Roermond, H. Bernardus van Clairvaux |
||
Cultusobject: | H. Bernardus van Clairvaux | Open Street Maps |
---|---|---|
Datum: | 20 augustus (+ octaaf) | |
Periode: | Na 1802 - ca. 1940 | |
Religieuze context: | Christelijk | |
Locatie: | O.L. Vrouwe of Munsterkerk | |
Adres: | Abdijhof 1, 6041 HG Roermond | |
Gemeente: | Roermond | |
Provincie: | Limburg | |
Bisdom: | Roermond | |
Samenvatting: | Na de overbrenging van een beeld van de H. Bernardus vanuit het in 1802 opgeheven klooster Dalheim (D) naar de Munsterkerk ontstond een jaarlijkse bedevaart vanuit Duitse grensparochies naar Roermond. De Tweede Wereldoorlog maakte een einde aan deze bedevaartpraktijk, die daarna nimmer is herleefd. | |
Auteur: | Peter Nissen | |
Illustraties: | ||
Topografie |
- De O.L. Vrouwe Munsterkerk is gebouwd als kloosterkerk voor een abdij van cisterciënzerinnen, die in het begin van de 13e eeuw werd gesticht door graaf Gerard IV van Gelre en zijn echtgenote Margaretha van Brabant. In 1220 werd de Roermondse abdij door het generaal kapittel van de cisterciënzers bij de orde ingelijfd. Op 1 oktober 1220 werd de kloosterkerk door aartsbisschop Engelbert van Keulen gewijd. De stichters werden in of kort na 1229 en 1231 in een praalgraf voor het hoofdaltaar bijgezet; achteraf op 13 februari 1233 verleende paus Gregorius IX verlof om de stichters van de abdij in de kerk te begraven. Zij zijn afgebeeld op het praalgraf, liggend op een gemeenschappelijke sarcofaag, in de ideale leeftijd van 33 jaar, gekeerd naar het oosten, in afwachting van de verrijzenis. Was bij de kerkwijding in 1220 nog slechts een gedeelte van de kerk gereed, rond 1260 moet het bouwwerk voltooid zijn geweest. De verlening van aflaten in 1244 en 1258 was bedoeld om de afronding van de bouw te bevorderen. - Aan de zuidzijde van de kerk strekte zich het gebouwencomplex van de abdij uit, dat via een kruisgang met de kerk verbonden was. De abdij ontwikkelde zich tot een klooster voor vrouwen van riddermatige en later adellijke herkomst. In 1797 werd de abdij door de Franse bezetters opgeheven. Zij werd toen nog door zeven monialen, onder wie de abdis, bewoond. Op 31 juli 1798 vond een publieke verkoop van interieurstukken van abdij en kerk plaats. De kloostergebouwen werden als kazerne en gevangenis in gebruik genomen en behielden die eerste functie tot de geruchtmakende afbraak van de laatste restanten van het 13e-eeuwse complex in 1924. Door de afbraak van het abdissenhuis en andere abdijgebouwen was in de 19e eeuw ten zuiden van de kerk reeds een terrein vrijgekomen dat als wandelpark in gebruik werd genomen, het huidige Munsterplein, dat in 1885 voorzien werd van een nog steeds bestaande muziekkiosk. De kerk, die tijdens de Franse bezetting korte tijd als paardenstal in gebruik was geweest, werd op 2 december 1803 voor de katholieke eredienst vrijgegeven. Zij werd een bijkerk van de parochiekerk van St. Christoffel, de kathedraal van Roermond. Thans is zij rectoraatskerk. - Bij de stadsbrand die Roermond in 1665 trof, heeft ook de kerk schade ondervonden. Nadien werd op de westbouw een lantaarnvormige klokkentoren toegevoegd, die in 1716 gereed kwam. Tussen 1864 en 1891 onderging de kerk een ingrijpende restauratie onder leiding van de Roermondse bouwmeester Pierre J.H. Cuypers (1827-1921), die in de schaduw van de kerk met een standbeeld geëerd