Noorbeek, H. Brigida (St. Briej)

Cultusobject: H. Brigida (St. Briej) Open Street Maps
Datum: 1 en 2 februari / tweede zaterdag en zondag na Pasen
Periode: 16e eeuw; 1745 - heden
Religieuze context: Christelijk
Locatie: Kapel en parochiekerk van de H. Brigida
Adres: Pley 9 (kapel); Pley 8 (kerk), 6255 AG Noorbeek
Gemeente: Margraten
Provincie: Limburg
Bisdom: Roermond
Samenvatting:

In de 16e eeuw, mogelijk eerder, bestond in Noorbeek een bedevaart naar de heilige Brigida, patrones voor het vee. Aan het einde van de 16e eeuw heeft de cultus een terugval gekend. De bedevaart is echter gedurende de 18e weer opgebloeid. Jaarlijks wordt aan Brigida een 'meiboom' geofferd, een verplichting van de dorpsbewoners vanwege een gelofte gedaan ten tijde van een epidemie onder het vee in 1634. Na de Tweede Wereldoorlog is de bedevaart langzaamaan verlopen. De folkloristische gebruiken rondom de Brigida-den hebben sindsdien de beeldvorming van deze cultus sterk bepaald. Niettemin is de bedevaart onder enkele boeren in Zuid-Limburg en de Belgische Voerstreek blijven bestaan en werd de cultus in de laatste jaren van de 20e eeuw weer enigszins gerevitaliseerd.

Auteur: Peter Jan Margry
Illustraties:
Topografie Dorp en kerk
- Het kerkdorp Noorbeek is gelegen in het heuvellandschap van zuidelijk Limburg op nog geen kilometer van de Belgische grens. Het dorp is in de 11e eeuw ontstaan in het dal van de gelijknamige beek die bij het naburige gehucht Wesch ontspringt. De dorpskern, bestaande uit enige tientallen huizen en hoeves, heeft tot in de 20e eeuw een sterk agrarisch karakter gekend.
- De kerk van Noorbeek was tot 1614 een rectoraatskerk van de parochie 's-Gravenvoeren. Van 1616 tot 1773 bezaten de jezuïeten uit Maastricht het collatierecht van de kerk en het tiendrecht te Noorbeek, dat zij hadden overgenomen van het Luxemburgse O.L. Vrouwemunster. Na de opheffing van de jezuïetenorde nam de gemeente het collatierecht over. Wanneer Noorbeek een zelfstandige parochie is geworden is niet duidelijk; dat was zeker het geval in de 19e eeuw.
- Met zekerheid sinds de 11e eeuw staat er een kerk aan het centrale dorpsplein 'Pley'. In de 13e eeuw is dit gebouw vernieuwd of vervangen door een kerk uitgevoerd in mergelsteen. De gotiek bracht in de 15e en 16e eeuw een serie vernieuwingen aan het kerkgebouw met zich mee. De kerk is een voorbeeld van een Limburgse driebeukige gotische kerk (buitenmaat ca. 30 x 13,5 m) met romaanse elementen en een vierkante toren. In de 19e eeuw werden nieuwe elementen aangebracht, zoals in 1847 het bakstenen toegangsportaal, waar sinds de jaren negentig van de 20e eeuw een expositieruimte is ondergebracht. Tussen 1903 en 1913 onderging de kerk een algehele restauratie onder toezicht van architect W. Sprenger. De kerk is tijdens deze restauratie voorzien van 15 gebrandschilderde ramen, geschonken door de plaatselijke bevolking; een ervan, in de zuiderzijbeuk, is gewijd aan Brigida. De kerk staat op een ommuurd kerkhof.
- De Brigidaklok (oorspronkelijk uit 1528) heeft het opschrift 'Scâ Brigida heischen ich. Tzo deme dienst Gotz luden ich. Den Tonre verdryven ich. Ian van Tryer gous mich + anno dni MoVcXXVIII' en heeft in reliëf op de wand een kleine afbeelding van de in Düren (D) vereerde H. Anna. In 1957 werd door Eysbouts te Asten een replica van de beschadigde klok in de toren gehangen, met de toegevoegde tekst 'St. Brigidaklok van de Parochie Noorbeek. hergoten a.d. MCMLVII'.

Kapel
- De vierkante Brigidakapel (6 x 6 m), gelegen op de Pley, ten zuidoosten van de kerk, is aan de buitenzijde van het kerkhof deels in mergel en deels in baksteen tegen de kerkhofmuur gebouwd. De kapel is in 1772 gebouwd, zoals het opschrift boven de ingang aan de binnenzijde aangeeft. Dit geschiedde ter vervanging van een oudere kapel in mergelsteen waarvan de bouwgeschiedenis onbekend is. In 1787 is sprake van 'De capelle van Ste Brigida, over 15 jaer nieuw gebouwen aan de voet der kercke trap'. Men heeft in dat jaar overwogen om uit onderhoudsoverwegingen de kapel opnieuw, maar dan aanzienlijk kleiner te herbouwen en te verhogen en op gelijke hoogte te brengen met het kerkhof. Op basis van opgravingen en de vroegere locatie van de Brigida-den is het aannemelijk dat de voorganger van deze kapel enige meters naar links, geheel op de hoek van het kerkhof was gesitueerd. Volgens de notulen van het kerkbestuur van 26 december 1873 werd in verband met de wet op de besmettelijke ziekten de kapel tijdelijk aangewezen om in geval van nood als r.k. mortuarium te fungeren.
- Na de oorlog heeft de kapel korter of langer leeggestaan. In 1953 werd het gebouw tijdelijk gebruikt als leslokaal - met schoolbord op het altaar - voor leerlingen van de zesde klas vanwege ruimtegebrek in de eigenlijke dorpsschool.
- Tot omstreeks 1975 stond in de kapel een altaar met neobarok retabel, waarin het gipsen cultusbeeld van Brigida stond. Het retabel werd in de kerk geplaatst en het altaar werd afgebroken. Een houten altaar, gemaakt uit het hout van de voormalige communiebank die vroeger het priesterkoor in de kerk afsloot, kwam er voor in de plaats. Het interieur van de kapel is in rococostijl uitgevoerd. Het gipsen beeld werd eveneens in de kerk geplaatst, op een console, links van het priesterkoor, waar tot dan toe een H. Hartbeeld stond. In 1978 kwam in plaats van dit beeld een modern Brigidabeeld in de kapel te staan. De kapel was in het verleden de centrale cultusplaats van Brigida. Doorgaans was ze gesloten; vereerders konden het beeld en/of de reliek van buitenaf aanschouwen terwijl het geldoffer via een sleuf in de vensterbank in het Brigidaofferblok aan de binnenzijde van de kapel terechtkwam.

