Borgvliet, H. Gertrudis van Nijvel

Cultusobject: H. Gertrudis van Nijvel Open Street Maps
Datum: 17 maart
Periode: 15e/16e eeuw - 18e eeuw
Religieuze context: Christelijk
Locatie: St. Gertrudiskapel, behorend tot de stadsparochie van St. Gertrudis te Bergen op Zoom; St. Gertrudiskerk
Adres: -
Gemeente: Bergen op Zoom
Provincie: Noord-Brabant
Bisdom: Breda
Samenvatting: In de middeleeuwen bestond op verscheidene plaatsen in het huidige West-Brabant een speciale verering voor de heilige Gertrudis. De kapel en de verering van Gertrudis te Borgvliet dateren vermoedelijk van voor 1400. De bevolking uit de omgeving kwam vooral op de feestdag van Gertrudis bijeen om de tussenkomst van de heilige tegen ratten en muizen in gewas en oogst te vragen. De verering kende vermoedelijk een hoogtepunt in de 16e eeuw. Na de doorvoering van de stedelijke reformatie te Bergen op Zoom in 1580 werd de kapel verwoest. Niettemin bleef de verering van Gertrudis op deze plaats tenminste tot in het midden van de 18e eeuw bestaan. In de eenentwintigste eeuw wordt opnieuw 'heilig Gertrudiswater' geput dat in de Gertrudiskerk verkrijgbaar is.

Auteur: Charles de Mooij
Illustraties:
Topografie - De Gertrudiskapel behoorde tot de jurisdictie Borgvliet, een zelfstandige heerlijkheid ten zuiden van de stad Bergen op Zoom. De kapel lag ongeveer 500 meter ten noordwesten van het dorp Borgvliet. De afstand van de kapel tot de dichtstbijzijnde stadspoort van Bergen op Zoom bedroeg zo'n 1200 meter. De verharde weg die van de stad naar de kapel liep, heette de 'Sente Gertrudenwech'; het land bij de kapel werd met de naam Sente Gertrudenakker aangeduid.
De kapel stak hoog uit boven haar omgeving: zij lag op de St. Gertrudisberg, boven op de heuvelrand die bekend staat als de Brabantse Wal. Onderaan de heuvelrand nabij de kapel strekte zich in westelijke richting een uitgestrekt poldergebied uit, het zogeheten Neerland van Borgvliet.
- De Gertrudiskapel was een flink gebouw: op de zogeheten Scheldekaart uit 1468 wordt zij weergegeven als een kleine kerk. De kapel was voorzien van een klokkentoren met een luidklok en werd na 1537/1538 mogelijk uitgebreid met een koor. Bij de kapel stond omstreeks 1530 een eenvoudig huisje waarin een vrouw woonde die de dagelijkse zorg voor en het toezicht over de kapel had. Bij de kapel lag ook een klein kerkhof.
- Vermoedelijk in 1538/1539 werd aan de voet van de heuvelrand, pal onder de kapel, een zogeheten fontein gebouwd. Een van de talrijke ter plaatse aanwezige natuurlijke bronnen, gevoed door opwellend zoet grondwater, werd voorzien van een reservoir en een putopstand. Om de fontein van extra water te voorzien, werd regenwater via goten naar het reservoir geleid. Datzelfde gebeurde met het hemelwater van het dak van de Gertrudiskapel dat via een goot naar de lager gelegen fontein werd gevoerd.
- Na dijkdoorbraken en een daaropvolgende grote overstroming in 1570 veranderde de situatie ter plaatse aanzienlijk. Het poldergebied ten westen van de kapel veranderde weer in een slikken- en gorzengebied. Daardoor kwam de kapel in de directe omgeving van de Oosterschelde te liggen, aan wat in de volksmond de Zeekant ging heten. Bij vloed reikte het zoute water tot aan de voet van de heuvelrand waarop de kapel was gebouwd. Daarbij werd de bij de kapel behorende bron telkenmale overspoeld, met als gevolg dat de bron uiteindelijk buiten gebruik raakte. Het voormalige poldergebied, voortaan bekend als het Verdronken Land van het Markiezaat, zou nooit meer worden bedijkt.