wordt. Bij die - destijds reeds zeer omstreden - restauratie werd de barokke klokkentoren uit het begin van de 18e eeuw vervangen door twee rijzige vierkante hoektorens. Boven het priesterkoor werden twee kleinere torens geplaatst, gelijkend op die aan het westwerk. In het interieur werd het vloerniveau, dat in de 18e eeuw verhoogd was, weer verlaagd en werden de kalk- en pleisterlagen verwijderd, waarna de wanden opnieuw gepolychromeerd werden. Tussen 1959 en 1966 vond opnieuw een restauratie van het interieur plaats, waarbij onder de pleisterlagen op het priesterkoor, in de straalkapel en in het noordelijke transept middeleeuwse schilderingen werden teruggevonden. - De kerk telt naast het 13e-eeuwse praalgraf nog diverse waardevolle kunstvoorwerpen, waaronder een beeld van Maria met Kind, bekend als 'Onze Lieve Vrouw Vogelsangh', van rond 1500, een 'miraculeus beeldt van het Heylig Cruijs' (13/14e eeuw) uit het klooster Dalheim en het cultusbeeld van Bernardus. |
|
Cultusobject |
- Bernardus van Clairvaux (ca. 1090-1153) was de stuwende kracht van de cisterciënzers, een nieuwe kloosterorde aan het begin van de 12e eeuw die uitging van de regel van Benedictus, maar een andere leefwijze aannam dan de benedictijnen. Zijn naam verwijst naar het door hem in 1115 gestichte klooster te Clairvaux (F), vanwaaruit hij door zijn geschriften en preken grote invloed zou uitoefenen op de middeleeuwse vroomheid rond Christus en zijn moeder Maria. In 1174 werd hij heilig verklaard. Sinds 1830 geldt hij als een van leraren van de katholieke kerk. De H. Bernardus wordt aangeroepen tegen jicht en andere ziekten en wordt meestal afgebeeld met in de handen een kruis en een kerkgebouw of boek. - In de Munsterkerk wordt momenteel alleen een theca met een reliek van Bernardus die, samen met andere relieken (Anna, Donatus, Barbara, Antonius van Padua, Hubertus, Rochus en de sluier van Onze Lieve Vrouw), in een 20e-eeuwse reliekenkas is samengevoegd rond de priesterbef van de in geur van heiligheid gestorven deken Tijssen uit ⟶ Sittard. - Het 16e-eeuwse beeld van Bernardus van Clairvaux (109 cm hoog) is opgesteld tegen de buitenmuur in het - van het priesterkoor uit gezien - rechterzijpad van de Munsterkerk. Het toont Bernardus, staande in lichte contra-poste en gekleed in een rijkgeplooide pij van de cisterciënzerorde. In de rechterhand, voorzien van manipel en ring, houdt hij een abtstaf. Op de vlakke linkerhand draagt hij voor zijn borst een opengeslagen boek. De linkerhand en het boek zijn in 1951 door de Roermondse schilder Lücker gerestaureerd. Waarschijnlijk is bij die gelegenheid ook de moderne geel-witte polychromie aangebracht. Het beeld wordt rond 1525 gedateerd en is in 1947 door de kunsthistoricus J.J.M. Timmers toegeschreven aan de zogenaamde Meester van Elsloo, zo genoemd naar het voor de stijl van die beeldensnijder karakteristieke beeld van Sint-Anna-te-Drieën in de kerk van Elsloo. Inmiddels is aannemelijk gemaakt dat het atelier van deze meester zich in Roermond zelf bevond, waar tussen 1490 en 1573 drie generaties van de beeldhouwersfamilie Van Oel werkzaam waren. Het beeld van Bernardus bevindt zich pas op zijn vroegst sinds 1802 in de Roermondse Munsterkerk. Het werd naar Roermond overgebracht vanuit het dat jaar opgeheven cisterciënzerinnenklooster Dalheim, gelegen vlakbij Roermond aan de Duitse