Laren, H. Jan (Johannes) de Doper

Cultusobject: H. Jan (Johannes) de Doper Open Street Maps
Datum: 24 juni (zondag naastbij)
Periode: 15e eeuw (?) - heden
Religieuze context: Christelijk
Locatie: Basiliek van St. Jan de Doper; St. Janskerkhof
Adres: St. Jansbasiliek Brink 33, 1251 KT Laren; St. Janskerkhof, hoek Hilversumse weg / Langakker, Laren
Gemeente: Laren
Provincie: Noord-Holland
Bisdom: Haarlem
Samenvatting:

De verering van St. Jan in Laren is ontstaan in de late middeleeuwen. Gedurende de 17e en 18e eeuw is deze regionale cultus op een beperkt niveau blijven bestaan. Sinds het laatste kwart van de 19e eeuw werd de focus voornamelijk op de in het begin van die eeuw ontstane processie gericht en raakte de St. Jansbedevaart daaraan ondergeschikt. Na circa 1965 is de processie, onder invloed van een krachtenveld waarin media, folklorisering en nostalgie een rol spelen, weer herleefd, voor een groot deel als toeristische attractie: een relict van het rijke roomse leven in het 'protestantse' Nederland boven de grote rivieren. De processie is daarmee ook een belangrijk element geworden voor de identiteit en het zelfbewustzijn van de Laarder gemeenschap. Het gebeuren wordt nog maar beperkt ervaren als bedevaart.

Auteur: Peter Jan Margry
Illustraties:
Topografie - Oorspronkelijk was de verering geconcentreerd in en rond de oude Sint Vitusparochiekerk en het kerkhof op een heuvel (de St. Jansberg) op ongeveer anderhalve kilometer buiten het dorp Laren, aan de weg naar Hilversum. Tot aan de afbraak van de kerk (ca. 1600) bleven de katholieken daar kerken. Het kerkhof bleef daarna bestaan als heilige plaats en werd de kerk een tijdlang, vanwege de associatie met de Jansverering, als een St. Janskerk beschouwd. In de 17e eeuw werd een 'kerkruimte' voor de katholieke gemeenschap ondergebracht in woningen in het dorp; in 1760 werd een speciale schuurkerk aan het Zeveneinde (nu: bij Smeekweg nr. 6) gebouwd.
- De schuilkerk werd weer afgebroken toen op 14 oktober 1845 de nieuwe waterstaatskerk gewijd aan St. Jan aan de Brink in gebruik werd genomen (uitgebreid met o.a. een presbyterium door A. Tepe in 1882). De waterstaatskerk werd in 1924 vervangen door een nieuwe, bakstenen St. Janskerk naar ontwerp van de Utrechtse architect Wolter te Riele in een eclectische stijl en van binnen gedecoreerd door het atelier Brom te Utrecht. Ze werd ingewijd op 28 oktober 1925 en in 1937 (t.g.v. 50 jaar processie) tot basilica minor verheven. Vanwege de omvang van de processie was aan de voorzijde van de kerk een speciale loggia met houten altaar gebouwd om zegen en afsluiting van de processie te kunnen geven.
- Op het kerkhof werd in 1886 een tijdelijk rustaltaar gemaakt; 1892 werd het kerkhof door grondruil aanmerkelijk vergroot en werd er een neogotische kapel met altaar gebouwd. Een steen van, naar men zegt, de middeleeuwse kerk werd toen in de muur ingemetseld. De bedevaartmis op het kerkhof wordt tegenwoordig onder een aparte houten luifel gehouden. In 1991/1992 werden de kapel en het daarbij geplaatste St. Jansbeeld ingerijpend gerenoveerd.
- De op 10 maart 1855 opgerichte St. Jansparochie werd in 1978 met de Larense Goede Herder parochie samengevoegd.
Cultusobject - Zie voor deze heilige ⟶ Groningen, H. Jan de Doper.