- De kapel beschikte in de 16e eeuw over de belangrijkste liturgische benodigdheden: een ciborie, een monstrans, misgewaden en altaardwalen, een wierookvat, kandelaars en kaarsenbomen. Als wandversiering dienden enige tapijten. Daarnaast was er het nodige meubilair dat rechtstreeks verband hield met de offergaven die op de feestdag van de heilige werden meegebracht: offerblokken, tonnen voor het graan en een tafel voor de overige gaven.
- Aan het begin van de jaren tachtig van de 16e eeuw werd de kapel vernield. Mogelijk gebeurde dit tijdens of kort na de beeldenstorm van november 1580 die het startsein vormde voor de stedelijke reformatie in het nabijgelegen Bergen op Zoom.
Tot 1622 zouden de muren van de kapel nog gedeeltelijk aanwezig zijn geweest; deze resten moeten kort daarop geheel zijn weggehaald. Uiteindelijk verdween door afkalving van de heuvelrand ook het gedeelte van het zogenoemde Kapelblok waarop de Gertrudiskapel had gestaan.
- In de jaren tachtig van de 20e eeuw werd in Bergen op Zoom het initiatief genomen tot de bouw van een nieuwe Gertrudiskapel. Deze verrees weliswaar op de hoge wal aan de Zeekant, maar niet op de plaats van de oude middeleeuwse kapel. Men koos voor een locatie halverwege de voormalige kapel en de voormalige stadsfontein, een zoetwaterbron ten noorden van de verdwenen kapel die sinds de 17e eeuw als St. Geertruidsbron bekend stond (zie Verering, Verwarring). De in 1989 ingewijde kapel bezit behalve een beeld van de heilige ook twee glasramen; aan de buitenzijde is een tegeltableau aangebracht met voorstellingen van de heilige.
- Tegen de gevel van het stadhuis van Bergen op Zoom is in 1937 een beeld van Gertrudis geplaatst. Zij is voorgesteld als jonge abdis met een gesloten boek in de linker-, de kromstaf waarop drie muizen klimmen in de rechterhand.
- In 2021 heeft de Bergse pastoor Paul Verbeek nabij de Olav Palmeburg een waterbron getraceerd die hij heeft toegewijd aan Gertrudis. Het is onduidelijk of het hier de oude Borgvlietse fontein of bron betreft.
Cultusobject - Gertrudis van Nijvel (626-659) was een dochter van Pepijn van Landen (hofmeier van de Frankische koning Dagobert) en diens vrouw Itta. Na de dood van Pepijn stichtte Itta een klooster in Nijvel waarvan zij zelf abdis werd. Na haar dood werd zij opgevolgd door Gertrudis. De verering te Borgvliet en elders is verweven met enkele bekende legenden over de persoon Gertrudis. Een daarvan verhaalt dat de heilige eens tijdens het spinnen in slaap was gevallen, waarna ratten en muizen haar spinrokken in hun hol hadden gesleept. Een andere legende vertelt hoe Gertrudis tijdens het spinnen werd gesard door de duivel in de gedaante van een muis. Niettemin wist de heilige haar geduld te bewaren. In weer een andere legende wordt verhaald hoe de heilige, moe van het spinnen, op zeker ogenblik in slaap was gevallen. De duivel zond daarop ratten en muizen die haar spinrokken in de war maakten. Gertrudis, eenmaal ontwaakt, zou echter deze dieren hebben verjaagd. Dergelijke verhalen kenden reeds aan het begin van de 15e eeuw een wijde verspreiding in West-Europa.