zijde van de huidige rijksgrens. - Bij de viering van het achtste eeuwfeest van de geboorte van Bernardus in 1891 werd een tweede beeld van Bernardus, vervaardigd door de Roermondse beeldhouwer Joseph Thissen, in de kerk geplaatst. Dit beeld toonde Bernardus in zijn cisterciënzerhabijt met een brede gouden zoom. Op zijn borst was een gouden abtskruis aangebracht. In de samengevouwen handen droeg Bernardus de lijdenswerktuigen, een verwijzing naar het lijden als geliefd thema van zijn preken, en een groot houten kruis, een verwijzing naar zijn prediking van de kruistocht. Dit beeld werd na de restauratie van het interieur van de Munsterkerk in 1963 niet meer in de kerk teruggeplaatst, maar ondergebracht in het magazijn van het Gemeentelijk Museum. In 1970 werd het verkocht aan de kunsthandel, hetgeen, volgens een bericht in de Maas- en Roerbode van 1970 voor enige opschudding zorgde. |
|
Verering |
- Volgens het bedevaartboekje voor Bernardus uit 1876 zou ook reeds vóór de Franse Tijd in de Roermondse Munsterkerk sprake zijn geweest van een levendige verering van de heilige Bernardus: De Munsterkerk was spoedig een alom bekend bede-oord geworden. Tallooze geloovigen en pelgrims kwamen hier telken jare zich aan de bijzondere bescherming van den H. Bernardus aanbevelen en vonden er hulp, genezing, troost en bemoediging.' Van een bijzondere verering voor Bernardus zijn echter vóór de 19e eeuw, noch in het klooster Dalheim, noch in de Roermondse Munsterabdij meer sporen te vinden dan te verwachten zijn in een klooster van cisterciënzerinnen. Bij een inventarisatie van de kerk van de Munsterabdij door notaris Leonardus Dass op 18 en 19 juli 1644 blijkt dat er toentertijd bijvoorbeeld geen altaar aan de H. Bernardus was gewijd. Wel was er een beeld van Bernardus, waarvoor een witte mantel van taf, een zijden weefsel, beschikbaar was ('Een wytte taffta cappa voor St. Bernardt'), alsmede drie witte satijnen mijters, versierd met parels ('Drij wytte zattijne mijters met peerlen verciert voor St. Bernaert') en een krans van zilverleer ('Eenen crans van silveren leer voor St. Bernaert'). Ook was er mogelijk een reliekhouder voor een reliek van de vinger van Bernardus ('Den vynger van St. Bernardus op een vijercante silvere bloe(m)pken') . Bovendien hingen in het koor van de kerk maar liefst twintig schilderijen die het leven van Bernardus voorstelden ('Twintich schyllerijen vant leven St. Bernart hangen int choir'). Van een bijzondere cultus rond deze objecten zijn echter geen sporen gevonden. - In de kerk van het klooster Dalheim bevond zich wel een altaar ter ere van de H. Bernardus. Vermoedelijk heeft het beeld op dit altaar gestaan. In 1345 werd een priester vrijgesteld voor de bediening van dit altaar. Verder werd de feestdag van Bernardus in het klooster Dalheim, zoals gebruikelijk in de orde, als een rustdag gevierd. Bij de visitatie door abt Laurentius von Bever op 25 januari 1624 werd bepaald dat op de feestdag 'unseres hl. Vaters Bernardus' ook het dienstpersoneel van het klooster alle handenarbeid moest laten rusten. - Een verering van het beeld van de H. Bernardus door middel van een bedevaart kwam naar alle waarschijnlijkheid pas op gang na de overbrenging van het beeld naar Roermond in het begin van de 19e eeuw, waarvoor de eerste bewijzen dateren uit het midden van de 19e eeuw. Mogelijk werd