- Het oorspronkelijke middeleeuwse cultusobject, een beeld van St. Jan, is waarschijnlijk in de tijd van de hervorming verloren gegaan (het 16e-eeuwse, verzaagde heiligenbeeld dat in 1954 uit de Hervormde kerk tevoorschijn kwam en waarin sommigen het oude St. Jansbeeld willen herkennen, is gezien de vormkenmerken hoogstwaarschijnlijk niet het oude cultusbeeld).
- Momenteel fungeert een modern brons-koperen (en met gestrekte arm wijzend) St. Jansbeeld van vijf meter hoog, vervaardigd in het atelier Brom in 1933, als cultusbeeld. Stond het beeld oorspronkelijk tegen de muur rechts van de ingang, momenteel is het in het middenpad bij de ingang geplaatst. Dit cultusbeeld verving het eikenhouten beeld (ca. 1,55 m) van W. Mengelberg dat in 1897 in de kerk werd geplaatst.
- Het beeld van Mengelberg verving een ongeveer even grote houten, witgeschilderde vroeg 19e-eeuwse Jansbeeld met kruisstaf in de hand en het lam gods achter zich dat in datzelfde jaar verplaatst werd vanuit de kerk naar het St. Janskerkhof en daar werd neergezet onder een zinken kap bij een oude olm. Daarmee kreeg het een functie als tweede cultusbeeld. Het beeld van St. Jan dat in de voorgevel van de waterstaatskerk stond was een ongeveer tweemaal zo grote replica van dit beeld. Na de afbraak van de waterstaatskerk in 1924 werd het kleinere, inmiddels verrotte beeld op het kerkhof vervangen door dit grotere beeld uit de gevel. Na rooiing van de olm in 1938 werd deze St. Jan tegen de muur van de kapel geplaatst; het beeld werd in 1992 gerestaureerd (nu ook: bruin i.p.v. wit geschilderd).
- De kerk van Te Riele heeft bovenop de voorgevel nog een natuurstenen beeld van St. Jan, dat in 1994 werd vernieuwd. In het priesterkoor staat verder nog een wit natuurstenen Johannesbeeld dat niet speciaal wordt vereerd. Boven het hoofdaltaar in het presbyterium bevinden zich vijf gebrandschilderde ramen met scènes uit het leven van Johannes de Doper, waarvan de doop van Christus door St. Jan (uit 1882) en de prediking en onthoofding van St. Jan (uit 1886) zijn gemaakt door Genet uit Utrecht.
- De oudst bekende reliek van St. Jan in Laren is pas op 4 juni 1832 ter openbare verering gegeven en geauthenticeerd door aartspriester Van Nooij van Utrecht.
Verering Legenden
- De oorspronkelijke, 14e/15e-eeuwse (?) legende handelt over de moord op drie gezusters uit Laren bij wie door rovers de borsten werden afgesneden. Naar aanleiding daarvan wilde men in het dorp een gedachteniskapel oprichten. De fundamenten werden echter minstens driemaal 's nachts verplaatst naar de heuvel buiten Laren: een goddelijk teken dat daar de Janskapel of -kerk moest worden gebouwd. Deze legende komt voor in een 16e-eeuws gedicht van Hortensius over Laren en de Jansverering.
- Twee andere aan Laren verbonden legenden zijn waarschijnlijk 19e-eeuwse composities: volgens een van deze legenden zou een pelgrim in de 9e eeuw met relieken van St. Jan uit het Heilig Land zijn teruggekeerd. Hij werd door rovers overvallen en vermoord. De relieken en het lijk lieten zij achter en deze werden door een Gooise schaapherder gevonden. De relieken bleken vast in de grond zitten en gingen pas na een ter plaatse opgedragen mis los. Vervolgens werden ze naar de kerk in Laren gebracht, alwaar op het nieuwe kerkhof de pelgrim werd begraven. Volgens de andere legende zou de bisschop van Utrecht (Willibrord), in het bezit zijnde van beenderen van St. Jan, te zamen met zijn ridders in het Gooi heidense heilige eiken hebben omgehakt. Vervolgens zou hij er het christendom hebben gevestigd. Met het hout van de bomen zou de eerste St. Janskapel zijn opgebouwd. De St. Jansprocessie zou ter herdenking daarvan zijn ingesteld.

