Overasselt, H. Walrick / H. Willibrord / koortsboom |
||
Cultusobject: | H. Walrick / H. Willibrord / koortsboom | Open Street Maps |
---|---|---|
Datum: | Gehele jaar | |
Periode: | 15e eeuw (?) - heden | |
Religieuze context: | Christelijk | |
Locatie: | Ruïne van de St. Walrickkapel | |
Adres: | St. Walrickweg 7, 6611 KG Overasselt | |
Gemeente: | Heumen | |
Provincie: | Gelderland | |
Bisdom: | 's-Hertogenbosch | |
Samenvatting: |
De St. Walrickkapel werd in de 15e eeuw in Overasselt gesticht. Mogelijk heeft zij vanaf die tijd gediend als locatie voor bedevaarten ter ere van de heilige Walrick. Deze heilige werd beschouwd als patroon van zieken, koortslijders in het bijzonder. Sinds de 17e eeuw is de kapel tot ruïne vervallen. In de tweede helft van de 19e eeuw was St. Walrick in vergetelheid geraakt en associeerden bedevaartgangers de kapel met de vaderlandse heilige Willibrord. Behalve om er te bidden en te offeren in het offerblok in de kapelruïne, togen pelgrims naar deze heilige plaats om er de koorts van zieken 'af te binden'. Sinds de jaren '90 is de praktijk om lapjes aan de koortsboom te hangen sterk toegenomen. |
|
Auteur: | Marit Monteiro | |
Illustraties: | ||
Topografie |
- De kapel ligt in een natuurgebied genaamd De Hatertse Vennen. Dit gebied wordt doorkruist door de St. Walrickweg. Hieraan ligt het buitencentrum St. Walrick van Scouting Nederland. Vanaf de oprijlaan gaat een pad linksaf dat leidt tot de kapel en de ernaast gelegen 'koortsboom' of 'lapjesboom'. De kapelruïne ligt op een door bos omsloten veld. - De rechthoekige 15e-eeuwse kapel is sinds het begin van de 17e eeuw tot ruïne vervallen. Circa 1650 gingen de voormalige kloostergoederen van de abdij St. Valéry, de kapel incluis, over in particuliere handen. De laatste particuliere eigenaar, A.D.M. Munter van Sleeburg, liet de kapel en het bijbehorende stukje grond rond 1865 bij testament na aan de liefdadige instelling De Algemeene Armen te Overasselt. Mogelijk werd deze schenking ingegeven door het feit dat er vanoudsher een offerblok voor armen bij de kapel stond. Vlak na de overdracht zijn er herstelwerkzaamheden aan de kapel verricht. Behalve verstevigingen van nog staande gedeelten, is toen onder meer een deel van de westgevel, die toen al verdwenen moet zijn, opnieuw opgetrokken. Voor deze muur werden stenen uit de zijmuren gebruikt die vrijkwamen doordat de westmuur twee meter naar binnen verplaatst werd. Hierdoor werd het grondoppervlak van de kapel dus beduidend verkleind. In 1903 werd een nieuwe restauratie uitgevoerd. Er werden steunberen tegen de muren geplaatst en het muurwerk werd met beschermende rollagen afgedekt. Zowel de rollagen als de steunberen werden bij een restauratie in 1940 weer verwijderd. De muren werden rechtgezet en met kloostermoppen manshoog opgetrokken. Bij deze gelegenheid werd de altaarfundering ontdekt en werden ook de fundamenten van de oorspronkelijke westgevel teruggevonden. In de jaren vijftig kreeg de kapel bij een nieuwe restauratie het aanzien dat zij hedentendage nog grotendeels heeft, een aanzien dat echter steeds verder verwijderd is geraakt van de oorsponkelijke vorm. De bouwvallige oostgevel werd aan een zijde verlaagd en vervlakt; de flankmuren werden opnieuw tot borsthoogte opgemetseld en horizontaal afgewerkt. Behalve de brede toegang in de westmuur is er nog een smalle opening in het midden van de noordmuur. In