Rolduc, H. Lucia |
||
Cultusobject: | H. Lucia | Open Street Maps |
---|---|---|
Datum: | 13 december en zondag vóór 8 september | |
Periode: | Eerste helft 17e eeuw - 1794 | |
Religieuze context: | Christelijk | |
Locatie: | Crypte van de Mariaboodschap van de voormalige augustijner abdij | |
Adres: | Heijendahllaan 82, 6464 EP Kerkrade | |
Gemeente: | Kerkrade | |
Provincie: | Limburg | |
Bisdom: | Roermond | |
Samenvatting: | De cultus van St. Lucia heeft waarschijnlijk zijn ontstaan te danken aan het feit dat vanaf 1108 het feest van de kerkwijding op haar feestdag werd gevierd. Lucia gold in deze streken als patrones tegen buikloop of dysenterie. Toen deze ziekte in de 17e en 18e eeuw op veel plaatsen epidemische vormen aannam, trok men vanuit de verre omgeving ter bedevaart naar Kloosterrade of Rolduc. Met de opheffing van de abdij in 1796 is de reliek van de H. Lucia verdwenen en daarmee ook de verering. In 1999 werd het Luciafeest voor het eerst sinds die tijd weer gevierd. | |
Auteur: | Louis Augustus | |
Illustraties: | ||
Topografie |
- Kloosterrade was tot aan de opheffing in 1796 een abdij van reguliere kanunniken van de H. Augustinus, gelegen aan de oostgrens van het oude bisdom Luik. In 1104 vestigde Ailbertus, een kanunnik uit het kapittel van Doornik aan de Schelde, hier samen met twee broers een eremitische gemeenschap. Toen steeds meer mannen en vrouwen zich bij hem aansloten, werd besloten een stenen kerkgebouw op te richten. In 1107 begon men met de bouw van de onderkerk, een crypte in romaanse stijl. Deze werd op 13 december 1108 - de feestdag van St. Lucia - gewijd ter ere van de Maagd Maria en de aartsengel Gabriël (Maria Boodschap). - Aan de kloosterkerk werd in fasen verder gebouwd; voltooid werd ze pas kort na 1200. Op 22 november 1209 werd zij geconsacreerd en onder het patrocinium van Maria Boodschap gesteld. Deze titel werd verbonden aan het hoofdaltaar van de bovenkerk. Het altaar in de crypte kreeg toen zeer waarschijnlijk St. Lucia als titelheilige. In een document uit 1361 is sprake van een nieuwe jaarlijkse rente ten behoeve van de beneficiant van het 'sent Luciën elters [altaar] der heyliger jonfrauwen, dy binnen der kroigt in demselven goitzhuys steit'. - In 1744 kende de abdij een aantal uitbreidingen, die mede dankzij de gaven van de pelgrims mogelijk waren gemaakt (zie bij Verering). - In 1796 moesten de kanunniken definitief hun abdij verlaten. In 1830 kwam het geplunderde abdijcomplex met kerk onder het bisdom Luik, dat er een kleinseminarie in vestigde. In 1843 kocht apostolisch-vicaris Paredis Rolduc van het bisdom Luik om er een bisschoppelijk college in te vestigen, dat later werd uitgebreid met een HBS, een handelsschool en een normaalschool. Aangezien de tweejarige cursus 'Filosofie' te Rolduc werd gegeven, werd Rolduc beschouwd als kleinseminarie. Pas in 1946 werd Rolduc een exclusief kleinseminarie, waar alleen jongens die priesterroeping hadden mochten studeren. Bij gebrek aan belangstelling ging dit kleinseminarie eind jaren zestig ter ziele. Sedert 1974 staan de kerk en een deel van de gebouwen in dienst van het grootseminarie van het bisdom Roermond. Het grootste deel van het abdijcomplex is in gebruik als congrescentrum, gymnasium, restauratieatelier en bloemisterij. - P. Cuypers heeft bij de restauratie van de crypte in het midden van de 19e eeuw het Lucia-altaar en de rococo-versiering verwijderd en de crypte in de oude romaanse stijl hersteld. De krocht herkreeg toen zijn klaverbladvorm. |
|
Cultusobject |
