Sint Odiliënberg, HH. Wiro, Plechelmus en Otgerus
|
|
Cultusobject:
|
HH. Wiro, Plechelmus en Otgerus
|
Open Street Maps
|
Datum:
|
Wiro: 10, later 8 mei, tweede zondag in mei (+ octaaf); Plechelmus: 16, later 15 juli, tweede zondag in juli (+ octaaf); Otgerus: 10, 11 september (+ octaaf)
|
Periode:
|
17e eeuw (?) - heden
|
Religieuze context:
|
Christelijk
|
Locatie:
|
Basiliek van de HH. Wiro, Plechelmus en Otgerus
|
Adres:
|
Kerkplein 11, 6077 AA St. Odiliënberg
|
Gemeente:
|
Roerdalen
|
Provincie:
|
Limburg
|
Bisdom:
|
Roermond
|
Samenvatting:
|
In 1686 werd de parochiekerk te Sint Odiliënberg na een restauratie opnieuw gewijd en onder het patronaat van Wiro, Plechelmus en Otgerus gesteld. Bij die gelegenheid geschiedde een wonder, een jaar later gevolgd door nog twee wonderen. Als gevolg hiervan, en van de pauselijke aflaatverlening in 1686, kwam een bescheiden bedevaart op gang. De viering van eeuwfeesten in 1706 en 1819 was een extra prikkel voor de bedevaart. Door toedoen van pastoor Willemsen nam aan het einde van de 19e eeuw het aantal bezoekers sterk toe. Jaarlijks kwamen er toen processies uit omliggende plaatsen. Na deze korte bloeiperiode nam het bezoek geleidelijk af, vooral na de Tweede Wereldoorlog. Wiro en Plechelmus kennen geen speciale verering meer, Otgerus nog enigszins. Behalve de drie patroonheiligen werden ook Odilia van Keulen en Servatius in de basiliek vereerd.
|
Auteur:
|
Adriaan Monna
|
Illustraties:
|
|
Topografie
|
De oudste geschiedenis van het klooster - De kerk van Sint Odiliënberg is gelegen op een heuvel aan de rivier de Roer. De stichting van de kerk wordt beschreven in de vitae van Wiro, Plechelmus en Otgerus, maar een stichtingsjaar wordt daarbij niet genoemd. In de traditionele opvatting heeft men verondersteld dat met 'hertog' Pepijn, de schenker van de grond Pepijn II van Herstal wordt bedoeld. De stichting zou dan vóór 714, diens sterfjaar, hebben plaatsgevonden. De geschiedschrijver Johannes Knippenbergh (1662-1742), pastoor van Helden, veronderstelde dat het klooster in 706 werd gesticht. In de oudere literatuur is dit jaartal veelal overgenomen. Op grond van deze datering ging men ervan uit dat met de in de vitae niet genoemde paus, die de benoeming van de drie heiligen tot bisschop heeft bekrachtigd, paus Sergius I (687-701) is bedoeld. - Door J. Linssen is verdedigd dat Sint Odiliënberg rond 750 werd gesticht. De schenker van de grond, die in de vita van Plechelmus niet als hertog maar als koning wordt aangeduid, zou koning Pepijn III zijn, overleden in 768. Het meest radicaal is de opvatting dat de vitae als historische bron vrijwel geheel terzijde dienen te worden geschoven. Over het tijdstip van de stichting valt niets concreets te zeggen. De meeste elementen uit de vitae; de herkomst van de heiligen 'Scotia', de bisschopsbenoemingen, de Romereis en de schenking door Pepijn, zouden behoren tot de traditionele verfraaiing van een heiligenleven. - Hoe het ook zij, houvast hebben we pas in 858, wanneer Sint Odiliënberg voor het eerst in een oorkonde wordt genoemd. Het 'monasterium' Berg, gebouwd ter ere van Petrus, blijkt dan tot het koningsgoed te behoren en wordt door koning Lotharius II op verzoek van bisschop Hunger van Utrecht aan de St. Maartenskerk van Utrecht geschonken. Sedertdien was Sint Odiliënberg een Stichtse eigenkerk in het bisdom Luik, zoals ook blijkt uit een oorkonde van bisschop Balderik uit 943. - Blijkens een bericht van de 14e-eeuwse kroniekschrijver Jan Beke wist bisschop Balderik, die in Utrecht was gevestigd, van een aantal heiligen relieken te verwerven. Daarbij worden ook relieken van Wiro, Plechelmus en Otgerus genoemd. Hij schonk de relieken van Plechelmus in 954 aan de kerk van Oldenzaal. Mogelijk ontving de kerk van Groningen relieken van Otgerus. - Het bericht van Beke stemt overeen met archeologische gegevens. In 1949 en 1950 werden door Glazema opgravingen gedaan op de heuvel van Sint Odiliënberg. Daarbij kwamen in de parochiekerk resten van een oudere kerk aan het licht. Deze oudste stenen kerk was vermoedelijk een rechthoekig zaalkerkje, dat in de negende eeuw werd gebouwd. In de tiende eeuw werd een veelhoekig koor aangebouwd. Dit koor werd aangetroffen binnen het huidige koor, dat groter is en eveneens veelhoekig. Binnen dit oudste koor werd een reliekengraf gevonden dat vermoedelijk uit de 10e eeuw dateert. Er is verondersteld dat zich hierin relieken van Wiro, Plechelmus en Otgerus hebben bevonden.
Omzetting in een kapittel - Tussen 1058 en 1131 moet het klooster zijn omgezet in een collegiaal kapittel. De proost van dit kapittel, die er overigens niet resideerde, werd door de bisschop van Utrecht benoemd uit de kanunniken van de Utrechtse Dom. De omzetting maakte om liturgische redenen verbouwing noodzakelijk. Vanaf de 11e eeuw werd de huidige romaanse kerk gebouwd. Het nieuwe veelhoekige priesterkoor, dat thans nog bestaat, dateert van omstreeks 1200. - Bij bovengenoemde opgravingen werd geconcludeerd dat de huidige Mariakapel, een losstaand gebouw op de heuvel, noordelijk van de parochiekerk, dateert van omstreeks 1000 en zeker niet ouder is. Het is een eenbeukig gebouw met een versmald, rechtgesloten koor. Later werd een noordelijke zijbeuk toegevoegd, die allang geleden is afgebroken. - J. Linssen veronderstelde een verband tussen de bouw van de Mariakapel en de stichting van het kapittel. Bij veel kapittelkerken ontstonden aparte parochiekerken. Uit een ongedateerde oorkonde, uit 1360 of 1361, valt volgens hem af te leiden dat ook hier een dergelijke ontwikkeling heeft plaatsgevonden. Indien dit juist is, dan is de kapel minstens een halve eeuw jonger dan Glazema veronderstelde. - In 1360 of 1361 verzochten de kanunniken aan de bisschop van Luik toestemming het kapittel naar Roermond te verplaatsen. Het bestuur van de stad had de H. Geestkapel als vestigingsplaats aangeboden. Achtergrond van het verzoek waren de woelingen waar het Gelderse Overkwartier zeer van te lijden had. Men verkreeg de vereiste toestemming, ook van de bisschop van Utrecht, die het recht behield de proost te benoemen. In 1361 werd het kapittel in Roermond gevestigd. Ook de relieken bevonden zich sedertdien in deze stad. - In Sint Odiliënberg bleven in 1361 alleen de pastoor en de rectores van twee altaren achter. In 1430 werd de parochiekerk ingelijfd bij het H. Geestkapittel. Sedertdien werd de functie van pastoor uitgeoefend door een 'vicarius perpetuus'. Bij de oprichting van het bisdom Roermond in 1559 werd het kapittel van de H. Geest verheven tot kathedraal kapittel, waarmee een einde kwam aan de betrekkingen met Utrecht.