Geschiedenis
- De (patrocinium-)cultus van St. Jan is in deze regio waarschijnlijk mede verbreid door het Utrechtse kapittel van St. Jan dat er verschillende goederen bezat. Origine van de devotionele verering is, afgezien van de oorsprongslegende, niet bekend. Er is lokaal geen specifieke aanroeping bekend van St. Jan of bepaalde bedevaartmotieven. Vanuit de 17e en 18e eeuw zijn er individuele stille omgangen in relatie tot de Jansverering bekend. Hierbij was nauwelijks sprake van confrontaties met de overheid of protestanten. Bedevaartgangers zijn pas voor het eerst in de 17e/18e eeuw kenbaar: ze komen uit het katholieke Gooiland (Laren, Blaricum, Hilversum, de Eemnessen, Baarn, Soest). In het laatste kwart van de 18e eeuw werd de bedevaart sterk beïnvloed en gestimuleerd door de Amsterdamse St. Jansbroederschap. In de 20e eeuw krijgt Laren nationale bekendheid en trekt het individuele bedevaartgangers uit het gehele land aan; de grootste aantallen komen evenwel uit Laren zelf en uit Blaricum, veelal verenigd in de Larense St. Jansbroederschap.
- De centrale feestdag is 24 juni. De week voor de 24e begon de aflaatperiode voor drie weken; de belangrijkste dagen waren evenwel 23 en 24 juni. In 1886 werd een bijzondere viering gehouden doordat St. Jan en Sacramentsdag beide op 24 juni vielen: de processies worden sindsdien met het allerheiligste uitgevoerd. Omstreeks 1858 was er, vanwege problemen met de Larense broederschap, een verplaatsing van de bedevaartdag van de Amsterdamse broederschap naar 28 en 29 augustus. De bedevaarten vanuit de hoofdstad eindigden rond 1886. In 1900 werd het '12e-eeuwfeest' van St. Jan gevierd met de aartsbisschop van Utrecht: '25.000' aanwezigen waaronder corporaties uit Utrecht, Amersfoort en Amsterdam; alle buurgemeenten waren leeggelopen.
- Tijdens de Eerste Wereldoorlog deden geïnterneerde Belgen met hun muziekkorps aan de viering mee. Dit bracht Laarders op het idee om ook de eigen fanfare te laten participeren. Vanaf 1936 namen ook vertegenwoordigers van r.k. universitaire studenten aan de processie deel. In 1938 werden, twee dagen voor de processie, kapel en altaar ontwijd; NSB'ers verspreidden antireligieuze pamfletten. In 1940 werd nog een plan tot vergroting van de verering en deelname opgesteld.
