Oud Zevenaar, O.L. Vrouw ter Nood Gods, Moeder van Smarten

Cultusobject: O.L. Vrouw ter Nood Gods, Moeder van Smarten Open Street Maps
Datum: 15 september (vanaf ca. 1905)
Periode: 15e eeuw - ca. 1580 / eind 17e eeuw - 1975
Religieuze context: Christelijk
Locatie: Mariakapel in de parochiekerk van St. Martinus/Mariakerk.
Adres: Kerkweg 10/11, 6905 AW Oud Zevenaar-Babberich
Gemeente: Zevenaar
Provincie: Gelderland
Bisdom: Utrecht
Samenvatting: Deze in de 15e eeuw ontstane regionale Mariabedevaart bleef tot circa 1580 bestaan. Aan het einde van de 17e eeuw is de cultus opnieuw opgebloeid, naar alle waarschijnlijkheid niet op basis van het oorspronkelijke Mariabeeld, maar van een kleine albasten Moeder der Smarten. De Mariabedevaart heeft zich sindsdien met op- en neergangen tot aan de diefstal van het beeldje in 1975 kunnen handhaven.
Auteur: Jacques Tersteeg
Illustraties:
Topografie

- Oud Zevenaar lag, evenals de streek waar het plaatsje in ligt, De Liemers, tot het begin van de 19e eeuw in het hertogdom Kleef. De Liemers vormde een buitenlands, dominant katholiek 'schiereiland' in de Republiek. Hierbinnen vervulde Oud Zevenaar een belangrijke functie als 'bedevaartplaats over de grens' voor katholieken uit de Nederlandse Republiek.
- De eerste gegevens met betrekking tot een kerk te Oud Zevenaar dateren uit het begin van de 15e eeuw. In de oprichtingsakte van het O.L. Vrouwegilde in de buurtschappen Babberich en Holthuizen wordt meegedeeld dat het jaarlijkse kasoverschot van de broederschap ten goede zal komen aan de bouw van een Mariakerk, die naar alle waarschijnlijkheid tegen de zuidzijde van de reeds bestaande St. Martinuskerk werd aangebouwd. In 1521 werd de parochie Zevenaar officieel afgescheiden van de moederkerk in Oud Zevenaar. Sedertdien noemde men de stadskerk vaak de 'binnenkerk', en die te Oud Zevenaar de 'buitenkerk'.
- Volgens aantekeningen van pastoor Th. Lengell (1600-1626) werd in de late middeleeuwen een tweede kerk tegen de bestaande Martinuskerk aangebouwd: de Mariakerk. Deze kerk kon volgens Lengell worden gebouwd met de offergaven van de bezoekers van O.L. Vrouw ter Nood Gods. Waarschijnlijk werd het beeld in deze nieuwe kerk geplaatst.
- Op 15 juni 1581 of 1582 (volgens sommigen reeds in 1572) staken troepen de rijzige gotische torenspits van de Oud-Zevenaarse kerk in brand. De brandende spits verwoestte tijdens zijn val zowel de Martinus- als de Mariakerk. Na 1583 is een begin gemaakt met het herstel van de Martinuskerk.
- Reeds ten tijde van pastoor Hieronymus Killer (1670-1704) is er ten zuiden van het hoogaltaar in de verwoeste Mariakerk een apart Mariaheiligdom in de vorm van een kapel opgericht. De vermelding van een in 1690 aangeschaft antipendium 'voor onze L. Vrouwen Altaer binnen en buiten de kerk in de Kapel' bewijst het bestaan van dit Mariaheiligdom.
- In 1728 kreeg pastoor Henricus Becker (1720-1772) van de drost van de Liemers toestemming om de muren van de verwoeste Mariakerk af te breken en de stenen te gebruiken voor restauratie of ten bate van de Martinuskerk. Omstreeks 1780 heeft pastoor Gerardus Manders (1779-1806) de Mariakapel die was verrezen op het terrein van de voormalige Mariakerk, hersteld en/of vergroot. In 1865 liet pastoor Gerrit Jan Oosterik deze kapel afbreken en vervangen door een nieuwe zuidbeuk op het terrein van de voormalige Mariakerk.