de as van de oostmuur zitten twee vensteropeningen boven elkaar; alleen van de onderste is de rondbogige dekking bewaard gebleven. - Aan de binnenzijde van de oostmuur zitten twee nissen met keperboogvormige dekking, oorsponkelijk lampnissen. In de linker staat een beeld van O.L. Vrouw met kind. Hiervoor zijn smeedijzeren stangen aangebracht om te voorkomen dat het beeld ontvreemd wordt. Het beeld werd in 1953 gemaakt door Peter Rovers, in opdracht van de Lourdes-groep van de Katholieke Verkenners ter gelegenheid van de 100-jarige terugkeer van het beeld van de Zoete Lieve Moeder van Brussel naar ⟶ 's-Hertogenbosch. De ingemetselde steen onder het beeld is afkomstig uit Lourdes. In de zuid-oosthoek staat nog de stenen tronk waarin vroeger een collectebus voor de Stichting van De Algemene Armen te Overasselt zat. - Na enige tijd in bezit van Staatsbosbeheer geweest te zijn, werd het beheer van de kapelruïne in 1986 overgedragen aan de Stichting Baet en Borgh. In dat jaar werd wederom een restauratie aan de kapel uitgevoerd. Bij die gelegenheid werd onder meer een smalle opening ter hoogte van het koor in de zuidmuur gesloten. |
|
Cultusobject |
- De heilige Walrick (Walaricus, Valéry; †1-4-622) was de stichter van de abdij Saint-Valéry-sur-Somme (F). Na zijn dood ontwikkelde zich een cultus bij zijn tombe. Op grond van zijn liefde voor zieken wordt hij vereerd als patroon tegen de koorts. Op grond van een legende die verhaalt dat Walrick eens een gehangene losmaakte die na gebed herleefde en vrijkwam, werd de heilige ook vereerd als voorspreker in geschillen. Zijn feestdag is 1 april. - Oorspronkelijk was St. Walrick de heilige die werd vereerd. Een beeld of een reliek in relatie tot deze devotie zijn niet van hem bekend. In de 19e eeuw werd gedurende enige tijd ook Willibrord als cultusobject gezien. In de 19e en 20e eeuw werd de verering getransponeerd naar naast de ruïne gelegen struiken en bomen. - De 'koortsboom' waarin sinds het begin van de 20e eeuw lapjes en repen stof gehangen worden is een zogeheten zomereik (Quercus robur). Hij mat in 1990 in hoogte meer dan 17 meter en had toen een omtrek van 240 cm. Hij is geplant tussen 1910 en 1920. |
|
Verering |
Legende - Tegen het einde van de 19e eeuw publiceerde de Wijchense onderwijzer Gomarius Mes (⟶ Wijchen) de legende van de kapel van St. Walrick in de Katholieke Illustratie (1885-1886). Hierin wordt verhaald hoe een dochter van een heidense hoofdman van de zogeheten 'Hoemannen' - rovers die het gebied rond Heumen onveilig maakten - door ziekte getroffen werd. Zij en haar vader leefden in een boshut op de plaats waar later de kapel zou verrijzen. Het meisje dreigde aan de koorts te bezwijken. Haar vader deed een beroep op Willibrord, die juist in dat gebied aan het missioneren was. Willibrord probeerde niet alleen de man tot inkeer te brengen, maar gaf hem ook de opdracht een haarband van zijn dochter aan een naburige struik te binden. De Hoeman gehoorzaamde en merkte spoedig dat zijn dochter was genezen. Daarop bekeerden beiden zich tot het christendom, tot woede van de andere Hoemannen, die hen doodden. Sindsdien werd deze plaats een pelgrimsoord waar zieken, vooral koortslijders, op voorspraak van St. Willibrord genezing vonden. In 777 zou ook Karel de Grote de wonderdadige kracht van een bezoek aan deze plaats hebben ervaren. Uit dankbaarheid voor zijn herstel liet hij er toen een