Verering
|
Ontstaan en broederschap - Volgens de oorsprongslegende die pastoor Peter van Vladeracken (†1618; zijn grafsteen ligt in de Oirschotse St. Petruskerk) in de jaren 1606-1612 optekende tijdens zijn onderzoek naar de cultus, weergegeven in het bekende werk Brabantia Mariana (1632) van de norbertijn Augustinus Wichmans, zou het beeld ongeveer twee eeuwen voordien door herders zijn gevonden aan de oever van de Beerze (door de pastoor aangeduid met de destijds algemeen gangbare naam Aa). De herders zouden het beeld op een steenworp afstand van de rivier in een eikenboom hebben geplaatst, waarna zij het vereerden. Een tweede legende die door Van Vladeracken is vastgelegd, verhaalt dat inwoners van Oostelbeers het beeld eens hadden meegenomen, waarna het de volgende morgen weer- op dezelfde plaats- werd teruggevonden. Volgens een latere legende zou het beeld toen de herders het zagen, tegen de stroom van de Beerze aan het opdrijven geweest zijn (vgl. ⟶ Amersfoort, O.L. Vrouw; ⟶ Biest-Houtakker; ⟶ Keinse; ⟶ Wilsveen). - Sinds het onderzoek van pastoor van Vladeracken, die vermeldde dat in 1606, dus ongeveer twee eeuwen na het door hem geschatte ontstaan van de cultus, een stenen kapel werd gebouwd, wordt 1406 algemeen als jaar van het begin van de verering genoemd. In de tijd van Van Vladeracken werd vanuit Oirschot op de zaterdag voor het feest van St. Jan (24 juni) een processie naar de kapel gehouden, wat later aanleiding gaf om de datum van de vermeende vinding van het beeld te stellen op 24 juni 1406. - De Oirschotse O.L. Vrouwebroederschap, die nog steeds als schuttersgilde voortbestaat, had blijkens het reglement uit 1463 oorspronkelijk een devotionele functie. De broederschap wordt al in 1412 genoemd als legataris in een testament. Dat er aanvankelijk een relatie bestond tussen de broederschap en de cultus van O.L. Vrouw van de H. Eik is niet waarschijnlijk. In het reglement wordt voortdurend gesproken over de 'capellen Onser Lieve Vrouwen', waar de broederschap haar basis had. Hiermee wordt echter niet de kapel van de H. Eik bedoeld, maar de romaanse voorganger van de St. Pieterskerk, die tegenwoordig in gebruik is bij de N.H. gemeente. De jaarlijkse Mariaommegang had plaats vanuit deze kerk. Het is onwaarschijnlijk dat het cultusbeeld van O.L. Vrouw van de H. Eik hierin werd meegedragen. Tegenwoordig draagt en begeleidt het gilde het beeld van O.L. Vrouw van de H. Eik wel tijdens de verering op tweede Pinksterdag.
Ontwikkeling van de cultus tot 1648 - De bovengenoemde processie werd volgens pastoor Van Vladeracken in zijn tijd reeds meer dan een eeuw op dezelfde wijze georganiseerd. Ten tijde van Van Vladerackens pastoraat, wellicht al eerder, vond de processie op de volgende wijze plaats: 's morgens om 8.00 uur werd de pastoor van Oirschot met zijn misdie-naar door een buurtbewoner van de kapel met paard en kar aan de kerk afgehaald en trok een stoet, bestaande uit voetgangers maar ook uit mensen op karren, naar de kapel. Daar hield de pastoor een preek, waarna lofgezangen ter ere van Maria werden aangeheven. - De processies zouden al zijn gehouden voordat ter plaatse een kapelletje werd gebouwd. Uit giften, vooral van genezenen, richtte men na verloop van tijd bij de H. Eik een houten kapel op die tijdens de Nederlandse Opstand werd vernield. Het cultusbeeld bevond zich in deze woelige periode eerst in de kerk van Oirschot; later werd het binnen 's-Hertogenbosch in veiligheid gebracht. Desondanks bleven velen, vooral op zaterdag, de heilige plaats bezoeken. - Nadat de toestand iets rustiger geworden was, werd opnieuw een houten kapel gebouwd, die spoedig door een klein stenen kapelletje werd vervangen, waarin het beeld opnieuw geplaatst werd. In dit gebouwtje konden nauwelijks vier mensen knielen. Voornamelijk door toedoen van de Oirschotse kanunnik en scholaster, Jan Daems van Nuenen, die naar zijn zeggen dankzij de voorspraak van Maria meermalen genezing mocht ondervinden, werd in 1606 volgens Van Vladeracken een stenen kapel gebouwd. Ook Gramaye vermeldt in 1610 dat Ioannes Adami (= Jan Daems) vier jaar eerder een Mariakapel heeft laten bouwen bij de heilige eik ('ad sacram quercum'). - Pastoor Van Vladeracken besteedde bij zijn onderzoek