ook rond deze tijd de H. Bernardus de tweede patroon - na Maria - van de Munsterkerk. De bedevaart zal toen wellicht mede zijn bevorderd in het kader van het verzet van de overwegend katholieke bevolking in het Duitse grensgebied tegen de godsdienstpolitiek van de Pruisische overheid. De pelgrims kwamen voornamelijk groepsgewijs vanuit Duitse dorpen. De bedevaart naar Bernardus heeft voordeel gehad van het feit dat zijn feestdag, 20 augustus, viel in het octaaf van het hoogfeest van Maria Tenhemelopneming, 15 augustus. De meeste Duitse pelgrims bezochten dan ook achtereenvolgens het Bernardusbeeld in de Munsterkerk en het Mariabeeld in de kapel In 't Zand buiten ⟶ Roermond. De Maas- en Roerbode, het clericaal-katholieke dagblad van Roermond, maakte op 23 augustus 1890 bijvoorbeeld expliciet melding van zo'n combinatiebedevaart vanuit Kempen: 'Heden middag arriveerde alhier in de O.L. Vr. Munsterkerk de schoone processie van Kempen (Duitschland) ter bedevaart naar den H. Bernardus om van daar naar de kapel O.L. Vr. in het Zand te gaan'. Bedevaarten vanuit Duitse dorpen, vooral vanuit die welke tot voormalig Guliks gebied behoorden, kwamen gedurende het octaaf van de feestdag van Bernardus. Het pelgrimsboekje uit 1876 vermeldt bedevaarten uit Boslar, Gladbach, Grefrath, Holzweiler, Kempen, Körznich, Lövenich, Meersch en Spiel. De pelgrims riepen daarbij vooral de voorspraak van Bernardus in tegen veeziekten, maar ook tegen menselijke kwalen als zenuwziekten, jicht, verlamming, vallende ziekte en oogziekten. - Op 29 maart 1857 kende paus Pius IX een volle aflaat toe aan alle gelovigen die op het feest van Bernardus of de zeven daaropvolgende dagen biechtten, de communie ontvingen en in de Munsterkerk baden ter intentie van de paus. Het octaaf werd om 16.00 uur geopend met een plechtig lof op de vooravond van de feestdag van Bernardus. Op de feestdag zelf waren er 's morgens missen om 5.30, 6.30, 8.00 en 10.00 uur. Op de octaafdagen waren er missen om 8.00 en 9.00 uur en lof om 16.00 uur. Na afloop van mis en lof konden relikwieën van Bernardus worden vereerd. Verder werden op de feestdag van Bernardus en op de zaterdag en zondag onder het octaaf ringen, rozenkransen, kruisjes en medailles gezegend worden. Bovendien was bij het portaal van de Munsterkerk water, ter ere van Bernardus gewijd, verkrijgbaar. - In de Maas- en Roerbode van 23 augustus 1856 werd er melding van gemaakt dat het in de stad 'ter gelegenheid van het op woensdag invallende St. Bernardsfeest, in de Munsterkerk gevierd, wemelde van pelgrims uit de duitsche omstreken hier gekomen'. In 1856 hield de bekende volkspredikant en redemptorist Bernard Hafkenscheid (1807-1865; ⟶ Wittem, O.L. Vrouw van Wittem) in Roermond 'eene duitsche predikatie, die op aller gemoederen diepen indruk maakte'. Op 22 augustus 1885 maakte de Maas- en Roerbode melding van het feit dat op 20 augustus van dat jaar de priester J. Güsgens, sinds 1880 pastoor te Eupen (B) en voordien leraar aan het Bisschoppelijk College te Roermond, voor de 25e keer de Duitstalige predikatie had verzorgd voor de pelgrims uit de grensstreek. Bij die gelegenheid werd hem door het kerkbestuur van de Munsterkerk een geschenk overhandigd, samen met de wens 'dat zijn eerwaarde nog tal van jaren duizenden door zijn eenvoudige, zalvende en boeiende welsprekendheid moge stichten gelijk hij