Bron
- De naam van de buurtschap (De) Wesch verwijst naar het gegeven dat bij een hier ontsprongen waterbon ook een wasplaats werd ingericht. De bron is de oorsprong van de Noor-beek. Aan de oostzijde van de weg van Noorbeek naar Mheer bevindt zich in de berghelling een in mergelsteen uitgevoerde overkluizing, het brongebouwtje. Op een verticale stang in het rondboog-poortje, het restant van een hek, is een tekst is aangebracht: 'Santa Brigida - bit voor ons - K.N. 1858'. Aan de pilaar (uit 1909) zat vroeger een pomp waarmee het water naar boven kon worden gehaald. Een bekading en een wassteiger zijn nog aanwezig.
- Het huis (nr. 3) direct achter de bron heeft tegen de voorgevel een modern reliëf van Brigida en een aan haar voeten liggend rund, omstreeks 1980 gemaakt door Jef Courtens uit Maastricht.
Cultusobject - Zie voor St. Brigida ⟶ Broeksittard.
- In 1818 stond er een reliekhouder in de kapel; deze is reeds lang niet meer in het bezit van de parochie; over reliek, vorm en ouderdom is verder niets bekend.
- Een reliekpartikel van Brigida ('S. Brigida V.') is geplaatst in een zilveren theca (⊘ 3 cm) die weer in een houder met handgreep (⊘ 6,5 cm) is geplaatst. Deze kan weer worden uitgesteld in een verguld-zilveren en met rode stenen versierde stralen-reliekhouder (hoogte 35 cm; 20e eeuw).
- In de kerk is een neogotisch gepolychromeerd gipsen beeld van Brigida (hoogte 114 cm) uit 1879 tegen de eerste pilaar aan de linkerzijde van het priesterkoor aangebracht. De heilige heeft de abdisstaf in haar handen en een koe, symbool van haar als veepatrones, aan haar voeten. Het beeld is vervaardigd door het atelier Billaux-Grossé te Brussel en is een afgietsel van een ouder beeld. Dit gipsen beeld stond tot omstreeks 1975 in de Brigidakapel.
- In de kapel staat in een nis een beeld van de heilige Brigida dat in 1978 door Sjef Eymael (Maastricht/Voeren), vanwege de verplaatsing van het neogotische cultusbeeld, speciaal voor de kapel is vervaardigd.
- Een waarschijnlijk begin-20e-eeuws staakbeeld van Brigida (105 cm hoog), aangekleed in bruine en witte stof, staat in de sacristie en wordt gebruikt in de sacramentsprocessie. Op een foto uit 1975 staat dit beeld opgesteld in het retabel in de Brigidakapel. Het is niet duidelijk of dit beeld daar enige tijd heeft gestaan of dat dit eenmalig geschiedde ten behoeve van het maken van de foto, omdat het oude beeld reeds naar de kerk was verplaatst.
Verering

Ontstaan
- Dankzij een langdurig juridisch proces dat aan het einde van de 18e eeuw tussen de Noorbeekse pastoor Adrianus van Duyn (van 1729 tot 1774) en de toenmalige tiendheffers aldaar, de jezuïeten in Maastricht, werd gevoerd, zijn enige gegevens overgeleverd over een Brigidaverering die teruggaat tot in de (late) middeleeuwen. De Noorbeekse pastoor Meens heeft in 1971 het ingewikkelde verloop van het proces beschreven en citeert daarin, in vertaling, een Latijnse tekst uit 1586: 'Vroeger was daar in Noorbeek een grote toeloop van volk, dat voordat de wrede storm van de oorlog dit vaderland verwoestte, vroom genoemde verheven Brigida kwam bezoeken en grote aalmoezen gaf voor het onderhoud van de plaatselijke pastoor'. De genoemde pastoor Van Duyn had deze passage in 1764 gevonden in een verzamelband die in 1616 over de geschiedenis van het bisdom was samengesteld door vicaris-generaal Chapeaville van het bisdom Luik. De passage heet een extract uit een extract te zijn van een tekst die in 1586 door abt Johan Bertels van het Luxemburgse O.L. Vrouwemunster (de oorspronkelijke tiendheffers in Noorbeek) was geschreven. Aangezien de kerk van Noorbeek in of rond 1568 nog zou zijn geplunderd en de aanwezige heiligenbeelden geschonden, mag worden verondersteld dat het in de passage gestelde 'vroeger' verwijst naar een Brigidabedevaart die in de eerste helft van de 16e eeuw, en waarschijnlijk eerder, reeds bestond.
- De daarna volgende gegevens over de Brigidacultus verwijzen naar de eerste helft van de 17e eeuw. In 1634 zou er een besmettelijke ziekte in Noorbeek hebben geheerst. Daarop zouden de inwoners van het dorp de gelofte hebben gedaan om de H. Brigida ieder jaar een boom te schenken die voor haar kapel zou worden geplant, opdat haar voorspraak bij veeziekten kon worden ingeroepen. Er is echter geen enkele bron die deze 'mondelinge overlevering' over de Brigida-den kan bevestigen (zie verder hieronder). Het blijft dus onduidelijk wanneer de middeleeuwse Brigidabedevaart, die in de tweede helft van de 16e eeuw was verdwenen, weer is gerevitaliseerd. De eerstvolgende historische gegevens dateren pas uit het midden van de 18e eeuw.