- Gertrudis werd de beschermster tegen de ratten en muizen die het gewas en de oogst schade konden berokkenen, en om dezelfde reden ook patrones van de hoveniers. Een en ander hield ook verband met het begin van de lente, omstreeks haar feestdag op 17 maart: het moment waarop het werk in huis (zoals het spinnen) eindigde en het werk op het veld begon. Het was ook het moment waarop de veldmuizen weer tevoorschijn kwamen, met alle gevolgen voor de landbouwende bevolking. De Borgvlietse kapel zou dan ook lang aantrekkingskracht uitoefenen op de boerenbevolking uit de omgeving.
- In de kapel bevonden zich een altaar, een oksaal, een preekstoel en een beeld van Gertrudis. Vermoedelijk richtte de verering zich vooral op het beeld van de heilige; het is onzeker of dit deel uitmaakte van het genoemde altaar. Daarnaast hing er ten minste een schilderstuk, voorstellende een legende van St. Gertrudis. Dit schilderij was in 1527 vervaardigd door de Antwerpse schilder Jan van Goerle. Vermoedelijk door de inwerking van vocht moest het werk reeds drie jaar later worden opgeknapt; de muur waartegen het hing werd toen met hout beschoten. De voorstelling van het schilderij ging ongetwijfeld terug op een van de talrijke ratten- en muizenlegenden. Met de vernieling van de kapel ging waarschijnlijk ook het beeld verloren.
Verering Geschiedenis van de kapel
- Het stichtingsjaar van de Gertrudiskapel is niet bekend, maar reeds in 1400 werd ze door de aartsdiaken van Kempenland geregistreerd. In de middeleeuwen bestond op verscheidene plaatsen in het huidige West-Brabant een speciale verering voor de heilige Gertrudis (⟶ Prinsenbeek). De nauwe relaties met de abdij van Nijvel, die veel goederen bezat in deze streek, waren hier niet vreemd aan. De heren van Bergen op Zoom uit het huis Glymes (1419-1567), een bastaardtak van de hertogen van Brabant en als zodanig verwant aan de heilige, stimuleerden deze verering.
- Borgvliet behoorde aanvankelijk niet tot het gebied van de heren van Bergen op Zoom; de laatsten verwierven de heerlijkheid pas in 1481. De kapel zou zijn gesticht door een van de heren van Borgvliet; de plaatselijke schepenen waren belast met het toezicht op het gebouw en de bijbehorende goederen. In 1523 droegen de Borgvlietse schepenen het beheer over de kapel over aan de heer. Deze liet de kapel en de inkomsten daarvan vervolgens door zijn eigen rentmeester beheren. In de loop van de volgende jaren zou de kapel aanmerkelijk worden verfraaid. De betrokkenheid van de heer blijkt bovendien uit het feit dat diens wapen en dat van zijn echtgenote aan de buitenzijde van de kapel werden aangebracht. In 1550 werd aan de kapel ter gelegenheid van het jubeljaar een bijzondere aflaat verbonden; de kosten die daarmee gemoeid waren, werden gedragen door de markiezin. In 1559 gunde markies Jan IV van Glymes de kapelanie aan de zoon van de toenmalige rector van de kapel. Genoemde zoon studeerde voor priester. In het vervolg bleef de rector namens zijn zoon de kapel beheren en de bijbehorende inkomsten genieten.
- De materiële neergang van de kapel is vermoedelijk ingezet omstreeks 1566: de opkomst van de hervorming te Bergen op Zoom, de confiscatie van het Markiezaat op bevel van Alva, de overstroming van 1570 waarbij de nabijgelegen fontein verloren ging en uiteindelijk de vernieling van de kapel omstreeks 1580-1582. De cultus bleef echter ook na de teloorgang van het heiligdom nog geruime tijd bestaan.