- Pastoor Weitjes ging in 1909 over tot een complete herbouw van de Mariakerk. Hiertoe liet hij eerst de uit 1865 daterende zuidbeuk weer slopen. De architecten Jos. Cuypers en Jan Stuyt vervingen deze door de in 1912 opnieuw ingewijde Mariakerk. Bij de ingang werd omstreeks de jaren zestig een bord aangebracht dat wees op het feit dat het hier een bedevaartkerk betreft.
- In 1916 werd door pastoor C.H. Voss een nieuw Maria-altaar in de zuidbeuk geplaatst, afkomstig uit het Cuypersatelier te Roermond. Dankzij financiële bijdragen en de speciale inzet van kapelaan Frits van der Meer, later hoogleraar aan de Katholieke Universiteit van Nijmegen, konden in augustus 1931 bij gelegenheid van het 50-jarig priesterjubileum van Voss vijf gebrandschilderde glas-in-loodramen worden onthuld, vervaardigd door Joep Nicolas (in 1982 gerestaureerd). Deze ramen bevatten scènes uit het lijden van Christus en staan aldus in relatie tot de Moeder der Smarten.
 

Cultusobject

- Tot het in 1975 werd gestolen, vormde een klein albasten beeldje (hoogte 30 cm) het cultusobject, voorstellende een pietà of O.L. Vrouw ter Nood Gods, ook wel Moeder van Smarten genoemd. Volgens een mondelinge mededeling van kunstkenner Frits van der Meer aan W. Peters zou een soortgelijk beeldje in Bari (Italië) zijn aangetroffen. Volgens een speculatie van Peters zou een exemplaar door de Liemerse drost Johan van der Loo op zijn reis naar Rome en het H. Land in 1450-1451 zijn meegenomen naar Oud Zevenaar. Kalf dateert het beeldje zonder verdere argumentatie omstreeks 1440. Een andere (anonieme) bron spreekt over ca. 1430 en brengt de pietà in verband met 'de meester van Rimini'. 
- Er is echter reden te betwijfelen of het albasten beeldje van O.L. Vrouw ter Nood het beeld is geweest dat voor verwoesting van de Martinus- en Mariakerk (1581-1582) te Oud Zevenaar werd vereerd. Het 'miraculeus bildt' moet volgens aantekeningen van pastoor Theodorus Lengell sr. (1600-1626) kort voor deze verwoesting in het kasteel te Zevenaar terecht zijn gekomen en daar, naar verluidt, in vergetelheid zijn geraakt. Bewijzen voor het gegeven dat het beeld later in de parochiekerk te Oud Zevenaar zou zijn teruggeplaatst, zijn niet aanwezig. 
- Het is dus mogelijk dat het oorspronkelijke cultusbeeld na 1580 niet meer naar Oud Zevenaar is teruggekeerd. In de vereringsgeschiedenis is vanaf die tijd een duidelijke breuk vast te stellen. Pas een eeuw later, eind 17e eeuw, lijkt er een nieuwe Mariaverering in Oud Zevenaar te bestaan. Maar het beeld dat toen vereerd werd, was wellicht evenmin de albasten O.L. Vrouw ter Nood Gods. Kronenburg heeft daarover reeds in 1909 zijn twijfel over uitgesproken. In een voetnoot deelt hij mee dat er in de kerk nog een 'ander oud Mariabeeld is, vroeger met een mantel versierd, en door eenigen als miraculeus beeld' aangezien. Dit lijkt te slaan op de schenking die pastoor Henricus Becker (1720-1772) in 1770 noteerde: 'Een geestelicke dogter van Sevenaer, Gerritje van Rijswijck, heeft nevens een Priesters albe Het hier van ouds in Eeren gehouden S.M. beeltenisse gesiert met een silver schepter'. Terwijl pastoor Oosterik aan het eind van de 19e eeuw er niet erg zeker van was of het albasten pietàbeeldje het vroeger bekende miraculeuze is, bleek pastoor Becker ruim een eeuw eerder duidelijk een ander wonderbeeld voor ogen te hebben gehad, aangezien de vermelde zilveren scepter moeilijk - vanwege de vorm van het beeld - door O.L. Vrouw van Smarten gedragen kan zijn.