- Zie voor St. Lucia ⟶ Beek. - Door bemiddeling van een Keulse burger, Wilhelm Friessem, verwierf de abdij in de 17e eeuw een reliek van de H. Lucia, een stukje van de schedel ter lengte van een vinger. Deze reliek werd in een houder gevat die werd geplaatst op het centrale altaar in de crypte. De reliek van Lucia schijnt na de opheffing van de abdij (1796) terecht te zijn gekomen bij een particulier, die ze naar een kapel te Kohlscheid (D) bracht. Deze reliek is, bij de oprichting ervan in 1838, overgebracht naar de parochiekerk van Kohlscheid-Herzogenrath. Op 13 mei 1678 verklaarde de abt, Petrus van der Steegh, dat er ooit een stukje van de relikwie was afgenomen en vervolgens geschonken aan de Engelse politieke vluchteling en Leuvense professor Thomas Stapleton. Deze schenking moet ongeveer 100 jaar eerder zijn gebeurd, omdat Stapleton in 1598 is gestorven. - In 1670 liet de abdij een levensgroot zilveren borstbeeld van Lucia vervaardigen door Leonard Graff, goudsmid te Aken, die daarvoor 14 à 15 pond zilver moest gebruiken. Dit beeld, dat was gemaakt naar een ouder, houten model, is later verdwenen. - In de sacristie van de abdijkerk bevonden zich in 1999 nog twee Luciarelieken. Een reliek maakt deel uit van een laat 18e-eeuwse classicistische reliekenkast met kruisbeeld. In de voet van deze kast zijn drie ovale theca's (4 x 2,5 cm) geplaatst, waarvan de middelste een botreliek van Lucia bevat. Het bijschrift luidt: 'S. Luciae Virg. Mart.' De andere botreliek van Lucia is in 1900 door de Rolducse priester-docent M. Hermans geschonken. De reliek is gevat in een ronde theca (ø 3,5 cm). Het bijschrift luidt: 'ex ossibus S. Lucia VM'; hij werd in 1900 door professor M. Hermans geschonken. - De St. Lambertuskerk te Kerkrade ontving in 1907 uit Rome Luciarelikwieën ('particulas ex ossibus'). In 1908 gaf pastoor-deken Deutz van Kerkrade de Akense goudsmid P. Calles de opdracht een houder voor deze relieken te laten maken. Onder de voet van de houder is het opschrift aangebracht: 'qUIntIs LUstrIs CUrae feLICIter aCtIs hoC MUnUs sanCtae LUCIae LaetUs eXsoLVI + J. Deutz par +' ('na vijf lustra gelukkig in de zielzorg te hebben gewerkt ben ik blij dat ik dit geschenk voor de heilige Lucia heb bekostigd, J. Deutz pastoor'). Het chronogram vormt het jaartal 1908. Deze houder was in 1999 nog aanwezig. |
|
Verering |
- Duidelijke tekenen van een verering van Lucia, ook van buiten de abdij, dateren uit de eerste helft van de 17e eeuw. Zo werd in 1635 een individuele bedevaart vanuit Hoensbroek geregistreerd. In 1647 werd Lucia's altaar in de crypte geheel vernieuwd in barokstijl; op 6 september van datzelfde jaar werd het door de wijbisschop van Luik geconsacreerd. De jaarlijkse viering van deze altaarconsecratie werd vastgesteld op de feestdag van Lucia, 13 december. In 1677 verzocht de abt aan de Luikse bisschop om de wijding van het Lucia-altaar in september te mogen vieren, want op 13 december werd de bedevaart vaak belemmerd door het winterweer. Het 'anniversarium' werd verplaatst naar de zondag voor 8 september en aangeduid als 'commemoratio sanctae Luciae'. Voortaan kwamen zowel op de oude als op de nieuwe feestdag veel pelgrims om Lucia te eren. - Omstreeks 1675 werd een Luciabroederschap opgericht, in de pauselijke brief van 12 juni 1677 omschreven als 'una pia et devota utriusque sexus christifidelium confraternitas' ('een vrome broederschap van christengelovigen van beiderlei kunne'), met als doelstelling dat de leden zoveel mogelijk werken van vroomheid en liefdadigheid zouden beoefenen. Een volle aflaat was te verdienen op de dag van de inschrijving in de broederschap en jaarlijks op het feest van Lucia. Verder werd een aflaat verleend van 60 dagen voor het verrichten van allerlei goede werken en het meelopen bij een begrafenisstoet of een processie. De broederschap mocht zelf nog vier dagen in het jaar bepalen waarop een aflaat van zeven jaar en zeven maal 40 dagen kon worden verdiend: zondag Quinquagesima, eerste Pinksterdag, de feestdag van St. Anna en de commemoratio van St. Lucia. - Uit de offers van de pelgrims kon een groot deel betaald worden van de bouw (tussen 1671 en 1678) van het nieuwe abtshuis, het gastenverblijf en de vernieuwde torenspits. De giften waren in die jaren talrijk en hoog, omdat er toen vaak dysenterie heerste, waartegen Lucia als beschermheilige gold. - In september 1686 kwamen vanuit het land van Gulik waar op veel plaatsen dysenterie was uitgebroken, diverse bidprocessies onder leiding van geestelijken om de H. Lucia te vragen om haar voorspraak. De meeste deelnemers gingen te biecht, maar de abt en andere Rolducse biechtvaders weigerden aan velen de absolutie wegens een ontoelaatbare onwetendheid van de mysteries van het geloof en een gebrek aan inkeer. Aan wie de absolutie niet kreeg, werd ook niet toegestaan om te communiceren. Door deze - volgens anderen overdreven - strengheid kwam de abdij onder verdenking van jansenisme te staan. Toen de abt, Joannes Bock, in 1696 zelfs het Mariabeeld van het hoofdaltaar van de kerk liet vervangen door een tabernakel met het Allerheiligste, bleven het tumult en de verontwaardiging tegen zijn persoon groeien. De situatie werd minder gespannen toen Bock aan de ene zijde van het altaar het beeld van Maria en aan de andere zijde het beeld van Lucia liet plaatsen. - Omstreeks 1740 werd, om de devotie tot de H. Lucia nieuw leven in te blazen, het interieur van de crypte verfraaid door het aanbrengen van sierlijk stucwerk in rococostijl. In de gesloten westbouw van de abdijkerk werden twee grote deuren aangebracht om het betreden en verlaten van de kerk door grote groepen pelgrims te vergemakkelijken. Op zondag 6 september 1744 waren zij in groten getale aanwezig. - De plaatsen van waaruit men in processie naar Kloosterrade toog, lagen in de jaren 1740 tot 1771 binnen een straal van 20 km van de abdij, in het tegenwoordige Nederlandse en Duitse gebied. Wanneer er buikloop of dysenterie heerste - zoals in 1741 en 1746, maar vooral in 1747 - was het bedevaartbezoek extra groot, ook in andere maanden dan september en december. In twee dagboeken die in de jaren 1740-1747 en 1769-1771 zijn bijgehouden door prior Joannes Goswinus Fabritius, worden 26 plaatsen genoemd vanwaaruit bid- en boetetochten werden ondernomen naar Kloosterrade: Afden (Herzogenrath) 25 september 1747; Aldenhoven 10 oktober 1741, 4 september 1746, 3 september 1747; Boscheln (Übach-Palenberg) 10 oktober 1741; Eschweiler 24 september 1747; Frelenberg (bij Übach-Palenberg) 10 september 1769; Gressenich (bij Stolberg) 2/ oktober 1746, 8 oktober 1747, 1750; Heerlen 14 en 19 september 1747; Hehlrath (bij Eschweiler) 28 oktober 1741, 29 september 1747; Hoensbroek 16 oktober 1741, 19 september 1747; Höngen (bij Alsdorf) 19 september 1747; Jolgenich (?) 11 oktober 1747; Kerkrade 4 februari 1746, 22 september 1747; Lamersdorf (bij Eschweiler) 11 september 1747; Laurenzberg (bij Aldenhoven) 17 september 1747; Lohn (bij Aldenhoven) 11 oktober 1747; Nuth 16 oktober 1741; Oidtweiler (bij Alsdorf) 7 februari 1746; Schaesberg 14 februari 1746; Schevenhütte (bij Stolberg) 8 oktober 1747, 1750; Schimmert 21 september 1747; Schinnen 25 september 1747; Schleiden (bij Aldenhoven) 10 oktober 1741, 4 september 1746, 3 september 1747; Vicht (bij Stolberg) 2/3 oktober 1746, 1750, 20 oktober 1754, 28 oktober 1761; Weisweiler (bij Eschweiler) 9 oktober 1747; Würselen 1 november 1747; Zweifall (bij Stolberg) 28 oktober 1761. De bedevaarten werden georganiseerd vanuit de parochies, afzonderlijk of in samenwerking, terwijl geestelijken de pelgrims begeleidden. Zo sloten zich bij de processie uit Hoensbroek en Nuth in oktober 1741 ook pelgrims uit andere parochies