ook aandacht aan miraculeuze genezingen. Hij vroeg aan ieder, die meende door Maria's voorspraak genezing gevonden te hebben, om dienaangaande een officiële verklaring af te leggen ten overstaan van vertegenwoordigers van geestelijk en wereldlijk gezag. Uiteindelijk verzamelde hij de akten van elf 'authentieke' genezingen die, volgens de opsomming van Wichmans, de volgende kwalen betroffen: hernia, een zware hoofdpijn die tien jaar had geduurd, doofheid, onafgebroken koorts, mankheid, blindheid, een gevaarlijk abces of gezwel, een vrijwel zekere dood, 'slapheid' ('languor') die drie jaar had geduurd en hoofdpijn van een vrouw uit Berchem (bij Antwerpen) bij wie tevens haar reeds drie weken verhinderde stoelgang weer op gang kwam. Wichmans voegde nog aan het door hem weergegeven verslag van Van Vladeracken toe dat degenen die baat vonden bij deze O.L. Vrouw de kapel drie opeenvolgende zaterdagen plachten te bezoeken. - In 1616 werd een zoenakkoord wegens doodslag gesloten waarin van de dader werd verlangd dat hij tien-maal de kapel van de H. Eik zou bezoeken en driemaal een bedevaart zou maken naar het H. Bloed in ⟶ Boxtel. - In de retorsietijd (1629-1648) moest worden afgewacht wat er op politiek en religieus terrein zou worden besloten over de Brabantse gebieden die door de Staten-Generaal waren bezet. In Oirschot werd in deze jaren een fonds gevormd ten behoeve van de uitbreiding van de kapel. Men verwachtte namelijk dat de parochiekerk in gereformeerde handen zou blijven, maar hoopte dat de katholieke godsdienst tenminste in de afgelegen kapel zou worden gedoogd. Dit fonds is later door de gereformeerde overheid in beslag genomen.
Van 1648 tot de 19e eeuw - Na de Vrede van Munster in 1648, waarbij de Meierij definitief bij de Republiek werd getrokken, lieten de Staten-Generaal de kapel tot op de fundamenten afbreken en werd de eik omgehakt waarin het beeld oorspronkelijk zou zijn geplaatst. Toch bleven de katholieken uit de omgeving naar deze heilige plaats komen om te bidden. Volgens mondelinge overlevering werd op het terrein herhaaldelijk een primitieve kapel van plaggen gebouwd die van overheidswege telkens werd geruimd maar uiteindelijk, onder het mom van schuilplaats voor herders en vee, ongemoeid werd gelaten. Dit wordt bevestigd op een situatieschets die Hendrik Verhees in 1791 maakte waarop de primitieve kapel is afgebeeld, evenals de Beerze en de kerktoren van Oirschot in de verte. Bij de schets schreef Verhees: 'Capel oft grondt alwaar de capel van onze L: Vr: in den eijk te oirschot gestaan heeft. Zijnde tans een hut van rosse oft zooden omringt met oude lindeboomen. Bij de rivier aen de heijde op 't scheijden van Oirschot en Beers'. - Dat de r.k. kerkelijke overheden de continuering van de cultus ondanks de onderdrukkingsmaatregelen belangrijk achtten, kan worden opgemaakt uit de aflaat die staat vermeld op een bedevaartprent van G. Collaert uit circa 1660. Op de voorgrond staat het rijk geklede beeld met daarboven de tekst: 'Sancta Maria de Sacra Robore Oirschoti' ('H. Maria van de H. Eik van Oirschot'). Het beeld is levensgroot op een verhoging afgebeeld, omringd door een vijftiental knielende vereerders onder wie vier augustijnen; twee bedevaartgangers heffen een kruk op. Op de achtergrond worden afgebeeld: de vondst van het beeld door een herder; het bezoek aan de kapel door een processie, een huifkar en een koets; het verblijf van pelgrims in de nabijheid van de eik waarin het beeld hangt; enkele lopen op krukken, enkele kruipen geknield en biddend rond de boom. Onder de afbeelding wordt het volgen-de lofdicht weergegeven:
'Goodts Moeder, dije om troost d'allendighe te gheven Tot Oirschot teghen stroom lancxt d'Aa quaempt opghedreven: En nijet en hebt vermijt d'onnoosel herders hant Dije u bracht bij den Eyck, omtrent den watercant. En schoon de goede lien, tot uwes loffs vermeeren U dickwils gaven plaets in kerck, tot uwer eeren; Sijt t'elckereijs weerom, door een verborghen cracht Sonder toedoen van mensch tot uwen Eijck gebracht. Dus weest alhier gegroet Maria, sterckt der crancken, Der siecken medecijn: wij commen u bedancken, Dat ghij ons hebt gebaert Iesum Goots eenich soon: Bidt voor ons, dat hij sij in d'eeuwicheijt ons loon.'