- Op het door Becker bedoelde beeld heeft post 56 van de inboedellijst van de parochie (zie ook hierna onder Votiefgeschenken) duidelijk betrekking. Het gaat hier naar alle waarschijnlijkheid om een eikenhouten Mariabeeld (Nederrijns, ca. 1370-1380) van een staande madonna met kind (met druiventros) op de linker arm en een scepter in de rechterhand, dat indertijd te Oud Zevenaar in de kerk aanwezig was. Niet te achterhalen is wanneer de parochie dit beeld verwierf. Evenmin is vast te stellen wanneer het beeld is verdwenen en waar het zich momenteel bevindt.
- De aangehaalde notities demonstreren in ieder geval dat er na circa 1600 meer en meer sprake is geweest van verwarring ten aanzien van het cultusobject. Als het oorspronkelijke miraculeuze beeld verloren ging - wat waarschijnlijk is - dan hebben degenen die de vroegere cultus wilden doen herleven aanvankelijk blijkbaar de voorkeur gegeven aan de staande Madonna met kind. In de loop van de 19e eeuw lijkt de verering zich meer en meer te hebben gericht op de kleine albasten pietà. In dit verband is het wellicht van belang vast te stellen dat in de loop van de 19e eeuw vrijwel alle parochies in de omgeving van Oud Zevenaar een of ander pietà-beeld verwierven. Het lijkt daarom niet uitgesloten dat het pietàbeeldje samen met het Jozefbeeld eerst omstreeks 1860 werd verworven. Beide beelden waren omstreeks dat jaar op hetzelfde altaar geplaatst.
- Naast de pietà en het Nederrijnse beeld bezat de kerk in de 19e eeuw nog een derde Mariabeeld, of nauwkeuriger gezegd, een roodstenen Mariabeeldengroep, voorstellende de H. Moeder Gods verschijnend aan de kinderen te La Salette in Frankrijk (ca. 1869 verworven; vgl. ⟶ Maasbommel), dat tot voor enkele jaren in de tuin van de pastorie stond.
- Het albasten beeld van O.L. Vrouw van Smarten werd op 19 juni 1975 uit de kerk ontvreemd en is sindsdien niet meer teruggevonden. Het werd vervangen door een kopiebeeld van gips. 
- In de 19e en 20e eeuw beschikte de St. Martinuskerk nog over enkele middeleeuwse heiligenbeelden die stap voor stap terecht zijn gekomen in het Aartsbisschoppelijk Museum, later Museum Catharijneconvent.  
 

Verering Tot circa 1850
- Volgens een legende zou het Mariaheiligdom te Oud Zevenaar zijn ontstaan te danken hebben aan een beeldje dat door een uitgestotene, de 'Kromme Dirc', in het riet van de uiterwaarden van de Rijn werd gevonden.
Op grond van de uit 1431 daterende stichtingsbrief van een O.L. Vrouwegilde in de buurtschappen Babberich en Holthuizen kan men concluderen dat er reeds voor het genoemde jaar enige tijd sprake is geweest van een speciale Mariadevotie te Oud Zevenaar. De eerste expliciete vermelding van een beeld treffen we aan in het in 1467 opgemaakte testament van de Liemerse drost Johan van der Loo, die 'vor dem Belde' begraven wenst te worden.