aan, zodat uiteindelijk een stoet van meer dan 1000 mensen ontstond. Overigens werden niet alle processies in bovenstaand overzicht ondernomen vanwege dysenterie. De processies in februari 1746 (uit Kerkrade, Oidtweiler en Schaesberg) bijvoorbeeld werden ondernomen nadat de veepest was uitgebroken. - Op de 13e december - een reguliere bedevaartdag - werden de aanwezige buurtpastoors gewoonlijk aan tafel genodigd. Zowel bij aankomst als vertrek van de processiegangers werd de zegen met het Allerheiligste gegeven. De pelgrims spraken hun biecht en woonden de mis bij; een kanunnik preekte of gaf catechismus-onderricht. Soms werd door de groep een grote kaars van 10 à 14 pond meegebracht. - De populariteit die Lucia gedurende de 18e eeuw in de wijde regio had als patrones tegen de dysenterie, blijkt ook uit de vermelding van Kloosterrade in de boekjes van de Akense heiligdomsvaart van 1776, waarin de voornaamste relikwieën van de stadskerken en andere nabije heiligdommen zijn beschreven: 'eenige Reliquien van de H. Syracusaensche Maeght en Martelaresse Lucia [...], haeren Feestdagh wordt aendaghtigh voor den Loop geviert ende met Processien besocht'. Ook de gids uit 1783 raadt Akenpelgrims aan een statie te doen bij St. Lucia in Rolduc. - Bij de komst van de Franse legers in 1794 vluchtten de kanunniken over de Rijn waarbij zij een groot deel van hun bezittingen met zich meevoerden. In maart 1796 mochten zij de abdij weer betrekken, maar op 15 december moesten zij het klooster definitief verlaten en kwam er een einde aan de bedevaartpraxis. - Ofschoon de bedevaarten na 1830 niet werden hervat, raakte Lucia in Rolduc niet geheel in de vergetelheid. Louis Tijssen (⟶ Sittard) en andere priester-docenten van Rolduc maakten in de jaren tachtig en negentig van de 19e eeuw voor de gedachtenisprentjes van hun priesterwijding of -jubileum gebruik van een chromolithografie, die de crypte toont met afbeeldingen van heiligen die een bijzondere band met Rolduc hadden: Gerlachus, Norbertus, Daphne en Lucia. De plaatsing van een Luciaraam en het aanbrengen van de schildering op het gewelf zijn eveneens indicaties voor (hernieuwde?) belangstelling voor de Syracusaanse heilige op het einde van de 19e eeuw. - In 1907 probeerde Jos. Deutz, pastoor-deken van Kerkrade, de verering van de H. Lucia tevergeefs weer tot leven te brengen. Hij was van 1855 tot 1883 leraar geweest aan het internaat Rolduc, gevestigd in de oude abdij Kloosterrade. Vanuit Rome had Deutz in augustus 1907 een relikwie van Lucia ontvangen.Volgens het bijgevoegde attest mocht de relikwie ook voor publieke verering worden gebruikt. Dat bevestigde de bisschop nog eens op 14 oktober van dat jaar. Na ruim 100 jaar werd er weer een bedevaart uitgeschreven op vrijdag 18 december, toen niet meer naar Rolduc, maar naar de parochiekerk van St. Lambertus te Kerkrade. Ondanks het slechte weer was de kerk - volgens een bericht in de Limburger Koerier van 19 december 1909 - 'opgepropt vol'. Honderden gingen de Luciareliek vereren. Het jaar daarop overleed deken Deutz op 77-jarige leeftijd (18 november 1908), kort nadat hij door de Akense goudsmid P. Calles een reliekhouder had laten maken (zie bij Cultusobject). Met deken Deutz ging ook het bedevaartidee ter ziele. - Aan het einde van de 20e eeuw, op 13 december 1999, werd op initiatief van rector J. Vries van Rolduc vanwege de 'oude Luciatraditie' haar feest voor het eerst weer met een speciale mis gevierd. Het ligt in de bedoeling het feest jaarlijks weer te gaan vieren. |
|
Materiële cultuur |