het telken jare gedurende een kwart eeuw in de Munsterkerk op het feest van den H. Bernardus gedaan heeft'. - Om de bedevaart te bevorderen, ongetwijfeld mede met het oog op de bekostiging van Cuypers' restauratie van de Munsterkerk, werd in 1876 door de uitgever van de Maas- en Roerbode, de katholieke uitgeverij en drukkerij Romen te Roermond, een door dezelfde J. Güsgens samengesteld Duitstalig pelgrimsboekje uitgegeven. Het boekje verscheen korte tijd later eveneens in een Nederlandse bewerking door rector Ch. Creemers. Het boekje bevat een korte historische inleiding, uitvoerige overwegingen over het leven van Bernardus, verdeeld over de acht dagen van het octaaf, en enkele gebeden (litanie van Bernardus, gebed tot Bernardus, een 'oud pelgrims-lied ter eere van den H. Bernardus', dat echter niet specifiek Roermonds lijkt te zijn, en een gebed over het Heilig Kruis van paus Pius IX). Voor zover kon worden achterhaald werd in de Maas- en Roerbode van 21 augustus 1897 voor het laatst voor beide boekjes geadverteerd. Zij waren toen beide verkrijgbaar voor de prijs van 12 cent. In hetzelfde jaar 1876 verscheen bovendien bij Romen een Franstalig heldendicht in twaalf zangen ter ere van de H. Bernardus, geschreven door Jean Christoph Rijkers (1822-1889), priester-leraar en van 1863 tot 1881 directeur van het Bisschoppelijk College te Roermond. Het gedicht, opgedragen aan de Roermondse bisschop J.A. Paredis, bevat echter geen directe verwijzingen naar de Roermondse verering. De Roermondse onderwijzer Jacobus Waterreus (1824-1892) meldde in 1880 dat het beeld van Bernardus op zijn feestdag omgeven werd door bloemen en waslicht. 'Duizenden Duitschers zijn te Roermond om dien Heilige te vereeren, ringen te laten zegenen en zich te besproeien met water gewijd onder aanroeping van dien vriend Gods, wiens voorbede wordt verzocht om bevrijd te blijven van jichtziekte'. De Roermondse amateur-historicus J. Huijsmans vermeldt rond 1930 op grond van mondelinge overlevering dat 'nog tot voor een veertigtal jaren', dus ongeveer tot 1890, bij de Munsterkerk op de feestdag van Bernardus en tijdens het daaropvolgende octaaf een 'bedevaartkermis' gestaan zou hebben, waar 'wassen devotieartikelen en kaarsen' verkocht werden. - Met grote luister werd in 1891 in Roermond het (vermeende) achtste eeuwfeest van de geboorte van Bernardus van Clairvaux (vermoedelijk werd Bernardus in 1090 geboren) gevierd. Op de feestdag zelf werd, voorafgaand aan een plechtige hoogmis, door de Roermondse bisschop Franciscus Boermans in tegenwoordigheid van de pauselijke internuntius mgr. Aristide Rinaldini uit Den Haag het nieuwe beeld van Bernardus ingezegend, dat vervaardigd was door de Roermondse beeldhouwer Joseph Thissen. Ook tijdens de dagen van het octaaf, vooral op de zondag, bleef de toeloop van vooral Duitse pelgrims, vaak in groepen vergezeld van knapen, bruidjes en vaandels, groot. 