- Een hoogtepunt in de processie waren de jaren vijftig en begin jaren zestig. Vooral bij de viering op zondag was er toen een grote toeloop van katholieken van buiten Laren die dan immers ook vrij hadden: in 1956 '60.000' en in 1962 '100.000' deelnemers en belangstellenden. Daarna zette een snelle afname van het aantal belangstellenden in. In 1965 werd voor het eerst over de vorm van de processie gediscussieerd: er werd gepleit voor versobering rond het Allerheiligste; geen vaandels en geen aparte plaats voor hooggeplaatsten; het moest meer een gezinsaangelegenheid worden. Ook moesten de poorten weg of simpeler, men wilde terug naar de bedetocht. In 1967 wenste de progressieve geestelijkheid van Laren meer het beklemtonen van de religieuze aspecten. In feite werd de oude redenering omgekeerd: 1886 (de introductie van de sacramentsprocessie) werd als een breuk ervaren en de sobere bidtocht werd voortaan als de Laarder traditie gezien. In 1970 werd de St. Jansviering voor de eerste maal verschoven van 24 juni naar de dichtstbijzijnde zondag. Omdat het feest van St. Jan geen vrije dag meer was, hoopte men zo weer meer mensen te trekken. Op zaterdagavond wordt sinds het genoemde jaar het St. Jansfeest om 17.00 uur aangekondigd met een openingslof en klokgelui. Op zondag vertrekt na de hoogmis van 9.00 uur de processie om 11.00 uur, om tegen 12.00 op het kerkhof aan te komen, waarna opnieuw een eucharistieviering wordt gehouden met predicatie. Om 13.00 uur vertrekt men weer van het kerkhof om rond 14.30 uur met een Te Deum, zegen en St. Janslied in de kerk te eindigen. Niettemin is door de beperkte belangstelling in die jaren de processie bijna opgeheven geweest. In de jaren tachtig was er, mede onder invloed van nostalgie en historisering, weer sprake van een herleving. In juni 1986 werd een historische expositie over honderd jaar sacramentsprocessie in het Singer Museum gehouden.
- In de middeleeuwen zijn misschien votiefoffers in de vorm van graangewassen gegeven, van later tijd zijn geen votiefgeschenken of intentieboeken bekend. In de 18e eeuw werd een enkele keer algemeen over mirakelen gesproken; genezingen zijn niet bekend. In de 19e en 20e eeuw zijn wel regelmatig geldoffers gedaan voor de aanschaf van kostbaarheden t.b.v. van de St. Janscultus en -processie.
- Afgezien van speciale mis- en zangboekjes werden/worden devotionalia niet verkocht. De mis op het kerkhof vervult voor Laren nog een aparte rol vanwege de relatie met deze begraafplaats waar al eeuwenlang de Laarder katholieken worden begraven. Hier 'ontmoeten' de dode en levende gemeenschap elkaar. De graven krijgen speciale verzorging in die dagen. De reünie van familieleden en de band met de doden worden zo onder de aandacht gebracht.

Aflaten
- Aflaten konden al in de 18e eeuw worden verdiend; overigens zijn met betrekking tot deze praktijk geen archiefstukken bewaard gebleven. Pius VII heeft twee breven (d.d. 1 oktober 1805) gegeven aan de Annakerk te Amsterdam en de parochiekerk van Laren met de faculteit van een (nieuwe) volle aflaat gedurende het octaaf van St. Jans onthoofding (29 augustus), de eerste zondag van de vasten en St. Jan-geboorte. Op 17 januari 1808 werd deze faculteit uitgebreid tot de gehele octaven van de laatste twee data.

Broederschappen
- De kerkelijk niet goedgekeurde Amsterdamse bedevaartbroederschap dateert uit de tweede helft van de 18e eeuw.
- In 1805 stond Pius VII toe dat door de vice-superior een kerkelijke dubbelbroederschap van St. Jan in Amsterdam en Laren werd opgericht (op 30/4/1806). De beide besturen werden gevormd door de pastoors met aanvankelijk respectievelijk vier en twee broedermeesters. Later telde de Larense parochie twaalf broedermeesters (in de 19e eeuw vanwege hun zilveren St. Janspenningen ook wel penningmeesters genoemd; in 1872 werden deze penningen vervangen door houten St. Jansstokken, voorzien van zilveren schildjes). Zij werden gekozen via familiaire coöptatie; momenteel worden ze door de pastoor aangewezen.
- De ledenaantallen bedroegen in de beginjaren van de Amsterdamse broederschap in 1806: 331 en in 1807: 255. Voor de Larense broederschap werden in 1806: 218 leden geteld, in 1816: 353, in 1827: 460 en in 1828: 654.