Bloeitijd van de bedevaart
- Een nieuwe veepest in 1745 bracht veel boeren op de been die de voorspraak van de heilige wilden oproepen. Pastoor Van Duyn noteerde in een 'Pro memoria in honorem Sanctae Brigidae' dat, wegens de sterfte onder jonge koeien en runderen, boeren op 13 februari en de daarop volgende dagen in groepsbedevaarten toestroomden ('confluxerunt processionaliter'). Hij somde alle plaatsen op: Sint-Geertruid, Mheer, Slenaken, Henri-Chapelle, 's-Gravenvoeren, Gronsveld, Welkenraedt, Sint Martensvoeren, Bernau, Clermont, Sippenaeken, Mechelen, Aubin, Hombourg, Bemelen, Wijlre, Raeren en Mortroux.
- Het proces dat in de 18e eeuw tussen de pastoor en de Maastrichtse jezuïeten werd gevoerd ging over de onafhankelijkheid van de parochie en over de plicht van de jezuïeten, die tiendheffers waren te Noorbeek, de pastoor goed te onderhouden. De pastoor klaagde onder meer over zijn bouwvallige woning die min of meer één geheel vormde met de kapel. Na afloop van het proces in 1771 waren de jezuïeten verplicht een beter huis voor hem te bouwen. Woning en kapel werden afgebroken en werden beide op korte afstand herbouwd.
- De kapel kreeg ook liturgisch-cultisch nadrukkelijker een eigen functie nadat op 8 april 1794 Franciscus Antonius de Méan, bisschop van Luik, pastoor J. Pauwen toestemming gaf om op feestdagen ook een mis in de kapel op te dragen. De koster van de kerk kreeg jaarlijks op Brigidadag 13 gulden uit het offerblok van de kapel. De bijzondere ligging van een belangrijke bedevaartkapel net buiten of aan de kerkhofmuur, die bovendien voorheen onderdeel was van de woning van de pastoor, en de aparte financiële en liturgische positie van de kapel, intrigeren en roepen vragen op die (nog) niet beantwoord kunnen worden.
- Op 4 mei 1818 klaagden de kerkbestuurders dat de reliekhouder met een reliek van Brigida uit de kapel was weggeborgen in de kerk, hetgeen zeer nadelig was voor de inkomsten. De reliek namelijk 'attiroit un grand concours du monde' met een 'oblation considérable'. Een 80-jarige man verklaarde de reliekhouder te hebben betaald en dat die 'de tout temps' daar ter verering uitstond. Bovendien claimde hij een deel van de opbrengsten. De kwestie werd voorgelegd aan de vicaris-generaal van het bisdom Luik; een uitslag is echter niet bekend. Het ziet er naar uit dat de reliek werd teruggeplaatst, aangezien in de jaren dertig van de 19e eeuw de cultus jaarlijks nog steeds aanzienlijke sommen in het offerblok genereerde. Dit werd enkele keren per jaar door leden van de kerkfabriek formeel geleegd. Gezien de omvang van de offers, die toentertijd een groot bedrag vormden, ging het om een belangrijke devotie (1830: ⨍120; 1831: ⨍119; 1832: ⨍114; 1833: ⨍122; 1834: ⨍93, het betreft afgeronde totalen).
- Omstreeks het midden van de 19e eeuw kwamen groepsbedevaarten nog onverminderd naar Noorbeek. De pastoor van Cadier en Keer liet zijn deken van de Maastrichtse Martinusparochie in 1857 weten dat men vandaaruit bedevaarten ondernam naar onder meer Noorbeek 'bij bijzondere gevallen van besmettelijke ziekten en andere algemene onheilen'. Dat men ook kwam vanuit het buitenland blijkt uit het feit dat ook pfennigen in het offerblok werden aangetroffen. De deken van Gulpen berichtte in 1857 aan bisschop Paredis dat er jaarlijks groepsbedevaarten van andere dorpen naar Noorbeek trokken 'en dat bijzonderlijk wel van Belgien'.
- In het algemene broederschapsregister (er heeft overigens nooit een Brigidabroederschap in Noorbeek bestaan) van de parochie staat een taakinstructie voor de koster van de kerk uit circa 1861. Hem wordt opgedragen om op de feestdag van de heilige een 'groet koep water' klaar te zetten die ter ere van Brigida wordt gezegend en tevens het binnengebrachte brood ter zegening klaar te leggen. Ook blijkt dat de Brigidakapel in de regel niet toegankelijk was, maar door de koster slechts op vrijdagen voor de mis werd geopend. De kapel was de plaats waar de vereerders het offer aan Brigida verkozen te brengen. Niettemin wensten de eigen parochianen de devotiepraktijk enigszins aan te passen, want in mei 1879, zo schreef pastoor J. Jacobs in het notulenboek, werd een geldelijk overschot gebruikt om een extra Brigidabeeld aan te kopen: 'ten einde men alhier, volgens verlangen van veele parochianen een beeld, niet alleen in de kapelle in bezit heeft, maar ook in de kerk kan aanschouwen'. Blijkbaar wenste men de devotieheilige ook bij voortduring in de kerk te kunnen aanschouwen en niet alleen op vrijdagen de kapel te kunnen binnentreden. 
De verering van Brigida geschiedde rond 1860 op 1 februari en op de tweede zondag na Pasen, haar 'translatio'. De in 1860 aangetreden pastoor J. Jacobs maakte bezwaar tegen de bestaande regeling om de offergaven van beide dagen te verdelen tussen hem persoonlijk en de kerkfabriek, omdat hij de voor die dagen benodigde extra geestelijken en predikanten geheel zelf moest bekostigen en daaraan tekort zou komen.
- Het aantreden van pastoor C.J. Eijgelshoven (1891-1933) betekende een belangrijke stimulans voor het kerkelijk leven van Noorbeek. Hij liet de verwaarloosde kapel en kerk geheel restaureren. In 1901 liet hij ook de Brigidabeelden (opnieuw?) beschilderen; overigens is het niet duidelijk om welke beelden het gaat. De verering leefde in zijn tijd nog volop; in 1910 schreef hij aan zijn bisschop over het Brigidafeest dat 'cum magna populi concursu' ('met een grote volkstoeloop') op 1 en 2 februari en op de tweede zondag na Pasen geschiedt. Eijgelshoven kwam in dat jaar terug op de kwestie van de offergaven. Hij wenste de voor pastoor Jacobs gemaakte regeling niet over te nemen en hield, vanwege de hoge kosten voor de assistentie van geestelijken, de offergaven op de drie feestdagen (in 1910 ca. ⨍40,-) geheel voor zichzelf. Wat verder gedurende het jaar in de offerstok van de kapel werd gegeven, liet hij aan de kerk.
- Na zijn komst als pastoor in Noorbeek in 1933 stelde Jos Wehrens een aantal 'agenda-punten' op inzake de liturgische cyclus in zijn parochie. Hij schreef dat in die jaren het Brigidafeest nog steeds op 1 en 2 februari werd gevierd met een octaaf. Dan werd de kapel opengesteld en waren er dagelijks missen om 7.30, 8.30 en 10.00 uur met reliekverering en zegening van water en brood. Vanwege de grote toeloop van 'vreemdelingen' werden voor de hoogmis de kinderbankjes in de kerk weggehaald. Dit feestoctaaf was vooral bedoeld voor vereerders van buiten Noorbeek. De toeloop werd ook gepropageerd doordat er jaarlijks door Wehrens in de regio bedevaartaffiches werden verzonden. Het ging om de volgende plaatsen:

St. Martensvoeren, 's-Gravenvoeren, Teuven, Gulpen, Banholt, Epen, Lemiers, Margraten, Mechelen, Mheer, Hoogcruts, Reij-merstok, Schin op Geul, Scheulder, Slenaken, Wijlre, Eckelrade, Sint Geertruid, Wahl- en Nijswiller, Vijlen, Eijs, Sibbe en IJzeren, Wittem, Cadier en Keer. 

- Overigens bestond er in Noorbeek niet alleen een jaarlijkse viering in februari. Op de tweede zaterdag na Pasen werd de traditionele Brigidaboom gehaald en begon de volgende dagen de kermis van Noorbeek. Die zondag en maandag werd daarom het Brigidafeest nogmaals kerkelijk gevierd. Waarschijnlijk was deze viering meer voor de dorpsbewoners zelf. Er waren dan drie missen met reliekverering in de kerk, de kapel werd niet opengesteld, maar vandaaruit werd het beeld tijdelijk in de kerk geplaatst.
- Opmerkelijk is dat de heilige in die jaren niet alleen als beschermheilige 'tegen ziekten en sterfte onder het hoornvee' werd genoemd maar ook tegen 'oogkwalen', een patronaat dat nog niet eerder aan de cultus was verbonden. Mogelijk ligt er een verband met de bron van de beek de Noor die ook wel eens Brigidabron wordt genoemd en waarvan het water, naar het schijnt, ook bij oogziekten zou zijn gebruikt. Waarom deze bron soms ook Brigidabron wordt genoemd is geheel onduidelijk; slechts een bij de bron aangebrachte devotionele tekst uit het midden van de 19e eeuw resteert (zie onder Topografie).