Helemaal onderaan is in kleine letters de aflaat aangegeven die de pelgrims kunnen verdienen: 'Den Doorluchtichsten ende Hooghweerdichsten Heer Iacobus [= Jacobus de la Torre], Artsbisschop van Ephesien Apostolisch Vicaris [van het bisdom 's-Hertogenbosch van 1657 tot 1661] etc. Heeft aen een ijgelick die sal lesen drij Pater nosters ende drij Ave Maria voor dit beelt verleent veertich daeghen aflaet voor ijder reijse (Guill. Collaert excud.)'. Deze aflaat wordt ook vermeld op andere 17e-eeuwse devotieprenten die gewijd zijn aan O.L. Vrouw van de H. Eik. - Het voortleven van de verering blijkt ook uit uitlatingen van de calvinistische minderheid, met name uit aantekeningen die predikanten hierover hebben gemaakt. In een visitatierapport van de classis Best-Oirschot uit 1686 staat vermeld:
'De paapse diensten sijn ook aldaar publijck als overal maar daarenboven is aldaar extraordinaris processie ende een seer groot besoek van St. Anna capel [⟶ Aarle] ende soo men abusivelijck seght van onse L. Vrouwe aan den Eijck, alsmede van St. Odulph [⟶ Best], ende St. Anthonis [⟶ Straten]'.
In 1694 wordt opnieuw gerapporteerd: 'Tot Oirschot wierde aen een soogenoemde heijligen Eyck publijck bedewaerden gedaen, met grooten toevloet van menschen, en andere stoutigheden meer'. In 1711 richtte de plaatselijke dominee, Johannes de Wildt, samen met enkele medestanders een petitie tot de vrouwe van Oirschot, waarin hij zich beklaagde over 'overgroote paepse stoutigheden en ergernissen' en daarbij onder meer O.L. Vrouw van de H. Eik ter sprake brengt: 'Het beeld van Maria word in 't openbaer aen de soogenaemde heijligen Eijck aengebeden, alwaer honderde menschen in 't open veld haere superstitieusen godsdienst pleegen'. In 1717 rapporteerden enkele predikanten dat zij op Maria Geboorte (8 september) 'tussen de drie à vierduysent menschen' hadden zien pelgrimeren naar O.L. Vrouw ter Eik te Oirschot, 'hebbende onder anderen gesien de Paternosters aande handen dragende'. Volgens Hanewinkel stond er in 1799 nog altijd een 'heilige Boom [...], werwaards men tegenwoordig sterke bedevaarten doet, omdat hier outijds een wonderdoend Beeld zou geweest zijn, hetwelk men noemde: onze Lieve vrouw onder den Heiligen Eik.'
Na 1800 - Net als in de daaraan voorafgaande periode werden ook na de Franse tijd de devotie en het onderhoud van een primitieve bidplaats aan particulier initiatief overgelaten. In Diessen, maar ook in andere plaatsen, was vanuit de 18e eeuw het gebruik blijven bestaan om een of meermalen per jaar individueel of groepsgewijs, zonder begeleiding van een geestelijke, in Oirschot te gaan bidden. Volgens de tekst op een 19e-eeuws bedevaartvaantje is het bouwsel aan het begin van de 19e eeuw 'van de binnenzyde beplankt, daarna van de buitenzyde met twygen en kalk bezet'. Pas na het herstel van de kerkelijke hiërarchie in Nederland (1853) werd in opdracht van de Oirschotse pastoor de Bont in 1854 op de oude fundamenten de stenen kapel herbouwd, voorzien van een schildering van de vinding van het miraculeuze beeld. In Diessen leidde dit in 1855 tot de oprichting van de 'Processie van Diessen naar de Kapel van Oirschot'. Herbergier en klompenmaker Blankers uit Diessen wilde als 'Opper-Processiemeester' vier maal per jaar processiegewijs met zijn leden naar de kapel trekken. In verband met het processieverbod (vgl. ⟶ Meerveldhoven) werd met succes door het Haagse ministerie voor de R.K. Eredienst en door aartsbisschop Zwijsen druk uitgeoefend de formele processie weer te laten ontbinden. - Ofschoon in 1906 het 500-jarig bestaan van de verering werd gevierd en de kapel bij die gelegenheid werd uitgebreid, werd van pastorale zijde de devotie ter plaatse niet bevorderd. Veeleer werd gewaarschuwd tegen uitwassen, omdat het devotioneel bezoek aan de kapel, vooral in de meimaand, een gretig aangegrepen argument was voor jongelui van beiderlei kunne om elkaar daar, buiten het blikveld van de ouders, te ontmoeten. In dit verband werd in