- De broederschap werd rond 1965 vooral door progressieve kapelaans van de parochie gemarginaliseerd. Vandaar dat enkelen uit de broederschap een onafhankelijke 'Stichting Comité van St. Jan' oprichtten. Zij wilden een garantie voor het voortbestaan van de processie en ageerden met succes tegen te sterke moderniseringen. In 1993 verkreeg hun stichting van de pastoor toestemming zich ook 'broederschap' (met 'broedermeesters') te mogen noemen. Er is nu een wisselend aantal broedermeesters van ca. 20-25. Zij zijn tijdens de processie uitgerust met een sjerp en stok. Afgevaardigden van de buurtcomités zijn in de broederschap eveneens vertegenwoordigd. De oudere, kerkelijke broederschap telde in 1994 nog maar één broedermeester.
- De nieuwe broederschap, hierbij met name voor de bouw van de erebogen door de buurtcomités ondersteund, zorgt voor de organisatie van en ordehandhaving tijdens de processie, versiering van de basiliek, kerkplein en route, de accommodaties en de geluidsinstallatie. De pastoor verzorgt de inhoudelijke invulling van de viering.

Processies
- Een middeleeuwse processie is niet bekend. In het laatste kwart van 18e eeuw werd een processie in de schuilkerk geïntroduceerd. Een gezamenlijk tocht over de openbare weg is pas in het eerste kwart van de 19e eeuw (ná 1802) ontstaan uit de 17e- en 18e-eeuwse stille omgangen. Het was aanvankelijk een groepsgewijze bidtocht onder leiding van de pastoor met alleen een kruis en vaandel. Sinds ca. 1858 werd de bidtocht van meer attributen voorzien en langzaam uitgebouwd. In 1886 (in liturgisch opzicht een bijzonder jaar, zie boven onder Geschiedenis) werd ze door de lobby van pastoor Hartman en de r.k. burgemeester Velthuijsen tot een echte sacramentsprocessie gemaakt (bisschoppelijke vergunning in 1891 verlengd en in 1896 voor eeuwig gegeven). De Larense r.k. burgemeesters, zoals Jan van den Brink, hebben een belangrijke functie voor de processie gehad. Latere burgemeesters werden bekritiseerd omdat ze als broedermeester vooraan in de processie liepen, met de ambtsketen om. Van 1942-1944 werd de processie verboden door de Duitse bezetter; toen werd de processie weer in de kerk gehouden.
- In 1965 vond een aantal Laarders de processie een anachronisme geworden. Men stond voor de keuze: moderniseren of laten afsterven. Men besloot tot een versoberde, niet-triomfale vormgeving: het moest weer een bidtocht worden zonder de bestaande scheiding in geslacht, leeftijd of stand en zonder geuniformeerde sporters en muzikanten. Binnen enkele jaren werd ze onder invloed van nostalgie, folklorisering en versterking van de eigen identiteit weer allengs naar de oude vormgeving terug veranderd.
- De 20e eeuw zette in met een snelle groei van het aantal deelnemers; in 1906: '6000' deelnemers. Door toename in publiciteit en uitbouw van de processie stroomden steeds meer toeschouwers toe. Gemiddeld '10.000' aanwezigen met uitschieters in 1910 en 1928, toen de bisschop van Utrecht erbij aanwezig was: '25.000'. In 1945 namen ook nog eens 400 Canadezen aan de processie deel. In de jaren vijftig waren er volgens de kranten tienduizenden deelnemers en belangstellenden. In 1991 waren er 2500 deelnemers.
- De processiesamenstelling was in 1886 als volgt: kruisdrager, twee misdienaars, twee grote en twee kleine vanen, vier zangers, vier bruidjes, het Allerheiligste, gedragen door aartsbisschop Snickers, vier lichtdragers met baldakijn, vier 'wierokers' en de gelovigen. Sindsdien heeft een enorme uitbreiding van de processie in groepen en attributen plaatsgevonden (30 groepen in 1937, 35 in 1939, 45 in 1947 en 60 in 1964). Opmerkelijk is dat in de processie geen beeld van St. Jan wordt meegedragen; dit gegeven laat zich verklaren uit feit dat de processie gaat van het ene Jansbeeld naar het andere.
