Meerssen, Heilig Sacrament |
||
Cultusobject: | Heilig Sacrament | Open Street Maps |
---|---|---|
Datum: | Sacramentsdag (+ octaaf); gehele jaar | |
Periode: | 1222 - heden | |
Religieuze context: | Christelijk | |
Locatie: | Basiliek van het H. Sacrament / parochiekerk H. Bartholomeus | |
Adres: | Markt 17, 6231 LR Meerssen | |
Gemeente: | Meerssen | |
Provincie: | Limburg | |
Bisdom: | Roermond | |
Samenvatting: |
De verering van het Heilig Sacrament is gebaseerd op een sacramentswonder in 1222, dat bij een brand in 1465 werd 'bevestigd'. In de late middeleeuwen werd door aflaatpredikers in de bisdommen Utrecht en Luik herhaaldelijk propaganda gemaakt voor een pelgrimage naar dit Sacrament van Mirakel. Het sacrament wordt vereerd in de parochiekerk die is gewijd aan Sint Bartholomeus; vanwege de roem van deze cultus werd de kerk in 1938 verheven tot Basiliek van het H. Sacrament. Hoogtepunt van de verering zijn de jaarlijkse vieringen op het feest van Sacramentsdag (de tweede donderdag na Pinksteren) en in het daarbij behorende octaaf. Vanaf 1941 tot eind jaren zestig werden in drie (later twee) weekeinden in oktober, vanuit de omliggende dekenaten stille bedevaarten naar de basiliek ondernomen. |
|
Auteur: | Charles Caspers & Jan van Herwaarden | |
Illustraties: | ||
Topografie |
- In 968, enkele jaren voor haar dood, schonk Gerberga, dochter van Hendrik van Saksen (bijgenaamd Hendrik de Vogelaar) en weduwe van achtereenvolgens Giselbert (hertog van Lotharingen) en Lodewijk IV (koning van Frankrijk), haar rijke bezit Meerssen aan de abdij van St. Remigius te Reims. Reeds in 939, na de dood van haar eerste gemaal, had Gerberga een aanzienlijk deel van dit domein aan deze abdij geschonken. De kerk te Meerssen was aanvankelijk gewijd aan Petrus. Omstreeks 1131 werd te Meerssen een proosdij opgericht voor benedictijner monniken uit Reims; in dat jaar was er al enige tijd een kapittel aan de kerk verbonden. Het was de bedoeling dat de kanunniken (gewoonlijk adellijke zonen uit de regio) na hun dood steeds vervangen zouden worden door benedictijnen van de proosdij, opdat het kapittel geleidelijk in de proosdij zou opgaan. Omstreeks 1190 was de proosdij definitief in handen van de benedictijnen van Reims en fungeerde de proost als ambachtsheer van Meerssen. In deze overgangsperiode (1131-1190) veranderde ook het patrocinium van de kerk, die voortaan aan St. Remigius gewijd was. De cisterciënzer Caesarius van Heisterbach vermeldt dat de kerk ten tijde van het wonder in 1222 in beheer was van een viertal uit Reims afkomstige benedictijner monniken, die er de eredienst verzorgden en tevens de tienden en cijnzen inden en met het moederhuis in Reims verrekenden. - In de decennia na het wonder werd de kerk aanzienlijk verbouwd, totdat ze in 1288 grotendeels afbrandde. In 1340 werd begonnen met de bouw van een nieuwe kerk, die - alweer vanwege brand - niet voltooid kon worden. In de jaren tachtig van de 14e eeuw ontstond een wezenlijk nieuwe kerk, die, in plaats van aan St. Remigius, gewijd was aan het Heilig Sacrament en aan Maria. De kerk moest in 1452 opnieuw worden gewijd, nadat zij door gewelddadigheden was ontwijd. Om de vele verbouwingen aan deze kerk te kunnen bekostigen, werden er in de late middeleeuwen speciale aflaten verleend aan pelgrims en anderen die deze heilige plaats in materieel opzicht begunstigden (zie bij Verering). De herstelwerkzaamheden en uitbreidingen in de tweede helft van de 15e en het eerste kwart van de 16e eeuw resulteerden in een (mergelstenen) kerkgebouw dat zijn gotische karakter tot op heden heeft behouden. Niet duidelijk is wanneer de kerk St. Bartholomeus als patroon heeft gekregen. In 1673 was dat in ieder geval al gebeurd, in het verslag van de dekenale visitatie op 6 oktober van dat jaar staat over de Meerssense kerk vermeld: 'Titulus ecclesiae S. Bartholomeus apostolus'. Proosdij - Ook na de middeleeuwen hebben de proosdij en de kerk vele lotgevallen gekend. Vanaf het begin van de 16e eeuw werd de proosdij, gelegen aan de westkant van de kerk (later ook aan de noordzijde), bestuurd door een vertegenwoordiger van de aartsbisschop van Reims die in naam tevens abt was van de St. Remigius-abdij. Paus Pius V voegde de proosdij bij bulle van 7 augustus 1561 bij de tafelgoederen van het pas opgerichte bisdom Roermond. De bisschop van Roermond noemde zich proost van Meerssen, heer van Klimmen, Meerssen, Beek en Lithoyen. In 1609, na de dood van bisschop Cuyckius, restitueerden de aartshertogen, Albert en Isabella, de proosdij weer aan de abdij te Reims - de Roermondse bisschop werd afgekocht met een jaargeld - die de proosdij al in 1611 met de augustijnen te Eaucourt (nabij Arras) ruilde tegen landgoederen in Frankrijk. De benedictijnen werden afgelost door augustijner kanunniken. Bij de vrede van Nijmegen (1678) werd aan de proost toegestaan om met twee of drie medebroeders in Meerssen te verblijven. In Staats Valkenburg bleef het patronaatsrecht voor een aantal parochies in zijn handen. Bij de inname van Maastricht door de Fransen op 4 november 1794 vluchtten de kanunniken naar Duitsland. Weliswaar kwamen zij voor korte tijd terug, maar in 1797 vertrok de proost c.s. voorgoed (naar Düssel-dorf, later Elberfeldt). De proosdij met bijbehorende landerijen en andere bezittingen - onder meer het nog bestaande 'refugiehuis' in de Hoogbrugstraat te Maastricht - werd verkocht. In 1804 was de voormalige proosdij in het bezit van Charles Roemers, een advocaat uit Maastricht. Deze liet een groot deel van de oude gebouwen afbreken en een nieuwe villa inrichten in het overgebleven bouwwerk. De villa werd in 1936 afgebroken, waarna de kerk kon worden vergroot. Lotgevallen van de St. Bartholomeuskerk - Van de kerk werden omstreeks 1600 de daken verwoest door brand. Op 9 januari 1649, om 21.00 uur, is de toren van de kerk bij een storm ingestort, om nooit meer te worden herbouwd. In 1661 kwam Meerssen onder de Staten Generaal; de kerk fungeerde voortaan als 'simultaneum', dat wil zeggen dat zij ter beschikking stond voor zowel de protestantse als de rooms-katholieke eredienst. Vanwege deze tweedeling werd een scheidingsmuur neergezet tussen schip en koor. Het koor was exclusief bestemd voor de kanunniken, terwijl het schip simultaan gebruikt werd. Als gevolg van de inval van de Fransen kwam de kerk tussen 1673 en 1678 exclusief toe aan de rooms-katholieke eredienst, maar in 1678 werd het simultaneum hersteld. Op 12 september 1747 stortte de kerk gedeeltelijk in door storm, waarna de schade werd gerepareerd. Plannen voor een grootscheepse restauratie en herbouw van de kerktoren, omstreeks het midden van de 18e eeuw, konden niet worden gerealiseerd. In 1794 werden alle kerkelijke goederen verkocht, waarna er van 1798 tot 1802 geen godsdienstoefeningen mogelijk waren. Vanaf Pinksteren 1802 kon de kerk weer door zowel katholieken als protestanten gebruikt worden. Pas vanaf 1830 tot heden staat de kerk uitsluitend ter beschikking van de rooms-katholieke eredienst. Omstreeks 1835 werd voor de protestantse minderheid een eigen kerk gebouwd op kosten van de Belgische overheid (tot 1839 behoorde Limburg met uitzondering van Maastricht tot België). In de Bartholomeuskerk werd de 17e-eeuwse scheidingsmuur weer afgebroken. In 1882 werd de kerk gerestaureerd onder leiding van architect J. Kayser. Ten behoeve van de restauratie organiseerde de pastoor van Meerssen, J. Hoho, een loterij. Een deel van de ambitieuze plannen van Kayser - onder meer een aanzienlijke verlenging van de kerk aan de westzijde - kon pas in de jaren 1936-1938 onder leiding van architect Jos Cuypers worden uitgevoerd; de gewenste nieuwbouw van de westtoren is echter nooit gerealiseerd. Na deze werkzaamheden had de kerk de omvang die ze thans nog heeft: 59 meter lang, 19 meter breed, 56,45 meter hoog (inclusief de windhaan); goed voor 700 zitplaatsen, een aantal dat later is teruggebracht tot 480. Sacramentstoren - Karakteristiek voor het grote priesterkoor (20 meter diep; 8,5 meter breed; 15,5 meter hoog) zijn de lange en brede vensters. Het verticalisme van de koorbouw komt ook terug in de uit witte zandsteen gehouwen sacramentstoren (gebouwd tussen 1500 en 1517) die tegen de noordwand van het koor staat. Dit 12 meter hoge bouwwerk heeft de vorm van een toren op een halfzeshoekig grondplan en bestaat uit negen verdiepingen. Aan de basis liggen vier leeuwen; op de tweede 'verdieping' staan vier beeldjes van profeten (Daniël, Ezechiël, Isaias en Jeremias) en daar weer boven beeldjes van de vier evangelisten. Op de vierde 'verdieping' bevindt zich, op een rijk versierde voet, het eigenlijke tabernakel dat is afgesloten met drie panelen (gepolijst koper ajour). Boven dit tabernakel zijn drie groepen aangebracht in hoogreliëf die het Laatste Avondmaal (in het midden), de mannaregen in de woestijn (links) en de ontmoeting tussen Abraham en Melchisedek (rechts) voorstellen. Op de zesde 'verdieping' staan drie gebeeldhouwde baldakijnen met in ieder een groepje van drie beelden: links de bisschoppen St. Servatius, St. Lambertus en St. Willibrordus; midden de grondleggers van het feest van Sacramentsdag, St. Juliana, St. Thomas van Aquino en paus Urbanus IV; rechts St. Gerlachus, St. Remigius en St. Liduina (die ook vaak met het sacrament in verband wordt gebracht, ⟶ Schiedam, Liduina). In de 'verdieping' daarboven staan beelden van O.L. Vrouw, geflankeerd door St. Johannes de Doper (links) en St. Norbertus (rechts). De twee bovenste 'verdiepingen' worden gevormd door de spits met daarop een kruis. De aanwezigheid van Juliana van St. Cornillon en St. Norbertus in de vroeg-16e-eeuwse sacramentstoren zijn een raadsel. Juliana was in de loop van de middeleeuwen namelijk vergeten als de 'geestelijke moeder' van het feest van Sacramentsdag, om pas in de (late) 16e eeuw als zodanig herontdekt te worden. Norbertus werd pas aan het einde van de 16e eeuw 'getransformeerd' tot eucharistische heilige. De oplossing van dit raadsel kan misschien gevonden worden bij een al te vrije inspiratie van de degenen die in 1912 de restauratie van de sacramentstoren onder handen namen (de gebroeders Ramakers uit Geleen, onder supervisie van architect Kayser en met advies van jhr. V. de Stuers en dr. P. Cuypers): niet alleen werd het beschadigde sierwerk hersteld, ook werd er een twintigtal beeldjes bijgemaakt. Alleen de groepsbeelden van het mannawonder, het Laatste Avondmaal en het offer van Melchisedek zijn origineel. Noorderportaal - Het meer dan twee meter diepe noorderportaal dat eveneens in het begin van de 16e eeuw werd gebouwd, heeft twee rijk versierde bogen; onder de binnenste boog staat op de middenstijl tussen twee deuren het (20e-eeuwse) beeld van O.L. Vrouw van het Heilig Sacrament. De uitbreiding met het noorderportaal maakte het destijds mogelijk dat de voormalige sacramentskapel aan de noordzijde van het koor tot O.L. Vrouwekapel werd omgebouwd. Deze kapel is in 1880 weer verwijderd. Aan de zuidkant bij het koor staat een St. Barbara-altaar. Eind 19e eeuw werden op het dak van het noorderportaal, dat vanuit de kerk bereikbaar was via een afzonderlijk traptorentje, resten teruggevonden van een tegelvloer. Andere karakteristieken - Belangrijk voor de verering is niet alleen de sacramentstoren, maar ook het hoofdaltaar dat omstreeks 1900 in het priesterkoor werd geplaatst (ter vervanging van een uit 1754 daterend barokaltaar dat vervaardigd was door de schrijnwerker Conrad Cox uit Sittard). Het onderstel van dit