Oirschot wel gesproken van 'meidenmarkt' (vgl. ⟶ Dorst: 'meiskesdorst'). Deze pastorale bezorgdheid betekent een impliciete maar duidelijke bevestiging van het feit dat de kapel toen functioneerde als bedevaartplaats; ook getuigenissen van ouderen bevestigen dat toentertijd veel bezoekers uit de wijde regio, vaak met hele families tegelijk, in de meimaand naar de kapel kwamen. Kronenburg spreekt in 1909 in zijn Maria's Heerlijkheid over 'pelgrims uit de omstreken van Oirschot, uit Oostel-, Westel- en Middelbeers, uit Spaandonk, Best en andere plaatsen', dus uit de onmiddellijke omgeving. Een in 1909 in Knegsel geboren vrouw vertelde in 1997 dat in haar jeugd het gebruik bestond om bij aankomst bij de kapel sokken en schoenen uit te doen en de voeten in de Beerze te wassen. Ook nam men water uit de rivier mee naar huis. - Pas vanaf 1936 werd van pastorale zijde de verering structureel bevorderd. Pastoordeken Th. de Vries richtte in dat jaar langs een pad in het tegenover de kapel gelegen bos een kruisweg (geschilderd door Willem de Nijs uit Blaricum) op, die in de jaren zeventig weer is verwijderd. Ook werd door hem in 1936 een broederschap van O.L. Vrouw van de H. Eik opgericht, die in de jaren zeventig weer is opgeheven. Deze broederschap, die de bevordering van de Mariadevotie in de particuliere sfeer tot doel had, mag niet verward worden met de in de 15e eeuw opgerichte broederschap die nog steeds bestaat als schuttersgilde. - Vanaf 1937 werd op een zondag in de meimaand in de openlucht een lof met predikatie gehouden. In 1954 wilde de pastoor daartoe een vast rustaltaar bouwen, waarvoor door de gemeente Oirschot toestemming werd geweigerd. De pastoor had echter in 1936 een vlak naast de kapel gelegen perceel kunnen kopen van het landgoed Te Baest, dat ressorteerde onder de gemeente Oost- West- en Middelbeers. Met toestemming van deze gemeente liet hij daar het door hem gewenste rustaltaar bouwen, dat in de jaren zeventig weer is afgebroken. - Op 16 mei 1939 werd voor de eerste maal een mis opgedragen in de kapel bij gelegenheid van het tienjarig bestaan van de R.K. Boerinnenbond. Sindsdien geschiedde dit meermalen. Zo werden in de meimaand elke weekdag om 6.30 en 7.00 uur door pasgewijde priesters van de montfortanen missen opgedragen in de kapel, zolang zij daarvoor beschikbaar waren.
Eind 20e eeuw - In 1997 waren er geen speciale bedevaartdagen of feesten, met uitzondering van de processie naar en de eucharistieviering bij de kapel op tweede Pinksterdag en de missen om 19.00 uur op de donderdagavonden in mei. Het privébezoek per auto is in mei - vooral op zondag - echter zo druk, dat dan over een afstand van ruim een kilometer van de weg langs de kapel het verkeer in een richting wordt geleid en er een parkeerverbod aan een kant van de weg geldt. Ook op de zondagen buiten de meimaand is er, bij mooi weer, een buitengewoon drukke toeloop. - De meeste pelgrims komen op eigen gelegenheid. Soms komen er groepen onder leiding van een priester, die in de kapel de mis opdraagt, zoals twee groepen uit Boxtel en een uit Esch. De meeste pelgrims zijn afkomstig uit de omgeving, grofweg uit de streek tussen Eindhoven en Tilburg, maar soms komen zij van verder weg, bij-voorbeeld uit Turnhout. - In de kapel worden veel bloemen bezorgd, vooral na bruiloften en begrafenissen. Altijd branden er kaarsjes (waxinelichtjes). Zij bezorgen de kapel een netto-inkomen, dat van ⨍9.817,- in 1985 steeg tot ⨍48.353,- in 1995. Hieruit kan worden afgeleid dat het pelgrimsaantal groeit. - De kapel wordt dikwijls opgenomen in toeristische routes voor fietstochten en autorally's vanwege de bijzondere sfeer van de kapel en haar omgeving. - Jaarlijks wordt op 4 mei bij de kapel de dodenherdenking gehouden van de voormalige gemeenten Oirschot en Oost- West- en Middelbeers, thans gemeente Oirschot. Hoewel dit in wezen een burgerlijke plechtigheid is, wordt door velen de gelegenheid aangegrepen om te bidden en een kaarsje op te steken.