- De processie volgt de volgende route: Brink, Zevenenderdrift, Vredelaan, Langakker, kerkhof, Hilversumseweg (tot 1980 ook door de fietstunnel), St. Janstraat, Brink. De processieroute wordt versierd met blauw-wit en rood-blauwe banieren. Halverwege, bij Zevenend, worden sinds de jaren tachtig ook twee beelden, St. Jozef en de Goede Herder, langs de route geplaatst.
- In 2020, ten tijde van de corona-pandemie, kon de processie geen doorgang vinden. De viering van de mis kon via een livestream thuis worden gevolgd, terwijl een klein groepje inwoners informeel een alternatieve voettocht hield naar het kerkhof, net zoals in de 18e eeuw individueel lopend over de eng.
Materiële cultuur - Erebogen: sinds 1886 maken lokale architecten ontwerpen voor de erebogen. In 1947 waren er al zeven erebogen of -poorten door de buurten gebouwd en verzorgd, met veel sparrengroen. Dit leidde tot het gebruik van 'bogen kijken' de avond tevoren of de dag erna. Voor het jubileum in 1986 werden twee extra nieuwe bogen gemaakt.
- Overige versieringen: Op verzoek van de pastoor worden sinds 1896 versieringen aan de huizen en in de tuinen aangebracht: altaartjes, bloemen, lichtjes en Johannesbeelden ('St. Jannekes': kleine beeldjes; geen kopieën cultusbeeld).
- Toegepaste kunsten: o.a. 1 een neogotische zilveren processiemonstrans door Jan Brom uit 1901; 2 een gouden zonnemonstrans (1938) ter gelegenheid van het 50-jarig processiejubileum.

Devotioneel drukwerk
Gebedenboekjes e.d.: 1 Oefeningen voor de leeden van het broederschap van den H. Joannes den Dooper tot Laaren (Utrecht: G. Banning, 1809; 24 p.) [de uitgave van 1818 is nergens aangetroffen]; in 1835 verschenen twee Amsterdamse uitgaven: 2 Godvruchtige oefeningen voor de leden van het Broederschap van den heiligen Joannes den Dooper (Amsterdam: C.C.L. van Staden, 1835; 96 p.) en 3 Nieuwe gezangen, bij de godvruchtige oefeningen, van het Broederschap van den heiligen Joannes den Dooper voor de leden die de uitgave van 1818 hebben (Amsterdam: C.C.L. van Staden, 1835; 16 p.); daarna verscheen het 'zwarte boekje' in een oplage van 3000 ex.:4 Godvruchtige Oefeningen ter eere van den H. Joannes den Doper, voorafgegaan door een woord over de St. Jans-processie te Laren (N.H.) (Eindhoven: M.F. van Piere & Co., 1903; 156 p.); dit boek werd pas een halve eeuw later vervangen door: 5 Sint Jansprocessie Laren N.H. (Laren: F.W. de Koning, 1950; 80 p.); sinds de jaren zeventig worden er jaarlijks nieuwe mis- en processieboekjes met gebeden en gezangen gedrukt; in 1986: 6 St. Jan 1986 - 100 jaar sacramentsprocessie (Laren: dr. Van Wijland, 1986; 63 p., kleurenvoorplaat met St. Jan, 17,5 x 12 cm)
Devotieprentjes e.d.: 1 [Amsterdam] (Amsterdam: druk F.H.J. Bekker, ca. 1860); 2 lidmaatschapprentje van de broederschap [Laren] met gebed St. Jan (impr. Roermond 11/2/1892); 3 lidmaatschapsprentje met chromolithografie van St. Jan (Brugge: Desclée de Brouwer; impr. 11/2/1892); 4 Litanie van den H. Joannes den Dooper (Amsterdam: druk. P. Lehr; impr. Haarlem, 15 /6/1882); 5 Feestlied ter eere van den H. Joannes (Laren: druk. J. Jonk, [ca. 1925?]; 6 p., 13 x 9 cm); 6 vouwblad Legenden van het Sint Jans-kerkhof Laren N.H. (Laren: druk. Van Wijland, 1986; 4 p., kleurenvoorplaat met St. Jan, 21 x 14,5 cm).

