Leeuwarden, O.L. Vrouw van Leeuwarden |
||
Cultusobject: | O.L. Vrouw van Leeuwarden | Open Street Maps |
---|---|---|
Datum: | 2 juli (weekend na); Mariafeestdagen | |
Periode: | Ca. 1510 - 17e eeuw / ca. 1938 - heden | |
Religieuze context: | Christelijk | |
Locatie: | Mariakapel in de kerk van St. Dominicus behorend tot de Titus Brandsma-stadsparochie | |
Adres: | Harlingerstraatweg 7b, 8913 AA Leeuwarden | |
Gemeente: | Leeuwarden | |
Provincie: | Friesland | |
Bisdom: | Groningen | |
Samenvatting: |
Een omstreeks 1510 ontstane Mariacultus rond een toen recent vervaardigd beeld, dat jaarlijks door de stad gedragen werd. Na de hervorming kwam het in het bezit van de dominicanen en bleef het een toevlucht voor mensen in nood. Langs de oude processieweg werd van 1948 tot en met 1964 jaarlijks een stille omgang gelopen. |
|
Auteur: | Harm Oldenhof | |
Illustraties: | ||
Topografie |
- Kort voor april 1510 werd het Mariabeeld voor het eerst vereerd in de Oldehoofster of St. Vituskerk. O.L. Vrouw kreeg in de kerk een eigen altaar; in 1577 is door Pieter Harmens 'antijcksnijder' een tabernakel gemaakt, vermoedelijk een soort expositietroon voor het beeld. De lotgevallen van het beeld in de jaren direct na de reformatie liggen in het duister. Mogelijk is het bij de dominicanessen in veiligheid gebracht. Omdat zij in hun klooster mochten blijven wonen, vestigde zich daar in 1628 een dominicaan als geestelijk leidsman. Uit een verslag uit 1640 blijkt dat het beeld zich toen in diens kerkhuis bevond. De dominicanen hadden het in 1657 zeker in hun bezit. Ongeveer twee eeuwen had het zijn plaats in hun schuilkerkje aan de Bontepapensteeg. Toen dat in 1850-1851 werd vervangen door een bouwsel in stukadoorsgotiek, werd het beeld daar in de sacristie ondergebracht. - Pastoor Michael Geveling, die in de jaren 1935-1937 aan de Harlingerstraatweg, in een nieuwe wijk, de nieuwe St. Dominicuskerk liet neerzetten, realiseerde in het bouwplan aan de zuidzijde naast de hoofdingang aan de straatzijde een Mariakapel, waarin het beeld een plaats kreeg. Dankzij een ruime collecte op 19 april 1945, vier dagen na de bevrijding, kon het eenvoudige altaar eind 1948 vervangen worden door een van marmer met een opstand van gedreven koper en een nis, volgens ontwerp van W. van Roosmalen uit Utrecht. Geëvacueerden uit Limburg hebben na afloop van de Tweede Wereldoorlog uit dank twee ramen voor de kapel geschonken, voorzien van een afbeelding van O.L. Vrouw van Leeuwarden. W. van Woerkom uit Nijmegen ontwierp in 1948 deze ramen. |
|
Cultusobject |
- Het Mariabeeld is vervaardigd van eikenhout en is 77 cm hoog. Op de rechterarm draagt Maria het Jezuskind; de linkerhand is in eerbiedig ontzag geheven. Het beeld is eind 15e eeuw in Kleefsland of Opper-Gelder door een onbekende meester gesneden. Het Jezuskind draagt in de rechterhand een appel. Het beeld is in het Mariajaar 1954 verfraaid. Een speciaal vijfpuntig kroontje, met goud beslagen en van diamanten en granaat voorzien, werd vervaardigd uit de sieraden (o.m. gelegateerde doekspelden) die toen onder parochianen waren ingezameld. Het kroontje werd gemaakt door J. Noyons te Utrecht. - In het doop- en trouwboek van statie 't Klooster (de voorganger van de St. Dominicusparochie) uit de jaren 1744-1833 staan onder het jaar 1747 aantekeningen over relieken die in het beeld van O.L. Vrouw werden bewaard. Waarschijnlijk ging het om relieken van de heilige martelaren Floridus, Clara en Benignus. De pastoor van statie 't Klooster stelde in 1679 bij de ontvangst van deze relieken een akte van authenticeit op die later in het beeld werd teruggevonden. De akte zal samen met de - inmiddels verloren - relieken in het beeld zijn gestopt. |