Kanunniken van het Heilig Graf in Sint Odiliënberg - In 1436-1437 kwam de proosdij Denkendorf in Württemberg, die behoorde tot de Orde van het Heilig Graf, in bezit van de verlaten kerk. Het H. Geestkapittel schonk de kerk aan de proosdij op voorwaarde dat er een klooster van reguliere sepulcrinessen zou worden gesticht. Dit vrouwenklooster ontstond kort na 1442, maar verdween weer na enkele jaren, vermoedelijk rond 1460. In 1465 kreeg Jan van Abroek toestemming van het H. Geestkapittel op de heuvel een klooster van kanunniken van het Heilig Graf op te richten. Twee jaar later werd hij priester gewijd en in 1471 werd hij prior van de nieuwe stichting. Pas in 1478 werd de priorij definitief opgenomen in de Orde van het Heilig Graf. In de jaren daarna vond een restauratie van de sterk vervallen gebouwen plaats. Het vicariaat van de parochie Sint Odiliënberg werd in 1482 door het kapittel van de H. Geest aan het klooster overgedragen. Sedertdien bedienden de kanunniken ook de parochie. - In 1485 werd Jan van Abroek benoemd tot provinciaal van het Orde van het Heilig Graf in Neder-Germanië. Een jaar later werd deze benoeming door de paus bekrachtigd. Sint Odiliënberg werd daardoor het centrum van deze provincie. Sedertdien kwam hier jaarlijks het provinciaal kapittel van de orde bijeen. Verschillende vrouwen- en mannenkloosters zijn in de jaren daarna van hieruit gesticht. Jan van Abroek overleed in 1510, zijn opvolger Hiëronymus van Brogel in 1540. - Daarna begon een lange periode van toenemend verval als gevolg van de politieke gebeurtenissen. Uit een beschrijving uit 1614 blijkt dat de gebouwen van de priorij grotendeels waren vernield. In de kerk waren geen altaren, klokken of ornamenten. De schuren waren verbrand. Behuizing voor de priesters ontbrak. In 1630 volgde enig herstel en kon de Mariakapel weer als parochiekerk worden gebruikt, maar in 1639 werden de goederen van de priorij tenslotte verkocht aan het kathedraal kapittel van Roermond.
Parochiekerk van Sint Odiliënberg - In het laatste kwart van de 17e eeuw vonden uitvoerige herstelwerkzaamheden plaats. Pastoor Willem Basel richtte zich in 1679 tot de bisschop van Roermond, R. Cools (1608-1706), en wees erop dat de enige nog overeind staande toren gevaar liep in te storten. De bisschop kwam zich persoonlijk op de hoogte stellen en schreef op 20 september een algemene collecte in het bisdom uit voor het herstel van de kerk. De oproep daartoe verscheen in druk. Op 12 (volgens een andere bron op 16) mei 1680 werd, ter ere van Wiro, de eerste steen gelegd. De tweede steen werd gelegd ter ere van Plechelmus, de derde ter ere van Otgerus. De werkzaamheden duurden enkele jaren, vooral omdat de financiering problemen opleverde. - In een gedrukt besluit dat op 26 april 1686 door bisschop Cools werd uitgevaardigd, wordt gemeld dat de gerestaureerde parochiekerk op 10 mei, toentertijd de feestdag van Wiro in het bisdom Roermond, zal worden gewijd en dat de relieken van Wiro, Plechelmus en Otgerus op 12 mei in processie uit Roermond zullen worden overgebracht. Het kapittel in deze stad had zich bereid verklaard enkele partikels van de relieken van de drie heiligen af te staan. Een getuigschrift van bisschop Cools van 7 mei 1686 doet verslag van de opening van de reliekschrijn. Uit ieder van de drie zijden zakjes die zich daarin bevonden, werd een partikel voor Sint Odiliënberg gehaald. Drie dagen later werd de herstelde kerk door de bisschop ingewijd en onder het patronaat gesteld van Wiro, Plechelmus en Otgerus. Er vond dus een patrociniumwisseling plaats. Tot dan toe was de kerk aan Petrus gewijd. Twee dagen later, op 12 mei, werden de relieken in processie naar de parochiekerk overgebracht. Blijkens een acte van die datum werd het altaar in de kerk niet alleen aan Wiro, Plechelmus en Otgerus gewijd, maar ook aan Petrus en Paulus, en aan Odilia. - In de tweede helft van de 19e eeuw was een derde restauratie noodzakelijk. De eerste plannen dateren van omstreeks 1860, maar leidden slechts tot herstel van de noordertoren in 1869-1870. Een algehele reconstructie in romaanse stijl, waarbij nieuwe gedeelten werden toegevoegd en de kerk haar huidige aanzien kreeg, is te danken aan pastoor M.A.H. Willemsen (1831-1904), die in 1878 werd benoemd. De werkzaamheden begonnen in 1879 onder leiding van architect Johannes Kayser (1842-1917) te Venlo. In 1886 werd de kerk ingewijd. In de jaren daarna werd ook het interieur verfraaid met een mozaïekvloer, schilderingen, ramen en beelden. Pas in 1898 was alles voltooid. - Het is eveneens aan pastoor Willemsen te danken dat in 1888 in Sint Odiliënberg een communiteit van kanunnikessen van de Orde van het Heilig Graf werd gesticht, de priorij Thabor. Willemsen stond hiertoe de nieuw gebouwde pastoorswoning op de heuvel af aan de zusters. - Op 26 januari 1945 werden de torens van de kerk door de Duitsers opgeblazen, waardoor ook het schip voor een groot gedeelte werd verwoest. De kerk werd in haar 19e-eeuwse vorm herbouwd door architect Alphons Boosten uit Maastricht. Op 6 mei 1951 vond de inwijding plaats. Op 5 juli 1957 werd de kerk van Sint Odiliënberg verheven tot basiliek vanwege haar betekenis voor de kerstening van het Maas-Rijngebied.
|
Cultusobject
|
- De schaarse gegevens over de heiligen Wiro, Plechelmus en Otgerus zijn overgeleverd via hun vitae. Over de ouderdom van deze vitae bestaat geen overeenstemming. De vita van Wiro is vaak beschouwd als 9e-eeuws. De twee andere zouden uit de 10e of zelfs 11e eeuw stammen en grotendeels zijn gebaseerd op de vita van Wiro. Ook is wel geopperd dat de vitae alle drie zijn geschreven toen Balderik bisschop van Utrecht was (917-975). Evenmin is duidelijk waar de vitae zijn ontstaan, in Utrecht of, al of niet onder Utrechtse invloed, in Sint Odiliënberg. - Wiro was volgens zijn vita afkomstig uit 'Scotia'. Nadat hij door het volk tot bisschop was aangewezen, vertrok hij samen met Plechelmus, eveneens een bisschop, naar Rome om de benoeming door de paus, die niet met name wordt genoemd, te laten bekrachtigen. Onderweg, 'in Anglorum partes', voegde Otgerus zich bij hen. Daarna keerden zij terug naar hun vaderland. Later vertoefden zij in Gallië, waar 'hertog' Pepijn aan Wiro een stuk grond schonk, de 'mons Petri', waarop deze een 'oratorium S. Mariae' bouwde en een 'monasterium', dat aan Petrus werd gewijd. Uit andere bron is over de drie heiligen niets met zekerheid bekend. - In de vita van Wiro wordt vermeld dat zijn feestdag valt op 8 mei. In het bisdom Utrecht stond hij op deze dag op de kalender. In 1495 was dat eveneens het geval in het H. Geestkapittel te Roermond. Blijkens de Officia propria van het bisdom Roermond, uitgegeven in 1605, werd hij toen echter op 10 mei gevierd. In Sint Odiliënberg viel zijn feestdag op 10, later op 8 mei, of op de tweede zondag in mei. - Plechelmus, behalve in Sint Odiliënberg ook vereerd in Twente, in het bijzonder in Oldenzaal, wordt volgens zijn vita gevierd op 15 juli. Dit is zijn feestdag in Oldenzaal en in Utrechtse kalenders komt hij eveneens voor op deze dag. Ook in een eind 15e-eeuws antifonarium van de priorij van de orde van het Heilig Graf, waarin Wiro en Otgerus ontbreken, is hij op 15 juli genoteerd. Blijkens de Officia propria (1605) werd hij in het bisdom Roermond echter een dag later gevierd. Ook in Sint Odiliënberg was 16 juli gebruikelijk en daarnaast ook de tweede zondag van die maand. In de tijd van pastoor Willemsen, en daarna, viel zijn feestdag op 15 juli. - De feestdag van Otgerus valt op 10 september. Deze datum wordt in zijn vita niet genoemd, maar moet berusten op een oude traditie. Al in 1150 wordt de feestdag van Otgerus vermeld als betaaldag in de stad Groningen. Er is verondersteld dat hij oorspronkelijk de patroon was van