Pas van na de verwoesting van de Martinus- en Mariakerk dateert de geschreven getuigenis van bovengenoemde pastoor Theodorus Lengell sr. Deze tekent in zijn 'Notata quaedam Dominorum Pastorum' o.a. nog het volgende op: 'Dat is gewis dat Zevenhaer is geweest een plaets alwaer groote ende veele miraculen geschiet sijn aen een bildt der L. Vrou, alsoo dat van den liberalen offer der peregrinanten, die aldaer die h. plaets menniegfuldieg quamen visitere(n), die sijdt ende suidt kerck is opgetimmert [...]'. Volgens Lengell heeft van de vele wonderen een uitvoerige documentatie bestaan, met getuigenissen, brieven en zegels, die echter bij de stadsbrand van 1599 verloren is gegaan.
- De aantekeningen van Lengell doen vermoeden dat de devotie gedurende de 15e en 16e eeuw een hoge vlucht heeft genomen. Er kan tevens uit worden afgeleid dat het beeld naar alle waarschijnlijkheid tussen circa 1580 en 1600 verloren is gegaan. In ieder geval was het ten tijde van Lengell's pastoraat niet meer aanwezig. In de tweede helft van de 17e eeuw bleek de herinnering aan de Mariaverering in Oud Zevenaar evenwel nog te bestaan. Daarop wijzen de begravingen op het terrein van de verwoeste Mariakerk. Zo werd op 1 juni 1696 de uit een Liemerse adellijke familie stammende Joannis Smullings er begraven. Op 7 januari 1698 vond Petrus, knecht van Van Hunnepel, er een rustplaats, en op 6 april 1712 de Eerbeekse pastoor Henricus Brans.
Toen apostolisch vicaris J. van Neercassel in mei 1669 Oud Zevenaar bezocht, memoreerde hij de vroegere wonderen en maakte hij melding van herstelplannen van pastoor Theodorus Lengell jr. Het feit dat Lengell jr. enkele jaren eerder, in 1664, op eigen kosten in de voormalige noordbeuk van de Mariakerk een kapel met Maria-altaar had opgericht, wijst inderdaad op een poging de oude devotie te doen herleven. Kalf deelt zelfs mee dat men er tijdens Lengell's pastoraat in geslaagd zou zijn 'het' beeld uit de stad terug te brengen en dat het toen in een kapelletje werd geplaatst, dat door de scheidingsmuur tussen het middenschip van de Martinuskerk en de verwoeste Mariakerk werd aangebracht. Bewijzen voor een eventuele terugkeer van het cultusobject zijn evenwel niet bewaard gebleven.
Toch lijkt de Mariadevotie gedurende de 18e eeuw weer te zijn gegroeid, gezien het feit dat de kapel omstreeks 1780 moet zijn verbouwd en/of vergroot. Ook vonden er nog steeds begravingen plaats rondom deze kapel. Zo werd op 7 oktober 1792 de Vrouwe van Camphuizen, geboren Keppel, bijgezet in het familiegraf, dat gelegen was voor de deur van de buitenkapel. Drie jaar later werd Jonker Frans Verschueren begraven op het koor voor de ingang van de kapel.

Votiefgeschenken
- Na de dood van pastoor Becker in 1772 werden er door diens executeur-testamentair vragen gesteld over inkomsten van gedurende vele jaren geofferd vlas op het Maria-altaar in de kapel; van dit vlas werd kerklinnen geweven. Dit bericht getuigt van traditionele offergaven door bedevaartgangers afkomstig van het platteland. Pastoor Manders (1779-1806) meldt: 'Ouden van dagen weten nog te getuigen, hoe in hunne jeugd de geloovigen uit den omtrek in processie naar Oud Zevenaar kwamen, om de H. Maagd bij haar wonderbeeld te vereeren en hare gunst af te smeeken'. In de discussie over het toegelaten zijn van processiebedevaarten schreef de Gelderse procureur-generaal in 1821 aan de minister van Justitie dat er op 15 augustus onder meer vanuit Loo een bedevaart trekt naar het Mariabeeld dat 'voor wonderdadig wordt gehouden'. Hij vermeldde tevens dat deze bedevaart toen minstens al 30 jaar bestond.