|
Verering |
16e eeuw - Volgens een schrijven, gedateerd 1 april 1510, van de Saksische bestuursambtenaar Thomas Schlesswigk vond 'sinds kort' een bedevaart naar de St. Vituskerk plaats ter ere van een nieuw geplaatst beeld dat grote wonderen deed. In dit schrijven wordt tegelijkertijd ook het herstel van de dijken ter sprake gebracht. Op 26 september 1509, precies de datum van de oude Leaffrouwedei waarvan het Saksisch bewind de viering verboden had, was bij een zware storm namelijk een groot aantal dijken doorgebroken. Moet men het drukke bezoek aan Maria van Leeuwarden beschouwen als een eerherstel en/of politiek protest? Dat er al in de eerste helft van de 16e eeuw pelgrims 'van buiten' naar Leeuwarden kwamen, kan worden opgemaakt uit het mirakelboek van Bolsward. Hierin wordt verhaald van een kreupele vrouw uit Kampen en twee echtelieden uit Snikzwaag die tevergeefs op bedevaart gaan naar het H. Kruis te ⟶ Sneek en O.L. Vrouw te Leeuwarden om uiteindelijk in ⟶ Bolsward verhoring te verkrijgen voor hun gebed. Processie - Reeds in 1510, in de week van 6 tot 13 juli, werd voor het eerst een omgang gehouden. De gekozen periode viel op de zondag na Maria Visitatie (2 juli) en de aansluitende week. Over de route valt alleen te zeggen dat die via het franciscanenklooster aan de Tweebaksmarkt naar het klooster der dominicanen liep: in 1512 vluchtte namelijk de edelman Tjaard Mockema, die wegens deelneming aan een samenzwering bij de franciscanen ondergedoken was, in processiekleding naar de dominicanen. Begin en eindpunt was stellig de Oldehoofster kerk. - De processiekleding bestond uit een beddelaken of een wit hemd. Meegedragen werden onder meer vier zilveren 'olievaten'; in 1570 werden deze uit de kerk gestolen. Blijkens de bewaarde rekeningen van de kerkmeesters over 1576 en 1577 trokken de stadsspeellieden mee. Zij maakten hun muziek lopende voor het Heilig Sacrament dat ook werd meegedragen. Ook de rederijkers werkten mee door een 'tooninge' te doen. Voorts waren er lieden die 'nae older gewoonte' met duivelskoppen in de omgang meeliepen. Voor de versiering van de kerk haalde de orgeltrapper groene eikentakken uit de Wouden, die door de koster werden opgehangen. In de kritieke tijd rond de godsdienstvrede van 1578 is de omgang waarschijnlijk niet gehouden. Als er in dat jaar geen einde is gekomen aan de cultus, moet dat wel in maart 1580 zijn gebeurd toen de Leeuwarder kerken van beelden werden ontdaan. In de handen der dominicanen - Met zekerheid werd het beeld in 1640 nog vereerd. In het genoemde verslag uit dat jaar wordt namelijk gemeld dat het Mariabeeld, dat weleer wegens mirakelen vermaard was, ook nu veel kerkgangers trok. Om met deze door dominicanen verzorgde cultus te kunnen concurreren heeft de jezuïet Paulus van den Berghe in 1651 een stukje hout uit de heilige eik van Scherpenheuvel in een gipsen Mariabeeld in zijn Schuilkerk gelegd, maar dat is eind 1657 door stadsdienaren in beslag genomen en verbrand. Over de verdere verering in de 17e, 18e en 19e eeuw valt bij gebrek aan bronnen weinig te zeggen. Vrij zeker is de cultus in deze periode geleidelijk uitgedoofd, omdat het beeld na de vervanging van de schuilkerk in de Bontepapensteeg slechts een plaats in de sacristie kreeg. Jan Kalf zegt in zijn boek over de katholieke kerken (1906) dat van het bezit van de toen nauwelijks vijftig jaar oude maar reeds vervallen kerk, bijzondere vermelding verdienen: een houtsculptuur uit de 16e eeuw, voorstellende Madonna met kind en een verguld zilveren kelk uit 1676. 