de parochiekerk in deze stad. Door een patrociniumwisseling in de 13e eeuw zou St. Maarten de patroon van de Martinikerk zijn geworden. Voorts is Otgerus patroon van Stadtlohn in het bisdom Munster. Evenals in het bisdom Utrecht valt zijn feestdag daar op 10 september. Dat was blijkens de Officia Propria (1605) ook het geval in het bisdom Roermond. In Sint Odiliënberg viel zijn feestdag op 10 september, maar 11 september was ook enige tijd gebruikelijk. - Sedert 1963 worden de drie patroonheiligen gezamenlijk gevierd op 8 mei, of de zaterdag of zondag daaropvolgend. - In de literatuur wordt als sterfjaar van Wiro vaak 710 vermeld, soms ook 752, en als sterfjaar van Plechelmus 713 of 732. Otgerus zou in 713 zijn gestorven. Voor deze jaartallen bestaat geen historische basis. - Mogelijk waren er in de 10e eeuw relieken van Wiro, Plechelmus en Otgerus in Sint Odiliënberg. In 1360-1361 is voor het eerst sprake van een altaar in de kapittelkerk, het zogenaamde parochiealtaar, dat was gewijd aan de drie heiligen. Kort daarop, bij de verplaatsing van het kapittel naar Roermond, zullen de relieken naar deze stad zijn overgebracht. Sedertdien bevonden zij zich in de H. Geestkapel. Deze kapel werd in 1572 geplunderd tijdens de inname van Roermond door Willem van Oranje. Zes jaar later werd de stad heroverd door Spaanse troepen. Toen men in 1594 het altaar herstelde, vond men, zo wil de traditie, de reliekschrijn met het opschrift 'Partes Reliquiarum Ssum Wironis, Plechelmi et Odgeri' ongeschonden onder de puinhopen terug. Ter herinnering aan deze gebeurtenis werd in het bisdom Roermond tot ver in de 20e eeuw het feest van de 'Wedervinding en Verheffing der relieken van Wiro, Plechelmus en Odgerus' gevierd op de dinsdag na Drievuldigheidszondag. - In 1661 werd de zetel van het bisdom verplaatst van de H. Geestkerk naar de St. Christoffelkerk. Sedertdien berusten de relieken van de Odiliënbergse heiligen in deze kerk. Op 12 mei 1686 werd een gedeelte in processie overgebracht naar de zojuist gerestaureerde parochiekerk van Sint Odiliënberg. - Volgens pastoor Willemsen werden de relieken sedert 1700 bewaard in een rijk versierde schrijn. Deze was geschonken door bisschop Cools bij gelegenheid van zijn vertrek naar Antwerpen, waar hij in dat jaar tot bisschop was benoemd. Bij de restauratie van de kerk, die aanving in 1880, bleek deze schrijn zo te zijn vermolmd dat deze niet kon worden behouden. Sedertdien bevonden de relieken zich in een eenvoudige reliekenkist, die werd gebruikt bij processies maar verder werd bewaard in de sacristie. - Op 13 mei 1855 werden de relieken op last van de bisschop van Roermond, Joannes Paredis, geschouwd. Daarbij was onder anderen Alb. Wolters aanwezig, toentertijd kapelaan in Sint Odiliënberg. Bij de relieken, die zich bevonden in een zuiver zijden, groenkleurig zakje, werd de echtheidsverklaring van bisschop Cools van 7 mei 1686 aangetroffen. Enkele partikels werden afgezonderd en geschonken aan de kerk van De Lutte, die aan Plechelmus is gewijd. - In 1903 gaven de parochianen aan pastoor Willemsen een nieuwe reliekschrijn ten geschenke ter gelegenheid van zijn 25-jarig pastoraat. Deze neoromaanse schrijn van verguld brons (48 cm lang, 32 cm breed en 56 cm hoog) werd vervaardigd door August Witte uit Aken en staat thans onder het hoofdaltaar in de kerk. Op de ene lange zijde is het bezoek van de drie heiligen aan de paus afgebeeld. De diaken Otgerus staat in het midden. Wiro en Plechelmus zijn beiden afgebeeld als bisschop. Een van hen wijst naar een kerkje (Sint Odiliënberg), dat geheel rechts op een heuvel is gelegen. Het tafereel is ontleend aan de vita van Wiro en van Plechelmus. Op de andere lange zijde zijn de heiligen afzonderlijk afgebeeld, ieder in een romaanse rondboog. - De kerk bezit twee reliekhouders met relieken van de drie patroonheiligen. De ene reliekhouder, die in een kleine nis aan de noordzijde van het priesterkoor wordt bewaard, heeft de vorm van een monstrans, is 45 cm hoog en vervaardigd van messing. De relieken bevinden zich in een klein ovaal reliekhoudertje (7,7 x 9 cm), eveneens van messing, dat via de achterzijde uit de monstrans kan worden genomen. Dit reliekhoudertje heeft een handvat ten einde de reliek ter verering aan de gelovigen te kunnen aanbieden. De reliekhouder is in 1955 vervaardigd door de firma E. Kersten-Leroy te Maastricht. In dat jaar ook werden de relieken van Wiro, Plechelmus en Otgerus door de bisschop van Roermond authentiek verklaard. - De andere reliekhouder, bewaard in de sacristie, is 4,5 cm hoog. Het zilveren houdertje, met eveneens een handvat aan de achterzijde, is rond en heeft een diameter van 8 cm. Achter glas bevinden zich drie relieken met daarbij twee documentjes met de volgende teksten: 'Ex ossibus SSorum Wironis et Plechelmi CC. PP.' ('uit het gebeente van de heilige bisschoppen Wiro en Plechelmus') en 'et Otgeri Diaconi' ('en van de diaken Otgerus'). Blijkens het meesterteken IL2 is het reliekhoudertje vervaardigd door de firma Loven. Deze firma was sedert 1868 gevestigd in Veghel en werd in 1883 verplaatst naar Roermond. Het reliekhoudertje dateert vermoedelijk van kort na de verhuizing. De parochie ontving dit reliekhoudertje in 1991 ten geschenke van het kerkbestuur van de parochie van de H. Jacobus de Meerdere te Den Haag. Het bestuur had het ontvangen van een parochiaan, die het bij een antiquair had gekocht. Gezien de relieken van de drie kerkpatronen en de Roermondse herkomst moet het in de tijd van pastoor Willemsen zijn vervaardigd ten behoeve van de parochiekerk. Mogelijk is het reliekhoudertje als gevolg van de oorlogshandelingen in 1945 in andere handen geraakt. - Blijkens inventarislijsten uit het begin van de 20e eeuw en een echtheidsverklaring uit 1941 van de bisschop van Roermond zijn enkele andere reliekhouders met relieken van Wiro, Plechelmus en Otgerus verloren gegaan. In de Mariakapel bevindt zich in een vitrine nog een reliek van Otgerus. - Tegen de westmuur van het kerkschip, boven de balustrade, staan gepolychromeerde houten beelden van de drie kerkpatronen. In het midden staat het beeld van Wiro, laat 18e-eeuws en 120 cm hoog. Hij is staande afgebeeld, in bisschoppelijk ornaat, met mijter en staf, de rechterhand omhoog geheven. Plechelmus staat aan zijn linkerzijde, eveneens getooid met een mijter en met opgeheven rechterhand. In zijn linkerhand draagt hij een kruisbeeld. Dit beeld is eveneens laat 18e-eeuws en 110 cm hoog. Het beeld van Otgerus, aan de rechterzijde van Wiro, is 17e-eeuws en 85 cm hoog. Hij is afgebeeld als diaken, gekleed in albe en dalmatiek, met onbedekt hoofd. In zijn linkerhand houdt hij een kerkje.
|
Verering
|
Middeleeuwen - Gegevens over de verering van de heiligen Wiro, Plechelmus en Otgerus in Sint Odiliënberg in de middeleeuwen zijn nauwelijks voorhanden. In 1299 verleenden een patriarch, twee aartsbisschoppen en negen bisschoppen in Rome een aflaat van 40 dagen aan degenen die de kerk van Sint Odiliënberg bezochten op bepaalde feestdagen. Ook weldoeners van de kerk konden een aflaat verdienen. De voornaamste kerkelijke feesten worden opgesomd, waaronder ook de feestdagen van een aantal algemeen bekende heiligen. Daarnaast worden Wiro, Plechelmus en Otgerus genoemd. Op 7 november 1485 verleenden dertien kardinalen in Rome een aflaat van honderd dagen aan de bezoekers en weldoeners van de kerk van het klooster te Sint Odiliënberg. Ook hier worden de feestdagen opgesomd waarop men de aflaat kon verdienen. Het aantal is geringer dan in 1299 en Wiro, Plechelmus en Otgerus ontbreken. Zoals uit de oorkonde blijkt, houdt deze aflaatverlening verband met de restauratie van de kerk. Het is niet duidelijk of er in de middeleeuwen reeds bedevaarten voor de drie heiligen werden ondernomen.