De verering sinds 1945
- Vanwege het Mariacongres in Maastricht in 1947 werd op 26 juli door de Jonkheid een den naar de provinciehoofdstad gebracht om er te dienen als vlaggenstok voor de congresvlag. Vervolgens kreeg Noorbeek ook het aanbod om met een praalwagen en een grote deputatie 'stevige boeren... en blozende boerinnen' deel te nemen aan de Mariaoptocht van 7 september. Brigida was op deze wagen als patrones van het hoornvee en de goede oogst uitgebeeld.
- In 1959 schreef een volkskunde-informant dat er 'bidwegen' werden ondernomen naar Noorbeek ter voorkoming van ziekten onder het vee in het algemeen. Een man uit Mechelen (L) schreef 'Voor alle vee gaat men naar Noorbeek... of naar [⟶] Holset'. Op de feestdag trok men naar Noorbeek, nam brood mee en legde dat bij een zijaltaar, alwaar het na de mis werd gezegend. Behalve brood was er ook gezegend water verkrijgbaar, dat door veevoer of drinken werd gemengd. Informanten uit Maastricht en Epen vermeldden in 1959 dat uit Noorbeek meegenomen Brigidaprenten of stalzegens in de stallen werden opgehangen.
- Sinds 1969 organiseert men in Noorbeek de 'Middeleeuwse Burchtfeesten' met een jaarlijks thema. Op 31 juli en 7 augustus 1976 was het thema de 'St. Brigidabedevaart'. Enkele groepen beeldden in de optocht de bedevaart uit, terwijl de Jonkheid op dezelfde wijze als op de tweede zaterdag na Pasen een speciaal gekapte den meenam. Deze werd na afloop op de buurtschap Vroelen geplant.
- Sinds 1995 is in (onder meer) Noorbeek de Stichting Pelgrimswegen en Voetpaden actief. Zij organiseert, in het verlengde van de algemeen toegenomen belangstelling voor pelgrimeren, tochten door het Zuid-Limburgse landschap en België en langs de daar gelegen bedevaartplaatsen (⟶ Banholt, ⟶Houthem, ⟶ Wittem). Van de routes worden gidsjes uitgegeven waarin Noorbeek ook als bedevaartplaats is opgenomen. Deze stichting organiseert vanaf 1995 jaarlijks op 1 februari ook een devotionele voettocht, met zo'n 25 personen vanuit Margraten naar Noorbeek. Verschillende van de deelnemers ervaren het nog steeds als een feestdag en nemen daarvoor vrij.
- Vanuit die hoek en vanuit de plaatselijke Stichting Heem en Groen kwamen ook initiatieven om de Brigidakapel, die vanaf omstreeks 1985 aan verval onderhevig was, beter te onderhouden en voor bezoekers open te stellen. Na de openstelling in 1997 besloot de stichting ook tot de aanmaak van noveenkaarsen, een initiatief dat sindsdien met name tijdens de varkenspest en de BSE- en dioxine-affaires aansprak, getuige de toename van door boeren opgestoken kaarsen in de kapel. Door de openstelling kwamen ook weer boeren uit het Land van Herve (B), die jaren niet waren geweest. De stichting zorgt sindsdien ook voor de verspreiding van affiches van het Brigidafeest, die in de streek in kerken en supermarkten worden opgehangen.
- Aan het einde van de 20e eeuw waren de Brigidavieringen voornamelijk parochieel van karakter, waarbij hooguit 20 tot 30 bedevaartgangers uit omliggende dorpen als Gronsveld en Epen, uit de Voerstreek of soms van verder weg kwamen. De vereerders kunnen nog steeds reliekvereren en gewijd water (voor zichzelf) en gewijd brood (voor het vee) meenemen. Daarnaast trekken de folkloristische gebruiken rond de Brigida-den ook bezoekers uit Nederland en België.
- De Jonkheid, de schutterij, de Limburgse Vrouwenbond afdeling Noorbeek, de basisschool en een straat zijn alle naar de patroonheilige vernoemd. De schutterij heeft in Noorbeek een lange geschiedenis: in 1680 werd een nieuwe schutterij werd opgericht. De Jonkheid, alle ongetrouwde mannen vanaf 12 jaar, is naar verluidt in 1634 opgericht (sinds 1982 vereniging).

De Brigida-den
- De cultus van 'St. Briej' in Noorbeek is sterk verbonden met de volksgebruiken rond de inhaling en oprichting van een groene 'den' of spar van Brigida. Deze gebruiken verwijzen naar de gelofte die de bevolking van Noorbeek in 1634 zou hebben afgelegd om elk jaar ter ere van de heilige een meiboom bij haar kapel te planten, om verder ongeluk en ziekten af te wenden (vgl. elders in Limburg: ⟶ Banholt: Gerlachus-den). In de 18e eeuw is er nog geen sprake van een 'Brigida-den', maar slechts van 'eenen meij', een meiboom zoals die ook in andere Zuid-Limburgse plaatsen werd opgericht. De aan dit gebruik verbonden betaling aan de Jonkheid werd in 1773 reeds bestempeld als 'volgens oudt gebruijck'. Een dergelijke den werd toen dus reeds geruime tijd 'voor St. Brigidda capel geplant'. De betaling van de Jonkheid geschiedde uit de inkomsten van het offerblok aan de Brigidakapel (inkomsten in 1770 ruim ⨍ 31 en in 1773 ⨍14). Binnen die context lijkt de boomplanting inderdaad bedoeld als een speciaal offer voor de heilige. Of de traditie inderdaad ook helemaal teruggaat tot 1634 en of het inderdaad een gelofte-inlossing betreft, kan niet worden vastgesteld. Het is ook mogelijk dat, zoals wel meer voorkomt, retrospectief een verhaal aan het gebruik werd verbonden.
- Een andere overlevering verhaalt hoe de bevolking van Noorbeek na zo'n twintig jaar (dus medio 1654) meende de gelofte voldoende te hebben ingelost en men de planting achterwege liet. Daarop zou opnieuw een veeziekte zijn uitgebroken. Sindsdien heeft men er streng voor gewaakt het gebruik niet nog eens te onderbreken. Sinds, naar men zegt, 350 jaar organiseert de 'Jonkheid van Noorbeek 1929' - de ongetrouwde mannen - op de tweede zaterdag na Pasen (de verklaring voor deze datum is niet bekend) de kap van een grote spar (minstens 20 m; maar vaak meer dan 30 m, hoe hoger hoe eervoller). Een tijdlang werd deze gehaald uit de 'Rode bossen', op vijf kilometer in het Belgische Re(i)mersdaal gelegen (later het Bovenste Bos ten zuiden van Epen en ook het bos bij het Belgische Teuven; soms werd de boom ook geschonken). Na de koop van de den verrichten de burgemeester en de pastoor de eerste bijlslagen en voltooit de 'omhakker' het werk. De pastoor zegt een gebed waarin de voorspraak van Brigida wordt ingeroepen opdat met deze den de oude gelofte weer gestand wordt gedaan. Als bij het vellen de top afbreekt moet een nieuwe boom worden gevonden. De takken, behalve die in de top, worden verwijderd, en de stam wordt met behulp van vaak wel meer dan 30 versierde boerenpaarden en een 'dennewagen' naar het dorpsplein, Pley, vervoerd. Onderweg worden cafés aangedaan. In Noorbeek aangekomen nemen de gehuwden het werk van de Jonkheid over en wordt de boom bij de kapel aan de kerktrappen in een daartoe bestemd gat rechtop gezet ('hèven'), alwaar deze een heel jaar blijft staan. 
- Lokaal wordt gesuggereerd dat het een veel ouder gebruik zou zijn, teruggaand op een vruchtbaarheidsrite uit germaanse tijden. Een op een dorpsplein geplante meiboom zou een symbool van het begin van de lente en een teken van vruchtbaarheid zijn. Van der Ven noemde in 1922 de Noorbeekse meiboom: 'de met levenskracht geladen groene vruchtbaarheidskegel'. Al vroeg in de 19e en 20e eeuw bestond er voor het Noorbeekse gebruik ruime belangstelling. In de NRC van 25 juli 1922 schreef een auteur:

'Boeit ons dit voorjaarsvertoon als toerist in hooge mate, aan belangrijkheid wint deze dorpsgebeurtenis wanneer wij ze folkloristisch onderzoeken en er de zinrijke beteekenis van leeren kennen. En daar ons hierbij perspectieven geopend worden, die inzicht geven op de meest intieme uitingen van ons vaderlandsche volksleven, zullen wij ongetwijfeld in de Sinte Brigidaboomplanting van Noorbeek een der mooiste en treffendste volksgebruiken van Nederland leeren waardeeren.'

Over de meiboomgebruiken leefde (leeft) de opvatting dat het de oudste elementen van het volksleven betreft: tot in de moderne tijd gehandhaafde 'overleefsels' 'die ten nauwste verband houden met archaistische gewoonten en animistische geloofsuitingen', zoals deze 'voor-christelijken boomdienst'. Deze achtergrond werd op zich ook weer als bewijs aangevoerd voor het belang om alle restanten van het nationale 'volksleven' te verzamelen.
- De plaats van de den is niet altijd dezelfde geweest. Aan het begin van de 20e eeuw stond de den links van de kerktrappen, op de hoek van het kerkhof; waarschijnlijk de locatie van de vroegere Brigidakapel. Vanaf 1921 is men (weer?) begonnen met de plaatsing van de den direct voor de kapel. Waarschijnlijk is dus tussen 1772 en 1921 de band tussen den en kapel verbroken geweest en is men sinds dat laatste jaar de den weer direct voor de kapel gaan planten.
- Omstreeks 1965 was het dorp, onder invloed van de mechanisatie van de landbouw, niet meer in staat voldoende paarden voor het vervoer te leveren (1945: 39 paarden; 1959: 24 paarden; 1966: 10 paarden); daarom werd onder meer contact gezocht met paardenbezitters in België om paarden ter beschikking te stellen, zodat er sedert ongeveer 1980 jaarlijks weer zo'n 40 paarden meelopen.
- Vroeger werd de den bij opbod verkocht, sinds 1971 verloot. De den wordt 's ochtends vroeg op de tweede zaterdag na Pasen door de mannelijke dorpelingen uitgegraven en neergehaald. De winnaar moet zorgen dat de den binnen twee weken wordt afgevoerd.
- Het gebruik inspireerde de jeugd tot 12 jaar voor het planten van een 'jeugd-den' voor het patronaatsgebouw. Onder het motto 'jong geleerd, oud gedaan' heeft dit gebruik omstreeks 1960 zijn intrede gedaan. Deze kleine den wordt op de woensdag na Pasen geplant.
- De stiching Pelgrimswegen & Voetpaden organiseert sinds het begin van de 21e eeuw Sint Brigidawandelingen, een pelgrimstocht van zo'n 12 kilometer naar Noorbeek op het jaarfeest van de heilige. Het vertrekpunt is dan de Gerarduskapel in Wittem. Via Gulpen en met een stop in Banholt loopt men naar de Brigidabron vlak voor Noorbeek. Daar put ment water dat samen met brood tijdens de aansluitende mis in de kerk van Noorbeek wordt gezegend. De terugweg wordt met de bus afgelegd.