|
Materiële cultuur
|
- Votiefgeschenken: 1 in 1830 werd door Maria Catharina Vlijmincx uit Brussel, echtgenote van Jean Blanquart, een medaillon met juwelen geschonken aan O.L. Vrouw van de H. Eik. Het geschenk werd door pastoor Rovers persoonlijk opgehaald. In 1893 werden de juwelen na machtiging van paus Leo XIII verwerkt rondom de lunula van een nieuwe monstrans voor de St. Pieterskerk, naar ontwerp van Hezemans vervaardigd door L. van Rijswijck te Antwerpen; 2 in de zijwanden van de kapel zijn twee marmeren tegels aangebracht uit dankbaarheid. - Penning: 1 Van de Akker (1947) vermeldt een penning met het opschrift 'H. Moeder Maria in den Eijck te Oirschot' uit 1894 van M.A. Snoeck ('s-Hertogenbosch, Rijksarchief in Noord-Brabant: inv. nr. 760); 2 '[h].Moeder Maria.inden.Eyck.tot.Oirschot', Mairabeeld met scepter en Jezuskind in de handen (25 x 32 mm); Collectie Koninklijke Bibliotheek Brussel, inv.nr. 3A341 (D.W.285); catalogus Steyaert nr. 547.
Devotioneel drukwerk - Devotieprenten: in de loop van de tijd zijn ettelijke prenten van O.L. -Vrouw van de H. Eik vervaardigd, waaronder 1 de kopergravure van G. Collaert uit Antwerpen (36,5 x 26,7 cm) uit ca. 1660 die hierboven is besproken (zie Verering, Van 1648 tot de 19e eeuw). Coll. streekarchief Eindhoven, depot Oirschot; 2 kopergravure met opschrift 'Den Eyck van Oirschot ons verciert, Waer in Maria wort geviert', signatuur: Jacobus de Man, achthoek, omlijst met een enkele lijn, papier, handgekleurd. Coll. Ruusbroecgenootschap, Antwerpen; 3 nagenoeg dezelfde kopergravure, omlijst met een dubbele lijn. Coll. Museum 'De Vier Quartieren', Oirschot; 4 kopergravure met opschrift 'Bidt hier 3 Pater Nosters ende 3 Ave Maria en sult verdinen elcke Reyse XL dagen Aflaet', en 'Den Eyck van Oirschot ons vercirt, Waer in Maria wort gevirt', signatuur: Jo. Van (den) Sande (6,5 x 4,5 cm). Coll. Ruusbroecgenootschap, Antwerpen; deze prent wordt ook vermeld door Sinninghe (1933); 5 met waterverf ingekleurde kopergravure op perkament met een afbeelding van Maria met kind, twee engelen en bloemen, die aan de achterzijde is bedrukt ter gelegenheid van een eerste communie te Rotterdam in de 'Kerk op den Steiger', 20 april 1825 (12,5 x 9 cm). Coll. Breda's Museum, BT 1799. Opvallend is dat de prentjes 2 tot en met 5, in tegenstelling tot 17e- en 18e-eeuwse prenten van andere mariale bedevaartplaatsen, geen afbeelding tonen van een madonna in een wijd uitstaande 'Spaanse' mantel, maar het Oirschotse houten beeld representeren; 6 prent met foto van het cultusbeeld en de tekst 'Miraculeus-Beeld van 'O.L.Vrouw van den H. Eik' Oirschot' en een aflaatgebed op de achterzijde (12 x 6 cm; Oirschot: H. De Kroon van Heerbeek, Electr. Drukkerij, Boekhandel; impr. F.N.J. Hendrikx, vicaris-generaal, 's-Hertogenbosch 3 dec. 1935); 7 prent met een schildering van het cultusbeeld en de St. Pieterskerk op de achtergrond, tekst 'O.L. Vrouw van Oirschot. b.v.o.' in een banderol (12 x 6,5 cm). Op de achterzijde een tekst die de gevangenschap in Scheveningen, Amersfoort en Dachau memoreert van Benvenutus van Genuchten o.f.m.; 8 in blauw gedrukt prentje uit de serie van E.v.A. (nr. 96), met afbeelding van het beeld onder een primitief kapelletje en de tekst 'O.L.Vrouw van Oirschot', ca. 1955?, verzameling Museum Catharijneconvent, Utrecht. - Ansichtkaarten: 1 kaart met foto van de Mariakapel in de St. Pieterskerk van Oirschot en de tekst 'Oirschot. Altaar met Miraculeus Beeld van O.L.Vrouw van den H.Eik in de St.Pieterskerk' (Oirschot: H. De Croon - van Heerbeek, [ca. 