Wonderen in 1686 en 1687 - Pas in de 17e eeuw is er met zekerheid sprake van bedevaartgangers. Pastoor Basel schreef een verslag over de gebeurtenissen in 1686 en 1687, tijdens en na de inwijding van de gerestaureerde parochiekerk. Hiervan zijn twee versies bewaard gebleven. De versie in het parochiearchief is uitgegeven door Wolters en Willemsen en dateert van 16 oktober 1687. Op 16 december van dat jaar zond Basel een enigszins afwijkende versie aan de Bollandisten. Deze werd het jaar daarop uitgegeven in het zevende deel van mei van de Acta Sanctorum als een appendix op Wiro, die in 1680 was behandeld. Blijkens deze verslagen geschiedden er toen enkele wonderen. Op 12 mei 1686 werden namelijk de relieken van Wiro, Plechelmus en Otgerus onder grote belangstelling in processie naar Sint Odiliënberg overgebracht. Er zouden omstreeks 6000 aanwezigen zijn geweest. In de kerk was ook de echtgenote van de koster van Karken, samen met haar dochtertje van zes jaar, dat sedert twee jaar blind was als gevolg van de 'kindermaselen'. Volgens artsen was haar kwaal niet te genezen. De moeder wilde wegens de drukte de kerk verlaten voordat de mis was afgelopen. Haar dochtertje riep toen dat ze wilde blijven daar haar ogen zich begonnen te openen. Na vurig gebed genas het kind vervolgens van haar blindheid en van de pijn die het leed. Desgevraagd bevestigde de jezuïet Theodorus Maen in Roermond in een brief aan de Bollandisten dat er veel over deze zaak te doen was geweest. Knippenbergh meldt in 1719 dat hij het meisje in Karken in tegenwoordigheid van pastoor Smets heeft gesproken. - Enkele weken na de inwijding van de kerk, op 8 juni 1686, verleende bisschop Cools 'tot verheffinge van de Reliquiën ende memorie van de heylighen Wijro, Plechelmus ende Otgerus' een aflaat van 40 dagen aan bezoekers van de kerk die van buiten de parochie kwamen. Men kon deze aflaat gedurende een periode van een jaar verdienen, de inwoners van Sint Odiliënberg zelfs eenmaal per week. - Blijkens de verslagen van pastoor Basel verleende paus Innocentius XI op 18 juli 1686 voor een periode van zeven jaar een volle aflaat aan degenen die de kerk bezochten op de feestdagen van Wiro (10 mei), Plechelmus (16 juli) en Otgerus (10 september). Om het bezoek verder te doen toenemen verplaatste de bisschop het feest van Wiro naar de tweede zondag in mei, het feest van Plechelmus naar de tweede zondag in juli en het feest van Otgerus naar de tweede zondag in september. Krachtens een nieuwe pauselijke bul, zo meldt Basel, kon men op deze zondagen een volle aflaat verdienen. - Als gevolg hiervan begonnen volgens de pastoor op deze dagen uit de omringende dorpen bezoekers naar de kerk te komen. De devotie was niet enorm maar wel vonden er genezingen plaats. Hij voegde twee voorbeelden toe, beide uit 1687. Evenals in het voorgaande geval worden de namen van het kind en de ouders genoemd. Een eenjarig jongetje dat leed aan een breuk, genas toen zijn ouders beloofden een kaars van een pond te schenken en een mis te laten lezen ter ere van de heiligen. In dit geval ontbreekt de datum. Het andere wonder geschiedde op de feestdag van Plechelmus. In de ene versie van het verslag is dat 15 juli, in de andere 16 juli. Een echtpaar uit Vlodrop had de gelofte afgelegd op die dag naar Sint Odiliënberg te gaan om een aflaat te verdienen. Zij namen hun zevenjarig dochtertje, dat leed aan een breuk, met zich mee. Toen ze naar huis terugkeerden, brak spontaan de breukband die ze droeg, en binnen enkele dagen was zij genezen.
Eeuwfeesten en aflaatverleningen - In de veronderstelling dat Sint Odiliënberg in 706 was gesticht, werd in 1706 op grootse wijze het duizendjarig bestaan gevierd. Ter gelegenheid daarvan publiceerde Knippenbergh een boekje met een historisch overzicht. De feestelijkheden, die werden ge-opend door de bisschop van Roermond, Angelus graaf d'Ongnies en d'Estrées, vingen aan op 11 juli (een donderdag, enkele dagen voor het feest van Plechelmus) en duurden een octaaf. Er was een grote toeloop uit Gulik, Luik en Gelderland. De bisschop zou op één dag aan meer dan 5000 personen het vormsel hebben toegediend. Paus Clemens XI verleende op 22 mei een volle aflaat aan de bezoekers van de kerk, die men eenmalig kon verdienen binnen de tijd van acht dagen. De dagen waarop deze jubilé-aflaat kon worden verdiend, werden bepaald door de bisschop. - Op 23 februari 1758 verleende paus Benedictus XIV voor een periode van zeven jaar een volle aflaat aan de bezoekers van de kerk, die men kon verdienen op twee door de bisschop te bepalen dagen. Op 19 april werden de tweede zondag van mei en de tweede zondag van juli vastgesteld, dat wil zeggen de feestdagen van Wiro en Plechelmus. Paus Clemens XIII verleende in 1765 een nieuwe aflaat op twee door de bisschop te bepalen dagen, eveneens voor een periode van zeven jaar. Opnieuw werden de tweede zondag van mei en juli vastgesteld. Ook paus Pius VI verleende in 1787 een aflaat, ditmaal niet voor een periode van zeven jaar maar voor eeuwig. De bisschop van Roermond stelde dezelfde aflaatdagen vast. Opvallend is dat Otgerus ontbreekt bij deze aflaatverleningen. - Het eeuwfeest van 1806 viel in de Franse Tijd. Enkele jaren tevoren was als gevolg van het concordaat, dat in 1801 werd gesloten tussen paus Pius VII en Napoleon, het bisdom Roermond opgeheven. De pastoor van Sint Odiliënberg, Melchior Vreeën, verzocht aan kardinaal Giovanni Battista Caprara, als pauselijk legaat belast met de uitvoering van het concordaat, toestemming de vroeger toegestane aflaten toe te passen als jubilé-aflaat. Dit werd toegestaan maar door de tijdsomstandigheden konden de plechtigheden geen doorgang vinden. - Pas in juli 1819, tijdens het pastoraat van Otto Winders, werd het elfde eeuwfeest gevierd. Evenals in 1706 verleende de paus een volle aflaat aan de bezoekers, die men kon verdienen op acht achtereenvolgende dagen, te beginnen met de tweede zondag van juli. Er is weer sprake van duizenden bezoekers, die van heinde en ver kwamen. In de processie van Roermond werd een grote kaars meegedragen, die was gesierd met het wapen van de stad en twee chronogrammen: 'DIVIs WIronI, pLeCheLMo aC otgeri' (=1819) en 'patronIis patrIae ConseCrant CIVes et rUreMUnDanI' (=1819). De kerkheuvel was geheel versierd. Er waren beelden van heiligen en taferelen uit hun leven te zien. Overal waren teksten te lezen, niet alleen korte opschriften, maar ook gedichten, zelfs in het Frans en het Duits. Al bij de toegangswegen uit de omringende dorpen passeerden de bezoekers de eerste opschriften. De teksten zijn bekend uit een klein boekje dat in Roermond werd gedrukt. Veel in deze uitgave, zo wordt gemeld, is van toepassing op 1806. Bij dezelfde drukker verscheen een boekje met een gedicht over de bekering van Gelderland (Sint Odiliënberg lag in Opper-Gelre) door Wiro, Plechelmus en Otgerus. De anonieme auteur had zijn gegevens ontleend aan de Bollandisten en Knippenbergh. Ook een ongedateerd Rymdicht met 24 coupletten ter ere van de drie patronen zal rond die tijd zijn verschenen. De melodie van dit lied, dat 'op den berg' door de kinderen werd gezongen, is niet afgedrukt. Deze is bekend uit een eveneens ongedateerde latere druk (eind 19e of begin 20e eeuw?), toen het lied nog steeds werd gezongen. Op een prentje met een afbeelding van Wiro, Plechelmus en Otgerus en een gedicht staat het jaartal 1806. Of het in 1806 of in 1819 is gedrukt, valt niet uit te maken. De ingang van de kerk was sedert het feest gesierd met de volgende tekst: 'VnDeCIMo saeCLo Laetor' (=1806). - De kerk bezit twee processievaandels, die mogelijk zijn vervaardigd ter gelegenheid van het eeuwfeest. Wellicht dateren ook drie stafbekroningen uit deze tijd. - Concrete gegevens over bedevaartgangers in andere jaren zijn niet voorhanden. Vreeën verklaarde in 1814 in een suppliek aan de paus dat er jaarlijks een 'ontzaglijke toeloop van gelovigen' was naar de kerk. Al is dat misschien overdreven, er zullen dus wel bezoekers zijn geweest. - In 1846 wees apostolisch vicaris Joannes Paredis het hoofdaltaar in de kerk voor een periode van zeven jaar aan als geprivilegieerd altaar. De aanwijzing werd later hernieuwd. Ook dit kan het bezoek van vereerders uit andere parochies hebben bevorderd.