'Sedert jaren is het aantal pelgrims zoo groot niet geweest', meldde de Maas- en Roerbode van 25 augustus 1891. - Huijsmans wekt in zijn beschrijving de indruk dat rond 1930 de Duitse bedevaart naar het Roermondse Bernardusbeeld geen grote omvang meer had. Mondelinge informatie maakt evenwel duidelijk dat de bedevaart zeker in het midden van de jaren dertig en waarschijnlijk tot het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog nog bestond. Nog steeds kwamen er toen groepen Duitse bedevaartgangers via Swalmen naar Roermond, met karren waarop de kinderen en ouderen vervoerd werden. Bij het naderen van de stad zongen zij een lied met de aanhef 'Sanctus Bernardus, wir kommen zu Dir'. - De Tweede Wereldoorlog heeft de bedevaart niet meer overleefd. Wel wordt momenteel in de O.L. Vrouwe Munsterkerk nog steeds op het feest van Bernardus, dat ook volgens de nieuwe liturgische kalender op 20 augustus gevierd wordt, 's morgens en 's avonds een gezongen heilige mis gecelebreerd. Bovendien worden voor het beeld van Bernardus nog regelmatig kaarsen gebrand. Ten slotte wordt het beeld meegevoerd in de jaarlijkse sacramentsprocessie van de Munsterkerk naar de kathedraal. |
|
Materiële cultuur |
- Behalve met het cultusbeeld is de H. Bernardus in de Munsterkerk ook op andere wijzen aanwezig: 1 op het Antwerpse passieretabel van ca. 1520 is bij gesloten toestand op de linkervleugel de lactatio van de H. Bernardus te zien: in een kerkinterieur knielt de heilige voor Maria met Kind en wordt door haar met moedermelk gevoed. Uit zijn mond komt een tekstband met de woorden 'Monstra te esse matrem' ('Toon dat gij moeder zijt'); 2 de lactatio wordt ook afgebeeld op zilveren missaalbeslag, rond 1750 vervaardigd door de Akense zilversmid Arnold Hubert Moeren (meester sinds 1747, overleden in 1796), waarschijnlijk in opdracht van een van de abdissen van de Munsterabdij; 3 een van de drie in 1876 door Petit en Fritsen te Aarle-Rixtel gegoten klokken van de Munsterkerk is naar Bernardus genoemd. De heilige is op de klok afgebeeld met op de rechterarm het kind Jezus en in de linkerhand een staf; 4 het derde van de zeven in 1953 door Gisèle van Waterschoot van der Gracht (1912 - 2013) gebrandschilderde glas-in-loodramen in de absis van de Munsterkerk toont de H. Bernardus met een boek onder de rechterarm, een staf, een hondje aan zijn voeten en een bijenkorf. Devotioneel drukwerk - Bedevaartboekjes: 1 J. Güsgens, St. Bernardsbüchlein, enthaltend eine kurze Lebensbeschreibung des Heiligen nebst Wallfahrtsgebeten, als Andenken an die Wallfahrt nach der Münsterkirche in Roermond, den andächtigen Verehrern des hl. Bernard (Roermond: J.J. Romen, 1876), van dit pelgrimsboekje is tot dusverre geen exemplaar teruggevonden; 2 Ch. Creemers & J. Güsgens, Handleiding voor den vereerder van den H. Bernardus, wiens feestdag plechtig gevierd wordt, den 20 augustus, in de Munsterkerk te Roermond (Roermond: J.J. Romen, 1876; impr. P. Russel, Roermond 2 oktober 1876; 60 p.), ex. in gemeentearchief Roermond en Religieus Museum Uden; 3 J. Rykers, Saint-Bernard, poème en XII chants (Roermond: J.J. Romen, 1876). - Bedevaartvaantjes: rechthoekige gekleurde steendruk met afbeeldingen van Bernardus en O.L. Vrouw in 't Zand en onder meer de tekst 'H. Bernardus bid voor ons' (21 x, 25 cm; Roermond: L. Leijendeckers, 1948; Museum Catharijneconvent), er bestaan varianten met wijzigingen (bijv. type G. Schreurs en een Duitse versie uit Kevelaer: Vorfeld & Jansen, zie onder Bronnen: Van der Linden (1988). |
|
Bronnen en literatuur |