altaar wordt gesierd met afbeeldingen van de offers van achtereenvolgens Abel, Melchisedek en Abraham. Op het middenstuk staan tweemaal vier beelden van heiligen die over het H. Sacrament hebben geschreven. Daarboven staat het tabernakel (1860), geflankeerd door de afbeeldingen van de bruiloft van Kana en het Laatste Avondmaal. Op de communiebank is een afbeelding van het paaslam en van een hert bij de waterbron. De gebrandschilderde ramen in het koor (achter het altaar) tonen onder meer het vuurwonder van 1465. - Omstreeks 1910 werd aan de buitenzijde van de kerk, op de deurstijl van de noordelijke ingang, een beeld geplaatst van 'O.L. Vrouw van het H. Sacrament', een benaming waarin de twee patronaten die de kerk in de 14e eeuw ontving, worden gecombineerd. - In 1938 werd de kerk door paus Pius XI verheven tot basiliek. In 1988, het gouden jubileumjaar van de basiliek, werden er aan de kerk opnieuw restauratiewerkzaamheden uitgevoerd. Van de bouwwerkzaamheden die na de Tweede Wereldoorlog aan de basiliek zijn uitgevoerd dienen vooral de glas-in-loodramen genoemd te worden die deken H. Steegmans (1945-1963) liet plaatsen: de ramen in het schip zijn tussen 1950 en 1960 vervaardigd door glazenier Jos. ten Hoorn; de ramen in het grote venster van de westwand zijn in 1958 vervaardigd door de Meerssense kunstenaar Charles Eijck. - Ten zuidwesten van de kerk ligt het Proosdijpark. Op een heuvel in dit park ligt een 20e-eeuws tuinhuis in Franse stijl, dat na restauratie in 1976 dienst is gaan doen als VVV-kantoor. Iets verder staat een kapel ter ere van O.L. Vrouw Koningin van de Vrede (1940) met een viertal beelden (1950) van Charles Eijck. Vlakbij deze kapel is het zogenoemde 'kerksteegje' met daarin een bruggetje dat is gebouwd uit brokstukken van de in 1649 ingestorte kerktoren. Aan het einde van dit steegje staat het voormalige portiershuis. |
|
Cultusobject |
- In de St. Petruskerk, later de St. Bartholomeuskerk, was de devotie gericht op een zogenoemd 'Sacrament van Mirakel': een restant van de eucharistische gaven (brood of wijn) waarmee iets wonderbaarlijks was gebeurd dat een goddelijke bedoeling onthulde. In Meerssen betrof het een deel van een hostie waaruit op miraculeuze wijze bloed en water was gevloeid. Dit wonder diende om aan te tonen dat reeds na de consecratie van het brood, Christus geheel aanwezig is in de mis (zie bij Verering). De donkerrode ingedikte overblijfselen van het bloedende hostiepartikel werden eerst in de kelk zelf bewaard en vanaf 1224 mogelijk in een ander vat dat verzegeld werd. Dit vat werd later (vóór 1517) op zijn beurt weer bewaard in een grotere relikwieënkast. - Sinds 1578, toen het Heilig Bloed werd gestolen en vernietigd, is de devotie gericht op het uitgestelde sacrament. De kerk beschikt over een grote 16e-eeuwse cilindermonstrans (hoogte 77,5 cm) van verguld zilver. De voet en de stam van deze monstrans zijn in de 20e eeuw vernieuwd. De vervangen voet zou afkomstig zijn geweest van de oorspronkelijke houder van het Sacrament van Mirakel. - Het H. Sacrament van Mirakel (vertegenwoordigd door het uitgestelde sacrament) wordt, vooral tijdens het octaaf van Sacramentsdag, vereerd door een herhaalde (drie- of zevenmaal) 'ommeganck' om het hoofdaltaar. Midden achter het altaar strijkt men met de hand langs de tabernakelachterwand en bidt men enkele keren het onzevader en/of het weesgegroet. |
|
Verering |
Oorsprong - Aan de cultus en bedevaart in Meerssen ligt een mirakel uit 1222 ten grondslag dat door de genoemde Caesarius van Heisterbach wordt beschreven in een van de vele door hem geboekstaafde exempelen. Caesarius vermeldt eerst in het kort de situatie in Meerssen, dat ressorteerde onder de abdij van St. Remigius in Reims (zie bij Topografie). Het wonderverhaal luidt, volgens de vertaling van Schrijnen (1909): 'Toen een van de broederen de Heilige Mis zou lezen, verzuimde hij water en wijn in de kelk te gieten. Op het moment dat hij het kruisteken zou maken vóór het onzevader en hij de doek van de kelk nam, merkte hij dat er geen vocht in de kelk zat, wat hem bovenmate bedroefd maakte. In zijn vertwijfeling deed hij, talloze smartelijke verzuchtingen slakend, een beroep op Gods barmhartigheid en meteen hoorde hij een stem van boven: 'Uw gebed is verhoord'. Hierdoor gerustgesteld vervolgde hij het ritueel, brak de hostie en liet daarvan een deel in de kelk vallen, en zie: Christus, de kracht en wijsheid Gods [1 Kor. 1, 24], die aan het kruis - tegen de wetten der natuur in - uit zijn dode lichaam bloed en water had laten vloeien, bracht nu ook uit zijn sacramenteel en onsterfelijk lichaam - tegen de gewone orde in - bloed en water voort. Evenals het bloed gutst uit doorgesneden aderen, zo stroomde onder het oog van de priester uit het hostiedeeltje op twee plaatsen twee verschillende soorten vloeistof. In de kelk zag men namelijk niet de gedaante van wijn, maar van menselijk bloed. Laten zij zich schamen, die beweren dat het brood onveranderd blijft zolang niet ook de transsubstantiatie van de wijn in de kelk heeft plaatsgevonden. Toen nu het rijkelijk uit de hostie stromende bloed de kelk tot een derde had gevuld, kwam het tot staan. Uiterst verheugd bij het zien van dit wonder nuttigde de priester een deel van de vloeistof en toonde hij na afloop van de mis het restant samen met het sacrament des lichaams (de niet in de kelk geworpen rest van de hostie) aan de omstanders. Op aanraden van deskundigen werd besloten de kelk met de vloeistof te verzegelen. Toen onlangs [1224] Koenraad [van Urach], bisschop van Porto, als pauselijk legaat door die streek reisde, vroegen de monniken van Meerssen hem langs te komen en vertelden zij hem alles wat ik zojuist heb verhaald. Hij feliciteerde hen met de eer van zo'n groot wonder en beval om het zegel te verbreken en de kelk gedurende acht dagen tot bewijs van het christelijk geloof ten toon te stellen voor alle passanten die haar wilden zien. Het bloed was purperrood van kleur en het was mettertijd dikker geworden omdat het twee jaar in een kelk had gezeten; thans is het [bloed] weer verzegeld.' Dit sacramentswonder vormt een opmerkelijke illustratie van een ontwikkeling die zich destijds in de theologie voordeed. Nadat in de 12e eeuw de transsubstantiatieleer was uitgewerkt en herhaaldelijk was bevestigd, werd op het Vierde Concilie van Lateranen in 1215 eens te meer de aard en hoedanigheid omschreven van het altaarsacrament, de eucharistie. Kernpunt van de leer over de eucharistie was dat tijdens de mis het brood en de wijn veranderen in respectievelijk het lichaam en bloed van Christus, ofschoon deze verandering niet zintuiglijk waarneembaar is en de offergaven hun uiterlijke gedaanten blijven behouden. Deze nieuwe leer werd aan de gelovigen overgebracht met behulp van onder meer 'exempelen', wonderverhalen waaraan een godsdienstige of moralistische betekenis werd verbonden. In deze context past het ontstaanswonder van de cultus te Meerssen, zoals dat door Caesarius van Heisterbach is beschreven en zoals dat sedertdien ter plekke in ere wordt gehouden. De godsdienstige betekenis van dit exempel is dat het niet alleen gebruikt kon worden als 'bewijs' van de transsubstantiatie, maar ook als argument tegen sommige theologen zoals Petrus Cantor, die - anders dan Caesarius en zijn geestverwanten - beweerden dat het brood en de wijn gelijktijdig veranderden, dus pas na de elevatie van de kelk. Welnu, een fragment van de gewijde hostie begon reeds te bloeden, voordat de wijn - die er zelfs niet was, de kelk was immers leeg - gewijd was. Reeds meteen na de elevatie van het brood veranderde dit dus in het lichaam van Christus; bovendien een 'compleet' lichaam, want het wonder liet zien dat uit de gewijde hostie (miraculeus) bloed stroomde. Op deze wijze wordt tevens geïllustreerd dat gelovigen, die alleen communiceren door nuttiging van het gewijde brood en verstoken blijven van de gewijde wijn, toch geheel deelachtig worden aan de genadewerking van het sacrament. - In de context van het wonder van Meerssen passen wellicht ook de ervaringen en het ijveren voor de invoering van een nieuw feest, Sacramentsdag, van de augustines Juliana van Cornillon (1192-1258), geboren in Rétinne waar de proosdij van Meerssen gegoed was. Het is verleidelijk te speculeren dat Juliana van Cornillon het wonder van Meerssen ter ore was gekomen en dat zij degene was die de pauselijke legaat Koenraad van Urach daarvan op de hoogte had gesteld. Haar eerste visioen over Sacramentsdag had zij reeds in 1208 gehad, maar zij maakte dat pas later bekend en bleef daarna ijveren voor de invoering van dit nieuwe feest in de kerkelijke kalender. In het diocees Luik werd dat feest uiteindelijk in 1246 ingesteld, waarna paus Urbanus IV in 1264 de viering van Sacramentsdag voor de hele kerk verplicht stelde. De aanwezigheid in de sacramentstoren van beeldjes van Juliana, paus Urbanus en Thomas van Aquino (die het officie van Sacramentsdag heeft samengesteld) lijkt bij deze speculatie veelzeggender dan ze is: deze beeldjes zijn immers pas in 20e eeuw geplaatst (zie bij Topografie). - Over de daadwerkelijke verering van het eucharistische wonder in de beginperiode is verder weinig bekend, behalve dan dat in het algemeen de instelling van het feest van Sacramentsdag de populariteit van de zogenoemde 'Sacramenten van Mirakel', waarvan Meerssen er een was (zie bij 'Cultusobject'), heeft gestimuleerd (andere Sacramenten van Mirakel in Nederland: Alkmaar, Amsterdam, Bergen, Dordrecht, Haarlem, Hasselt, Helpman, Markelo, Middelburg, Schraard, Solwerd, Ypecolsga; Binderen, Boxmeer, Boxtel, Breda, Standdaarbuiten, Stiphout, Uden). Als blijk hiervan kan de ingrijpende verbouwing van de Meerssense kerk omstreeks het midden van de 13e eeuw worden beschouwd. De laat-middeleeuwse aflaatverleningen - De belangrijkste aanwijzing dat het Meerssense Sacrament van Mirakel in de late middeleeuwen een faam genoot tot ver buiten de eigen regio, leveren de aflaatverleningen die werden uitgevaardigd ter bekostiging van de bouwwerkzaamheden aan de Meerssense kerk. In het bisdom Utrecht werden in de tweede helft van de 14e eeuw vergunningen verleend om aflaten in het bisdom aan de man te brengen. Dat gebeurde dan met behulp van kistjes ('kassen', 'queesten') met bepaalde relieken, waarmee 'questierders' rondtrokken. Op 31 maart 1373 verleende de Utrechtse bisschop, Arnoldus II van Horn, verlof aan de questierders van de kerk van Meerssen om met hun relieken door zijn bisdom rond te reizen; in 1374 verlengde hij zijn verlof. Op 10 april 1386 vaardigde zijn opvolger, Florentius van Wevelinkhoven, een oorkonde uit waarin hij de questierders van Meerssen toestond hun aflaten te kramen omdat hun kerk toen 'afgebrand en verlaten' was. De bisschop gaf de questierders een brief mee waarmee zij zich tot de lokale kerkelijke autoriteiten konden richten. Hierin wordt vermeld dat de aan het Heilig Sacrament en Maria gewijde kerk te Meerssen, die schittert door grote wonderen, thans vanwege krijgsverrichtingen afgebrand en verlaten is, en dat de bisschop hierover is geïnformeerd door de proost van Meerssen (tevens pastoor van de kerk), Johannes Bellifortis (Jean de Beaufort). De aflaatprediking wordt als volgt gemotiveerd: '[...] omdat zulke wonderen nuttig zijn voor het christenvolk opdat het met vuur het rechtzinnig met heilzame preken uitgelegd geloof aanhangt en voor het passend herstel zorgt van de genoemde kerk van Meerssen waarin het Lichaam des Heren