kapel bouwen, die gewijd zou zijn aan St. Willibrord. - De legende wil dat de huidige ruïne een overblijfsel is van die vroegmiddeleeuwse kapel. Bodemkundig onderzoek uit 1951 heeft echter onomstotelijk aangetoond dat de resten van de kapel uit de 15e eeuw stammen. Aanvullend historisch onderzoek van D. Teunissen heeft voorts uitgewezen dat de heilige ter ere van wie de kapel is gesticht niet St. Willibrord, maar St. Walrick was. De kapel hoorde oorspronkelijk bij de kloosterboerderij van de benedictijnerabdij St. Valéry-sur-Somme. Deze was sinds 952 rechthebbende op grondbezit bij Overasselt waar een uithof met kapel gesticht werd, die later tot priorij werd verheven. Aangezien het Overasseltse klooster vanaf 1389 in verval raakte, werd in de 15e eeuw een nieuwe kapel op het voormalige kloosterterrein gesticht. De kapel werd genoemd naar de heilige Walrick (of Walaricus), die rond 611 de basis legde voor de reeds genoemde abdij St. Valéry. Mogelijk was de verering van deze heilige, patroon van zieken en dan vooral koortslijders, in Overasselt groeiende. De nieuwe kapel kon als centrum voor de pelgrimages dienen. Bedevaartpraktijk - Hoewel de kapel sinds de 17e eeuw een ruïne was, is zij nooit verder gesloopt. Haar vervallen toestand deed geen afbreuk aan de aantrekkingskracht van de kapel. In 1740 werd de ruïne nog door 'de Roomschgezinden met veel eerbied bezogt'. In 1846 schetste de geschiedschrijver Van Schevichaven hoe vooral tussen de verschillende Mariafeesten door talrijke gelovigen naar de kapel trokken om er te bidden en hun offer te brengen. Hij maakte melding van de bijzondere intentie van hun gebeden, namelijk gevrijwaard blijven van ziekten die met koorts gepaard gaan, of hiervoor genezing vinden. Aan menige struik bij de kapel werd toen een stuk kousenband of lint gebonden. Vanaf deze periode werd de kapel in toenemende mate met St. Willibrord geassocieerd en verdween de heilige Walrick steeds verder naar de achtergrond. In deze periode zal ook de legende rond het ontstaan van de koortskapel ontstaan zijn, waarin een hoofdrol voor Willibrord was weggelegd. - Het in wezen animistische ritueel van het 'afbinden' wortelt in de geloofsvoorstelling dat ook levenloze zaken bezield zijn en daardoor het vermogen hebben om bijvoorbeeld ziektes over te nemen van mensen. In 1848 werd er in het protestantse tijdschrift De Fakkel voorzover bekend voor het eerst melding gemaakt van bedevaartgangers die naar de kapel trokken om er stroken lijfgoed van zieken vast te binden aan bomen en struiken naast de kapel. Dit 'afbinden' werd gevolgd door gebed. Bedevaarten vonden hoofdzakelijk plaats op de vrijdagen in de vasten en op tweede Paas- en Pinksterdag. Dit waren opmerkelijk genoeg dezelfde dagen waarop St. Willibrord in Overasselt werd herdacht. In de 19e eeuw vond er dan relikwieverering in de kapel plaats. Was er in een naburig dorp of in de buurt een zieke, dan trokken de buren biddend naar de kapel. Tevoren was er dan al een strook van de kleding van de zieke in bomen of struiken gebonden. Voor het welslagen van de onderneming was namelijk vereist dat niemand mocht zien dat men 'afbond' en dat men erna moest vertrekken zonder omkijken. In deze bedevaart is een van oorsprong niet-christelijk ritueel verbonden met christelijke geloofsvoorstellingen. In de tweede helft van de 19e eeuw werd de kapel ook aangedaan door pelgrims uit andere delen