Bedevaarten
- De Gertrudiskapel vervulde een belangrijke functie voor de bewoners van het zuidelijke deel van de stadsparochie. Aan de kapel was een rector verbonden, die op zon- en feestdagen een mis diende te lezen; deze rector vervulde ook een functie in de stad, veelal bij het gilde van de Hoge Lieve Vrouwe. Daarenboven werd met Pasen in de kapel een speciale predikatie gehouden door een minderbroeder uit de stad. Daarnaast vervulde de kapel een belangrijke functie als bedevaartplaats. Uit de bronnen blijkt hoe de bevolking van Bergen op Zoom en het omliggende platteland in de late middeleeuwen en in de 16e eeuw op de feestdag van de heilige, 17 maart, naar de Gertrudiskapel trok. Of deze tocht individueel of in groepsverband werd ondernomen, is niet bekend.
- Op de vooravond van de feestdag werd uit de klokkentoren een tweepuntige wimpel met belletjes gestoken en de klok geluid, waarna de vespers werden gezongen door de zangers van de Lievevrouwekapel uit Bergen op Zoom. Op de feestdag zelf werd door de rector van de kapel een plechtige mis opgedragen, waarbij de bovengenoemde Bergse zangers wederom de zang verzorgden.
De bedevaartgangers die in groten getale de mis bijwoonden, brachten veel offers mee: op zo'n dag werden honderden eieren, vele zakken tarwe en rogge, maar ook hoenders geschonken. Bovendien gingen de schepenen van Borgvliet bij deze gelegenheid met de collecteschaal rond. Ook het offerblok werd rijkelijk bedacht. De omvang van de giften maakte bewaking van de kapel noodzakelijk. In de dagen die volgden op de feestdag van Gertrudis bleef de kapel veel bezoekers trekken: niet alleen gedurende het octaaf, maar vooral ook op de daaropvolgende feestdag van Maria Boodschap (25 maart). Soms werd zelfs het feest van Gertrudis naar die dag verzet.
- Sinds 1546 konden bedevaartgangers ter plaatse ook speciaal vervaardigde vaantjes aanschaffen. Deze werden (althans tot 1558) in opdracht van de rentmeester van de markies in Antwerpen gedrukt. Het betrof papieren vaantjes, voorzien van 'wapenen, personagien ende [...] scriftuer'. De slechte uitvoering van de eerste partij leidde in 1549/1550 tot de opdracht aan de Antwerpse figuursnijder Franchois Molijns tot het opnieuw vervaardigen van een drukblok en het drukken van 600 vaantjes. Hierna leverde Jan Molijns jaarlijks een nieuwe partij: in 1553 400 stuks, alsmede 150 witte tenen om de vaantjes aan te bevestigen. Voorzover bekend zijn er geen exemplaren bewaard gebleven.
- Een bezoek aan de kapel ging vermoedelijk gepaard met een bezoek aan de lager gelegen fontein, die speciaal op deze dagen een feestelijke overkapping van kleurig doek kreeg. Met ijzeren lepels konden de bezoekers water uit de bron scheppen. Nergens blijkt echter dat het gebruik van water uit de Borgvlietse bron als een religieuze handeling werd opgevat. Evenmin valt echter uit te sluiten dat we hier toch te maken hebben met een van de vele zogenaamde Gertrudisputjes, waarvan het water een heilzame werking zou hebben en dat daarom werd aangewend tegen ratten en muizen.
In de literatuur heet het dat vooral de boerenbevolking aan de verering deelnam. Gezien het specifieke karakter van de cultus, gericht op bescherming tegen ratten en muizen, is dit niet zo vreemd. Ook de aard van de offergaven duidt op de sterk agrarische achtergrond van de bezoekers. Toch heeft de cultus tot omstreeks 1580 een heel wat breder draagvlak gehad. Dat blijkt ook uit de sterke bemoeienis van de heren van Bergen op Zoom. Zoals de band met Borgvliet tot uiting komt in het met de collecteschaal omgaan van de plaatselijke schepenen, zo blijkt uit de rol van Bergse priesters en zangers dat de cultus in en rond de Gertrudiskapel ook stedelijke dimensies had.