- Afbeeldingen: 1 Een 18e-eeuws schilderij van Lucia (doek 74 x 56 cm) wordt nog te Rolduc bewaard; 2 in de crypte bevindt zich een neogotisch raam met twee voorstellingen uit het leven van de H. Lucia. De afbeeldingen tonen de voorgeleiding van Lucia voor de rechter en haar opname in de hemel. De ramen werden circa 1898 geplaatst ter ere van het 50-jarig priesterjubileum van de Rolducse priester-docent B.A. Pothast; 3 in de noordconcha van het priesterkoor bevindt zich een gewelfschildering van St. Lucia uit het einde van de 19e eeuw, van de hand van de Akense kerkschilder M. Goebbels. Lucia draagt een kroon. In haar rechterhand houdt zij een boek waarop twee ogen liggen. In haar linkerhand houdt zij een zwaard vast; 4 in de westgevel van de abdijkerk staat een natuurstenen beeld van Lucia omgeven door vlammen. Het beeld werd in de jaren tachtig van de 20e eeuw geplaatst. Devotioneel drukwerk - Prentje: in 1758 werd een devotieprentje (14 x 8,5 cm, dubbelgevouwen) gedrukt met op de voorgrond Lucia met palmtak en zwaard door haar hals; boven haar een engeltje met de martelaarkrans, achter haar het abdijgebouw van 'Klosterrath' (links) en het kasteel van 'Hertzogenrath' (rechts); van verschillende kanten komen processies op Rolduc af om Lucia te eren. Voorts bevat deze druk een gebed en een opsomming (volgens de bepaling in 1677) van de aflaten die men kan verdienen na toetreding tot de broederschap (Aken: J.M.F. Muller, Buchdr.; aanw. in archief abdij Kloosterrade). |
|
Bronnen en literatuur |
Archivalia: Maastricht, Rijksarchief: archieven der abdij Kloosterrade, inv.nrs. 736, 737, 739, 740, 743, 747, 812, 1190, 1196-1198; Collectie Goossens, inv.nr. 133. Kerkrade, parochiearchief St. Lambertus. Literatuur: De nieuwe geopende Schat-camer, op den 10. Julius 1783 ... tot Aken (Aken: W. Houben, 1783) p. 50-51; R. Corten & A.H.M. Ruyten, Rolduc in woord en beeld. Geschiedenis der abdij en der onderwijs-inrichting (Utrecht: St.-Gregoriushuis, 1902) p. 62-64; 'Bedevaart naar Kerkrade', in: Limburger Koerier, 12 december 1907; 'H. Luciavereering', in: Limburger Koerier, 19 december 1907; J. van Gils, 'St. Lucia te Rolduc', in: Rolducs Jaarboek 19 (1939) p. 155; Michael Schoengen, Monasticon Batavum, dl. 2 (Amsterdam: Noord-Hollandsche Uitgevers Maatschappij, 1941) p. 161-163; P.C. Boeren, Heiligdomsvaart Maastricht. Schets van de geschiedenis der heiligdomsvaarten en andere jubelvaarten (Maastricht: Ernest van Aelst, 1962) p. 145; J.M. van de Venne, J.Th.H. de Win & P.A.H.M. Peeters, Geschiedenis van Hoensbroek (Hoensbroek: Gemeentebestuur, 1967) p. 97, vermelding van bedevaart in 1635; D.P.J. Wynands, Geschichte der Wallfahrten im Bistum Aachen (Aachen: Einhard Verlag, 1986) p. 158-159; D. Wynands, Vicht - Beiträge zur Heimatgeschichte, dl 1. Geschichte der katholischen Pfarrgemeinde St. Johann (Vicht 1988) p. 46-47; L. Augustus, 'De abdij Kloosterrade als bedevaartsoord van de heilige Lucia', in: Munire ecclesiam. Opstellen over 'gewone gelovigen', aangeboden aan prof. dr. W.A.J. Munier ss.cc. bij zijn zeventigste verjaardag (Maastricht: LGOG, 1990) p. 212-221; H. Deutz, 'Gestalt- und Funktionswandel der Abteikirche in Klosterrath in nachmittelalterlicher Zeit', in: Publications S.H.A. Limbourg 127 (1991) p. 62-65; Marc Wingens, Over de grens. De bedevaart van katholieke Nederlanders in de zeventiende en achttiende eeuw (Nijmegen: Sun, 1994) p. 55; A.J.C. van Leeuwen, De maakbaarheid van het verleden. P.J.H. Cuypers als restauratiearchitect 1850-1918 (Zwolle: Waanders, 1995); K. Hardering, Die Abteikirche von Klosterrath. Baugeschichte und Bedeutung (Utrecht: Clavis, 1998); Antoine Jacobs, Louis Tijssen (1865-1929). Biografie van een Limburgse zielzorger (proefschrift te verschijnen in 2000). Overige bronnen: KDC BiN-dossier Rolduc. Mondelinge informatie in 1999 van mgr. dr. J. Vries, rector van het groot-seminarie Rolduc. |
|
naar het KDC, voor aanvullingen en
commentaar. |