van het land. Ook zieken zelf togen naar de kapel, terwijl van oudsher plaatsvervangend voor de zieken gepelgrimeerd werd. In de 19e en tot ongeveer het einde van de jaren vijftig van de 20e eeuw vonden er groepsgewijze bedevaarten plaats; sindsdien komen pelgrims meestal alleen. - Nog steeds worden er lapjes aan de boom gehangen; of dit altijd vanuit een religieuze motivatie geschiedt, is niet duidelijk. Intenties zijn intussen veranderd: niet alleen genezing van koorts of andere lichamelijke klachten wordt gevraagd, maar bijvoorbeeld ook van examenvrees. Sinds het midden van de jaren '90 is dit gebruik, mede onder invloed van aandacht van de media voor deze curieuze boom, sterk toegenomen. |
|
Materiële cultuur | Prenten: Tekening van de ruïne door A.L. Koster in het jaar 1900, in Arnhem, Gelders Archief inv.nr. 1551-1223. | |
Bronnen en literatuur |
Archivalia: Overasselt, parochiearchief. Literatuur: 'Een uitstapje naar eenen alouden bouwval', in: Uitspannings-Lectuur, 1844, p. 11-24; 'Overasselt', in: De fakkel 1 (1848) nr. 35; G.A. Mes, 'De Koortskapelle of Kapel van St. Wilbert (Overasselt)', in: Katholieke Illustratie 19 (1885-1886) nrs. 7, 8, 10, 11, herdrukt in: Heemstudies van Heemkundekring De Duffelt [Millingen] 8 (1977); Berichten van de Geldersche Archeologische Commissie, in: Bijdragen en mededelingen Gelre 7 (1904) p. XXVII-XXX; T. Brandsma, 'De Sint Walrikskapel te Overasselt', in: De Gelderlander 8 augustus 1936; T. Brandsma, 'Walaricus', in: De Katholieke encyclopaedie, dl. 23 (Amsterdam: 'Joost v.d. Vondel, 1938) k. 791; 'Jaarverslag van de Monumenten-commissie der Provincie Gelderland over 1942', in: Bijdragen en mededelingen Gelre 46 (1943) p. XIV-XVI; J. van Os, 'Koortsbomen in Maas en Waal', in: Tweestromenland. Kontaktblad van de Historische Vereniging Tweestromenland 15 (1972-1973) p. 39-51; D. Teunissen, 'De geschiedenis van de kloostergoederen van St. Walrick te Overasselt', in: Numaga 24 (1977) p. 33-50, 73-94; W. Kuijpers ed., Geschiedenis van de Maasdorpen Overasselt, Nederasselt, Balgoij-Keent (z.p. [1978]); J.H. Manders, Het land tussen Maas en Waal (Zutphen [1981]) p. 179-186; A.G. Schulte e.a., De Nederlandse monumenten van geschiedenis en kunst. [...] De provincie Gelderland - Het Rijk van Nijmegen, Westelijk gedeelte ('s-Gravenhage-Zeist 1982) p. 269-271; A.M. Janssen, 'Koortsboom maakt welzijn overbodig', in: Bisdomblad, 25 januari 1985, p. 12; Jan van der Steen, Schouting in de jaren 50 (Klaaswaal: uitg. Deboektant, 1990) p. 49, foto van verkenners bij het Mariabeeld in de kapel ruïne; G. de Graaff e.a., Monumentale bomen in Nederland (Amsterdam: Boom, 1991) p. 94-95; W. Th. Knippenberg, 'Ziekte en magie. Koortsbomen en spijkeroffers', in: Brabants heem 45 (1993) p. 129-137; Henk Müller, 'Heidense plekken. Koortsleiders hangen lapjes in heilige eik', in: de Volkskrant 8 juli 1997; Martin Bril, 'Koortsboom', in: Heimwee naar Nederland (Amsterdam: Prometheus, 2012) p. 310-312; Leo Ewals, 'De koortsboom bij de Sint-Walrickruïne in Overasselt', in: Devotionalia 37 (2018) p. 300-302. Overige bronnen: KDC BiN-dossier Overasselt; Meertens Instituut volkskundige vragenlijst 23 (1959) en 64a (1993); over de koortsboom als bedevaartoord in de VPRO-uitzending 'Ons Koninkrijk in 12 delen', afl. 7 Gelderland, op 26 juli 1992, NOB beeldbandarchief nr. AR43099 BCN. |
|
naar het KDC, voor aanvullingen en
commentaar. |