Materiële cultuur - Brigidabeeldjes: 1 oudere Brigidabeeldjes zijn nog in situ aan te treffen in bijvoorbeeld de buitengevel van hoeve Weilust (Vroelen 32) of in de gevel van de binnenplaats van een dorpsboerderij (Dorpsstraat 10); veel boeren hebben overigens nog een beeldje in de stal staan; 2 een moderne Brigidasteen is aangebracht tegen de gevel van het vakwerkhuis Wesch 3 tegenover de bron; een nieuw beeldje aan Vroelen 32a; 3 in beperkte oplage worden nieuwe Brigidabeeldjes (31 cm hoog) gemaakt door Leo Moonen uit Noorbeek, die ze naar het voorbeeld van een in België gekocht beeld vervaardigt. Ze worden soms weer bij boeren in de boerderij of bij mensen in huis geplaatst; zo is ook in de gevel van Dorpsstraat 36, de herberg 'Sint Brigida', in 1987 zo'n beschilderd beeldje aangebracht; 4 een ander modern beeldje ca. 1990, nu aanwezig in dezelfde herberg Sint Brigida, heeft enige jaren gefungeerd als versiering in de haam van een van de paarden die de Brigida-den moesten trekken.
- Vaandels: 1 Jonkheidvaandel in rood-wit-blauw met in het midden een olieverfschildering van Brigida en de tekst 'Sa Brigida O.P.N.' op de achterzijde de tekst 'De Jongheid van Noorbeek 1888'; 2 Jonkheidvaandel in dezelfde kleuren in 1929 door onderwijzeres M. Lendfers te Noorbeek gemaakt; 3 Jonkheidvaandel in dezelfde kleuren uit 1954 met een afbeelding van de heilige in katoen; 4 de schutterij beschikt over een standaard met Brigida.
- Ramen: 1 in de kerk bevindt zich een dubbel glas-in-loodraam van de H. Isidorus en de H. Brigida, bij de laatste staat de naam van de schenker erboven: 'Brigida Heusschen' uit Schey, vervaardigd door F. Nicolaas uit Roermond; 2 in de expositieruimte naast de ingang van de kerk bevinden zich twee gebrandschilderde ramen (ieder ca. 1 x 1,25 m; afkomstig uit het voormalige gemeentehuis) gemaakt door Charles Eyk in 1957, voorstellende op het linkerraam Brigida en drie vrouwen en op het rechterpaneel twee mannen met kerk en boom.
- Kerkzegel: in de 19e eeuw had de parochie een kerkzegel (⊘ 3,5 cm) in gebruik met daarop de heilige Brigida met staf en boek en de tekst 'S. Brigida Patrona in Noorbeeck'.

Devotionalia
- Kaarsen: 1 in 1772 werden posten voor witte was voor de vernieuwde kapel opgenomen in de kerkrekeningen; 2 noveenkaars met een afbeelding van het neogotische cultusbeeld en de tekst 'Scâ Brigida. Patrones van Noorbeek. Bescherm ons Vee' (merk 'Oleum Angela sanctuarii'; betrokken van L'Europe S.A. Souvenirs (hr. Hennissen) in Banneux).

