelijk is evenwel of dit sacramentshuisje bij de parochiekerk behoorde of deel uitmaakte van de voormalige kapel. Ook in de acta van de classis Groningen van 24 augustus 1629 (art. 1) wordt opnieuw aangedrongen op verwijdering van het sacramentshuisje, zoals door de kerkvoogden bij de jongste visitatie van de classis was beloofd. In de synodale akten van de daarop volgende jaren keert dit punt niet meer terug. Overigens werd in 1626 (28 april, art. 2) in de classis Groningen opgemerkt dat er onder andere te Kropswolde nog altijd papistische kerkvoogden en schouten in functie waren en moest in 1627 (23 augustus, art. 6) er bij de ambtman op aangedrongen worden de plakkaten tegen papistische schatbeurders, schouten, kerkvoogden en wedmannen in het Gorecht ten uitvoer te leggen. Nog in 1641 beklaagde dominee Henricus Bottichius van Kropswolde (1626-1664) zich bij de classis Groningen erover dat op St. Jansdag (24 juni) 'die Vrouwe van Cropswolde' werd bezocht. Zeer waarschijnlijk wordt in 1624-1627 en 1641 bedoeld dat de onderhavige Mariakapel nog steeds voor de uitoefening van de katholieke eredienst dan wel voor gebed werd bezocht. Of de kapel dan nog aantrekkingskracht als bedevaartplaats uitoefent, valt niet zonder meer vast te stellen, maar de vermelding van 'die Vrouwe' is wel een sterke aanwijzing, dat speciaal O.L. Vrouw doel van de bezoeken was. - In het uit 1828 daterende rapport van schoolmeester Jan Hindriks Belgraver van Foxhol wordt nog gerefereerd aan de O.L. Vrouw van Kropswolde als oude roomse bijgelovigheid: 'In den tijd der bijgelovigheden werd Fokshol dikwijls bezocht, door menschen uit alle oorden herwaarts, welke door bijgeloof herwaarts gedreven werden, om wonderen te zien van de heilige maagd Maria, welke, zoo men meende, te Wolfsberge, waar nog een oud kerkhof is, begraven was'. Bevreemdend is het dat volgens de schoolmeester het kerkhof van het zuidelijker gelegen Wolfsbarge steen des aanstoots is, terwijl men de plek van de Essense Mariakapel moet situeren ten noorden van de kerk van Kropswolde. In Wolfsbarge lag een uithof van de cisterciënzerabdij Aduard; ongetwijfeld zal ook daar een kapel hebben gestaan, maar deze stond niet bekend als bedevaartplaats. Schoolmeester Belgraver zal derhalve niet juist geïnformeerd zijn geweest omtrent de localisering van het 'bijgeloof' in tijden die hij voorbij achtte. |
|
Bronnen en literatuur |
Archivalia: Groningen, Rijksarchief in Groningen: kloosterarchieven inv.nr. 97 (r. 83), 180 (r. 97 en 140) en 181 (r. 173); archief Provinciale Synode, inv.nr. 2, Acta 1623-1656: 1624 sessio 2 art. 4; ib., 1626 sessio 5 art. 4; ib. 1627 sessio 5 art. 3; archief classis Groningen (N.H.) doos 1, dl. 1: acta 1597-1654, p. 48 (1626), 53 (1627), 61 (1629), 135 (1641); archief Staten Stad en Lande inv.nr. 120, p. 18. Tekstedities: Editie van de aflaatbrief d.d. 2-7-1409 bij C.E. Dijkstra, 'Het nonnenklooster Essen', in: Groningse volksalmanak (1976-1977), p. 24-25, met afb.; J.A. Feith en H. Brugmans ed., De kroniek van Abel Eppens tho Equart, dl. 1 (Amsterdam 1911) p. 169, 179. Literatuur: Tegenwoordige Staat der Vereenigde Nederlanden, dl. 1 (Amsterdam, 1721) p. 192; A.J. van der Aa, Aardrijkskundig woordenboek van Nederland, dl. 6 (Gorinchem, 1845) p. 661; J.A.F. Kronenburg, Maria's heerlijkheid in Nederland, dl. 6 (Amsterdam: Bekker, 1909) p. 318-319; G.A. Wumkes, De Gereformeerde kerk in de Ommelanden tusschen Eems en Lauwers (1595-1796) (Groningen 1904; herdr. Groningen: Bouma's Boekhuis, 1975) p. 9; C.E. Dijkstra, 'Het nonnenklooster Essen', in: Groningse volksalmanak (1976-1977) p. 7-27, aldaar 17-19; J. Bottema, 'Paepsche stouticheden in den Dam', in: Groningse volksalmanak (1987) p. 29-55, aldaar 31; C. Tromp ed., Groninger kloosters (Assen-Maastricht: Van Gorcum, 1989) p. 43; J. van der Kooi, 'Schoolmeesters en volkscultuur II: bijgelovigheden en overleveringen, enzovoort', in: P.Th.F.M. Boekholt en J. van der Kooi ed., Spiegel van Groningen. Over de schoolmeestersrapporten van 1828 (Assen: Van Gorcum, 1996) p. 139. Overige bronnen: KDC BiN-dossier Kropswolde. |
|
naar het KDC, voor aanvullingen en
commentaar. |