1925]); 2 kaart met foto (Hub. Leufkens) van het cultusbeeld (Oirschot: H. De Croon - van Heerbeek, [ca. 1930]; 3 kaart (ca. 1930) met foto van het kapelinterieur en de tekst 'Oirschot. Interieur Kapel van O.L. Vrouw v.d. H. Eik'; 4 kaart (ca. 1940) met foto van het kapelinterieur en de tekst 'Interieur Kapel Heilige Eik, Oirschot'. - Vaantjes: 1 gekleurde steendruk uit de 19e eeuw (36 x 45 cm) met afbeeldingen van de kapel, het beeld in een eik, de O.L. Vrouwekerk en St. Pieterskerk en een engel die een banderol vasthoudt met de tekst 'O.L. Vrouw van den H. Eik 1406'. Op de achterzijde staat de geschiedenis van de verering; 2 steendruk met de in 1906 vernieuwde kapel (21 x 31 cm) waarvoor opnieuw een eik te zien is met daarin het Mariabeeld; op de voorgrond stroomt de Beerze; in de 'punt' is de Pieterskerk te zien; 3 vaantje uit 1949 getekend door Th. Elfrink en uitgegeven door H. Herkuleijns te Oosterbeek, veelkleurig met het cultusbeeld, de kapel en een uitbeelding van de oorsprongslegende (23 x 36 cm) en de centrale tekst 'O.L.V. v.d. Heilige Eik te Oirschot, bid voor ons'. - Diversen: 1 'Lied van O.L.V. Van den H. Eik' (impr. M.F. de Beer, Tilburg 1 juni 1892); 2 het cultusbeeld prijkte op het schutblad van de Mariakalender van 1963. - Replica's: 1 beeldje van gepolychromeerd gips gemaakt door H. Holtappels te Deurne in ca. 1950; coll. Museum Religieuze Kunst Uden, nr. MRK 1129; 2 anno 1997 zijn er nieuwe gipsen replica's van het beeld te koop. - In de eerste helft van de 20e eeuw stonden er in de meimaand kraampjes bij de kapel, waar snoepgoed en snuisterijen werden verkocht en papieren vaantjes van O.L. Vrouw van de H. Eik. In 1997 stond er op de zondagen in mei bij de kapel nog een kraampje waarin devotionalia worden verkocht.
|
Bronnen en literatuur
|
Archivalia: De kapel heeft geen eigen archief gevormd; er is slechts een rekening bewaard van een fonds tot uitbreiding van de kapel over de jaren 1630-1648, welk fonds door de protestanten na 1648 in beslag genomen is. Oirschot, parochiearchief: memoriale parochiae.
Tekstedities: De enige bron betreffende het ontstaan van de Mariaverering bij de kapel van de H. Eik is het onderzoek dat door de humanist en pastoor van Oirschot Peter van Vladeracken (1604-1618) is ingesteld en door hem beschreven in 'Diva virgo Oirschottana ad sacram quercum' dat met kerkelijke goedkeuring door Gysbertus Coeverincx, librorum censor, wel door hem naar de drukkerij Plantin-Moretus in Antwerpen ter publicatie werd opgezonden, maar niet gedrukt is en daarom door hem werd teruggevraagd. Het kwam ter beschikking van Augustinus Wichmans, die het inleidend gedeelte letterlijk heeft overgenomen en de rest heeft samengevat in zijn Brabantia Mariana. Van het door Wichmans overgenomen gedeelte is een tekstkritische publicatie met een proeve van vertaling en een beknopte beschrijving van de verdere samenvatting van Wichmans gepubliceerd door Michiel Verweij in Campinia 19 (1989) p. 119-128. De proeve van vertaling met de beknopte samenvatting is ook verschenen in Oog op Oirschot (1991; zie onder B); H. van Alfen, 'De Onze-Lieve-Vrouwen-Broederschap te Oirschot anno 1463', in: Bossche bijdragen 5 (1922-1923) p. 129-133; F.W. Smulders, 'Reglement van het OLV.-broederschap te Oorschot van 1463', in: Bossche bijdragen 24 (1961) p. 83-86; 'Gildecharter van Onze Lieve Vrouwen-Broederschap te Oirschot (20 okt. 1463)', in: Campinia 3 (1973) p. 236-239; Jan van Laarhoven ed., Het schetsenboek van Hendrik Verhees ('s-Hertogen-bosch: Merlijn, 1975) p. 58-59.