- In een boedellijst van de kerk, die in 1855 werd opgemaakt, treft men onder het hoofdje 'Versierselen' een aantal voorwerpen aan, die bestemd waren voor de verfraaiing van twee verschillende Mariabeelden. Het betreft door bedevaartgangers gegeven votiefgeschenken. Post 51 van deze lijst somt een aantal kleine voorwerpen op (te weten: 16 gouden kruisjes, 10 gouden slootjes, 1 gouden hartje, 1 brede en 2 andere gouden ringen, 1 zwart geëmailleerd kruisje en nog eens 2 gouden slootjes) die dienden 'Ter versiering van het beeld der H. Moeder maagd Maria in de Processie'. Post 57 vermeldt onder meer drie zilveren hartjes, vijf medaillons (met de letters 'P.V.O'), zes zilveren kruisjes, een zilveren klampje en een 'zilveren kruisje hangende aan het Mariabeeld in de kapel'. Misschien hebben beide posten betrekking op het beeld van O.L. Vrouw ter Nood (zie onder Cultusobject). De posten 54 en 56 van de lijst spreken duidelijk over tenminste nog een ander Mariabeeld: 'Vier zilveren kroontjes' voor 'beelden van de H. Moeder Maagd Maria en het Kindje Jezus' en 'Een Zilveren Schepter voor de H. Moeder Maagd Maria'. Post 54 heeft mogelijk betrekking op het 17e-eeuwse beeld van St. Anna te Drieën, dat momenteel in het Museum Catharijneconvent te Utrecht bewaard wordt, nadat het in 1946 door de r.k. parochie aan het Aartsbisschoppelijk Museum was geschonken.
- In het memoriale van de parochie werd omstreeks 1860 door pastoor Oosterik nog de volgende gift ingeschreven: 'Het kasge bij St. Josefs Altaar, voor het marmeren beeld van Maria met dat van Jesus - afgenomen van 't Kruis - op huren schoot (waarschijnlijk het hier weleer beroemd miraculeuze beeld -) is mede een geschenk van een weldoener der Kerk'.

Na circa 1850
- In de tijd van het pastoraat van G. Mulder (1807-1861), in het tweede kwart van de 19e eeuw, is bekend dat processiebedevaarten toen stopten vanwege ingeslopen 'misbruiken'. Wellicht vond de 'verlichte' pastoor Mulder, onder wiens hoede overigens wel het Moeder Godsaltaar werd gerestaureerd en geverfd, de georganiseerde bedevaarten niet meer in de tijd passen.
- In 1865 liet Mulder's opvolger, pastoor Gerrit Jan Oosterink, het inmiddels vervallen kapelletje afbreken en vervangen door een nieuwe zuidbeuk. Het beeld van de Moeder van Smarten vond daar een plaats naast het St. Jansaltaar. De bouw van de nieuwe zuidbeuk betekende ook een nieuwe stimulans voor de verering. Vermeldt het parochiememoriaal in 1865 dat de processies reeds vele jaren zijn afgeschaft, vanaf datzelfde jaar kwamen de parochianen elke derde zondag van de maand in de zuidbeuk tezamen voor gebed.

Broederschap en de processies na 1905
- Vanaf circa 1905 werd de devotie opnieuw versterkt. In dat jaar werd op zondag 14 september een groot Mariafeest georganiseerd voor de parochie zelf en de dorpen in de omtrek. Aan het feest, dat 's morgens om 10.00 uur begon met een mis, was een buitengewone aflaat verbonden. 's-Middags werd om 15.00 uur een 'Oefening van het Rozenhoedje der 7 Smarten' gehouden. De feestelijkheden werden om 18.00 uur afgesloten met een lof. Uit hetzelfde jaar is ook een kleine brochure bewaard met 'Gebeden voor het Beeld der Moeder van Smarten' van de hand van dr. A.C.M. Schaepman.