schittert door de heilzame wondertekenen van de vele mirakelen, vragen wij U, vermanen wij U en bevelen wij U, [...], dat Gij de boden van die kerk of hun zaakwaarnemers, als zij tot U komen met het schrijn en reliek, welke zij met zich dragen, toelaat in Uw kerken, plaatsen en kapellen om daar aalmoezen te vragen van de christengelovigen tot hulp van de genoemde kerk, en hen met kruis, vanen en processie binnen te voeren en ook uitgeleide te doen. [...] Wij verlenen U een aflaat van veertig dagen als Gij hun de helpende hand reikt en boetvaardig gebiecht hebt en waarlijk berouwvol zijt. [...] In de vasten en in Oost-Friesland mogen zij niet rond gaan [...]' Op de dag dat de questierders een parochie bezochten, dienden alle parochianen de kerk te bezoeken, te stoppen met hun werkzaamheden en deze dag te beschouwen als een verplichte feestdag; zo niet, dan wachtte hun de straf der excommunicatie. Een ander voorbeeld van zo'n aflaatbrief voor Meerssen in het bisdom Utrecht is die van de Utrechtse bisschop George van Egmond, die op 14 februari 1548 de boden van de kerk van Meerssen met hun relieken tot het bisdom toeliet om te collecteren ten behoeve van het herstel van hun kerk. Dat dergelijke activiteiten ook door wereldlijke vorsten werden gesanctioneerd, blijkt uit een aantal brieven die achtereenvolgens de Bourgondische hertog Philips de Goede, Maximiliaan van Oostenrijk en diens kleinzoon Karel V in hun hoedanigheid als landsheer van Holland, Zeeland en West-Friesland in 1462, 1510, 1515, 1518 hebben bekrachtigd. In die brieven werd het de questierders van de Dom toegestaan om in de genoemde gewesten rond te gaan met de kassen van O.L. Vrouw en de Twaalf Apostelen, het Heilig Sacrament van Meerssen, St. Cornelius, St. Antonius, St. Maarten, St. Ewout, St. Hubertus en St. Quirinus. Ook worden de questierders van Meerssen vermeld in een pauselijk schrijven d.d. 5 september 1522 van Adriaan VI aan de Utrechtse Dom. - Uit de genoemde aflaatbrief van Philips de Goede (1462) blijkt dat er toen allerlei werkzaamheden werden verricht aan de kerk. Ook in het bisdom Luik werden ter ondersteuning van de bouw aflaatbrieven uitgevaardigd en wel door bisschop Louis de Bourbon in de jaren 1472, 1479, 1501 en 1504. Het wonder in 1465 en de periode daarna - Terwijl er druk aan de kerk werd gewerkt, werd ze, volgens de overlevering, in 1465 door een zware brand getroffen, al dan niet als gevolg van oorlogsgeweld; in die tijd was er allerwegen oorlog in en rond het Luikse en Limburgse land. In ieder geval bleef het Heilig Sacrament op wonderbaarlijke wijze behouden, een wonder dat, meer dan dat van 1222, Meerssen als bedevaartoord populair maakte. Terwijl de kerk in lichter laaie stond en het tabernakel waarin het sacrament rustte, onbereikbaar was geworden, maakte een toegesnelde landman (uit de buurt van Raar) een kruisteken om zich vervolgens een weg door het vuur te banen. Hij opende het tabernakel en bracht het Allerheiligste ongeschonden naar de pastoor (vgl. een gelijkaardig wonder in 1342 te ⟶ Stiphout). Vervolgens keerde hij naar zijn akker terug, waar hij merkte dat een engel zijn onderbroken ploegwerk had voortgezet. Dankzij dat wonder kreeg de sacramentsverering nieuwe impulsen en in de jaren na 1465 werd de toeloop van pelgrims allengs groter. De genoemde aflaatbrieven van de Luikse bisschop getuigen eveneens van het hernieuwde elan van Meerssen als bedevaartoord. - In 1476 arriveerden er opmerkelijk veel pelgrims uit Beek. De herhaalde branden in hun dorp hadden hen tot boetetochten - in wollen kleren en barrevoets - aangezet naar 'Merssen ten heylighen Sacrament' en naar ⟶ St. Antonius te Maastricht. Bij de aankomst van een van de processies uit Beek ging het gerucht dat men biechtstoelen buiten de kerk moest plaatsen om aan de biechtvraag te kunnen voldoen. De oudst bekende vermelding van een speciale processie waarbij het Sacrament van Mirakel werd meegevoerd, dateert uit 1517: 'Int jaer XVII [1517] des eersten daechs inden Mey ende twas sint Philips ende Jacobus daech soe wart sint Tauweren cas te Mersen omgedragen ende het was op eynen vridach'. Enkele auteurs hebben uit deze informatie afgeleid dat er destijds al een broederschap van 'Sintauwerenkas' (= Ouwelkas; kas = schrijn) bestond, die zorg droeg voor de ommegangen met die kas. In de loop van de tijd zouden er in verschillende plaatsen broederschappen ten behoeve van de Meerssense bedevaart zijn ontstaan. - Uit de opbrengsten van de giften der pelgrims en de geldinzamelingen der aflaatpredikers kon niet alleen de kerk worden hersteld, maar werd ook tussen 1500 en 1517 (misschien mede naar aanleiding van de plundering van Meerssen door hertog Karel van Egmond, heer van Gelre) de 'theoteca' oftewel de sacramentstoren vervaardigd. Ze werd in het koor van de kerk geplaatst, waardoor de pelgrims gemakkelijker konden rondgaan. Tevens werd het noorderportaal gebouwd. Het dak van het (overhuifde) portaal diende als toonplaats van relieken aan de bij de kerk en op de Markt verzamelde gelovigen, terwijl het portaal zelf fungeerde als triomfale toegang tot de kerk. - Soms werden in andere steden aan wetsovertreders bedevaarten naar Meerssen opgelegd als boete. Zo legde in 1535 de rechtbank van Alkmaar deze straf op aan iemand die een priester die op weg was met het viaticum, had gemolesteerd. - Tijdens de Nederlandse Opstand bleef ook het Meerssense heiligdom niet gespaard. Zoals gezegd werd in 1578 het Heilig Bloed gestolen en vernietigd; mogelijk kunnen muitende soldaten van Don Juan van Oostenrijk als schuldigen worden aangewezen. Desondanks bleef de herdenking en verering van met name het brandwonder van 1465 de basis voor de Meerssense sacramentsdevotie. - De cultus overleefde de Nederlandse Opstand, zoals blijkt uit het genoemde verslag van de dekenale visitatie op 6 oktober 1673 (tijdens de Franse overheersing): 'Fuit hic quondam Miraculosum cum magno concursu populi qui in hodiernum diem durat' ('Er is hier een of ander Mirakel geweest met een grote toeloop van het volk die blijft voortduren tot op de dag van vandaag'). Uit hetzelfde verslag blijkt dat er gedurende het gehele jaar en bijzonder op Sacramentsdag in de kerk van Meerssen een bijzondere cultus was van het H. Sacrament. Zo beschikte de kerk over een zilveren monstrans met een grote gewijde hostie, een grote zilveren ciborie en nog een stralenmonstrans. De (gods-)lamp brandde niet alleen op zon- en feestdagen, maar ook op iedere donderdag (de weekdag die is gewijd aan het H. Sacrament); bovendien brandde deze lamp ook nog eens iedere ochtend enige tijd voor het Allerheiligste 'ex devotione et oblatione populi' ('uit de toewijding en het offer van het volk'). Niet verwonderlijk is dat de in 1678 herstelde toestand van het simultaneum voor problemen zorgden tussen de Meerssense protestanten en katholieken. - In 1678 beklaagde de dominee van Meerssen zich bij de Staten Generaal over de 'stouticheden dewelcke de roomsgezinden van Meerssen' bedreven. Deze zouden op 15 april van dat jaar gewelddadig de kerk zijn binnengedrongen, '[...] vallende op haare knijen voor de afgod in zijn aenzien, dringende de toehoorders van hare plaetse'. Op dat moment was volgens de dominee net een protestantse dienst bezig onder zijn leiding, maar 'de papisten verrichten haaren afgodischen en superstitueusen dienst ten vollen alhier'. Broederschap - In 1746 werd het 'Loffelijk Broederschap van 't Alderheylighste Sacrament' opgericht, dat nog steeds bestaat en in de loop der eeuwen met vele aflaten is begiftigd. Mogelijk betreft het hier een heroprichting, want hierboven werd reeds het bestaan van een broederschap in 1517 geopperd. Ook in het verslag van de dekenale visitatie op 6 oktober 1673 wordt vermeld dat de broederschap van de parochie gewijd is aan het Allerheiligst Sacrament. De aanleiding voor de oprichting of heroprichting in 1746 wordt uiteengezet in de statuten en andere stukken die de proost van Meerssen, Petrus Proijart te boek heeft gesteld. In dat jaar maakte het Sacrament van Mirakel te Meerssen een ongekende opleving mee. De vele mirakelen die, aldus Proijart, in vroeger tijden te beurt zijn gevallen aan ontelbare 'gebreekige' en 'ellendige' personen die hun toevlucht hadden gezocht tot het Heilig Sacrament in de kerk te Meerssen, hebben tot gevolg gehad dat deze plaats wijd en zijd beroemd is geworden en dagelijks wordt aangedaan door 'Processien en Beedevaarten in groot en merckelijk getal van volck' uit nabije plaatsen, maar ook uit verafgelegen plaatsen en landen. De dagelijkse toeloop is volgens Proijart nooit groter geweest dan eind 1745 en begin 1746, toen Gods gramschap bijna heel Europa had getroffen met een epidemie onder het hoornvee. Tal van processies waren tien, twintig of nog meer uren onderweg om zich met God te verzoenen en hun toevlucht te nemen tot het Heilig Sacrament. Dergelijke processies bestonden dikwijls uit 5000 à 6000 luidop biddende personen, die zo weenden en kermden dat niemand hen zonder medelijden kon aanhoren of aanschouwen. Vanwege deze recente gebeurtenissen en de daarmee gepaard gaande wonderen en vertroostingen, hebben velen er bij proost Proijart en de pastoor van Meerssen op aangedrongen een broederschap op te richten. Dit geschiedde ook: reeds op 2 maart 1746 verleende paus Benedictus XIV zijn goedkeuring aan de oprichting van een dergelijke broederschap die niet was voorbehouden aan een bepaalde beroepsgroep. Voor de leden van de nieuwe broederschap, christengelovigen van beiderlei kunne, was het mogelijk om onder bepaalde condities volle en gedeeltelijke aflaten te verdienen. Volle aflaten waren verbonden aan de dag van intrede, het jaarlijkse feest van Sacramentsdag in de kerk te Meerssen (ook paus Benedictus noemt St. Bartholomeus als patroon van de kerk), en het stervensuur. Gedeeltelijke aflaten konden de broeders en zusters verdienen indien zij op de donderdagen na de vier quatertemperdagen de kerk bezochten, of bepaalde goede werken verrichtten, zoals het begeleiden van een priester met het viaticum naar een stervende. Ook werd, voor de periode van zeven jaar, een speciaal privilege toegekend aan het altaar van de broederschap: wanneer op Allerzielen (2 november) of op een donderdag (de weekdag die aan het H. Sacrament gewijd was) voor een overleden medebroeder of -zuster een mis werd gelezen, verwierf deze zo'n grote aflaat dat zijn of haar ziel verlost werd van de pijnen van het vagevuur. Bij de oprichting werd tevens bepaald dat de proost altijd het hoofd van de broederschap moest zijn, met de pastoor als naaste medewerker. Zij werden bijgestaan door twee broedermeesters. Aan het lidmaatschap was ook een materiële bijdrage verbonden. Ieder lid betaalde iets naar draagkracht; daarnaast was een jaarlijkse bijdrage van tien stuivers verplicht voor de reparatie van de flambouwen die door de broederschapsleden gedragen werden in de processies op Sacramentsdag en Hemelvaartsdag. Overigens werden in later tijd ook ettelijke pauselijke aflaten verleend aan alle christengelovigen (dus niet uitsluitend broederschapleden) die een bezoek brachten aan de kerk van Meerssen: in 1757 door Benedictus XIV, in 1771 door Clemens XIV, in 1777 en 1789 door Pius VI, in 1816 en 1821 door Pius VII. - In 1906, toen de cultus al jaren een opleving kende die nog verder zou doorzetten, werd de broederschap, die blijkbaar niet meer in alle opzichten voldeed, heropgericht. Enkele jaren later, op 11 februari 1909, verleende paus Pius X een