Devotioneel drukwerk
- Stalzegen: ingekleurde prent van Brigida met aan haar zijde drie runderen en daaronder in het Nederlands en het Frans een gebed ter ere van Brigida onder de kop 'De H. Brigitta bijzondere voorspreekster tegen alle ziekten van het hoornvee' (impr. J. Naulaerts, Mechelen 10 december 1947; ca. 20 x 30 cm), de tekening toont sterke gelijkenis met oudere Brigidaprenten van onder meer Bontemps uit Gelder en van Lecuyer uit Venlo (zie illustratie bij ⟶ Castenraij).
- Ansichtkaart: 1 zwartwit kaart met een foto van het beeld van Brigida en onderaan een band wit en de tekst 'H. Brigida' (Noorbeek: J.H., ca. 1940?; 13,5 x 8,5 cm); 2 pentekening door Pierre Delnoy uit 1992 van kerk, kapel en boom.
- Affiches: jaarlijks affiche op A4-formaat van de voettocht vanuit Margraten naar Noorbeek (sinds ca. 1995; uitgave Stg. Pelgrimswegen en voetpaden).
Bronnen en literatuur Archivalia: Maastricht, gemeentearchief: parochiearchief St. Brigida Noorbeek inv.nr. 1, 3, 25, 27-28, 31; St. Martinusparochie Wyck II, inv.nr. 1992 (1857). Roermond, bisdomarchief, parochiedossier Noorbeek. Luik, bisdomarchief.
Literatuur: J. le Francq van Berkhey, Natuurlijke historie van Holland, dl. 8 (Leiden: P.H. Trap, 1810) p. 272-276, over veepest in 1635 en 1745 (Noorbeek niet vermeld); J.M.H. Eversen & J.L Meulleners, 'De Limburgsche gemeentewapens, vergeleken met de oude plaatselijke zegels en beschouwd in het licht der locale geschiedenis', in: Publications S.H.A. Limbourg 35 (1899) p. 373; W. Sprenger, 'De kerk van de H. Brigida te Noorbeek', in: De Maasgouw 35 (1913) p. 14-15; [Brigidaboomplanting], in: Nieuwe Rotterdamsche Courant 25 juli 1922; D.J. van der Ven, 'De Sint Brigida-boomplanting te Noorbeek', in: Ons Nederland. Officieel orgaan van de Algemeene Nederlandsche VVV 6 (1922) juli p. 5-14, augustus p. 20-27, uitgebreid verslag met foto's; J.S. van Veen & A.A. Beekman, Geschiedkundige atlas van Nederland. De kerkelijke indeeling omstreeks 1550, tevens kloosterkaart, dl. 3 (Den Haag: Nijhoff, 1923) p. 93-94; E. Franquinet, 'De Brigitta-boom te Noorbeek', in: De Nedermaas 5 (1927-1928) p. 112-116; J.D.H. van Uden, 'De Brigitta-boom te Noorbeek. Een folkloristische nalezing', in: De Nedermaas 5 (1928-1929) p. 43-44; D.J. van der Ven, Neerlands Volksleven (Amsterdam: Dalmeijer's Volksuniversiteit, 1931) p. 274-276, afb. 278, 280; D.J. van der Ven, Ons eigen volk in het feestelijk jaar (Kampen: J.H. Kok, 1942) p. 67, 85, 89, 146; J.R.W. Sinninghe, 'Noorbeek plant nog de Meiboom', in: De Tijd 30 april 1947; Verslag-Boek van het Maria-Congres gehouden te Maastricht op 3, 4, 5, 6 en 7 september 1947 (Maastricht: Bestuur Mariacongres, 1948) foto Noorbeek-deelname na p. 192, p. 256; K. ter Laan, Folkloristisch woordenboek van Nederland en Vlaams-België (Den Haag: Van Goor, 1949) p. 348; J.P. Bik, Feest- en vierdagen in kerk- en volksgebruik, dl. 1 (Velsen: Wolfs, 1956) p. 173-175; P.T. van Bueren, De Sint-Brigida-den te Noorbeek (Noorbeek 1960); M. de Meyer, Volkskunde-atlas voor Nederland en Vlaams-België. Commentaar bij de kaarten 21-29 volksgeneeskunde (Antwerpen/Utrecht: Standaard, 1968) p. 49-50; W.H.Th. Knippenberg, Oude pelgrimages vanuit Noord-Brabant. Kultuurhistorische verkenningen in de Kempen, dl. 3 (Oisterwijk: Stg. Brabants Heem, 1968) p. 84-86; H. Meens, Noorbeek en het proces van Adrianus van Duyn, pastoor van 1729 tot 1774. Bijdrage tot de geschiedenis van Noorbeek (Noorbeek: eigen beheer, 1971) p. 10-23; Tj.W.R. de Haan ed., Folklore der Lage Landen (Amsterdam: Elsevier, 1972) p. 30-33; [G. Pleijers], Gids voor monumentaal Noorbeek (Noorbeek: gemeentebestuur, 1975) p. 11-15; [foto burchtfeesten bij de Brigidakapel], in: Martin Verjans ed., Synthese. Twaalf facetten van cultuur en natuur in Zuid-Limburg (Heerlen: DSM, 1977) p. 327; J.L. de Jager, Volksgebruiken in Nederland. Een nieuwe kijk op tradities (Utrecht: Spectrum, 1981) p. 113-114, over de Brigidaboom; H.L. Cox, 'Die Auswirkungen der deutsch-niederländischen Staatsgrenze von 1815 auf die volkstümliche Heiligenverehrung im Rhein-Maasgebiet; Ein Beitrag zur kulturräumlichen Stellung des Rhein-Maas-Gebietes', in: Rheinisch-Westfälische Zeitschrift für Volkskunde 28 (1983) p. 114; M. Elissen e.a., 350 jaar Jonkheid Noorbeek 'Ter iere van Sint Briej' 1634-1984 (Noorbeek: Jonkheid / druk. Piters Eijsden, 1984); Magda Palmers, Ikonografie van en devotie tot de H. Brigida van Ierland in Limburg (Leuven: onuitgegeven licentiaatsverhandeling, 1985); A. van den Berg & G. Rooijakkers, 'Een prentenmaker zonder pers. De houtsneden van Philippus J. Lecuyer te Uden en 's-Hertogenbosch 1772-1774', in: Volkskundig Bulletin 16 (1990) p. 284, 308, Brigidaprent; A.G. Schulte e.a., Margraten, Mheer en Noorbeek (Zeist/Zwolle: RDMZ/Waanders, 1991) p. 310-341, 390-391; Memoriaal van een springlevend monument. Sint Brigidakerk Noorbeek (Noorbeek: kerkbestuur, 1991) p. 19-29; F.G.H.M. Crutzen, 'Geloven op straat. Openbare godsdienstoefeningen buiten de gebouwen en besloten plaatsen in de dekenaten Gulpen en Meerssen, 1848/1857', in: Jaarboek 'Historische studies in en rond het Geuldal' 2 (1992) p. 143, 148; Mart Huls & Manu Brouwers, 3-Daagse voettocht naar Banneux vanuit Margraten, Banholt of Noorbeek (Noorbeek: Stg. Pelgrimswegen en Voetpaden, 1995); Elly van Loon-Van de Moosdijk, 'Pelgrimsinsignes op middeleeuwse luidklokken', in: Berichten uit het Nationaal Beiaardmuseum, nr. 14 (april 1996) p. 11-14, over het Anna-insigne op de klok van Noorbeek; Mart Huls e.a., Te voet naar pelgrimsoorden: Wittem, Noorbeek, Lorette en Sint-Gerlach. Wandelsuggesties door Zuid-Limburg en de Voerstreek (Noorbeek: Stg. Pelgrimswegen en Voetpaden, 1997); Rob Cox, 'De Brigida-den staat er weer', in: Dagblad de Limburger 14 april 1997; Frank Holthuizen, Limburg in bewegend beeld 1911-1996. Catalogus van film- en videomateriaal over Nederlands-Limburg (Venlo: Limburgs Film en Video Archief, 1997) nr. 0101; Guus Sluysmans, De meester-werken van Guus Sluysmans: over vervlogen tijden (Margraten: 'Oet de Riestepot', 1998) p. 181, vermelding bedevaart; Edda Frankot, Brigida. Een Ierse maagd op reis. Het beeld van Brigida van Kildare in haar vitae. Levens en verering (Groningen: ongepubliceerde doctoraalscriptie mediaevistiek RU, 1999) p. 98-100.
Overige bronnen: KDC BiN-dossier Noorbeek; Meertens Instituut volkskundige vragenlijst 23 (1959), 64a (1993), Q 197; Van der Ven, lentefilm... NCRV tv-programma Langs Heilige Huisjes van 7 juni 1998 over Noorbeek en de Brigida-den; mondelinge informatie in 1999 van pastoor J. Sax en M. Brouwers te Noorbeek.


  naar het KDC, voor aanvullingen en commentaar.