- Als een 'statutaire' voorbereiding van de in 1905 herleefde devotie kan worden beschouwd de oprichting, op 26 september 1902 van een broederschap van O.L. Vrouw van Zeven Smarten door mgr. H. van de Wetering, aartsbisschop van Utrecht. Een in 1903 uitgegeven brochure bevat een reeks van volle, gedeeltelijke en statie-aflaten, voorrechten en aflaten van het Rozenhoedje van O.L. Vrouw van Zeven Smarten voor degenen die zich in het Broederschapsregister van Oud Zevenaar hadden laten inschrijven en het Scapulier van O.L. Vrouw hadden ontvangen.
- In 1916 werden voor de jaarlijkse feestelijkheden ⨍7,50 betaald aan de feestpredikant en ⨍5,00 aan een assistent. In datzelfde jaar kwam voor het eerst op 10 oktober de parochie Gendringen met 180 pelgrims op bedevaart naar Oud Zevenaar. Twee jaar later, op 8 september 1919, verschijnt ook de parochie Pannerden met 125 bedevaartgangers.
- De Gendringse processie (van het station van Zevenaar naar de kerk) was de aanleiding voor een langdurige rechtszaak die uiteindelijk tot aan de Hoge Raad leidde. Volgens het openbaar ministerie was namelijk genoemde processie wettelijk niet toegestaan omdat deze sinds het begin van de 19e eeuw niet voortdurend jaarlijks was gehouden. Uiteindelijk betekende het arrest van 29 november 1918 een verruiming van de processievrijheid in Nederland. Ook al waren er onderbrekingen in de processietraditie (ook ten aanzien van datum en route), toch bleef de lokale vrijheid bestaan.
Opvallend is dat, hoewel het 'Dagboek Beheer Kerkegelden' van de parochie (1912-1933) vrijwel jaarlijks melding maakt van processieonkosten (meestal ⨍25,-) en onkosten voor de muziek ter gelegenheid van de processie (meestal ⨍10,-), deze bedragen geen betrekking hebben gehad op Mariaprocessies in de eigen parochie. De genoemde ⨍25,- betroffen namelijk een bijdrage voor de pastoor van Oud Zevenaar, te verteren tijdens de jaarlijkse processie naar O.L. Vrouw van het H. Hart in 't ⟶ Loo bij Duiven. Het tientje was bedoeld voor de fanfaremuziek tijdens de jaarlijkse Sacramentsprocessie (laatste zondag voor St. Jan, 24 juni) van de eigen parochie. Ook andere bronnen zwijgen over 'eigen' Mariaprocessies.
- Toch werden er in de loop der jaren met een zekere regelmaat, namelijk op vaste data in de maand september, bedevaartprocessies gehouden. De deelname hieraan beperkte zich tot parochies in de onmiddellijke omgeving, namelijk Pannerden, Babberich (sedert 1933 een eigen parochie), 't Loo, Duiven, Groessen en Zevenaar. Nadere bijzonderheden zijn er over de bedevaarten niet beschikbaar. De laatste 'bedevaart', op 3 oktober 1965, betrof die van de parochie zelf.
- Sinds de jaren zeventig komen er geen georganiseerde bedevaarten meer. Wel worden er nog een viering en gebedsoefeningen gehouden op 15 september en de zondag erna. Op 15 september zelf kwamen er in 1984 circa 15 personen meer dan op een gemiddelde zondag.
De diefstal van het beeldje in 1975 had allengs toch invloed op de verering. Algemeen werd ervaren dat er iets authentieks was verdwenen en dat het kopiebeeldje dat in het altaar was geplaatst niet dezelfde functie kon vervullen. Jaarlijks zijn er in mei en oktober nog vieringen aan het Maria-altaar. Het wordt dan in de bloemen gezet en men steekt er veel kaarsen op. Een oud processiebeeld, dat gedurende het jaar in de sacristie staat, wordt dan centraal voor het altaar geplaatst.