- Hoewel een verband met de Gertrudiscultus niet kan worden aangetoond, moet in dit verband worden gewezen op de tocht die de Bergse magistraat in het midden van de 16e eeuw op 17 maart naar Borgvliet maakte. Sinds 1521 werd op die dag namelijk te Bergen op Zoom de magistraat veranderd. Nadat de nieuwe leden onder ede waren gebracht, trokken zij gezamenlijk naar het kasteel van Borgvliet om de heer hun hulde te betuigen. Deze bood hun dan vervolgens een maaltijd aan. Nergens blijkt echter dat de leden van het Bergse stadsbestuur tijdens hun tocht ook de kapel aandeden.
- De verwoesting van de kapel en het Gertrudisbeeld betekende niet het einde van de cultus. De plaats waar de kapel had gestaan zou nog lang bedevaartgangers blijven trekken. Zolang er nog resten van de muren overeind stonden, bleven bezoekers muntstukken in de spleten deponeren. Aan dit specifieke gebruik kwam een einde toen in 1622 de laatste restanten van de kapel werden verwijderd. In het midden van de 18e eeuw blijkt hier echter een ander gebruik in zwang te zijn geweest. Vanuit de verre omtrek zou de plattelandsbevolking naar de plaats van de voormalige kapel zijn blijven komen, teneinde daar een voorraad zand te verzamelen. Dit zand werd mee naar huis genomen en vervolgens over de akkers en in de huizen en schuren gestrooid, opdat deze van ratten en muizen gevrijwaard zouden blijven. Dit gebruik toont grote verwantschap met het elders (bijvoorbeeld in het nabijgelegen Zandvliet) in zwang zijnde gebruik om aarde van kerkhoven rond Gertrudiskerken mee naar huis te nemen.
- De Antwerpse bisschop Nelis hoorde in 1788 bij een bezoek aan Wouw een verhaal over een kerk op het strand aan de kust, waar een zegen werd gegeven die de bewoners beschouwden als een middel tot afweer van de muizen. Ook werden daar wasfiguren en boter geofferd. Nelis nam zich voor de zaak te onderzoeken, maar bij dat voornemen bleef het. Ongetwijfeld had dit onnauwkeurige verhaal betrekking op de voormalige Gertrudiskapel. Van een officiële cultus waarbij een zegen werd gegeven was geen sprake, maar de overige zaken kunnen niet worden uitgesloten.
- Of de omgeving van de voormalige Gertrudiskapel in de 19e eeuw nog bezocht werd, is niet bekend; wel droeg zij tot in de 20e eeuw nog de naam Kapelblok. Opvallend ten slotte is dat de Bergse katholieke familie Meganck het terrein in de 19e eeuw uitkoos voor haar familiegraf. Door stadsuitbreiding is ook dit graf inmiddels verdwenen. De oprichting van de nieuwe Gertrudiskapel in 1989 had geen herleving van de oude bedevaart tot gevolg.

Verwarring
- Vanaf het moment dat aan de officiële verering van Gertrudis ter plaatse een einde kwam, is grote verwarring ontstaan over aard en locatie van de cultus. Een en ander hangt nauw samen met de bouw van de zogenaamde Stadsfontein in 1631. Het betrof hier een aan de reeds genoemde Zeekant gelegen zoetwaterbron, gelegen in het stadsgebied, ongeveer 350 meter ten noorden van de voormalige kapel en de naastgelegen bron. Deze stadsfontein werd in 1631 op stadskosten voorzien van een stenen fundament, een put-opstand en een dakbekroning. De fontein werd bij het beleg van Bergen op Zoom in 1747 verwoest. Het water uit de bron genoot in de tussenliggende periode grote faam als tafelwater én als medicinaal water. Dat de fontein bij vloed door de zilte Oosterschelde overspoeld werd maar desondanks zoet water bleef produceren, droeg zeker bij aan haar reputatie. Juten - die de stadsfontein verwart met de bron naast de kapel - vermeldt dat Maurits zich het heldere bronwater liet opsturen evenals later Frederik Hendrik.