Literatuur: J.B. Gramaye, Taxandria in qua antiquitates etc. (Brussel: Rutger Velpius, 1610) p. 95; Augustinus Wichmans, Brabantia Mariana tripartita (Antwerpen: J. Cnobbaert, 1632) p. 420-424; [Stephanus Hanewinkel], Reize door de Majorij van 's-Hertogenbosch in de jaare 1798-1799, dl. 2 (Amsterdam: A.B. Saakes, 1800) p. 29; S. Hanewinkel, Geschied- en aardrijkskundige beschryving der stad en Meierije van 's Hertogenbossche etc. (Nijmegen: J.C. Vieweg, 1803) p. 414; J.G. Swaving, Galerij van Roomsche beelden, of Beeldendienst der XIXe eeuw (Dordrecht: Blussé & Van Braam, 1824) p. 165; A.J. van der Aa, Aardrijkskundig woordenboek der Nederlanden, dl. 8 (Gorinchem: Jacobus Noorduyn, 1846) p. 385; L.H.C. Schutjes, Geschiedenis van het bisdom 's-Hertogenbosch, dl. 5 (Sint-Michielsgestel: Instituut voor Doofstommen, 1876) p. 371-372, gaat terug op Wichmans, en noemt enkele latere feiten; S. Daems, 'O. L. Vrouw van den H. Eik te Oirschot', in: Maria's Heiligdommen in Nederland en België ('s-Hertogenbosch: Katholieke Illustratie, [1882]) p. 178-179; Fr.W. Spilbeeck, 'OLV van den Heiligen Eik', in: Kempisch museum. Maandschrift gewijd aan geschiedenis en oudheden 2 (Turnhout 1891) p. 145-147; A.B. & L.O., Meimaand der Genade-Oorden, of Maria's grootheden, leven en bevoorrechte heiligdommen ('s-Bosch ... Loreto), in godvruchtige lezingen voor elken dag der maand Mei (Cuijk: J.J. van Lindert, 1896) p. 132-133; 'Onze Lieve vrouw ten heiligen eik bij Oirschot', in: De Volksmissionaris 22 (1901) p. 184-190; Meester Maarten [Kuijpers], De legende van den heiligen eik (Oirschot: Kuijpers van den Heuvel, 1906); J.A.F. Kronenburg, Maria's heerlijkheid in Nederland, dl. 6 (Amsterdam: Bekker, 1909) p. 345-351; G.v.M., 'De inzegening der nieuwe kapel te Oirschot', in: Katholieke Illustratie 44 (1910) p. 621; J.R.W. Sinninghe, Noord-Brabantsch Sagenboek (Scheveningen: Eigen Volk, 1933) p. 173-174; Jehan Kuypers, Lieve Vrouwkes van Brabant of eenen krans van Maria-legenden (Maastricht: Gebr. Van Aelst, 1938) p. 55-60; W.L. van den Akker, Oirschot-Best, 806-1945 (Barneveld: Barneveldsche Boek-, Courant- en Handelsdrukkerij, 1947) p. 63-64; H. Brabers e.a. ed., Onze Lieve Vrouwkes van Brabant ('s-Hertogenbosch: Provinciaal Genootschap, [1977]) p. 45; J.J. Antier, De pelgrimage weer ontdekt. In het Nederlands vertaald, ingeleid en wat de Benelux betreft aangevuld door Th.G.A. Hendriksen, bisschop (Utrecht: Zaken die God raken, [1980]) p. 362-363; P.J. Margry, Bedevaartplaatsen in Noord-Brabant (Eindhoven: Bura Boeken, 1982) p. 233-236; Dieter Pesch, Wallfahrtsfänchen. Religiöse Druckgrafik (Keulen: Rheinland-Verlag, 1983) p. 388; Het Liempdse rijk van St. Albertus (Liempde: Stichting Kèk Liemt, 1984) p. 247-249, over de Liempdse bedevaart naar de H. Eik; A.P.A.M. Spijkers, 'O.L. Vrouw van de H. Eik, gravure van G. Collaert', in: Campinia 16 (1986) p. 183-187; Paul Spapens, Kapellen in Midden-Brabant (Tilburg: Drukkerij het Nieuwsblad, 1987) p. 48-49; Lilian Oostrom, 'De Heilige Eik van Oirschot', in: Op lemen voeten 3 (1988); Ineke Platel & Peter van Zoest, 'Steek dan voor mij ook een kaarsje op'. Onze Lieve Vrouw in het bisdom Den Bosch ('s-Hertogenbosch: Bisdom, 1988) p. 18-27; Renaat van der Linden, Mariabedevaartvaantjes. Verering van Onze-Lieve-Vrouw op 1175 vaantjes (Brugge: Tabor, 1988) p. 200-202; A.K.L. Thijs, 'Antwerpse 'sanctjes'. Heiligenprentjes voor Noordbrabantse bedevaartplaatsen', in: L.C.B.M. van Liebergen ed., Volksdevotie. Beelden van religieuze volkscultuur in Noord-Brabant (Uden: Museum voor Religieuze Kunst, 1990) p. 109-110; M. Verweij, 'De "Diva Virgo Oirschottana" van Petrus Vladeraccus', in: H.J.M. Mijland, L.M. van Hout & J.P.J. Lijten ed., Oog op Oirschot (Oirschot: Stichting Gerard Goossens Fonds, 1991) p. 216-218, vertaling van de Latijnse tekst bij Wichmans; A. Toelen, Geloof in gips. Massaproducten van religieuze voorstellingen, 3 dln. (Nijmegen: doctoraalscriptie KUN, 1992), beeldjes van O.L. Vrouw van Oirschot; Iris van Delden, 'Het wonder van de Heilige Eik Kapel', in: Eindhovens Dagblad, 18 december 1993; P.J. Margry, 'Procureur contra pastoor. De Wet op de Kerkgenootschappen en de regulering van de openbare godsdienstoefeningen in Noord-Brabant rond 1853', in: J.A.F.M. van Oudheusden e.a. ed., Ziel en zaligheid in Noord-Brabant (Delft: Eburon, 1993) p. 61-68, over de Diessense processie naar Oirschot in 1855; M. Roscam-Abbing & E. Vink, '"De dominee, de drossaard en de paapse stoutigheden". Over een richtingenstrijd in Oirschot en Best', in: Noordbrabants historisch jaarboek 10 (1993) p. 104, over de visitatierapporten van 1686 en 1694, p. 119, de petitie van Johannes de Wildt uit 1711; Gerard Rooijakkers, Rituele repertoires. Volkscultuur in oostelijk Noord-Brabant, 1559-1853 (Nijmegen: Sun, 1994) p. 589; Peter Vermeulen, '"Consolatrix Afflictorum". Onze Lieve Vrouw van de Heilige Eik. Haar verering en haar kapel', in: Devotionalia 13 (1994) p. 106-115; Marc Wingens, Over de grens. De bedevaart van katholieke Nederlanders in de zeventiende en achttiende eeuw (Nijmegen: Sun, 1994) p. 48, over de bedevaartpraktijk in 1717; Herman Strijbos, Kerken van heren en boeren. Bouwhistorische verkenningen naar de middeleeuwse kerken in het kwartier Kempenland ('s-Hertogenbosch: Stichting Brabants Heem, 1995) p. 100-110, over de St. Pieterskerk; Peter Vermeulen, Langs 's-Heren wegen. Veldkapellengids voor Noord-Brabant (Eindhoven: Kempen, 1996) p. 107-111, gecorrigeerde versie van het artikel uit 1994; Pius jaarboek. Almanak katholiek Nederland (Houten: Bohn etc., 1996) p. 343; 'Zorg voor kapel beloond', in: Eindhovens Dagblad, 30 april 1997; J. Lijten, 'De verering van O.L. Vrouw van de H. Eik te Oirschot', in: Campinia 27 (1997) p. 189-200, met foutieve opgave van aantal bezoekers; W. Meulenkamp & P. de Nijs, Buiten de kerk. Processieparken, Lourdesgrotten en Calvariebergen in Nederland en België (z.p.: Aspekt, 1998) p. 119-120; Alfons K.L. Thijs, ‘Komt pelgrims, komt hier’. Devotioneel drukwerk voor bedevaartplaatsen in Vlaanderen en Brabant (1500-1850) (Leuven: Peeters, 2020) p. 403.
Overige bronnen: KDC BiN-dossier Oirschot-O.L. Vrouw van de H. Eik; Nijmegen, Katholiek Documentatie Centrum-KliB: bedevaartfoto's Margry (1981); Hilversum, NOB beeldbandarchief bandnr. AR43006 BCN, 'Ons Koninkrijk in 12 delen, afl. 5 Brabant', uitgezonden op 12 juli 1992.
|