Materiële cultuur - Replica's van het Mariabeeld, geen afmetingen bekend. Zij werden vervaardigd door de beeldengieter Holtappels uit Deurne en o.a. verkocht tijdens de Liemerse Katholiekendag, ca. 1948.

Devotioneel drukwerk
- Boekjes: 1 A.C.M. Schaepman, Gebeden voor het Beeld der Moeder van Smarten (Gendringen: Drukkerij Beekman, 1905; 4 p.; 6,7 x 10,7 cm); 2 Broederschap van O.L. Vrouw van Zeven Smarten. (z.p. 1903; 8 p.; 8,3 x 15 cm); 3 Reisgids 1e Bedevaart van Gendringen naar Oud Zevenaar 10 October 1916. (z.p. 1916; 4 p.) 4 Sint Martinusparochie te Oud Zevenaar. (z.p. [ca. 1960]; 5 p.; 20,1 x 14,5 cm; gestencild) 5 H.A. van Doorn, Parochiegids Sint-Martinus Oud Zevenaar (Oud Zevenaar 1992); 6 Kalender t.g.v. het 50-jarig priesterfeest van pastoor G.J. Scholten. (Zevenaar: drukkerij Wed. B. Spaan, z.j.; met o.a. foto's van A.P.D. Hendriks).
- Devotieprentjes: 1 vouwblaadje (6,7 x 11 cm; evulg. Can. Dr. A.C.M. Schaepman, Libr. Cens., Driebergen d. 10 Decembris 1905) met een korte geschiedenis van de verering en op de voorzijde een zwart-wit afbeelding van O.L. Vrouw ter Nood Gods en de tekst 'Genadebeeld der Moeder van Smarten te Oud-Zevenaar'; 2 prentje (7 x 11 cm) met op de voorzijde een getekende medaillon waarin O.L. Vrouw ter Nood Gods en het randschrift 'O.L.Vr. van Oud-Zevenaar bidt voor ons' en op de achterzijde een gebed (Zevenaar: Wed. B. Spaan, [ca. 1945]).
- Vaantjes: D. Pesch (1983; zie Literatuur) beschrijft een drietal vaantjes (N43 t/m 45, afbeelding N43 op p. 391). Het gaat hier om gekleurde lithografieën, eenzijdig bedrukt. De maten variëren van hoog 19,7 - 21,4 cm. en breed 33 - 34,5 cm. De vaantjes hebben de vorm van een rechthoekige driehoek. Links is de pietà afgebeeld, rechts de kerk met de grote gedrongen toren en een stoet bedevaartgangers. Rondom het beeld staat de tekst 'Nood Gods Oud-Zevenaar bid voor ons'. Onder de pietà links: 'Uitg. H. Herkuleijns. Oosterbeek. Gld.', onder rechts 'Th. Elfrink 47'.

Bronnen en literatuur

Archivalia: Oud Zevenaar, parochiearchief. Zevenaar, streekarchivariaat De Liemers en Doesburg: inv. nr. 1 (groen), annotata querum et emolumentorum hujus Pastoratus; inv. nr. 2 (groen); notata quedam dominorum pastorum; inv. nr. 3 (groen): registrum memoriale; inv. nr. 48 (groen); journaal/ administratie kerkgoederen; inv. nr. 49 (groen): dagboek beheer der kerkgoederen; documentatiecollectie nr. 380 (map vol krantenknipsels en devotioneel drukwerk). Utrecht, Rijksarchief in Utrecht: archief aartsbisdom Utrecht, inv.nr. 1098, inboedellijst parochie 1855. Den Haag, Algemeen Rijksarchief: ministerie van R.K. Eredienst, inv.nr. 245 # 251, brief van de procureur-generaal van 8 augustus 1821.