Toenemende belangstelling voor Sint Odiliënberg - In 1849 werd Alb.L.W. Wolters (1822-1897) tot kapelaan van Sint Odiliënberg benoemd. Van zijn hand verschenen verschillende historische studies. Zo publiceerde hij in 1861, een jaar na zijn benoeming tot kapelaan in Herten, een boek over de geschiedenis van Wiro, Plechelmus en Otgerus en het kapittel van Sint Odiliënberg. Hierin zijn in bijlagen verschillende historische documenten opgenomen, onder andere over de wonderen in 1686 en 1687. Een andere bijlage is een gedicht van Michaël Smiets over Odilia, dat enkele malen werd herdrukt. Uit deze publicaties blijkt duidelijk een toenemende belangstelling voor de geschiedenis van de Bergse heiligen en de kerk van Sint Odiliënberg. Wolters behandelde de geschiedenis tot in zijn eigen tijd. Hij pleitte ook voor uitbreiding en restauratie van het kerkgebouw. In zijn boek is een litho opgenomen waarop de kerk is afgebeeld zoals deze er volgens architect P.H.J. Cuypers oorspronkelijk zou hebben uitgezien. - Wolters heeft echter geen aandacht besteed aan de verering van de Bergse heiligen in zijn eigen tijd. Dat er rond het midden van de 19e eeuw inderdaad bedevaartgangers kwamen, blijkt uit een enquête, door bisschop Paredis in 1857 gehouden onder de pastoors in zijn bisdom. Uit Herten wordt gemeld dat groepen pelgrims regelmatig op bedevaart gingen naar Sint Odiliënberg.
Bedevaarten ten tijde van pastoor Willemsen (1878-1904) - Dankzij de nauwkeurige notitieboekjes van pastoor Willemsen zijn we over de periode na 1878 beter geïnformeerd. Ongetwijfeld is het aantal bedevaartgangers in deze tijd aanzienlijk toegenomen, hetgeen vooral aan deze energieke pastoor te danken is. Jaarlijks werden in omringende plaatsen bedevaarten naar de kerk georganiseerd. Willemsen heeft in belangrijke mate bijgedragen aan de grotere bekendheid van Sint Odiliënberg. Aan hem is de restauratie, uitbreiding en verfraaiing van het kerkgebouw te danken. Daarnaast heeft hij vele publicaties gewijd aan de kerk en de plaatselijke heiligen. - Het jaar 1886 vormde een hoogtepunt. Op 12 mei vond toen de inwijding van de gerestaureerde kerk plaats door de aartsbisschop van Utrecht, mgr P. Snickers. Het was die dag precies tweehonderd jaar geleden dat de relieken van Wiro, Plechelmus en Otgerus waren teruggekeerd uit Roermond. Op 18 april 1886 verleende paus Leo XIII een volle aflaat aan de bezoekers van de kerk op 8 mei (Wiro), 15 juli (Plechelmus) en 10 september (Otgerus) en gedurende het octaaf van deze dagen. Daarbij werd opgemerkt dat deze feestdagen in de loop der tijd verwaarloosd waren. Ze waren bij de gelovigen onbekend. Tevens werd vanwege de kerkwijding een volle aflaat verleend aan degenen die de kerk zouden bezoeken tussen 12 mei en 13 juni van dat jaar. Een jaar later, op 16 juni 1887, bevestigde de paus dat de verering van de drie parochiepatronen legitiem was. - Om de feestvieringen van de drie heiligen bekend te maken werden in 1886 drie affiches gedrukt, een voor iedere heilige. De devotie tot de drie patroonheiligen werd gestimuleerd door verschillende uitgaven, waaronder drie vouwblaadjes met litanieën. - In vele omliggende plaatsen werden in deze maand bedevaarten georganiseerd. Volgens de Maas en Roerbode van 15 mei 1886 lieten de pelgrims 'jubelend langs de oevers der Roer door velden en beemden het loflied van HH. Wiro, Plechelmus en Otgerus ... weergallen'. Er kwamen processies uit Herten, Maasbracht, Melick, Posterholt, Vlodrop en Wessem. Uit Roermond kwamen bedevaartgangers van het Bisschoppelijk College en van de kapel van O.L. Vrouw in 't Zand. Uit deze stad kwamen ook leden van de aartsbroederschap der H. Familie. Van wat grotere afstand kwamen er pelgrims uit Maastricht (o.l.v. de dekens Rutten van Maastricht (zie Servaas) en Rijkers van Wyck), Stramproy en het Missiehuis te Steijl. Er zijn geen bezoekersaantallen bekend, maar gezien het verzoek aan de parochianen om bij de bedevaart van de aartsbroederschap het middenschip van de kerk vrij te laten voor de pelgrims zal het soms druk zijn geweest. - Uit de genoemde notitieboekjes blijkt op welke wijze de Bergse heiligen in de jaren daarna werden gevierd. In het geval van Wiro (8 mei) werd een dag tevoren de schrijn met relieken van de drie patroonheiligen uit de sacristie gehaald, in processie rond de kerk gedragen en gedurende acht dagen ter verering uitgesteld. Ook bij Otgerus (eerst gevierd op 11 september, maar sedert 1884 een dag later) werd de reliekschrijn een dag tevoren omgedragen en ter verering uitgesteld. Plechelmus werd met meer plechtigheden gevierd. De schrijn werd dan in processie door het dorp gevoerd, meestal op de tweede zondag in juli. Op die dag was er kermis in het dorp. Zijn feestdag werd echter gevierd op 15 juli. Op die dag en de daarop volgende week werden de relieken gedurende acht dagen uitgesteld. De gang van zaken veranderde in 1903, toen Willemsen van de parochianen een nieuwe reliekschrijn ten geschenke kreeg. Deze schrijn kreeg een vaste plaats in de kerk en behoefde dus niet meer uit de sacristie te worden gehaald. - Ook na 1886 werden bedevaarten naar Sint Odiliënberg georganiseerd. In verband daarmee keurde de ritencongregatie in 1894 een votiefmis ter ere van Wiro, Plechelmus en Otgerus goed. Deze mis was samengesteld door Willemsen. Priesters die met bedevaartgangers de kerk bezochten, konden er dan de mis celebreren. Vermoedelijk jaarlijks (er zijn enkele hiaten in de notitieboekjes) kwamen bedevaarten uit plaatsen als Herten, Linne, Melick en Montfort. Ook de aartsbroederschap uit Roermond kwam enige tijd ieder jaar, maar ontbreekt na 1896 in de notitieboekjes. Blijkens de Limburger Koerier van 20 mei 1895 was op de voorgaande dag 'de jaarlijksche processie met fanfare der H. Familie' gearriveerd. Vier dagen later kwam de processie van O.L. Vrouw in 't Zand, 'waarmede de reeks der processies geopend is, welke ieder jaar komen bidden' op de rustplaats van de drie heiligen. Enkele malen kwamen de jongelingen van de Congregatie van Maria Onbevlekte Ontvangenis, eveneens uit Roermond, op dezelfde dag als de Aartsbroederschap. De diaken Otgerus was hun tweede patroon. De jaarlijkse bedevaart uit de kapel van O.L. Vrouw in 't Zand was een tegenbezoek voor de bedevaart uit Sint Odiliënberg naar de kapel, die steeds in september plaatsvond. Plaatsen als Maasbracht, Peij, Posterholt en Susteren komen incidenteel voor in de notitieboekjes. In 1901 kwam het grootseminarie uit Roermond op bedevaart. - De meeste bedevaarten vonden plaats in mei. Met het oog op de pelgrims besloot paus Leo XIII in 1890 de periode waarop ter gelegenheid van het feest van Wiro een aflaat kon worden verdiend, te verlengen van 15 tot 31 mei. Toch waren er ook processies in juni en soms zelfs in juli. Ze werden niet jaarlijks op een vaste dag georganiseerd. Ook is er, op de bedevaart van de jongerencongregatie na, geen speciaal verband met één van de Bergse heiligen. De kerk zelf, een markante heilige plaats, gelegen op een heuvel, was het doel. Hoeveel processiegangers de bedevaarten telden, is niet bekend. Herhaaldelijk noteert Willemsen dat hij de parochianen verzoekt het middenschip van de kerk vrij te laten voor de pelgrims of een andere mis op dezelfde dag te bezoeken (vgl. hierboven over de aartsbroederschap in 1886). Ook in de jaren na 1886 zal het dus druk zijn geweest.