aflaat aan de leden die aan bepaalde vereisten voldeden: een aflaat van zeven jaar en veertig dagen op elke donderdag voor ieder die bidt voor het Heilig Sacrament; een volle aflaat op een donderdag per maand mits tijdig is gebiecht, te communie is gegaan en is gebeden voor het Heilig Sacrament; een volle aflaat op Sacramentsdag of een dag in het octaaf daarvan, mits aan dezelfde vereisten is voldaan en in de parochiekerk van Meerssen is gebeden ter intentie van de paus. Deze laatste conditie werd op 20 mei 1916 toegevoegd door paus Benedictus XV. Deze aflaten waren ook toepasbaar op zielen in het vagevuur. Overigens vaardigde Benedictus XV op genoemde datum ook een aantal aflaten uit die alle gelovigen konden verdienen bij een bezoek aan de kerk van Meerssen. - In de jaren zestig en zeventig van de 20e eeuw raakte de broederschap in verval, maar in 1984 werd ze nogmaals heropgericht. Momenteel (1999) telt ze ongeveer 400 leden. Wie zich als lid van de broederschap laat inschrijven, heeft deel aan alle gunsten en aflaten door Rome aan die broederschap gegeven. De contributie bedraagt thans zeven gulden per jaar; nieuwe leden ontvangen een speciale medaille. De broederschap bestaat uit vijf afdelingen met elk een eigen taak in de processies: de flambouwdragers, de broedermeesters, de hemeldragers, de ordecommissarissen en de vaandeldragers. Vanaf circa 1750 - Ook in 1756, tien jaar na de oprichting van de broederschap, was de cultus nog springlevend en doel van processiebedevaarten. Zo beklaagde de luitenant-drossaard van het Land van Valkenburg, J.G. Farjon, zich erover dat op 23 februari van dat jaar 'een aensienlijcke menigte volcks' in processie naar Meerssen was getrokken onder leiding van een kapucijn uit Wittem, de pastoor van Nyswiller en een kruisdrager. De groep was luid biddend en 'superstitieuse' gebaren makend, naar de pastorie gegaan. De pastoor van Meerssen, Wilhelmus Habets, had vervolgens de kerk ter beschikking van het gezelschap gesteld, waarna de pater kapucijn de mis opdroeg en andere 'ceremoniën' verrichtte. Na het middagmaal kwam de groep weer samen in de kerk voor 'verdere plechtigheden'. Toen de processie eindelijk op het punt stond Meerssen te verlaten, waagden de deelnemers het om met hoog geheven kruis (bij de heenweg nog verborgen gehouden) en wapperende vaandels (bij de heenweg nog samengebonden) door het dorp te trekken. De menigte had bij het aanschouwen hiervan haar hartstocht de vrije teugel gelaten en was hardop biddend, zingend en allerlei 'coutorsien' makende, vertrokken. Volgens Farjon hadden zij zich gedragen 'off sij in een Land waeren daer den Roomschen Godsdienst op den Throon zittende de overhand had'. Enkele dagen later was Meerssen opnieuw door zo'n ostentatieve processie bezocht, afkomstig uit Oud-Valkenburg. Vanwege deze incidenten spande Farjon een proces aan tegen pastoor Habets, die zich onder meer verweerde door te verwijzen naar bepalingen bij de Vrede van Nijmegen (1678) over vrijheid van godsdienstuitoefening. Het proces bleef lang aanslepen; in 1766, dus tien jaar na het begin ervan, werd er nog steeds geprocedeerd door de opvolgers van beide heren, terwijl de processies naar de kerk van Meerssen bleven komen. Tot een definitieve uitspraak is het echter nooit gekomen. 19e eeuw - Ook in de periode 1795-1815, toen de voormalige Generaliteitslanden waren ingelijfd bij Frankrijk, bleven er omstreeks Sacramentsdag, ondanks verbodsbepalingen, (groeps-)bedevaarten (onder meer uit Beek) naar Meerssen komen. Daarna, toen Meerssen achtereenvolgens behoorde tot het Koninkrijk der Nederlanden, België en Nederland, bleef de bedevaart doorgaan. Op een lijst van 'processiën die vóór de grondwet van 1848 dagteekenen', in 1879 afgeschreven door de pastoor van Cadier en Keer, staat vermeld dat er reeds voor genoemd jaar een bedevaart bestond vanuit zijn parochie naar Meerssen. Deze processiebedevaart, die ook door Berg en Terblijt trok, kende geen vaste dag. De korte beschrijving die de pastoor van de bedevaart geeft, laat treffend zien tot hoever de tolerantie van de overheid ging aangaande publieke geloofsmanifestaties: priesters liepen mee in kerkelijk gewaad, er werden vaandels meegedragen, er werd gezongen en luid gebeden; het Allerheiligste werd echter niet meegedragen en er werden geen predikaties op de openbare weg gehouden. - In het laatste kwart van de 19e eeuw intensiveerde de bedevaart onder aanmoediging van de plaatselijke en regionale geestelijkheid. Net als in de late middeleeuwen had de stimulering van de bedevaart veel te maken met het genereren van middelen om de restauratie van de kerk te kunnen bekostigen. In de Limburger Koerier van 2 juni 1894 wordt teruggeblikt op de 'heerlijke en onvergetelijke dagen' waarop van woensdag 23 mei tot donderdag 31 mei de herinnering werd gevierd van de talrijke weldaden en genadegunsten die God had geschonken in dit Sacrament van Mirakel. 'Zij [deze dagen] waren vooral een troostvolle uiting van het rijke Katholieke leven, dat de aloude bedevaartplaats van Meersen bezielt. [...] Groot was de schare der vrome pelgrims, vooral op de twee Donderdagen [Sacramentsdag en de octaafdag], die van heinde en verre afzonderlijk ofwel in schoone processies met hun ijverige herders gekomen waren om hun Heer en Heiland op de door Hem van ouds uitverkoren en begenadigde plek te aanbidden en te huldigen.' Iedere dag van de octaaf werd een hoogmis opgedragen en werden feestpredikaties gehouden. Het krantenbericht eindigt met de hartenwens dat de restauratie van de kerk voorspoedig voltrokken moge worden, en met de constatering dat de parochianen en de vele duizenden pelgrims zich deze dagen nog lang zullen heugen. - In de Limburger Koerier van juni 1905 wordt opnieuw gewezen op de 'ontzaglijke' stroom van pelgrims en bedevaartgangers die in processies van de naburige plaatsen naar Meerssen tijgen. De grote processie op de zondag binnen de octaaf doet volgens dit bericht zelfs niet onder voor de schoonste triomftocht. Opmerkelijk is dat het begin van de cultus wordt gedateerd in 1465, het jaar van het 'brandwonder': 'Sedert de wondervolle redding van 's-Heeren lichaam en bloed door den vromen jongeling bij den vreeselijken brand der kerk in de 15e eeuw, is hier het H. Sacrament buitengewoon vereerd geworden en de kronieken verhalen van die devotie uit vorige eeuwen, dat de toevloed van pelgrims tot duizenden steeg en men op het plein om de kerk zelfs biechtstoelen moest oprichten. Honderden mirakelen, genezingen en gebedsverhooringen hadden hier plaats aan den voet van het mirakuleuze Tabernakel en de Pausen van Rome verrijken met tal van aflaten de schoone devotie van Meerssens H. sacramentsvereering'. Rond de grote feesten in 1922 en 1938 - Pas enkele jaren later, in 1909, werd het 'bloedwonder' uit 1222 weer uit de vergetelheid gehaald en werd het ontstaan van de cultus weer in de 13e eeuw gedateerd. De aanleiding tot deze correctie werd gegeven door twee in datzelfde jaar verschenen publicaties: een artikel van de volkskundige Jos Schrijnen, met uitvoerige aandacht voor het verslag van Caesarius van Heisterbach (zie hierboven), en een boek van Albert Eekhof over de zogenoemde questierders (zie hierboven). Dankzij de aandacht die Schrijnen schonk aan de middeleeuwse discussies over de eucharistie in het verslag van Caesarius van Heisterbach (zie hierboven bij 'Oorsprong'), genoot Meerssen enige tijd internationaal belangstelling van theologen en kerkhistorici. - De 'herontdekking' van het oude wonder van 1222 impliceerde dat er in 1922 een eeuwfeest gevierd kon worden. Speciaal voor die gelegenheid werden twee lofliederen ter ere van het Heilig Sacrament geschreven en van muziek voorzien. Tijdens het octaaf, van woensdagavond 14 juni tot en met donderdagmiddag 22 juni, werden niet alleen dagelijks minstens vier missen gehouden met uitstelling van het Allerheiligste (de uitstelling was niet op vrijdag en zaterdag), maar was het ook een komen en gaan van processiebedevaarten. Op donderdag 15 juni, Sacramentsdag, kwamen om 8.30 uur de broederschap van de H. Familie uit Wittem en de processie uit Berg en Terblijt aan; op zondag 18 juni werd na de hoogmis van 8.00 uur de grote processie gehouden; op maandag 19 juni begon om 7.00 uur de hoogmis bij aankomst van de processie uit Houthem, om 8.00 uur begon een tweede hoogmis bij aankomst van de processie uit Bunde; op dinsdag 20 juni begon om 8.00 uur een hoogmis bij aankomst van de processie uit Ulestraten; op woensdag 21 juni begon om 7.00 uur een hoogmis bij aankomst van de processie uit Schimmert; om 8 uur begon een tweede hoogmis bij de aankomst van de processie uit Valkenburg; op donderdag 22 juni werd de feestweek afgesloten met om 10.00 uur een plechtige pontificale hoogmis door mgr. L. Schrijnen en om 16.00 uur een plechtig pontificaal lof en het zingen van het 'Te Deum'. Dagelijks (behalve op vrijdag 16 en zaterdag 17 juni) werd er in de hoogmis om 10.00 uur een feestpredikatie gehouden door een pastoor of een pater uit de regio. Opmerkelijk is dat in dit overzicht alleen processies worden genoemd uit de Nederlands-Limburgse regio. Vóór 1914 arriveerden in Meerssen ook processies uit nabije plaatsen in het buitenland, onder meer uit Moresnet, maar hieraan kwam na het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog een einde. - Uit een overzicht in een broederschapsboekje uit 1929 blijkt dat Meerssen toen niet alleen een belangrijk bedevaartoord was, maar dat de plaatselijke cultus ook heel bepalend was voor het parochieel leven. De viering van het Sacramentsoctaaf en de grote sacramentsprocessie waren een zaak voor de duizenden pelgrims en de parochianen tezamen, andere activiteiten hadden waarschijnlijk meer betrekking op parochianen dan op 'buitenstaanders': een kinderhulde op de vooravond van het feestoctaaf; een maandelijkse processie op iedere derde zondag; aanwezigheid bij de uitstelling van het Sacrament op elke donderdag; een erewacht van mannen die neerknielen bij het Sacrament op de aanbiddingsdagen; een altaarwacht van vrouwen; het onderhouden van het 'Heilig Uur', speciale oefeningen van eerherstel op de donderdag voor iedere eerste vrijdag; de ommegang om het altaar, dat wil zeggen het drie- of zevenmaal rond het altaar gaan, telkens met een tussengebed (vijf onzevaders en vijf weesgegroeten), waarbij ook de achterwand van het tabernakel wordt aangeraakt; de kindertoewijding, waarbij moeders hun nieuw-geborenen op de voet van het altaar leggen en hun kind aan Jezus in het Sacrament toewijden. - In de jaren twintig en dertig pelgrimeerde ook de gehele schoolgemeenschap van het Bisschoppelijk College St. Jozef te Sittard naar Meerssen. Zo liepen op de middag van 6 juni 1934 alle docenten en leerlingen met vaandels en eigen fanfare naar het station in Sittard. Met de trein ging het naar Bunde waar de eigenlijke bedevaart begon. Met de vaandels voorop trok het gezelschap in twee lange rijen biddend naar Meerssen. Het plaatsje was toegerust met vlaggen, wimpels en erebogen voor de pelgrims die hier jaarlijks in juni toestroomden. De collegejeugd vulde de kerk, om, samen met Meerssenaren, het lof bij te wonen. Na het lof verliet het gezelschap de kerk weer en baande het zich een weg door het kermisgewoel naar het St. Aloysiuspatronaat waar het vergast werd op limonade, bier en boterhammen. Na deze versterking en een wandeling door het heuvellandschap rond Meerssen werd nog een sacramentsspreekkoor bijgewoond, 'Adoro