20e eeuw - In de jaren twintig werd het beeld soms op het priesterkoor geplaatst, temidden van bloemen en kaarsen. Een eerherstel voor de cultus kwam in de jaren dertig van de 20e eeuw onder het pastoraat van pater Michael Geveling, die zoals gemeld een Mariakapel in de nieuwe Dominicuskerk liet opnemen. Ter gelegenheid van een missie gehouden door de dominicanen van 9 tot 18 oktober 1938 in de kerk werd een prentje 'Herinnering aan de H. Missie' uitgegeven met een foto van het Mariabeeld op de voorzijde. De tekst op de achterzijde vermeldt onder meer: 'Zoek steun bij O.L. Vrouw, die - door haar miraculeuse beeld in de kapel uwer parochiekerk - U geestelijk en tijdelijk bijzonder helpt.' In die jaren werd naar aanleiding van een gebedsverhoring op voorspraak van deze Maria een 19e-eeuwse gouden Friese 'bootjesketting' (36 cm) geschonken die tot een kruis werd vermaakt. Een tweede gouden ketting met granaat werd eveneens aan Maria geschonken en ingekort voor het kindje Jezus op de arm van het beeld. Tijdens de Duitse bezetting hebben, vooral bij luchtalarm, velen hun toevlucht tot O.L. Vrouw van Leeuwarden gezocht. Vier dagen na de bevrijding van de stad, op 19 april 1945, hield pastoor Marcolinus Helling (1937-1946) een plechtige dankdienst met aandacht voor Maria, en werd er gecollecteerd voor de verfraaiing van de Mariakapel. Ook andere voorwaarden voor de herleving van de devotie werden vervuld. Pater Jos van Wely dichtte een lied 'Maria, roem der trouwe stad', Theo Lambooij schreef een boekje over de geschiedenis en gaf aanwijzingen voor een stille omgang. - Driemaal organiseerde pater G. Meyer zo'n omgang, het eerst in 1948. Men begon op het Oldehoofster kerkhof, volgde dan de Nieuwstad naar de Tweebaksmarkt, ging niet langs de vroegere Hoekster kerk maar liep rechtstreeks naar de Jacobijnenkerk (waar de Nijehoofster kerk bijna naast gestaan had) en trok dan door de Grote Kerkstraat en over het Oldehoofster kerkhof naar de Dominicuskerk. Tijdstip was de zaterdagavond na Maria Visitatie (2 juli). De volgende zondag was er dan in de Dominicuskerk plechtig lof met processie. In het voorjaar van 1952 trokken de dominicanen voor de organisatie van de omgang een groep leken uit de drie stadsparochies aan, te weten uit elke parochie een man en een vrouw. Het nieuwe comité hield zich niet alleen met de omgang bezig, maar ook met gebedsoefeningen op de twee daaraan voorafgaande dagen die samen met de omgangsdag een triduum vormden. Lambooij ontwierp de statuten en nam het secretariaat en de zorg voor de propaganda op zich. De leeftijdgrens voor deelname aan de omgang werd bepaald tot 16 jaar. Men wilde ook deelnemers uit omliggende parochies trekken, door het aanwijzen van propagandisten ter plaatse, maar in de eerste jaren is daarvan 'niets terechtgekomen'. Wel kreeg het initiatief van Lambooij aandacht in katholieke media, mede door toedoen van de dominicaan J.B. Kors, die voorzitter van de KRO was. De deelname aan de omgang werd in 1952 geschat op 400 personen. In 1954 richtten de oefeningen van het triduum zich op verschillende groepen: vrouwen (bij hen was de kerk vol), mannen (ongeveer 300), jongeren (ongeveer 250). Voor de jeugd van twaalf tot zestien jaar werd voor de omgang een lof gehouden; er kwamen echter weinig jongens. Aan de omgang zelf zouden ongeveer 650 mannen en vrouwen