Archivalia: Maastricht, Rijksarchief in Limburg: archief van het Hof van Gelder, port. 56 (inventaris Munsterkerk 1644). Roermond, gemeentearchief: parochiearchief Sint Christophorus 1797-1945, inv.nr. 491 (overdracht Dalheimer kruis). Literatuur: J. Waterreus, Godsdienstige gebruiken te Roermond (Roermond 1880) p. 8-9; Jan Kalf, De katholieke kerken in Nederland (Amsterdam: Van Holkema & Warendorf, 1906) p. 516-518; Franz Mayer, 'Die häuslichen und wirtschaftlichen Verhältnisse im ehemaligen Kloster Dalheim', in: Heimatkalender der Heinsberger Lande 5 (1929) p. 34-47; J. Huijsmans, Oud-Roermond. Roermondsche Heiligendevoties (Roermond: De Nieuwe Koerier, 1930) p. 4, 17-18; M.K.J. Smeets, De luister van het oude Munster (Roermond 1950); J. Belonje, 'Het adellijk stift Dalheim', in: De Limburgse Leeuw 6 (1957) p. 25-53; J.J.F.W. van Agt, 'Roermonds Munsterkerk voor en na Cuypers', in: Opus Musivum. Een bundel studies aangeboden aan Prof. Dr. M.D. Ozinga ter gelegenheid van zijn 70e verjaardag op 10 november 1962 (Assen: Van Gorcum, 1964) p. 85-113; J.G.F.M.G. Baron van Hövell tot Westerflier, 'Oud en nieuw om de Munsterkerk te Roermond', in: Libellus festivus. Een bundel historische opstellen aangeboden aan Joseph H.F.H. Linssen bij gelegenheid van zijn 70ste verjaardag op 6 november 1964 (Roermond: Instituut voor Genealogie en Streekgeschiedenis, 1964) p. 79-96; J.J.M. Timmers, De kunst van het Maasland dl. 1 (Assen: Van Gorcum/Prakke, 1971) p. 180-184; M.K.J. Smeets & W.E.S.L. Keyser-Schuurman, Inventaris van het archief van de Munsterabdij te Roermond 1220-1779 (Maastricht: Rijksarchief in Limburg, 1974); Hans-Peter Gohla, Het Dalheimer Kruis te Roermond. Herinnering aan een Duitse abdij in de Kathedraal van St. Christoffel te Roermond (Roermond ca. 1975); G.W.G. van Bree & H. Thomassen, De O.L. Vrouwe Munsterkerk te Roermond (Roermond, 1977) p. 29 en afb. 19; J.J.M. Timmers, De kunst van het Maasland, dl. 2. De Gotiek en de Renaissance (Assen: Van Gorcum, 1980) passim; G.H.A. Venner, 'Op het spoor van de "Meester van Elsloo"?', in: De Maasgouw 99 (1980) k. 4-9; F.P.J. Slenders & M.K.J. Smeets, Waar het koepeldragend Munster rijst. Historisch overzicht betreffende de Onze Lieve Vrouwe Munsterkerk (Roermond: Stg. Jong Roermond, 1984) p. 84-87; Peter Nissen, De akkoorden van het gemoed. Het literaire leven in Roermond in de negentiende eeuw (Roermond: Stg. Rura, 1986) p. 46-48 en 198-201; G.H.A. Venner, 'Nogmaals: Op het spoor van de "Meester van Elsloo"?', in: De Maasgouw 105 (1986) k. 86; B.C.M. van Hellenberg Hubar, 'Van monument in de marge tot symbolische architectuur. De Munsterkerk te Roermond als toetssteen der stijlkritiek', in: Bulletin van de Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond 87 (1988) p. 9-19; R. van der Linden, Mariabedevaartvaantjes. Verering van Onze-Lieve-Vrouw op 1175 vaantjes (Brugge: Tabor, 1988) p. 219-221; G. van Bree, B. Crombach & F. Slenders, Grote monumenten in Roermond: de Munsterkerk (Roermond: Stg. Limburg Natuurlijk, ca. 1995); A.J.C. van Leeuwen, De maakbaarheid van het verleden: P.J.H. Cuypers als restauratiearchitect, 1850-1918 (Zwolle: Waanders, 1995); P. Geuskens, 'Overplaatsing klooster van Ophoven naar Dalheim in de dertiende eeuw', in: Roerstreek 29 (1997) p. 73-77; P. Geuskens, 'De bezettingsgraad van het adellijk klooster Vallis Coeli te Dalheim vanaf 1533 tot 1802', in: De Maasgouw 118 (1999) p. 153-170; Hein van der Bruggen e.a. (red.), De Munsterabdij van Roermond (Zwolle: Books, 2020). Overige bronnen: KDC BiN-dossier Roermond-Bernardus. |
|
naar het KDC, voor aanvullingen en
commentaar. |