Te', geschreven door J.M. Heynens en opgevoerd door de jongens van het St. Aloysiuspatronaat. In verbroken gelederen trok het gezelschap weer naar Bunde en vandaar verder huiswaarts met de trein. - Net als in het jubileumjaar 1922 was er ook in 1938 een uitgebreid feestprogramma. De vele extra feestelijkheden waren er 'ter gelegenheid van de voltooiing der restauratie en uitbouw van de monumentale kerk van het Heilig Sacrament'. Een speciale gids werd uitgegeven met een overzicht van de activiteiten en de trotse vermelding dat al meer dan zeven eeuwen de mirakelkerk de bevoorrechte plaats is voor gebedsverhoringen en wonderen 'waarvan de vele ex-voto's getuigen'. In de inleiding formuleert de reeds genoemde Heynens als doelstelling van 'alle Sacramentsvereerders' om Meerssens mirakelstede 'te doen bezoeken door steeds breedere scharen van vereerders' en te komen tot een 'heilige' wisselwerking tussen 'Stille Ommegangers uit het Zuiden naar Amsterdam, de H. Stede, en van het Noorden naar de oudste Neerlandsche Wonderstede van Meerssen'. Het H. Sacrament van Meerssen wordt daarom ook wel de 'Heilige Stede van het Zuiden' genoemd, naar analogie van ⟶ Amsterdam. Al deze inspanningen relateert Heynens aan het toen binnen de r.k. kerk vaak naar voren gebrachte 'eerherstel voor den smaad en de verguizing der verheidenschte wereld, tot hooghouding van [...] "De glorie en de triomf van Christus Eucharisticus"' (vgl. ⟶ Weiteveen). De viering van het feestoctaaf van Sacramentsdag, met dagelijks enkele missen, uitstelling en lof, had een gelijkaardig stramien als het programma in 1922. Op donderdag 16 juni, Sacramentsdag, arriveerden 's ochtends de broederschap van de H. Familie en de Derde orde uit Wittem en een processie uit Berg en Terblijt, Hulsberg en Wynandsrade, om 10.00 uur werd de pontificale hoogmis opgedragen door mgr. G. Lemmens die tevens de kerk tot basiliek proclameerde, 's middags arriveerde nog een processie van het seminarie te Valkenburg; op vrijdag 17 juni kwam een groepsbedevaart van het jezuïetencollege te Valkenburg; op zondag 19 juni werd de grote Sacramentsprocessie gehouden na de hoogmis van 8.00 uur; op maandag 20 juni arriveerden 's ochtends processies uit Houthem, Broekhem, Bunde, Amby en Rothem, 's middags kwamen er processies van de pensionaten te Overbunde en Marienwaard; op dinsdag 21 juni arriveerden 's ochtends processies uit Ulestraten, Itteren, Schin op Geul (pensionaat, tevens een groep pelgrims uit de parochie) en Beek, 's middags een processie van de apostolische school te Schimmert; op woensdag 22 juni arriveerden 's ochtends processies uit Schimmert, Valkenburg, Geulle en Uykhoven, 's middags kwamen de studenten van het missiehuis van O.L. Vrouw van Lourdes te ⟶ Cadier en Keer; op donderdag 23 juni werd de grote slotplechtigheid gehouden, 's middags kwam nog een processie van het seminarie te Stein. Nog spectaculairder dan het feestoctaaf waren de grootse historische stoeten die enkele katholieke standsorganisaties, onder voorzitterschap van dhr. Eugène Honée, organiseerden op zondag 26 juni en zondag 3 juli. Op beide zondagen werd, na een openluchtliturgie in het Proosdijpark, de stoet gelopen vanaf de 'Groote Rijksweg' (om 15.30 uur) tot de Markt (om 17.45 uur). Na een concert werd om 22.15 uur vuurwerk afgestoken, waarna er een taptoe werd gehouden. Op de eerste zondag kwamen ruim 10.000 bezoekers van elders naar Meerssen. Onder hen waren vele hoogwaardigheidsbekleders, zoals de abten van de benedictijnen te Vaals en de trappisten te Lilbosch-Echt, de commissaris van de koningin, de burgemeester van Maastricht, en de burgemeesters van Meerssen en naburige gemeenten. De twee nagenoeg gelijke stoeten (alleen de deelname der fanfares was wisselend) waren samengesteld uit maar liefst 42 groepen; de meeste hiervan beeldden taferelen uit met betrekking tot de geschiedenis van Meerssen en diens Sacrament van Mirakel: 1 Marechaussee te paard; 2 muziekcorps van het 3e regiment der infanterie te Maastricht; 3 standaards en vlaggen van alle corporaties van Meerssen en omgeving; 4 herauten te paard met de standaard van Meerssen; 5 klaroencorps de 'Volharding'; 6 op een wagen de oudste bewoners van Meerssen, de Eburonen en Sunikers (de 'Volharding'); 7 een vendel Romeinse soldaten met o.m. een wagentje Romeinse patricische dames (buurt Kookstraat); 8 de eerste evangeliepredikers, de H. Servatius en de H. Hubertus; 9 muziekcorps; 10 bewoners van de koninklijke palts te Meerssen, Pepijn van Herstal en Pepijn de Korte; 11 Karel de Grote; 12 de drie kleinzonen van Karel de Grote, die in 870 een verdrag sloten in Meerssen: Lotharius I, Lodewijk de Duitser en Karel de Kale; 13 Lodewijk de Stamelaar en Karel de Dikke; 14 Arnulf van Karinthië en Zwentibold (vgl. ⟶ Susteren), de aangetrouwde oom van Gerberga; 15 Raginar van Henegouwen en Giselbert van Henegouwen, de echtgenoot van Gerberga; 16 fanfare; 17 overdracht van de palts aan de benedictijnen van Reims door een riddergroep; 18 hofdames van Gerberga; 19 graaf Arnulfus, voogd van Meerssen; 20 wagen, waarop de overdracht plaatsvindt, met onder anderen Gerberga, haar moeder Mathilde, de abt van Reims etc.); 21 clerici en anderen, die hun goedkeurig verleenden aan de overdracht; 22 eucharistische kinderkruistocht, 'schitterende groep van plm. 80 jongens'; 23 eucharistische kinderkruistocht, 'keurige groep meisjes uit Meerssen'; 24 de H. Gerlachus temidden van een groep pelgrims uit Houthem; 25 fanfare; 26 wagen waarop de allegorie 'van korrel tot hostie' wordt uitgebeeld (Boerenbond); 27 dispuut van de benedictijnen te Meerssen tegen aanhangers van Petrus Cantors dwaalleer over de transsubstantiatie; 28 onderling twistgesprek van de vier benedictijnen te Meerssen; 29 wagen waarop een benedictijn aan het vrome volk de kelk toont met het miraculeuze bloed; 30 Koenraad van Urach op bezoek bij de benedictijnen in Meerssen; 31 Caesarius van Heisterbach met vier andere cisterciënzers; 32 het maagdenkoor van Broekhem; 33 drie vrouwen (onder wie Juliana van Cornillon) en drie mannen die een belangrijke rol hebben gespeeld bij de introductie van het feest van Sacramentsdag; 34 equipe te paard en wagen waarop het brandwonder uit 1465 wordt voorgesteld; 35 harmonie Meerssen; 36 rondgang van de 'questierders' met de relieken; 37 'Meerssener Gang', middeleeuwse pelgrims op weg naar Meerssen; 38 wagen, voorstellende de Stille Omgang rond het altaar in de kerk te Meerssen; 39 processie in de loop van de eeuwen, 16e tot en met de 20e eeuw; 40 fanfare; 41 ritmisch maagdenkoor; 42 toewijding van de moderne Limburgse Katholieke Actie Jeugd aan O.L. Vrouw van het H. Sacrament te Meerssen. De samenstellers van deze enorme stoeten - waarin accent wordt gelegd op Meerssens roemrijk verleden als Frankische palts, middeleeuwse mirakelen en de eucharistische vroomheid in het begin van de 20e eeuw - hebben zich ongetwijfeld mede laten inspireren door de genoemde publicaties uit 1909. Zo duiken opnieuw de middeleeuwse questierders op (nr. 36), en wordt het vrome publiek wel erg grondig ingewijd in de dogmatische discussie die de aanleiding vormde tot het wonder in 1222 (nrs. 27-28). Het ontstaan van de 'Meerssener Ganck' of 'stille bedevaart' - Ook in de oorlogsjaren werden Sacramentsdag en het octaaf groots gevierd in Meerssen: in 1941 kwamen er duizenden gelovigen 'van heinde en verre' naar de eerste vieringen op Sacramentsdag, en in 1942 was de drukte tijdens het feestoctaaf groter dan ooit. Ook in juni 1945, kort na de bevrijding, was de drukte tijdens het octaaf massaal. Kapelaan H. Voncken wees de parochianen en bezoekers van buiten op de plicht van dankbaarheid voor redding uit de oorlog. Tevens spoorde hij de parochianen aan om voortaan elke donderdag de basiliek te bezoeken en een omgang rond het altaar te houden. Ook in de jaren daarna bleef de toeloop naar Meerssen bestaan, ofschoon in 1949 een Maastrichtse pelgrim verzuchtte dat de voetprocessies van weleer waren vervangen door 'wandelsportverenigingsexcursies'. De pelgrim verwees ook naar het gebruik dat tijdens de rondgang om het hoogaltaar een bruin plekje werd aangeraakt, dat een restant zou zijn van de brand uit 1465. - Toen in het voorjaar van 1941 bleek dat, als gevolg van de oorlogsomstandigheden, de traditionele Limburgse deelname aan de Stille Omgang in Amsterdam onmogelijk zou zijn, rees bij de toenmalige Meerssense deken J. Krijns en een vijftal andere personen (uit Geleen, Stein, Kerensheide en Meers) de gedachte om ter vervanging hiervan iets dergelijks te organiseren 'naar de oudste Nederlandse mirakelstad: Meerssen'. De initiatiefnemers ontwierpen een actieplan dat moest steunen op een netwerk van correspondenten in Zuid-Limburgse parochies. In 1941 namen niet minder dan 2000 mannen deel aan de eerste 'Meerssener Ganck', een uitdrukking die overigens ook wel gebruikt wordt voor de (processie-)bedevaarten tijdens het feestoctaaf. Sedertdien werden deze 'stille bedevaarten' jaarlijks georganiseerd door een comité met vele correspondenten (127 in 1965) in tal van parochies (108 in 1965) en rectoraten. Aspirant-pelgrims dienden van te voren bij een der correspondenten een deelnemerskaart aan te vragen. In de eerste jaren van hun bestaan werden deze tochten in het voorjaar gehouden, maar toen na de oorlog de Stille Omgang naar Amsterdam weer mogelijk was, werden ze verplaatst naar het najaar. Tot en met 1963 waren er dergelijke tochten op drie zaterdagavonden in oktober. Gewoonlijk betrof het groepsbedevaarten uit de verschillende dekenaten: in genoemd jaar kwam de stille bedevaart uit de dekenaten Heerlen, Kerkrade, Schaesberg en Sittard in de nacht van 5 op 6 oktober; uit de dekenaten Brunssum, Geleen, Hoensbroek, Schinnen en Susteren in de nacht van 12 op 13 oktober; uit de dekenaten Gronsveld, Gulpen, Maastricht en Meerssen in de nacht van 19 op 20 oktober. Na 1963 werd de 'stille bedevaart' nog maar op twee zaterdagavonden in oktober gehouden. Alleen katholieke mannen ouder dan 17 jaar kwamen voor deelname in aanmerking. De jaren vijftig en zestig - In de eerste decennia na de Tweede Wereldoorlog zette het rijke processie- en bedevaartleven zoals dat in de jaren dertig bestond, zich verder voort. Een onderdeel van de devotie na aankomst in de kerk was de reeds genoemde rondgang, de 'omganck', om het altaar. In 1950 gaf deken H. Steegmans in Credo enige uitleg bij dit ritueel, omdat het soms bevreemding bij buitenstaanders wekte: 'Een lezer van Credo vraagt een verklaring van de hem vreemd lijkende devotie die in Meerssen beoefend wordt. Hij zag daar mensen op de eerste trede van het altaar neerknielen en, na er een tijdje gebeden te hebben, om het altaar gaan'. Na te hebben verwezen naar de twee wonderen, vervolgt de deken: 'Als verering van de plaats waar zolang de kelk is bewaard geworden, is het eeuwenoude gebruik te verklaren, dat de Meerssenaren na eerst aan de voet van het altaar te hebben gebeden, om het altaar gaan om het deurtje van het oude tabernakel aan te raken. Het is dus een soort relikwieverering. [...] Zelden zal men in de basiliek van Meerssen komen, zonder mensen aan het altaar te zien bidden. Vooral donderdags krijgt O.L. Heer er veel bezoek. Natuurlijk kan zulk een gebruik aanleiding geven tot oneerbiedigheid, vooral als kinderen zonder geleide het priesterkoor betreden. Maar waar de Meester gezegd heeft: 'Laat de kleinen tot Mij komen', willen wij ze niet tegen houden al blijft het onze plicht en die der ouders ook de kinderen te