Literatuur: J.H. Hofmann, 'De beide Zevenaren', in: Archief voor de geschiedenis van het aartsbisdom Utrecht 2 (1872), p. 276 e.v.; 'Nederland en Maria. Onze Lieve Vrouw van Oud-Zevenaar', in: Volksmissionaris 15 (1894) p. 381-384; Jan Kalf, De Katholieke Kerken in Nederland (Amsterdam: Van Holkema & Warendorf, 1906) p. 94-97; J.A.F. Kronenburg, Maria's Heerlijkheid in Nederland, dl. 6 (Amsterdam: Bekker, 1909) p. 384-386; J. Bremer, 'De Rechtspraak over het processieverbod', in: Analecta van het bisdom Roermond 13 (1928) p. 126-127, 146; L. Haggenburg, Het dorp Pannerden. Historische Schets (Zevenaar 1931) p. 30-35; W. Mulder, 'Bestaat er wettelijke processievrijheid?', in: Analecta Aartsbisdom Utrecht 7 (1934) p. 45-46; A.G. van Dalen, 'Uit de kerkgeschiedenis van Oud Zevenaar', in: De Liemers 1 (1966) p. 1-15; [oorsprongslegende], in: Neerlands Volksleven 25 (1975) p. 252-253, nr. 300, themanummer 'Vertellers uit de Liemers', ed. A. Tinneveld; W. Zondervan, Na honderdvijftig jaar; schetsen uit de Liemers (Zutphen 1966);'Genadebeeld Oud Zevenaar is gestolen', in: De Gelderlander, 11 juni 1975; A. Hendriks, Zevenaar, toen de weg over de knotwilgen ging (Zevenaar: Akkermans, 1976) p. 17-20; J.J. Antier, De pelgrimage weer ontdekt. In het Nederlands vertaald, ingeleid en wat de Benelux betreft aangevuld door Th.G.A. Hendriksen, bisschop (Utrecht: Zaken die God raken, [1980]) p. 386-387; Ab Hendriks, Oud Zevenaar en Ooy, dubbel-kerk dubbel-dorp (Zevenaar: Bruna, 1982); Dieter Pesch, Wallfahrtfähnchen, Religiöse Druckgrafik. Bestandskatalog (Köln 1983) p. 390-391; Renaat van der Linden, Maria bedevaartvaantjes. Verering van Onze-Lieve-Vrouw op 1175 vaantjes (Brugge: Tabor, 1988) p. 211; W. van Heugten ed., De Liemers op bedevaart. Een bundel opstellen n.a.v. de gelijknamige tentoonstelling in het Liemers Museum te Zevenaar van 10 september tot 22 oktober 1989 (Zevenaar: Liemers Museum, 1989) p. 28-32. Hieruit de bijdragen van W.H. Stevens, 'Oud Zevenaar', p. 28-29 en J. Wolters, 'Op Bedevaart naar de Moeder van Smarten in Oud Zevenaar', p. 29-32; Theo J.G. Goossen, 'Mariabedevaarten in het voormalige hertogdom Kleef en het ontstaan van de devotie te Kevelaer', in: Jaarboek Achterhoek en Liemers 12 (1989) p. 86-103; A. Toelen, Geloof in gips. Massaproducten van religieuze voorstellingen, 3 dln. (Nijmegen: doctoraalscriptie KUN, 1992) met beschrijving replica bedevaartbeeld; Emma de Jong, 'Bijeengefietst door de kapelaan van de bedevaartkerk', in: Op Tocht 32 (2021) nr. 7, p. 14-15; Pia Verhoeven, 'De beeldenschat van Oud-Zevenaar', in: Op Tocht 33 (2022) nr. 2, 20-22.
Overige bronnen: KDC BiN-dossier Oud Zevenaar; mondelinge gegevens in 1996 van J.Th.M. Giesen, adjunct-streekarchivaris te Zevenaar, de heer Th.J.G. Goossen en mevr. M van Vlierden, conservatrice Museum Catharijneconvent te Utrecht; Gemeentemuseum Arnhem, tekening van J. De Beyer en P. Van Liender van kerk en omgeving te Oud Zevenaar: 't Dorp Seventer 1742'.

 

  naar het KDC, voor aanvullingen en commentaar.