- Het wonderlijke karakter van dit fenomeen heeft er vermoedelijk in hoge mate toe bijgedragen dat deze Bergse fontein reeds in de tweede helft van de 17e eeuw werd verward met de verdwenen Borgvlietse fontein. Sindsdien werd de Stadsfontein ook aangeduid als St. Geertruidsbron. In 1744, enkele jaren voor de verwoesting, schreef Van Goor dat de fontein 'jaarlyks van de Roomsch-gezinden bezocht, en de H. Geertruid aldaar geërt' werd. Faure schreef in 1761 dat de geneeskrachtige werking van het daaruit stromende water door sommigen (waaronder met name - maar niet uitsluitend - katholieken) aan de deugdzaamheid van St. Gertrudis werd toegeschreven. De relatie met St. Gertrudis zou in de volgende eeuwen door verschillende auteurs met behulp van enkele legenden onderbouwd worden. Daarbij betoogden zij dat de H. Gertrudis volgens de traditie in Bergen op Zoom had gewoond en verwezen zij naar de oude relatie tussen Nijvel en Bergen op Zoom.
- De Hoogerheidese pastoor Krüger, geschiedschrijver van het bisdom Breda, verhaalt omstreeks 1875 van 'eene onafgebrokenen overleevering' dat de heilige abdis regelmatig vanuit Bergen op Zoom naar Borgvliet ging om daar te bidden. Tijdens een van haar tochten zou zij dorst hebben gekregen, waarna zij door haar staf in de grond te drukken een zoetwaterbron deed ontspringen. De keer op keer door zout water overspoelde bron bleef daarna mensen trekken die het bronwater aanwendden ter genezing van koortsen en andere kwalen.
- Omstreeks 1924 ging men ook de zogeheten Geertruidsminne (een afscheidsdronk) en de legende uit de vita waarop dit gebruik terug zou gaan, met de bron in verband brengen. Het betrof hier het verhaal waarin de heilige een huwelijksaanzoek van een jonge edelman had afgeslagen. Deze verpandde daarop zijn ziel aan de duivel, maar zonder het beoogde succes. Desondanks moest de edelman zijn belofte inlossen. Op weg naar de duivel ontmoette hij Gertrudis, die met haar abdisstaf een bron deed ontspringen en de edelman vervolgens een dronk aanbood 'ter ere van Sint Jan en ter minne van mij'. Na het drinken van de door Gertrudis aangeboden beker werd hij verlost van de duivel. Toen in 1930 opnieuw werd begonnen met de winning van bronwater uit de voormalige Stadsfontein, verwezen de exploitanten graag naar deze middeleeuwse legende die volgens de toenmalige archivaris Slootmans in West-Brabant als volksoverlevering zou zijn blijven bestaan. Pas vijftig jaar later werd aangetoond dat de voormalige Stadsfontein en de oorspronkelijke Gertrudisbron twee verschillende zaken waren.
- Anno 2021 worden er flesjes heilig Gertrudiswater door gelovigen in de grote Gertrudiskerk afgehaald.
Bronnen en literatuur Archivalia: Bergen op Zoom, gemeentearchief: archief van de Raad en Rekenkamer inv.nrs. 1128-1148 (inv. Van Ham, p. 31 en 264).