leren eerbied te hebben voor het Heilige, vooral voor het Allerheiligste. Zo gezien en zo opgevat is de Omgang van Meersen ten volle verantwoord en aanbevelingswaardig.' De deken karakteriseert de 'ommegang' in zijn artikel als een vroom gebruik van de Meerssenaren zelf; uit andere berichten blijkt echter dat ook veel pelgrims een omgang rond het altaar liepen. In later jaren zou dit 'eeuwenoude' gebruik, dat waarschijnlijk pas is ontstaan na de plaatsing van het hoofdaltaar omstreeks 1900, steeds vaker genoemd worden als de belangrijkste karakteristiek van de cultus. - In 1956 werd op de eerste dag van het octaaf in de basiliek een pontificale mis opgedragen door mgr. Lemmens. Nadat de bisschop, in het gezelschap van andere geestelijken, bestuurderen en vele bruidjes met bloemen in de hand, de kerk was binnengeleid, zong het basilicakoor de sacramentsmis met het 'Lauda Sion', volgens een uitvoering van H. Andriessen. De feestpredikatie werd gehouden door H. Voncken, directeur van de kerkmuziekschool in Utrecht, die ook gedurende jaren verantwoordelijk was voor de noveenboekjes van het Sacrament van Mirakel te Meerssen (in deze boekjes was het feestoctaaf met nog een dag uitgebreid). Vanaf de vroege ochtend werd de kerk bezocht door pelgrims die een omgang rond het hoofdaltaar maakten. Uit een dagbladverslag van 1 juni 1961, blijkt dat bij de opening van het octaaf, op de (woensdag-)middag voorafgaand aan Sacramentsdag, om 16.30 uur eerst de kinderen hun hulde brachten aan het sacrament. Om 19.30 uur riep het gelui der klokken de volwassen parochianen op; per buurt trokken zij biddend naar de kerk die om 20.00 uur overvol was. Vervolgens werd het lof gevierd waarbij enkele koren onder meer het 'Ave Verum' van Mozart zongen en de gelovigen tezamen het 'Tantum Ergo' zongen. Over de sacramentsprocessie van 1962 werd vermeld dat deze, mede vanwege het grote aantal pelgrims dat meeliep, de processies uit vroeger jaren overtrof qua massaliteit en opluistering. Dat jaar trok ook het 'beroeps koper-ensemble van de Nederlandse Radio Unie' mee. - Een bijzonder jaar was 1965: toen werd zowel het vijfde eeuwfeest van het brandwonder als het 25-jarig bestaan van de 'Meerssener ganck' gevierd. Het eeuwfeest werd geopend op woensdagmiddag 16 juni met een bloemenhulde door kinderen aan het Heilig Sacrament; 's avonds deden volwassenen hetzelfde. De pontificale hoogmis op 17 juni, Sacramentsdag - met als voorganger de bisschop van Roermond, mgr. P. Moors - werd opgeluisterd met een uitvoering van de Krönungsmesse van Mozart. Bovendien voerde de toneelvereniging Animato een massa-openluchtspel op met het brandwonder als onderwerp. Vooral op deze dag, maar ook tijdens de andere dagen van het octaaf, werd Meerssen door duizenden pelgrims bezocht. Van deze bezoekers werd enkele dagen eerder in De Nieuwe Limburger de volgende verwachting uitgesproken: 'Zij zullen niet vertrekken, vooraleer zij ook de eeuwenoude "omganck" om het hoofdaltaar hebben gemaakt, daarbij de achterwand van het tabernakel eerbiedig aanrakend'. De sacramentsprocessie op zondag 20 juni trok in dat jaar naar het buurtschap Raar, de geboorteplaats van de landman die in 1465 het sacrament redde. De bewoners hadden de provinciale weg versierd met vlaggen; in enkele veldkapellen was een rustaltaar geplaatst. Voorts werd in de pers veel aandacht geschonken aan het brandwonder van 1465. Overigens werd in een artikel in het Limburgs Dagblad gesuggereerd dat het brandwonder wellicht niet in 1465, maar in 1365 - enkele jaren voor het begin van de 'questen' - zou zijn gebeurd, zodat eigenlijk sprake was van een zesde eeuwfeest. - De Meerssener ganck stond in 1965 in het teken van 'vrede, vrijheid en gerechtigheid'. In de nacht van 9 op 10 oktober kwamen er pelgrims uit de dekenaten Heerlen, Kerkrade, Schaesberg, Sittard, Geleen, Hoensbroek en Susteren; in de nacht van 16 op 17 oktober kwamen er pelgrims uit de dekenaten Gronsveld, Gulpen, Maastricht, Meerssen, Brunssum en Schinnen. Van te voren konden zij, tegen een kleine vergoeding, een deelnemerskaart verkrijgen bij een der correspondenten ter plaatse. Aan hen allen werd door de organisatie verzocht om tijdens de heenreis de rozenkrans te bidden. De plechtigheden te Meerssen begonnen op beide avonden om 23.30 uur met uitstelling en aanbidding van het Allerheiligste. Daarna volgden een predikatie (door pater Lescrauwaet, overste van het missiehuis in Stein) en een plechtige mis. Na de mis volgde de traditionele 'omganck' rond het altaar, waarbij de pelgrims met de hand de achterkant van het tabernakel aanraakten waarin - volgens de (steeds verder aangevulde) overlevering - ooit de kelk zou zijn bewaard waarin in 1222 het bloedwonder was gebeurd. Vanwege het 25-jarig jubileum kregen alle deelnemers een gedachtenisprentje. Blijkbaar werd het 25-jarig jubileum door velen ook als een goed eindpunt beschouwd, want eind jaren zestig bestond de stille bedevaart niet meer. - Ook na 1965 bleven tijdens het feestoctaaf de pelgrims - individueel, in kleine groepen of processiegewijs al dan niet met fanfare - naar Meerssen toestromen. In de pers wordt steeds opnieuw melding gemaakt van 'duizenden die onaflatend de eeuwenoude "omganck" maken om het hoofdaltaar, daarbij de achterkant van het tabernakel aanrakend'. Allengs bleek echter dat de reële bezoekcijfers niet meer overeenkwamen met de verwachtingen. In 1968 merkte de Meerssense kapelaan Benders over de processies in het octaaf op dat zelfs 'een blinde kan zien dat het aantal processies en vooral de animo om mee te gaan in de laatste jaren behoorlijk achteruit lopen'. In de maand juni van hetzelfde jaar paste hij de processie aan bij de eigen tijd door onder meer portretten mee te laten dragen van 'leefvoorbeelden', zoals paus Johannes XXIII, bisschop Bekkers, abbé Pierre, Martin Luther King, John en Robert Kennedy. Het kerkkoor zong liederen als 'We shall overcome' en er was zelfs een kort optreden van een beatorkest. Het kerkbestuur vreesde relletjes en 'het lokken van langharigen', maar de processie verliep zonder incidenten. In 1969 schrijft het Limburgs Dagblad dat de jaarlijkse viering van het sacramentsoctaaf in de loop der eeuwen altijd op wisselende wijze is gevierd. 'Het zal daarom niemand verwonderen, dat de viering in deze tijd van verandering en vernieuwing wel op de meest luisterrijke maar toch aangepaste wijze zal plaatsvinden'. Deken W. Horsmans is het die, volgens nog steeds dezelfde krant, op eigentijdse wijze vorm wil geven aan de bijzondere verering van het H. Sacrament van Meerssen. Het programma van Horsmans leek echter veel op dat van de voorgaande decennia: bloemenhulde door kinderen op de woensdag (4 juni) voor Sacramentsdag, pontificale hoogmis op Sacramentsdag met mgr. Moors, elke dag in het octaaf 's ochtends enkele missen en in de namiddag missen voor de pelgrims die voornamelijk kwamen uit de parochies Bunde, Meerssen-West, Schimmert, Rothem, Houthem, Berg en Terblijt, Ulestraten, Amby, Borgharen, Itteren en Waalsen. De jaren tachtig en negentig - Zoals ook met het processie- en bedevaartwezen elders in Nederland het geval was, moest de Meerssense feestweek in de jaren zeventig aan belangstelling aanzienlijk inboeten. Vanaf 1978, toen een nieuw plan werd uitgewerkt voor de processie, kenterde het tij echter: in 1983 werd het aantal deelnemers aan alle missen, gebedsdiensten en de processie op zo'n 15.000 geschat. Met 35 groepen was vrijwel de gehele Bartholomeusparochie bij de processie ingeschakeld. In 1983 werden in de nabijheid van het hoofdaltaar ook nieuwe standaards voor het ontsteken van devotielichtjes en noveenkaarsen geplaatst, een praktijk die nog altijd druk wordt gebezigd. Vanaf 1984 ligt er in de basiliek een boek, waarin nog dagelijks intenties worden geschreven. De volgeschreven intentieboeken worden in de sacristie bewaard. - Vanaf omstreeks 1985 nam het jaarlijkse aantal bezoekers tijdens het octaaf echter weer geleidelijk af, in de jaren negentig verminderde dit aantal van ongeveer 8000 tot 5000. Steeds werd (en wordt) naarstig gezocht naar nieuwe vormen om eigentijds te blijven. Zo werden in 1999 jongeren tussen 16 en 30 jaar uitgenodigd op vrijdag 4 juni om 19.30 uur in de proostenkelder een gesprek te voeren met hulpbisschop mgr. De Jong. Om 21.00 uur was er voor hen een speciale Taizé-viering in de basiliek, bestaande uit gebed, gezang en meditatie. Om 21.30 uur werden zij in de gelegenheid gesteld om gezamenlijk mee te trekken in de lichtprocessie. - Naast aandacht voor de sacramentsprocessie en het feestoctaaf bleef ook de belangstelling voor de permanente aanbidding van het sacrament bestaan. Zo werd, op initiatief van pastoor-deken L. Kirkels, op 14 juli 1988 de gewoonte ingevoerd om op elke donderdag tussen 14.00 en 17.00 uur (thans tussen 13.00 en 16.00 uur) het sacrament uit te stellen, terwijl vrijwilligers de 'erewacht' houden. In het begin van de 20e eeuw bestond deze gewoonte ook al, om echter allengs vervangen te worden door een korte uitstelling op donderdagochtend. Tijdens dit zogenoemde 'Heilig Uur' wordt door de aanwezigen (in 1999 gemiddeld 30 personen) gebeden voor intenties uit het intentieboek. Deken Kirkels is niet bekend met meldingen van aantoonbare gebedsgenezingen. Wel is hij ervan overtuigd dat er nog altijd 'geestelijke' genezingen plaatsvinden. - Nog steeds komen jaarlijks groepsbedevaarten uit nabije plaatsen - zoals Amby, Beek, Berg en Terblijt, Borgharen, Broekhem, Bunde, Elsloo, Genhout, Geulle, Houthem, Itteren, Rothem, Schimmert, Ulestraten, Valkenburg, Waalsen - om mee te lopen in de grote sacramentsprocessie die door de parochie - en soms ook daarbuiten - trekt. Zij worden vergezeld van pelgrims uit de rest van Zuid-Limburg, die op eigen gelegenheid komen (vaak in gezins- of familieverband). Traditiegetrouw gaan de pelgrims rond het altaar waarbij zij de oude tabernakeldeur aanraken. De precieze formule van deze devotie, die - behoudens legendarische toevoegingen over het ontstaan ervan - in de loop van de 20e eeuw niet meer is veranderd, is als volgt: 'Na een gebed knielende op de trappen van het altaar of ook staande, bidt men vijf maal het Onze Vader en het Wees Gegroet. Daarna gaat men achter 't altaar om, raakt aan de achterkant van het altaar de tabernakeldeur aan en men maakt een kruisteken. Dit doet men drie of zeven maal. Daarna vertrouwt men aan de Heer zijn bijzondere wensen en verlangens toe.' - Thans bestaan er twee routes van de jaarlijkse grote Sacramentsprocessie. In de even jaren trekt de processie door de kern van Meerssen: Basiliek, Markt, Kruisstraat, Kookstraat waar een rustaltaar staat, Past. Creftenstraat, Bunderstraat, Montfortlaan, Pr. Richardstraat, Pr. de Beaufortstraat, Stationsplein, Proosdijpark waar een rustaltaar staat, Beekstraat, Kruisstraat, Kerksteeg, Markt, Basiliek. In de oneven jaren: Basiliek, Markt, Kruisstraat waar een rustaltaar staat, Kuileneindsestraat, Lange Raarberg, Raar waar twee rustaltaren staan in de beide Mariakapelletjes; vandaar gaat de processie terug langs de Korte Raarberg, Volderstraat, Kruisstraat, Markt, Basiliek. O.L. Vrouw van Meerssen - Volgens pastoor-deken L. Kirkels heeft in de kerk ook lange tijd een verering van O.L. Vrouw van Meerssen bestaan. Cultusobject was een 16e-eeuws (ca. 1525) gepolychromeerd eikenhouten beeldje (36 cm hoog) van een staande Maria met kind, vervaardigd door een onbekende meester in de stijl van Mechels snijwerk. Maria is gehuld in een gouden mantel met blauwe voering; zij draagt haar kind op de rechterarm. Het kind houdt in zijn handjes een geopend boek. De verering is in de vorige eeuw opgehouden te bestaan, toen ze het veld moest ruimen (d.w.z. het beeld werd naar de sacristie verplaatst) voor een nieuw-ingevoerde devotie tot O.L. Vrouw van Goede Raad. Onder leiding van Kirkels is de oude devotie echter weer gerevitaliseerd, waarbij Maria als nieuwe titel heeft gekregen 'patrones van gezinnen'. Er is een kopie van het oude beeldje geplaatst in het retabel van het Heilig Huisgezin bij het Maria zijaltaar, links in de basiliek. Bij het beeld worden dagelijks lichtjes aangestoken. - Naast de verering van O.L. Vrouw van Meerssen en O.L. Vrouw van Goede Raad, heeft Maria (na omstreeks 1910, zie bij 'Topografie') in de kerk van Meerssen ook aandacht gehad als 'O.L. Vrouw van het H. Sacrament'. |