Bronnen en literatuur

Archivalia: Hilversum, streekarchief voor het Gooi en de Vechtstreek: gemeentearchief 1699-1924. Utrecht, Rijksarchief in Utrecht: archieven van de aartspriesters van de Hollandse Zending 1727-1853, inv. nrs. 1288, 1157; archief aartsbisdom Utrecht. Haarlem, Rijksarchief in Noord-Holland: archief bisdom Haarlem, parochiedossier Laren inv.nr. 414. Laren, parochie St. Jan te Laren: parochiearchief, archief broederschap van St. Jan. Amsterdam, gemeentearchief: archief van de statie en parochie De Pool/H. Anna, inv. nrs. 95-101 (= archief St. Jansbroederschap). 
Tekstedities: De oudste vermelding van de Jansverering te Laren in: [Lambertus Hortensius], 'Chorographia Goiolandiae', uitgegeven in: Werken uitgegeven door het Historisch Genootschap gevestigd te Utrecht. Nieuwe reeks 5 (Utrecht: Kemink en Zn., 1866) p. 188-200 (met vertaling op p. 325-328; de relevante passages zijn ook bij De Vrankrijker op p. 104-107, zie hieronder, opgenomen).
Literatuur: H.F. van Heussen, Historia Episcopatuum Foederati Belgii etc., dl. 1 (Antwerpen 1733) p. 206; J.A. de Rijk, Wandelingen door Gooi- en Eemland en Omstreken (Hilversum: gebrs. Klene, 1905 / Arnhem: Gijsbers & Van Loon, 1967; herdruk van krantenartikelen sinds 1885) p. 54-54; L.C.F. Bigot, 'Het Sint-Janskerkhof te Laren', in: Eigen Haard (1898) p. 461-463; Jan Kalf, De katholieke kerken in Nederland (Amsterdam: Van Holkema & Warendorf, 1906) p. 52-53; G.I.J. Nieuwenhuis, Bijdrage tot de geschiedenis van het Gooiland en vooral van Laren in en na de reformatie, dl. 2 (Amsterdam: Kasteel van Aemstel, 1912); F.W. Drijver, 'De St. Jansprocessie te Laren', in: Buiten 10 (1916) p. 323-324; Tony, 'Het Sint Janskerkhof te Laren', in: Katholieke Illustratie 58 (1923-1924) p. 469, 472; J.J.F. Schilt, F.W. Drijver, 'De processie van St. Jan in Laren, legenden en nog eens de St. Jansprocessie', in: Buiten 19 (1925) p. 560-561, 582-583; H.A.J. Drost, De Sint Jans-processie; vijftig jaar sacraments-processie. Een kort overzicht van de historie (Laren: Van Gestel, 1936); P.H. van Moerkerken, Dit is de Legende van het Kerkhof van Sint Jan bij Laren (Amsterdam: S.L. van Looy, z.j.; uitgave in houtsnede; 6 p.); Sint Jansprocessie Laren N.H. (Laren 1950); A.C.J. de Vrankrijker, m.m.v. G. Smit, Sint Jan. De Sint Jansprocessie van Laren in het Gooi. De ontwikkeling van Sint Jansfeest tot sacramentsprocessie (Laren: Broederschap van Sint Jan, 1952) ; E. Heupers, 'Naar de Sint-Jansprocessie te Laren', in: Nederlands Volksleven 17 (1967) p. 330-334; H.J.J. van Schaick, De zin van de Sint-Jansprocessie te Laren in het Gooi (Amersfoort: z.n., 1968); W. Frijhoff, Les Pèlerinages dans les Provinces-Unies: ébauche d'inventaire et de problématique de recherches (ongepubl. licentiaatsverhandeling Univ. de Paris-Sorbonne, 1969) p. inv. 