deelgenomen hebben. Op zondagmiddag was de kerk 'in de uiterste hoeken gevuld'. In beide volgende jaren is de omgang niet gehouden. Voor 1956 werden ruim 300 personen gemeld. - Toen op 4 november 1956 de Sowjets Hongarije binnenvielen, kwam in de late namiddag het plan op een omgang te houden. Die kon nog in de kerken onder het lof aangekondigd worden en trok veel mensen. Na afloop waren in de Dominicuskerk 1300 tot 1400 mensen, terwijl 'ettelijke honderden geen plaats konden krijgen en naar huis gingen'. De collecte bracht 1.850,- gulden op. Voor de omgang werd steeds een algemene gebedsintentie opgegeven. In 1952 luidde die 'Voor vrede en recht in de wereld', in 1958 'Het behoud van de wereldvrede', in 1959 'Bevrijding van de zwijgende Kerk en welslagen van het concilie'. De stille omgang is gehouden tot en met 1964. Het volgend jaar is het Mariafeest alleen in de kerk gevierd. In 1967 zwijgt het parochieblaadje over alle onderdelen ervan. - In de jaren negentig bestond er een beperkte, voornamelijk lokale, verering voor deze Maria. Gedurende de meimaand en op Mariafeestdagen werd het beeldje van het bijzondere kroontje voorzien en omhangen met het bovengenoemde votiefkruis. In mei 1997 is het beeld uit devotionele overwegingen voor het eerst weer uit de Mariakapel gehaald en centraal op het hoogaltaar geplaatst om het daarmee weer wat meer in de aandacht te plaatsen. Op 21 mei 2006 werd in de Dominicuskerk de 500e verjaardag van het Mariabeeld gevierd. Sinds het einde van de 20e eeuw kent de verering een gestage toename binnen de kleine katholieke gemeenschap van de stad. In 2010 werd een processie met het beeld door de stad gehouden. |
|
Materiële cultuur |
- Devotieprentjes: 1 prentje ter herinnering aan de H. Missie van de dominicanen in oktober 1938 met een foto van het beeld op de voorzijde en een herinneringstekst aan de achterzijde met een oproep om bij deze Maria steun te zoeken (z/w; 10,5 x 6 cm, 1938); 2 fotoprentje van beeld met kroon en rozenkrans, met korte tekst op achterzijde (z/w; 14 x 9 cm, ca. 1960?); 3 fotoprentje met dezelfde foto en ingemonteerd de tekst 'O.L. Vrouw van Leeuwarden smekende almacht; Beeldje uit 1510' (z/w; 11,5 x 6,5 mm; ca. 1975?). |
|
Bronnen en literatuur |
Archivalia: Leeuwarden, gemeentearchief: archief van de St. Dominicusparochie, nrs. 81, 95 en 163. Leeuwarden, parochiekerk St. Dominicus, inv. nrs. B01, doop- en trouwboek 1744-1833, B02, authenticatieakte 1679. Tekstedities: J. Visser, 'It Boalserter mirakelboek fan Us Leaf Frouwe fan Sawnwâlden', in: Folkskundich Jierboek 1 (1966) p. 7-27, aldaar 17-18; Jan Peeters, 'De comeback van Onze-Lieve-Vrouw [van Leeuwarden]', in: Katholiek Nieuwsblad, 29 april 2011. Literatuur: Jan Kalf, De Katholieke kerken in Nederland (Amsterdam: Van Holkema & Warendorf, 1906) p. 127; G.A. Meyer, Gedenkboek van de Dominicanen in Nederland (Nijmegen: Kloosterman, 1912) p. 301; H.W.F. Aukes, 'Frieslands Katholiek Verleden', in: Katholieke Illustratie 12, februari 1930, p. 452-453; Gerard Brom, Herleving van de kerkelike kunst in Katholiek Nederland (Leiden: Ars Catholica, 1933) p. 81; C.H. Lambermond, De Dominicanen te Leeuwarden, 1245-1945 (Nijmegen 1946) p. 77, 88, 98, 102; Th.P.A. Lambooij, Onze Lieve Vrouw van Leeuwarden (Leeuwarden: Mercurius, 1948). Overige bronnen: KDC BiN-dossier Leeuwarden-O.L. Vrouw; Meertens Instituut volkskundige vragenlijst 64a+b (1993); mondelinge en schriftelijke informatie in juni 1997 van J.P. Jorna uit Leeuwarden. |
|
naar het KDC, voor aanvullingen en
commentaar. |