|
Materiële cultuur |
- Diversen: 1 Aan de wand boven de ingang aan de Marktzijde hangt een schilderij (300 x 200 cm) met een voorstelling van het brandwonder uit 1465. Dit schilderij heeft nog deel uitgemaakt van het oude barokaltaar uit 1754 en is in 1860 gerestaureerd door F. Nicolas. Het heeft in de 18e eeuw een ouder, niet meer bestaand, schilderij vervangen waarop eveneens de reddingsscène was afgebeeld. Opmerkelijk is dat op het schilderij de landman een monstrans met daarin een (witte) hostie in veiligheid brengt, dus niet de kelk met het Sacrament van Mirakel; 2 rechts op het priesterkoor staat het zogenoemde 'conopeum' (parasolvormig scherm met rode en gele banen: een onderscheidingsteken van de waardigheid van basiliek). Op dit baldakijn zijn een twaalftal afbeeldingen aangebracht, waaronder het 'bloedwonder' in 1222 en het 'brandwonder' in 1465; 3 de basiliek beschikt ook over een zogenoemd 'tintinnabulum' (belletje, omgeven door verguld houtwerk: eveneens een onderscheidingsteken van een basiliek) met daarop de tekst 'er vloeide water en bloed', duidend op het wonder uit 1222; 4 rechts in het koor, bij de ingang van de huidige sacristie, staan twee engelenbeelden die oorspronkelijk deel uitmaakten van een beeldengroep op het in 1804 uit de kerk verwijderde oxaal. De engelen dragen ieder een attribuut dat verwijst naar een van beide sacramentswonderen. - Ex-voto's: in de 20e eeuw (?) hingen achter het hoofdaltaar vele ex-voto's die getuigden van gebedsverhoringen. Devotionalia - Medailles: 1 aluminium medaille (ø 2,6 cm) met op de beeldzijde een kelk met daarboven een hostie in een stralenkrans, rechts van de kelk een rank met druiventrossen en links enkele korenaren, onder de kelk de tekst 'Ecce Agnus Dei' ('Ziet het Lam Gods'); op de keerzijde de tekst 'H. Sacrament / van / Mirakel / 1222 te 1465 / Meerssen / 1746'. Deze medaille werd (voor 1984) verschaft aan degenen die zich bij de broederschap lieten inschrijven; 2 metalen (legering) medaille (ø 2,8 cm, zonder oog) met op een zijde een priester ten halve die een grote hostie breekt boven een kelk, daaronder de tekst 'Meerssen A.D. 1746' (het oprichtingsjaar van de 18e-eeuwse broederschap), rondschrift: 'In het jaar 1222 vloeide er bloed + Aartsbroederschap v.h. Allerheiligste Sacrament'; op de andere zijde een afbeelding van de grote monstrans en het rondschrift: 'Jezus in het Heilig Sacrament + ontferm U over ons'. Deze medaille is geslagen in 1984 en wordt vanaf dat jaar verleend aan (nieuwe) leden van de broederschap. Devotioneel drukwerk - Bedevaart- en noveenboekjes: 1 Het Allerheiligste Sacrament van Mirakel in de kerk van Meerssen (Meerssen: De Geulbode, impr.14 mei 1929; 32 p.) met informatie over de twee wonderen, de kerk, de broederschap, aflaten, de devotie, en een formulier (achterblad) om zich als lid te laten inschrijven; 2 Gids der eucharistische feesten in de Limburgsche H. Mirakelstede te Meerssen, bij gelegenheid van de voltooiing der restauratie en uitbouw van de monumentale kerk van het H. Sacrament en op 16 juni 1938 door mgr.dr. G. Lemmens tot Basiliek geproclameerd, 26 juni-3 juli 1938 (Meerssen: De Geulbode, 1938; 88 p.); o.m. met kaartje van de routes die op zondag 26 juni en zondag 3 juli werden gelopen; 3 H. Voncken, Nieuw noveenboekje van het Allerheiligste Sacrament van Mirakel te Meerssen (Meerssen: Fa. Maenen Vaessens, Meerssen; impr. 11 febr. 1941; 64 p.); 4 Noveenboekje van het H. Sacrament van Mirakel (Meerssen: Maenen; impr. R. Maessen, 27 mei 1994; 32 p.) met informatie over de basiliek, de twee wonderen, het Sacramentsoctaaf, de broederschap, aflaten, de noveen met voor elke dag een aparte gebedstekst en voorafgegaan door een instructie over de omgang rond het altaar, gebed voor de geestelijke communie, oefeningen, litanie tot eerherstel van het Allerheiligst Sacrament, gebed tot de aartsengel Michaël, gebed om priesterroepingen, gebed tot O.L. Vrouw van Meerssen voor het gezin, sacramentslied 'Heilig Geheim', sacramentslied 'O, Liefde-God'; 5 Kruisweggebeden. Broederschap van het H. Sacrament Meerssen (Meerssen: Maenen; impr. R.H.M. Maessen, 15 mei 1997) in het ten geleide wordt gewezen op het verband tussen de eucharistie en de kruisweg, dan volgen telkens een afbeelding en een gebed bij ieder van de 14 staties; op de achterkant is de grote monstrans afgebeeld. - Prentjes: 1 broederschapsprentje, zwart-wit vouwprentje (12,3 x 8 cm) met op de voorzijde, van onder naar boven: twee handen die een grote hostie (waaruit bloed sijpelt) breken boven een kelk (daaronder de tekst: 'exivit sanguis et aqua', 'er stroomde bloed en water uit'), de basiliek, twee engelen die met wierookvaten wuiven bij de voeten van de gekruisigde Christus. Op de binnenzijde links een kort verslag van het wonder uit 1222 en toelichting bij het 'heel oud gebruik' van de omgang rond het altaar, rechts informatie over de broederschap, onder meer de plichten voor de leden: 1) regelmatig op zondag de H. Eucharistie mee te vieren. 2) eenmaal per jaar het Heilig Sacrament te Meerssen te komen aanbidden. 3) telkens wanneer zij communiceren het volgende schietgebed te bidden: Jezus, ik geloof in U. Jezus ik hoop op U. Jezus ik bemin U.' Op de achterzijde de vermelding dat inschrijving openstaat voor rooms-katholieken van 18 jaar en ouder, kinderen en jongeren kunnen worden ingeschreven als aspirantlid, voorts de vermelding dat de noveen bestaat uit het negen dagen achter elkaar enkele 'omgangen' maken en gelegenheid om enkele persoonsgegevens te noteren als (aspirant)lid met de vermelding dat het lidmaatschap jaarlijks ƒ5,- kost (z.pl.: z.n., ca. 1984); 2 zwart-wit prentje (13 x 8,2 cm) met dezelfde beeldzijde als het broederschapsprentje uit ca. 1984 (maar zonder onderschrift), op de keerzijde een gebed om priesterroepingen (impr. L. Meertens, 21mei 1986); 3 zwart-wit vouwprentje (13,2 x 8 cm) met op voorzijde Jezus ten halve met rond broodje in rechter hand en tekst 'Kom en volg Mij'. Op de binnenzijde het sacramentslied voor het feestoctaaf (eerste couplet: 'Heer, zoon van God, Gij Redder onzer zielen. Gij Godd'lijk Lam, dat onze zonden draagt. Zie ons die hier aanbiddend voor U knielen, verhoor Uw volk, dat om vergeving vraagt'). Op de achterzijde het gebed om priesterroepingen (impr. L. Meertens, 21 mei 1986); 4 zwart-wit prentje (11,5 x 8 cm) met dezelfde afbeelding van de priester als op de in 1984 geslagen medaille, op de keerzijde een gebed als hulp bij de geestelijke communie (z.pl: z.n., impr. L. Meertens 16 mei 1988); 5 bruin-wit vouwprentje met op de voorzijde een afbeelding van het vuurwonder uit 1465. Op de binnenzijde links een sacramentslied (eerste couplet: 'Heilig geheim, dat de Eng-len bewaken; Heerlijke kelk vol van Goddelijk Bloed; Wonderbaar brood dat wij biddende smaken; Hemelse spijs, die voor eeuwigheid voedt') en rechts een gebed tot het H. Scarament. Op de achterzijde dezelfde afbeelding als op het broederschapsprentje uit ca. 1984 (z.pl.: z.n.; impr. L. Meertens [ca. 1988]); 6 prentje (14,5 x 5,5 cm) met kleurenfoto van de grote monstrans en daaronder de tekst 'Adoro Te devote'; op de keerzijde een gebed als hulp bij de geestelijke communie (z.pl.: z.n., ca. 1994). - O.L. Vrouw: 1 zwart-wit prentje (13 x 8,2 cm) met afbeelding van het Mariabeeldje dat boven de buitendeur van het noordeportaal staat en onderschrift 'O.L. Vrouw van het H. Sacrament (detail beeldhouwwerk Basiliek van het H. Sacrament Meerssen)'. Op de keerzijde een gebed tot Maria, die 'Levende Monstrans van Christus' wordt genoemd (z.pl.: z.n., z.j.) ; 2 kleurenprentje (12 x 6,9 cm) met afbeelding van het beeldje van O.L. Vrouw van Meerssen. Op de keerzijde een gebed tot Maria voor steun om sterk te blijven in het huwelijk (impr. R. Maessen, 5 juni 1992). |
|
Bronnen en literatuur |
Archivalia: Het archief van de augustijnen in Eaucourt (F) is in de Eerste Wereldoorlog geheel verloren geaan. Gelukkig waren reeds in het begin van de 18e eeuw veel stukken betreffende de proosdij overgebracht van Eaucourt naar Meerssen. In 1794, na de inval van de Fransen, werd het archief van de proosdij naar Düsseldorf gestuurd en later naar Duisburg. Omstreeks 1804 werd het overgebracht naar het Algemeen Rijksarchief in Brussel; door een ruilovereenkomst in 1953 tussen de Nederlandse en de Belgische overheid, kwam het terecht in de huidige bewaarplaats, het Rijksarchief te Maastricht. Maastricht, Rijksarchief in Limburg: archieven van de proosdij Meerssen (968-1790) (zie A. d'Hoop, Inventaire général des archives ecclésiastiques du Brabant, dl. 5 (Bruxelles 1930) nrs. 17371-18081); Collectie Goossens, inv. nr. 168, o.m. een lot uit de loterij die in 1879 werd georganiseerd door pastoor Hoho, knipsels. Maastricht, gemeentearchief: oud-parochiearchief Meerssen; parochiearchief Cadier en Keer, inv, nr, 1992. Meerssen, parochiearchief St. Bartholomeuskerk: o.m. liber memorialis (ca. 1800) met gegevens over de verering. Tekstedities: Aubertus Miraeus & Joannes Franciscus Foppens, Opera diplomata, et historica, in quibus continentur chartae fundationum ac donationum piarum, testamenta, privilegia, foedera principum, et alia tam sacrae tam profanae antiquitatis monumenta (z.p.: z.n., 1723) dl. 1, nrs. 48, 105, 185, 385; Jos. Habets, 'Chroniek van Maastricht en omstreken', in: Publications S.H.A. Limbourg 1 (1864) p. 93, over de processie in 1517; Alexandre Schaepkens, 'Cartulaires de la prévoté de Meerssen', in: Publications S.H.A. Limbourg 1 (1864) p. 135-153; Jos. Habets, 'Chronijk der landen van Overmaas en der aangrenzende gewesten door eenen inwoner van Beek, in: Publications S.H.A. Limbourg 7 (1870) p. 212-215, over de processies uit Beek in 1476; A.J.A. Flament, 'Diplomen en charters der proostdij van Meerssen', in: Publications S.H.A. Limbourg 42 (1906) p. 473-485; Jos. Schrijnen, 'Caesarius van Heisterbach en het Mirakel van het H. Sakrament te Meerssen', in: Limburg's jaarboek 15 (1909) p. 182-191, gevolgd op p. 192-201 door register (met bullen en aflaten) en reglement van de in 1746 opgerichte broederschap; Alfons Hilka ed., Die Wundergeschichten des Caesarius von Heisterbach, dl. 3 (Bonn 1937) p. 20; Jaap van Moolenbroek, Mirakels historisch. De exempels van Caesarius van Heisterbach over Nederland en Nederlanders (Hilversum: Verloren, 1999) 251-256. Literatuur: Willem Moll, Kerkgeschiedenis van Nederland vóór de Hervorming, dl. 2, 1e stuk (Utrecht: Kemink & Zoon 1866) p. 2; Aem. W. Wijbrands, 'De Dialogus Miraculorum van Caesarius van Heisterbach, beschouwd als bijdrage tot de kennis van het godsdienstig leven in Nederland in den aanvang der dertiende eeuw', in: W. Moll & J.G. de Hoop Scheffer ed., Studiën en bijdragen op 't gebied der historische theologie, dl. 2 (Amsterdam: G.L. Funke, 1872) p. 1-116; J.L.V., 'De brand van Meersen', in: H. Welters, Limburgsche legenden sagen, sprookjes en volksverhalen (Venlo: Wed. H. Uijttenbroek, 1875) p. 20-22; Jos Habets, Geschiedenis van het tegenwoordig bisdom Roermond, 3 dln. (Roermond: J.J. Romen & Zn., 1875- 1892) dl. 1, p. 377, 383, dl. 2, p. 424-427, dl. 3 p. 363-364 (het visitatieverslag uit 1673); 'Het Mirakel van het H. Sacrament te Meerssen', in: De Volksmissionaris 4 (1883) p. 507-510; Het Allerheiligste Sacrament en zijne vereering in de kerk te Meersen (Maastricht: St. Paulus Drukkerij, 1885); J. Craandijk, Wandelingen door Nederland. Limburg (Haarlem: Tjeenk Willink, 1887, 3e dr.) p. 152-162; Joseph Daris, Histoire du diocèse et de la principauté de Liège, dl. 3. Pendant le XVe siècle (Luik: Louis Demarteau, 1887) p. 658-659, onnauwkeurig; P. Doppler, 'Proostdij van Meerssen', in: De Maasgouw (1887) p. 31; P. Doppler, 'Torenklok der voormalige proosdij te Meerssen', in: De Maasgouw (1887) p. 118; Jos Habets, 'Beknopte geschiedenis der Proostdij van Meerssen', in: Publications S.H.A. Limbourg 25 (1888) p. 1-161; Jos Eversen & J.L. Meulleners, 'De Limburgsche gemeentewapens, vergeleken met de plaatselijke zegels', in: Publications S.H.A. Limbourg 35 (1899) p. 298-323, Meerssen; Jan Kalf, De katholieke kerken in Nederland (Amsterdam: Van Holkema & Warendorf, 1906) p. 563-564; Albert Eekhof, De questierders van den aflaat in de Noordelijke Nederlanden (Den Haag: Martinus Nijhoff, 1909) p. 73; p. XX: nrs. 9 en 10; p. XXXV-XXXVII: nr. 28; p. LXXXIX, nr. 83; p. XCIV-XCV, nr. 91; p. XCVI-XCVI, nr. 95, vgl. p. CV, in nr. 103, p. CIII-CVII, Adriaan VI jegens questierders van de Dom, 5 sept. 1522; p. CVIII, nr. 107; A.J.A. Flament, 'Caesar van Heisterbachs verhaal van het wonder te Meerssen of geïmporteerde Engelsch-Duitsche geleerdheid in Limburg', in: De Maasgouw (1911) p. 17-19; M.K., 'De Kerk van het H. Sacrament te Meerssen', in: De Katholieke Illustratie 48 (1913) 90-91, 106-108, 122-123, 150-153, 164-165; Ed. Geelen, 'Het Wonder van Meerssen', in: De Tijd, 18 maart 1922, een dergenen die een verband suggereert tussen het mirakel van 1222 en het ontstaan van Sacramentsdag; 1222-1922. Eenig officieel gedenkboek. Ter gedachtenis aan het zevende eeuwfeest van het schitterend wonder van Meerssen (Maastricht: Gebrs. Van Aelst, 1922); Felix Rutten, 'Het eeuwfeest van Meerssen', in: Opgang 2 (1922) p. 813-815; Felix Rutten, 'Meerssen', in: De Nedermaas 1 (1922-1923) p. 128-129; J.S. van Veen & A.A. Beekman, Geschiedkundige atlas van Nederland. De kerkelijke indeeling omstreeks 1550 tevens kloosterkaart, dl. 3 (Den Haag: Martinus Nijhoff, 1923) p. 81-82; Pierre Kemp, Limburgsch Sagenboek (Lutterade: Fonds voor Heemkunde, 1925) p. 30-32; 'Het H. Sacrament te Meerssen', in: De Geulbode, 16 juli 1932, over een miraculeuze genezing in de 17e eeuw; L., 'Processie naar Meerssen', H. Mertens e.a. ed., in: Jaarboek Bisschoppelijk College St. Jozef Sittard 4 (1934) p. 65-66; Jos. van Eijs, 'Meerssen's bloedwonder', in: Sint Corneliusbode [> Borgharen] 10 (juni 1934) p. 1-5; J.N.G. Adam, 'De theotheca in de kerk te Meerssen', in: De Maasgouw (1937) p. 54-57; 'Het glanschpunt der Meerssensche H. Sacramentshulde', in: Limburger Koerier (24 mei 1938); 'Eucharistische feesten Meerssen. Duizenden bezoeken de mirakel-stede', in: Limburger Koerier (27 juni 1938); 'Een nieuwe Limburgsche basiliek. Groote Eucharistische feesten in de kerk van St. Bartholomeus te Meerssen', in: Katholieke Illustratie (30 juni 1938) p. 1540-1541; Peter Browe, Die eucharistischen Wunder des Mittelalters (Breslau: Müller & Seiffert, 1938) p. 74, 140, 145, 151, 178; Michael Schoengen, Monasticon Batavum, dl. 3 (Amsterdam: Noord-Hollandsche Uitgevers Maatschappij, 1942) p. 80-82; 'H. Sacraments-octaaf', in: Limburger Koerier (5 en 13 juni 1942); 'H. Sacraments-octaaf', in: Gazet van Limburg (2 juni 1945); C. Lambot, 'Eve de Saint-Martin et les premiers historiens liégeois de la Fête-Dieu', in: Studia Eucharistica DCCi anni a condito festo sanctissimi corporis Christi, 1246-1946 (Bussum: Paul Brand / Antwerpen: De Nederlandsche Boekhandel, 1946) p.10-36, onder meer over de late 'herontdekking' van Juliana van Cornillon; Pl. Lefèvre, 'Saint Norbert et le culte eucharistique', in: Studia Eucharistica, p. 97-101; 'Meersenergaank', in: Limburgs Dagblad (16 juni 1949); M. Dierickx, De oprichting der nieuwe bisdommen in de Nederlanden onder Filips II, 1559-1570 (Antwerpen: Standaard / Utrecht: Spectrum, 1950) p. 243-245; H. Steegmans, 'Wat is dat? de Meerssener ommegang', in: Credo 2 (14 april 1950) nr. 15; 'Meerssen', in: De katholieke encyclopaedie, dl. 17 (Amsterdam: Joost van den Vondel / Antwerpen: Standaard, 1953) k. 513, vermelding van Meerssen als bedevaartoord; M.D. Ozinga, De gothische kerkelijke bouwkunst (Amsterdam: Contact, 1953) p. 50, afb. 46a en 47; 'Mgr. Lemmens te Meerssen. Eerste dag van octaaf ter ere van H. Sacrament', in: Limburgs Dagblad (1 juni 1956); 'Vier dekenaten ter beêvaart', in: Limburgs Dagblad (15 oktober 1956); R.R. Post, Kerkgeschiedenis van Nederland in de Middeleeuwen, 2 dln. (Utrecht/Antwerpen: Spectrum, 1957) dl. 1, p. 141-142, dl. 2, p. 262, 296; 'Meerssen viert weer acht dagen lang het Sacrament van Mirakel', in: De Nieuwe Limburger (15 juni 1960); J. Fraats, 'Meerssen en het H. Sacrament van Mirakel', in: Credo 13 (26 mei 1961) nr. 22; 'Sacramentsviering in Nederlands oudste Mirakelstede, Meerssen. Duizenden pelgrims trekken naar de basiliek van het Bloedwonder', in: De Nieuwe Limburger (1 juni 1961); 'Processieverbod in 1756 te Meerssen', in: Limburgs Dagblad (17 september 1964); 'Dit jaar vijfde eeuwfeest van sacramentsdevotie in Meerssen', in: Limburgs Dagblad (12 juni 1965); 'Van 16 t/m 24 juni luisterrijk Sacramentsoktaaf in basiliek', in: De Nieuwe Limburger (12 juni 1965); 'Meerssens sacramentsprocessie grootse geloofsmanifestatie' en 'Drukke pelgrimage naar Meerssen', in: De Nieuwe Limburger (25 juni 1965); 'Reeds 25 jaar de stille bedevaart naar Meerssen', in: De Nieuwe Limburger (donderdag 16 september 1965) p. 21; '25 jaar Meerssener ganck', in: Credo 17 (1 oktober 1965) nr. 39; P.Th. van Beuningen, Wilhelmus Lindanus als inquisiteur en bisschop. Bijdrage tot zijn biografie (1525-1576) (Assen: Van Gorcum, 1966) p. 236-237, over de incorporatie van de proosdij in het bisdom Roermond, 245, 410; 'Octaaf van H. Sacrament trekt duizenden naar Meerssen', in: Limburgs Dagblad (24 mei 1967); A.J. Munsters, 'Verkenning van de Middeleeuwse kerk in Limburg', in: E.C.M.A. Batta e.a. ed., Limburgs Verleden, dl. 2 (Maastricht: Limburgs Geschied- en Oudheidkundig Genootschap, 1967) p. 477, 510; Carel Bloemen, De basiliek van Meerssen. Pronkstuk van de Maasgothiek (Maastricht: Leiter-Nypels, 1968), uitstekende monografie; P. Polman, Katholiek Nederland in de achttiende eeuw, dl. 3 (Hilversum: Paul Brand, 1968) p. 158; 'Processie nieuwe stijl in Meerssen', in: Limburgs Dagblad (25 juni 1968); 'Meerssen viert weer octaaf H. Sacrament', in: Limburgs Dagblad (3 juni 1969); P.G. Bins, Prisma toeristengids Zeeland Brabant Limburg (Utrecht/Antwerpen: Spectrum, 1972) p. 228-229; A. van Berkum, Suum cuique. De scheidsrechterlijke uitspraak van 1197 en het daaraan voorafgaande geschil over het aantal en de taken van de zielzorgers in het kerspel Meerssen (Vaals 1973); [kerk Meerssen], in: Martin Verjans ed., Synthese. Twaalf facetten van cultuur en natuur in Zuid-Limburg (Heerlen: DSM, 1977) p. 178-179; J. van Herwaarden, Opgelegde bedevaarten (Assen: Van Gorcum, 1978) p. 697, vermeldt een opgelegde bedevaart vanuit Hasselt; J.J.M. Timmers, De kunst van het Maasland, dl. 2 (Assen: Van Gorcum, 1980) p. 237-239, sacramentstoren; Frederic C. Tubach, Index exemplorum. A Handbook of Medieval Religious Tales (Helsinki: Academia Scientiarum Fennica, 19812) nr. 2689b; 'Meerssense basiliek in teken van H. Sacrament', in: Katholiek Nieuwsblad (19 juni 1984); 'Massale opkomst bij Sacramentsprocessie. Meerssense octaaf stamt uit 1222', in: De Limburger (3 juni 1986); E. Tielemans, Volksgeneeskunde in Limburg. Een bibliografie (Limbricht: Limburgs Volkskundig Instituut, 1986) p. 22; 'Uitstelling Heilig Sacrament weer mogelijk vanaf 14 juli 1988', in: Mededelingenblad Broederschap van het Heilig Sacrament 11 (juli 1988); W.A.J. Munier, 'Van Papen en Geuzen in de Basiliek van Meerssen gedurende de Staatse tijd (1632-1794)', in: Publications S.H.A. Limbourg 124 (1988) p. 5-72; W.H. van Bergen, 'Processies met een staartje. Franse kerkelijke repressie te Geleen', in: Historisch jaarboek van het land van Zwentibold 11 (1990) p. 91; Joop Geijsen e.a., Het Wilbrand-orgel in de Basiliek van het H. Sacrament te Meerssen (Meerssen: Maenen, 1991); Charles M.A. Caspers, De eucharistische vroomheid en het feest van Sacramentsdag in de Nederlanden tijdens de late Middeleeuwen (Leuven: Peeters, 1992) p. 144-147, 231-264; Joop Geijsen, Meerssener-ganck. Wandeling om en in de Basiliek van het H. Sacrament te Meerssen (Meerssen: Drukkerij Engelen, 1992) eerdere edities in 1977 en 1986; Jean Ladame & Richard Duvin, Mirakelen rond de Eucharistie (Eygelshoven-Kerkrade: Eijdems-Lochtman, z.j. [ca. 1992]) p. 89-91; F.G.H.M. Crutzen, 'Geloven op straat. Openbare godsdienstoefeningen buiten de gebouwen en besloten plaatsen in de dekenaten Gulpen en Meerssen, 1848/1857', in: Jaarboek 'Historische studies in en rond het Geuldal' 2 (1992) p. 149, 151 Ineke Peij, Herstel in Nieuwe Luister. Ideeën en praktijk van Overheid, Kerk en Architect bij de restauratie van het middeleeuwse katholieke kerkgebouw in Zuid-Nederland (1796-1940) (Nijmegen: Kunsthistorisch Instituut Katholieke Universiteit Nijmegen, 1993) p. 351-390; Theo Oberndorff & Maxime Niesten, Meerssen. Impressies uit het rijke verleden van een jonge gemeente (Meerssen: Gemeente Meerssen, 1994); Anneke B. Mulder-Bakker, De kluizenaar in de eik. Gerlach van Houthem en zijn verering (Hilversum: Verloren, 1995) p. 38-41, 158-161, 176-179; G.J.C. Snoek, Medieval Piety from Relics to the Eucharist, a Process of Mutual Interaction (Leiden etc.: Brill, 1995) p. 195-196, 316, 333; Charles Caspers, '"Eerherstel". De belediging van God en de ervaring van tegenslag bij rooms-katholieken, van de twaalfde tot in de twintigste eeuw', in: Marijke Gijswijt-Hofstra & Florike Egmond red., Of bidden helpt? Tegenslag en cultuur in West-Europa, circa 1500-2000 (Amsterdam: Amsterdam University Press, 1997) p. 99-117, 183-188; Monika Gussone, 'Die Pfalz Meerssen bis zur Schenkung an St. Remi in Reims', in: Historische en Heemkundige Studies in en rond het Geuldal, dl. 7 (Valkenburg aan de Geul: Stichting Historische en Heemkundige Studies in en rond het Geuldal, 1997) p. 25-77; Monika Gussone, 'Die Propstei Meerssen bis zum Ende des 12. Jahrhunderts', in: Historische en Heemkundige Studies in en rond het Geuldal, dl. 8 (Valkenburg aan de Geul: Stichting Historische en Heemkundige Studies in en rond het Geuldal, 1998) p. 145-186; 175-177; Jaap J. van Moolenbroek, Mirakels historisch. De exempels van Caesarius van Heisterbach over Nederland en Nederlanders (Hilversum: Verloren, 1999) p. 251-256 (nr. 50); Overige bronnen: KDC BiN-dossier Meerssen; Meertens Instituut volkskundige vragenlijst 64A (1993); mondelinge informatie in 1999 van pastoor-deken L.J.H.M. Kirkels. |
|
naar het KDC, voor aanvullingen en
commentaar. |