Bedevaarten in de 20e eeuw - In 1910, onder pastoor W.J.H. Ruijten, werd van 4 tot 12 mei het 12e eeuwfeest gevierd. Anders dan in 1706 en 1819 herdacht men dus niet het jaar waarin volgens de traditie het klooster werd gesticht, maar het jaar waarin Wiro zou zijn gestorven. Het dorp was weer overal versierd. Ook mgr J.H. Drehmanns kwam naar Sint Odiliënberg om de hoogmis op te dragen. Van de hand van J.E.H. Menten, de pastoor van de Matthiaskerk in Maastricht, verschenen een feestrede en een gelegenheidswerkje over de Bergse heiligen in druk. Het dorp werd door 'duizenden' bezocht. Er kwamen processiebedevaarten uit Herkenbosch, Herten, Melick, Montfort, Posterholt en Vlodrop. Uit Linne kwam een processie van kinderen. Pensionaten en andere kerkelijke instellingen in Roermond organiseerden een bedevaart. Uit Roermond kwamen ook de leden van de Aartsbroederschap van de H. Familie en 350 mannen van de nieuw opgerichte Mannen-Vereeniging. Volgens de Limburger Koerier van 25 oktober 1910 kwam de processie van de kapel van O.L. Vrouw in 't Zand dat jaar voor de 25e keer. - De verering van Wiro, Plechelmus en Otgerus nam echter in de jaren daarna, in tegenstelling tot de Odiliadevotie, sterk af. Toen op 20 september 1908 een nieuw beeld van Otgerus werd ingewijd, werd dit de dag tevoren aangekondigd in een grote advertentie in De Nieuwe Koerier. Een jaar later werd een votieflamp bij dit beeld betaald uit giften van pelgrims en parochianen. Vóór de Tweede Wereldoorlog echter kwam er al een einde aan de jaarlijkse processie op de tweede zondag in juli. Ook het octaaf van de drie kerkpatronen werd toen niet meer gevierd. In de jaren vijftig kenden zij nog aparte feestdagen, maar sedert 1963 worden zij, evenals elders in het bisdom Roermond, gezamenlijk gevierd op 8 mei, of op de zaterdag of zondag daaropvolgend. De in de parochiekerk aanwezige beelden van de drie kerkpatronen worden die dag in het priesterkoor geplaatst. - In de jaren zestig werd vanuit Stadtlohn (D), waar Otgerus kerkpatroon is, op zijn feestdag verschillende malen een processie georganiseerd naar Sint Odiliënberg. Hieraan namen 10 à 15 personen deel. - Sedert 1989 komen de permanente diakens van het bisdom Roermond jaarlijks omstreeks 8 mei naar Sint Odiliënberg ter verering van de diaken Otgerus als hun patroon. Behalve deze groep trekt de kerk rond deze dag thans geen bedevaartgangers meer. - Alleen binnen de plaatselijke gemeenschap spelen de patroonheiligen nog een rol. Het kerkkoor draagt de naam Otgeruskoor. De dirigent schreef in 1991 een St. Wiro-mars voor de fanfare van het Reutje, een gehucht onder Sint Odiliënberg.
|
Materiële cultuur
|
- Basiliek: 1 twee processievaandels (230 x 140 cm) van rode en blauwe zijde met daarop een beschilderde linnen rechthoek, die voor het eerst worden vermeld in een inventaris van 1835, zijn mogelijk vervaardigd ter gelegenheid van het 1100-jarig bestaan. Op het ene vaandel zijn op de rechthoek Plechelmus en Otgerus afgebeeld, en, op de andere zijde, Odilia van Keulen. Op het andere vaandel staan, ieder aan een zijde, Wiro en O.L. Vrouw met kind; 2 drie hartvormige stafbekroningen van verzilverd koper zijn mogelijk eveneens vervaardigd ter gelegenheid van het 1100-jarig bestaan. In de ovalen zijn aan de ene zijde respectievelijk afbeeldingen (met de namen erbij) van Wiro, Plechelmus en Otgerus gegraveerd. De afbeeldingen aan de achterzijde (Maria) zijn gelijksoortig; 3 tegen de balustrade van het rechtertransept hangt een olieverf medaillon van Wiro, waarop hij ten halve is afgebeeld, in bisschoppelijk ornaat, met staf en mijter. Links achter hem is een kerk geschilderd. Het ronde, eikenhouten paneel heeft een diameter van 72 cm. Blijkens het chronogram, dat aan de onderzijde in schriftband is aangebracht ('WIronI sanCtae VItae antIstItI prIMo geLDrIae apostoLo'), dateert het uit 1723. Het is na 1950 aan de kerk geschonken; 4a in het koor bevonden zich gebrandschilderde ramen met de levensverhalen van de drie heiligen gemaakt door de firma Nicolas tussen 1883-1886; ze zijn in 1945 verloren gegaan; 4b tussen 1954 en 1969 heeft Joep Nicolas 26 nieuwe gebrandschilderde ramen voor de kerk vervaardigd. In het zuidertransept hebben Wiro, Plechelmus en Otgerus een plaats gekregen. Wiro is afgebeeld met op de achtergrond een scheepje en een kerk met twee torens. Ook bij Plechelmus is op de achtergrond een kerk afgebeeld. Otgerus is afgebeeld met een evangelieboek en een korf broden, een verwijzing naar de bediening door diakens; 5 in 1957 zijn door Theo Brom de twee eretekenen vervaardigd, behorende bij een basiliek. Op de top van het conopeum, opgesteld aan de linkerzijde van het koor van de kerk, staan beeldjes van Wiro, Plechelmus en Otgerus. Op het tintinnabulum, aan de rechterzijde, is een schip afgebeeld met daarop de drie heiligen.
Mariakapel: 1 aan de noordzijde van het uitgebouwde koor staan, van links naar rechts, zandstenen gepolychromeerde reliëfs van Wiro, Plechelmus en Otgerus (140 x 28 cm). Deze zijn omstreeks 1880 vervaardigd door de beeldhouwer Wilhelm Pohl uit Aken in de stijl van reliëfs van Jacobus en Johannes uit het begin van de 12e eeuw. Deze werden gevonden bij het begin van de restauratie van de kerk en bevinden zich thans in het Rijksmuseum te Amsterdam. Pohl vervaardigde replica's van deze twee reliëfs en bovendien een reliëf van Petrus. De beelden van Petrus, Johannes en Jacobus zijn ruggelings gekoppeld aan de beelden van respectievelijk Wiro, Plechelmus en Otgerus; 2 tegen de zuidmuur van de kapel staan gepolychromeerde houten beelden van Wiro en Plechelmus. De 115 cm hoge, neogotische beelden zijn vermoedelijk 19e-eeuws. In 1951 werden ze gerestaureerd door Jac. Clavaux te Den Haag. Links van deze beelden staat een houten beeld van Otgerus (1 m hoog) uit 1908; 3 aan de buitenzijde van de Mariakapel is op de zuidoosthoek in de muur een stenen beeldje van Wiro, vervaardigd door Charles Vos, aangebracht. Hij is afgebeeld met mijter en staf en draagt in de rechterhand een kerk. Het beeldje, ca. 70 cm hoog, dateert uit 1951.
Devotioneel drukwerk
- Jubileumboekjes, devotieboekjes: 1 Eenige jaarschriften betrekkelyk op het jaar der komste van onze H.H. Apostelen 706 en dit loopende Jaar 1819. als meede eenige zinnebeelden, Rymen en Spreuken (Roermond: G. Gruyters, z.j.; impr. Weert, 4 juni 1819, J.G. Claassens; 23 + 16 p.); 2Kort en beknopt verhaal wanneer, hoe, en van wien Gelderland tot het waare Roomsch Catholyk geloof volkomen bekeert is. Getrokken uit het groot werk der geleerde zoo genoemde Bollandisten Uit de Acta Sanctorum Belgii en de Kerkelyke Historie van Gelderland beschreeven door den zeer Eerwaarden Heer J. Knippenbergh Pastoor tot Helden, in Rymdicht (Roermond: G. Gruyters, z.j.; goedkeuring: Weert, 4 juni 1819, J.G. Claassens; 8 p.); 3 J.E.H. Menten, De apostelen van den Sint Petrusberg. Feestgave bij gelegenheid van het twaalfhonderdjarig jubileum van den H. Wiro, te Odiliënberg (Roermond: Roermondsche Stoomdrukkerij, z.j.; impr. Roermond, 3 mei 1910, P. Mannens; 32 p.); 4 J.E.H. Menten, Het Apostolaat in de kerke Gods. Feestrede gehouden bij de plechtige viering van het twaalfhonderdjarig jubilé van den H. Wiro te Sint Odiliënberg (Roermond: Roermondsche Stoomdrukkerij, z.j.; impr. Roermond, 10 mei 1910, P. Mannens; 19 p.).