Literatuur: Joseph G. van Ryckel, Historia S. Gertrudis Principis Virginis, primae Nivellensis Abbatissae etc. (Brussel: G. Schouartius, 1673) p. 770-771; J. Le Roy, Notitia Marchionatus Sacri Romano Imperii, hoc est urbis et agri Antverpiensis (...) (Amsterdam: Lammenganis, 1678) p. 479; Thomas Ernst van Goor, Beschrijving der Stadt en Lande van Breda etc. ('s-Gravenhage: Jacobus vanden Kieboom, 1744) p. 395; Jean Faure, Histoire abregée de la ville de Bergen-op-Zoom, Depuis son origine jusqu'à ce jour. Avec une idée du fameux Siège de 1747 & de ses suites funestes, ainsi que du rétablissement de la ville ('s-Gravenhage: Pierre van Os, 1761) p. 215-221; Levens van de voórnaamste heyligen en roemweêrdige persoonen der Nederlanden, dl. 1 (Mechelen: Hanicq, 1829) p. 325-330; J. B. Krüger, Kerkelijke geschiedenis van het bisdom van Breda, dl. 3 (Roosendaal: Van Leeuwen, 1875) p. 169-170; G.C.A. Juten, De parochiën in het bisdom Breda, dl. 1. Dekenaat Bergen op Zoom (Bergen op Zoom: Gebr. Juten, 1925-1938) p. 162-176; J.R.W. Sinninghe, Noord-Brabantsch sagenboek (Scheveningen: 'Eigen Volk', [1933]) p. 207; W. Prick, Bisschop Nelis, vriend van Brabants katholieken 1736-1798 (Utrecht-Brussel, 1948) p. 97; J.P. Bik, Feest- en vierdagen in kerk- en volksgebruik, dl. 2 (Velsen: Th.F. Wolfs, 1957) p. 76; Matthias Zender, Raüme und Schichten mittelalterlicher Heiligenverehrung in ihrer Bedeutung für die Volkskunde. Die Heiligen des mittleren Maaslandes und der Rheinlande in Kultgeschichte und Kultverbreitung (Düsseldorf: Rheinland Verlag, 1959) p. 119-120; W. Prick, Corneille-François de Nelis, 18e et dernier évêque d'Anvers (1785-1798). Un évêque humaniste et homme d'action à la fin de l'Ancien Régime (Leuven z.j) p. 372; Korneel Slootmans, 'De kapel van Sinte Gertruda aan de Schelde', in: Jaarboek De Ghulden Roos 21 (1961) p. 106-114; Bibliotheca sanctorum, dl. 6 (Rome: Città Nuova, 1965) k. 287-291; Mireille Madou, De heilige Gertrudis van Nijvel, 2 dln. (Brussel: Koninklijke Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten van België, 1975) dl. 1, p. 91-106, 303, dl. 2, plaat 51a; C. Vanwesenbeeck, De geschiedenis van de openbare drinkwatervoorziening te Bergen op Zoom (Bergen op Zoom: Juniorkamer 'Het Markiezaat', 1985) p. 18-21; Henricus Fros ed., Bibliotheca hagiographica Latina. Antiquae et mediae aetatis. Novum supplementum (Brussel 1986) p. 391-392; Willem van Ham, 'Tradities herleven, vraagstukken blijven: bij de inwijding van de nieuwe Sint Gertrudiskapel', in: De Waterschans. Mededelingenblad van de Geschiedkundige Kring van Stad en Land van Bergen op Zoom, 19 (1989) nr. 4, 50-58, het meest gefundeerde artikel over kapel en bron; gaat uitgebreid in op verdichtsels omtrent onderwerp; Willem van Ham, 'Feiten over de nieuwe Sint Gertrudiskapel', in: De Waterschans. Mededelingenblad van de Geschiedkundige Kring van Stad en Land van Bergen op Zoom, 19 (1989) nr. 4, p. 59-61, betreft de totstandkoming van een nieuwe Gertrudiskapel in 1989; Peter Vermeulen, Langs 's Heren wegen.Veldkapellengids voor Noord-Brabant (Eindhoven: Kempen, 1996) p. 23-26; L.C.B.M. van Liebergen & W.P.C. Prins ed., Sanctus. Met heiligen het jaar rond (Uden: Museum voor Religieuze Kunst, 1997) p. 24-28; Charles C.M. de Mooij, Geloof kan bergen verzetten. Reformatie en katholieke herleving te Bergen op Zoom, 1577-1795 (Hilversum: Verloren, 1998) p. 561-562; 'Gertrudisbron opgespoord na jarenlange speurtocht', in: BN/DeStem, 31 oktober 2021.
Overige bronnen: KDC BiN-dossier Borgvliet.
  naar het KDC, voor aanvullingen en commentaar.
 
<<< /a>