35; Sint-Janslied. Zestien aquarellen door Jan Roelof van den Brink; tentoongesteld van 21 juni t.e.m. 3 augustus 1980 in het Singer Museum te Laren (N.H.) (Laren: Singer, 1980); J.J. Antier, De pelgrimage weer ontdekt. In het Nederlands vertaald, ingeleid en wat de Benelux betreft aangevuld door Th.G.A. Hendriksen, bisschop (Utrecht: Zaken die God raken, [1980]) p. 337; B. Krijnen, 'Tijmen de koster', in: Kwartaalbericht historische kring Laren 16 (1986) p. 7-10; B. Krijnen, 'Een bijna honderdjarige', in: Kwartaalbericht historische kring Laren 38 (1991) p. 86-88; E.N. Palmboom, Het kapittel van Sint Jan te Utrecht. Een onderzoek naar verwerving, beheer en administratie van het oudste goederenbezit (elfde-veertiende eeuw) (Hilversum: Verloren 1992); P.J. Margry, 'De ontwikkeling van de Sint Jansverering en de kwestie van de continuïteit van de Sint Jansprocessie te Laren', in: Tussen Vecht en Eem 12 (1994) p. 95-104; Judith Schuyf, Heidens Nederland. Zichtbare overblijfselen van een niet-christelijk verleden (Utrecht: Matrijs, 1995) p. 102-105; Pius jaarboek. Almanak katholiek Nederland (Houten: Bohn etc., 1996) p. 345; Leo Janssen & Karel Loeff (ed.), Getuigenis op Straat. De Larense Sint Janstraditie (Wormer: Uitgeverij Noord-Holland, 2005) [standaardwerk over de St. Janscultus en -processie]; Frans Tervoort, Ziel en zaligheid. Volksgeloof in Nederland en Vlaanderen (Tielt: Lannoo, 2007) p. 85-89; Harry van der Voort, 'De Sint-Vituskerk op het Sint Janskerkhof', in: Tussen Vecht en Eem 28 (2010) 20-32; Agnes Zuiker, Alternatieve St. Jansprocessie in Laren voert over de eng', in: Gooi- en Eemlander 22 juni 2020; Jan de Bruijn e.a., De Johanneskerk te Laren, 1521-2021 (Hilversum: Verloren, 2022).
- Periodiek De Klepel. Informatieblad van de Parochiegemeenschap St. Jan-Goede Herder Laren NH, 1967 - heden.
Overige bronnen: KDC BiN-dossier Laren; Meertens Instituut volkskundige vragenlijst 64A+B; Stichting Kerkelijk Kunstbezit in Nederland: dossier Laren; NOB beeldarchief/RVD polygoonnieuws 24/6/1926 (bandnr. ARPO034 BCN) en 24/6/1931 (bandnr. ARPO076 BCN); Klankbeeld St. Jansprocessie Laren N.H. [grammofoonplaat met preek van C. Snelder, Larens St. Janslied e.a. door het St. Janskoor en -harmonie] (Laren: platenhandel Johan Claus, 1976); filmmateriaal over de processie bij Polygoonarchief en bij de KRO; video Sint Jansprocessie 1990 (Elvic videorep. Huizen; 165 min.); Kleurentekening van de processie door Frans Lammers, in: Katholieke Illustratie, 30 juni 1938, p. 1563; foto's processie in: Katholieke Illustratie, 2 juli 1930, p. 913; diverse kunstwerken betreffende de processie in het depot van het Singer Museum te Laren. Documentatie over Laren en St. Jan, uit de collectie J.A. Bomans, opgenomen in BiN-dossier (acquisitie 2012).

  naar het KDC, voor aanvullingen en commentaar.