- Vouwblaadjes: 1 'Rymdicht ter eere der Heylige dry Belyders, welke door de kinders op den berg zal gezongen worden' (19 x 11 cm; z.p., [1819?]; 4 p.), 24 coupletten; 2 'Litanie van den H. Wiro, bisschop en belijder, wiens Feestdag, 8 mei, met Octaaf te St. Odiliënberg gevierd wordt' (11,9 x 7,6 cm; Roermond: H. van der Marck, z.j.; impr. Roermond, 6 mei 1879, P.J.H. Russel; 4 p.); 3 'Litanie van den H. Otgerus, diaken en belijder, wiens feest, 10 September, te St. Odiliënberg met octave en vollen aflaat gevierd wordt' (12,2 x 7,9 cm; Roermond: Romen, z.j.; impr. Roermond, 7 september 1886, P.J.H. Russel; 4 p.). Een litanie van Plechelmus uit hetzelfde jaar (impr. 10 juli 1886) is thans onvindbaar.
- Affiches: 1 'Vollen aflaat te verdienen in de succursale kerk van S.t Odilienberg, by Ruremonde' (38 x 44,5 cm), affiche met de aflaatverlening door paus Pius VII op 26 januari 1819 en oproep op 10 juli [1820] de mis te bezoeken; 2a 'Plechtige Feestviering met Octave en altijddurenden vollen aflaat ter eere van den Heiligen Wiro, Bisschop en Belijder, Apostel van Nederland, in de parochiale kerk van St. Odiliënberg' (61 x 42,5 cm; Roermond: Romen, [1886]), opgave van de missen gedurende het octaaf van Wiro; 2b 'Plechtige Feestviering met altijddurenden vollen aflaat, ter eere van den Heiligen Plechelmus, Bisschop-Belijder en Apostel van Nederland en van de Heilige Odilia, Maagd en Martelares, Patrones tegen oogziekten, in de parochiale kerk van St. Odiliënberg' (63 x 42 cm; Roermond: Romen, [1886]), opgave van de missen gedurende het octaaf van Plechelmus en Odilia; datering op grond van de vermelding 'woensdag 14 juli', wat in 1886 het geval was; bij 2a en 2c is de weekdag ter invulling opengelaten, maar ook deze affiches zullen dus uit 1886 dateren; 2c 'Plechtige feestviering met octave en altijddurenden vollen aflaat ter eere van den Heiligen Otgerus, Diaken en Belijder, Apostel van Nederland, in de parochiale kerk van St. Odiliënberg' (63,3 x 42,3 cm; Roermond: Romen, [1886]), opgave van de missen gedurende het octaaf van Otgerus.
- Muziek: Lofzang ter eere der HH. Wiro, Plechelmus en Otgerus (15,4 x 9,5 cm; z.p., [eind 19e/begin 20e eeuw?]; 1 p.), twee verschillende drukken, melodie bij het hiervoor genoemde Rymdicht.
- Prentjes: 1 prentje van Wiro, Plechelmus en Otgerus; onder de afbeelding de volgende tekst: 'H.H. Wiro Plechelmus & Otgerus Apostelen van Gelderland Patroonen van St Odilien-Berg alwaer hunne H.H. Reliquien bewaert en vereert worden 1806', gevolgd door een gedicht; daaronder: 'dit beeld [het prentje] heeft aengeraekt de H.H. reliquien voors.' (19,7 x 12,5 cm); 2 prentje in chromolithografie waarop de drie heiligen zijn afgebeeld; daaronder: 'S. Plechelmus, S. Wiro S. Otgerus, Geloofsverkondigers in Limburg en Twente bijzonder vereerd te S. Odiliënberg'; op de achterzijde een 'Gebed voor de bekeering van Nederland' (Roermond: M. Waterreus, z.j.; impr. Roermond, 5 okt. 1887, P.J.H. Russel; 10,4 x 7 cm) coll. Museum Catharijneconvent; 3 prentje met daarop de beelden van Wiro, Plechelmus en Otgerus (foto: M. Koch te Roermond, midden 20e eeuw; 8 x 10 cm).
- Ansichtkaarten: In de kerk zijn verschillende ansichtkaarten te koop met afbeeldingen van de Bergse heiligen.
|
Bronnen en literatuur
|
Archivalia: Sint Odiliënberg, parochiearchief. Sint Odiliënberg, priorij Thabor: documentatie. Maastricht, Rijksarchief in Limburg: collectie Goossens, inv. nr. 221. Roermond, bisdomarchief, J. Rouwet, Inventaris van het kerkelijk kunstbezit Sint-Odiliënberg (Roermond 1978). Tekstedities: Acta Sanctorum Maii II (Antwerpen: Michael Cnobarus, 1680) p. 309-320; Acta Sanctorum Maii VII (Antwerpen: Michael Cnobarus, 1688) p. 654-655; Acta Sanctorum Iulii IV (Antwerpen: Jacobus du Moulin, 1725) p. 50-60; Acta Sanctorum Sept. III (Antwerpen: Bernardus Albertus vander Plassche, 1750) p. 612-616; M.A.H. Willemsen ed., 'Oorkonden en bescheiden van St. Odiliënberg', in: Publications S.H.A. Limbourg 22 (1885) p. 411-472; M.A.H. Willemsen ed., 'Oorkonden en bescheiden aangaande de kerk en het kapittel van Sint-Odiliënberg, tweede gedeelte, eerste stuk', in: Publications S.H.A. Limbourg 23 (1886) p. 161-291; M.A.H. Willemsen, ed., 'Analecta liturgica de S.S. Wirone, Plechelmo et Otgeri', in: Publications S.H.A. Limbourg 23 (1886) p. 292-324 (ook zelfstandig verschenen; Roermond: Romen, 1886); M.A.H. Willemsen ed., 'Oorkonden en bescheiden betreffende de kerk en het kapittel van St. Odiliënberg, tweede gedeelte, tweede stuk', in: Publications S.H.A. Limbourg 26 (1889) p. 167-336; M.A.H. Willemsen ed., Codex diplomaticus Bergensis, of oorkonden en bescheiden van de kerk, het kapittel en de gemeente Sint Odiliënberg, 2 dln. (Roermond: Romen, 1886; Maastricht: Stoomdrukkerij van 'Le courier de la Meuse', 1889; separate uitgave van de voorgaande vier artikelen; latere herdruk van de vier artikelen: Sint Odiliënberg: Heemkundevereniging 'Roerstreek', [1977?]); [M.A.H. Willemsen], Missae Propriae nonnullorum festorum pro ecclesia monasterii canonissarum S. Sepulchri in Monte S. Odiliae dioecesis Ruremundensis (Regensburg: Fredericus Pustet, 1895); J. Stalpart van der Wiele, Gulden jaars feest-dagen. Heiligen der Nederlanden 1 januari-1 juli (Amsterdam: R.K. Boekencentrale, 1941) p. 58-60, St. Wiro-gedicht; M. Carasso-Kok, Repertorium van verhalende bronnen uit de middeleeuwen (Den Haag: Nijhoff, 1981) p. 75-77, 83-85, 115-117; Parochie-kroniek 1885-1903, naar het handschrift van kanunnik M.A.H. Willemsen, Pastoor van de Parochie van de HH. Wiro, Plechelmus en Otgerus Sint Odiliënberg (Sint Odiliënberg: Kanunnikessen van het Heilig Graf, 1988). Literatuur: Horae canonicae dicendae in propriis dioecesis Ruraemundensis festivitatibus. Una cum litaniis eiusdem ecclesiae, et selectis aliquot aliarum ecclesiarum hymnis (Leuven: I. Masius, 1609) p. 53-58, 62-70, 85-89, 109-112 (editie 1683, p. 74-80, 86-97, 120-124, 146-150); J. Knippenbergh, Duysent jaerigh jubilé van de gloreuse [!] apostelen deses Gelderlandts de HH. bisschoppen Wiro, Plechelmus ende Otgerus haeren diaecken, gehouden tot S.te. Odilie-bergh by Ruremonde, in 't Iaer 1706. begonst den 11. Iulii, met eene geheel Octave (Roermond: Petrus Vallen, 1706); J. Knippenbergh, Historia ecclesiastica ducatus Geldriae (Brussel: Franciscus Foppens, 1719); A. Wolters, De Heiligen Wiro, Plechelmus en Odgerus en het kapittel van Sint Odiliën-berg (Roermond: Romen, 1861); H. Welters, Limburgsche legenden, sagen, sprookjes en volksverhalen, dl. 1 (Venlo: Wed. H.H. Uyttenbroeck, [1875]) p. 87-92, 93-94; L. von Fisenne, Kunstdenkmale des Mittelalters (Aken: Barth, 1880-1886) Serie II, Lieferung 6: 'Die Stiftskirche zu Odiliënberg bei Roermond'; M. Willemsen, Kronijkje van de kerk van St. Odiliënberg (Maastricht: Henri Bogaerts, 1880); M. Willemsen, De stiftskerk van den H. Petrus, thans van de hh. Wiro, Plechelmus en Otgerus te St. Odiliënberg (Roermond: Romen, 1880); M. Willemsen, 'De kerk van de H.H. Wiro, Plechelmus en Otgerus te St. Odiliënberg', in: Provinciale Almanak van Limburg met Adresboek 1881, p. 175-212; M. Willemsen, De kerk van St. Odiliënberg (Roermond: Romen, [1881?]); M. Willemsen, 'St. Odiliënberg', in: De Maasgouw 6 (1886/7) p. 2-3, 7-8; 'De H.H. Wiro, Plechelmus en Otgerus, apostelen in het oude hertogdom Gelder', in: De Volks-Missionaris 7 (1886) p. 200-205, 249-260 (met een wat uitgebreider tekst, waaraan bovendien een noveen en een gebed zijn toegevoegd, ook zelfstandig verschenen onder de titel De H.H. Wiro, Plechelmus en Otgerus, apostelen van ons vaderland (Gulpen: M. Alberts, 1886)); Neerlandia Catholica of het Katholieke Nederland. Ter herinnering aan het Gouden Priesterfeest van Z.H. Paus Leo XIII (Utrecht: P.W. van de Weijer, 1888) p. 454-455; J. van Knippenbergh, 'Appendix chronologica ad "Historiam ecclesiasticam ducatus Geldriae"', ed. J. Vrancken, in: Limburg's Jaarboek 5 (1897) afl. 1, p. 75-76 (ook zelfstandig verschenen; Roermond: Romen, ca 1898); P. Lynch, 'Verhandeling over het Geboorteland van den H. Wiro, Bisschop', vertaald door M. Willemsen, met inleiding en aantekeningen, in: Limburg's Jaarboek 5 (1897) afl. 5, p. 159-183 (ook zelfstandig verschenen; Roermond: Romen, 1898); J.L. Meulleners, 'Ter nagedachtenis. Michaël Antonius Hubertus Willemsen', in: Publications S.H.A. Limbourg 40 (1904) p. 441-444; Jan Kalf, De katholieke kerken in Nederland (Amsterdam: Van Holkema & Warendorf, 1906) p. 520-521; J. Coenen, 'De drie Munsters der Maasgouw: St. Odiliënberg', in: Publications S.H.A. Limbourg 58 (1922) p. 3-38; J.S. van Veen & A.A. Beekman, Geschiedkundige atlas van Nederland. De kerkelijke indeeling omstreeks 1550, tevens kloosterkaart, dl. 3 (Den Haag: Nijhoff, 1923) p. 83; 'Pelgrim', 'De kerk van St. Odiliënberg', in: De Nedermaas 4 (1926/27) p. 102-117; Michael Schoengen, Monasticon Batavum, dl. 1 (Amsterdam: Noord-Hollandsche Uitgevers Maatschappij, 1941) p. 144-145; J. Huysmans, 'Oude kerkpatronen in en om Roermond', in: A. van Rijswijck, M.K.J. Smeets & B.A. Vermaseren ed., Historische opstellen over Roermond en omgeving (Roermond: Bisschoppelijk College, 1951) p. 83-84 P. Glazema, 'Oudheidkundige onderzoekingen in en bij de R.K. kerk te St. Odiliënberg', in: Bulletin & Nieuws-bulletin van de Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond, 6e serie, 5 (1952) k. 69-78; St. Odiliënberg. Historische schets over het oudste pelgrimsoord in Midden-Limburg (Roermond: H. Timmermans, 1955); J. Linssen, 'Een onderzoek naar Odiliënberg', in: Publications S.H.A. Limbourg 94/95 (1958/1959) p. 121-172; P. Glazema e.a., De kerkelijke monumenten van Sint Odiliënberg (Roermond: H. Timmermans, [1966]); A.J. Munsters, 'Verkenning van de Middeleeuwse kerk in Limburg', in: E.C.M.A. Batta e.a. ed., Limburgs Verleden, dl. 2 (Maastricht: LGOG, 1967) p. 440, 510; zr. Hereswitha, 'De Priorij van de Reguliere Kanunniken van het Heilig Graf te Sint-Odiliënberg (1467-1639)', in: Augustiniana 21 (1971) p. 267-320, 725-768; J.J.M. Timmers, De kunst van het Maasland, dl. 1 (Assen: Van Gorcum, 1971) p. 70; W. Jappe Alberts, Geschiedenis van beide Limburgen, dl. 1 (Assen: Van Gorcum, 1972) p. 27; zr. Hereswitha, 'Het eerste vrouwenklooster van de Heilig-Graforde in de Nederlanden', in: Taxandria. Jaarboek van de Koninklijke Geschied- en Oudheidkundige Kring van de Antwerpse Kempen 44/46 (1972/74) p. 129-141; Missae Propriae Provinciae Ultraiectensis et singularum dioecesum euisdem provinciae ('s-Hertogenbosch: Vereniging voor Latijnse liturgie, 1981) p. 7, viering op 8 mei; J.L.J. Schmitz, 'Bedevaarten in de Roerstreek', in: Roerstreek Jaarboek H.V.R. 17 (1985) p. 159-165; J.M.A. van Cauteren ed., Limburgse heiligen. Pelgrimstochten naar, verering en relieken van Limburgse heiligen [tentoonstellingscatalogus] (Susteren: Stg. ter bescherming van de oudheden van Susteren, 1986) p. 48-52; H.S.R. de Jong, Hagiografieën en hypothesen: de heiligenlevens van Wiro, Plechelmus en Odger (Rotterdam: Slootweg & Tromp Meesters, 1988); In Lumine Tuo. Honderd jaar Kanunnikessen van het Heilig Graf in Sint Odiliënberg, 1888-1988 (Sint Odiliënberg: G. Creemers, 1989); F.J. Bakker, 'De heilige Otger, Groningen en bisschop Balderik van Utrecht', in: J.W. Boersma e.a. ed., Groningen 1040. Archeologie en oudste geschiedenis van de stad Groningen (Bedum: Uitgeverij Profiel, 1990) p. 209-216, 294-296; J. Schmitz, 'De Lohmeijers, een Linner familie', in: Roerstreek Jaarboek H.V.R. 23 (1991) p. 4; C.A.A. Linssen, 'Pastoor M.A.H. Willemsen van Sint Odiliënberg, 1831-1904. Een schets van leven en werken', in: Publications S.H.A. Limbourg 128 (1992) p. 121-184; Antoine Jacobs, Deken Franciscus Xaverius Rutten (1822-1893) en zijn plaats binnen de neogotiek in Limburg (Utrecht: onuitgegeven scriptie RU, 1993) p. 119; G. Kiesel, 'Wiro (mit Plechelm und Odger) von Roermond', in: Lexikon der christlichen Ikonographie, dl. 8 (Rome: Herder, 1994) k. 625; H.M. van Niekerk, Parochiekroniek, 1983-1995 (z.p.: z.n., z.j.); Sint Odiliënberg. Katholieke parochiekerk van de HH. Wiro, Plechelmus en Otgerus (Regensburg: Schnell & Steiner, 1997); Marlou Roeleveld-de Ligt, 'Heilige concurrentie?', in: Roerstreek Jaarboek H.V.R. 31 (1999) p. 4; G. Venner, 'De afbraak van de zuidelijke toren van de kerk van Sint Odiliënberg', in: Roerstreek Jaarboek H.V.R. 31 (1999) p. 147-154; Harrie Bekkers & Jo Smeets, 'Archeologisch onderzoek kerkberg te St. Odiliënberg', in: Roerstreek Jaarboek H.V.R. 31 (1999) p. 155-164; J. Renes, Landschappen van Maas en Peel. Een toegepast historisch-geografisch onderzoek in het streekplangebied Noord- en Midden-Limburg (Leeuwarden: Eisma, 1999) p. 299-302; Jaak Slangen, Diesse heylighe berch inde schoen kercke. Een geschiedenis van de basiliek van Sint-Odiliënberg (St. Odiliënberg, 2016). Overige bronnen: KDC BiN-dossier Sint Odiliënberg-Wiro e.a.; informatie van de kanunnikessen van het Heilig Graf te Sint Odiliënberg, in het bijzonder van zuster Pauline c.r.s.s., en van mevrouw M.L.B. Roeleveld-de Ligt te Sint Odiliënberg en dr. C.A.A. Linssen te Groningen.
|
|
naar het KDC, voor aanvullingen en
commentaar.
|