Schiedam, O.L. Vrouw, Maria van Schiedam |
||
Cultusobject: | O.L. Vrouw, Maria van Schiedam | Open Street Maps |
---|---|---|
Datum: | 8 september | |
Periode: | Ca. 1380 - 1572 | |
Religieuze context: | Christelijk | |
Locatie: | Parochiekerk van St. Jan de Doper (thans N.H.) | |
Adres: | Lange Kerkstraat, Schiedam | |
Gemeente: | Schiedam | |
Provincie: | Zuid-Holland | |
Bisdom: | Rotterdam | |
Samenvatting: | Volgens de legende gaf Maria zelf met een teken aan dat een beeld, dat haar voorstelde, in de kerk van Schiedam moest worden vereerd. Naar aanleiding van dit wonderteken ontstond al snel een nieuwe Mariacultus en werd een Lievevrouwegilde opgericht. Het Mariabeeld is vooral bekend uit het levensverhaal van Liduina. Dankzij de vermaardheid van haar visioenen, waarin Maria en haar beeld een belangrijke rol speelden, trokken pelgrims uit de hele Nederlanden naar de St. Janskerk. In 1572 is het beeld verloren gegaan en kwam er een abrupt einde aan de cultus. Zie ook ⟶ Schiedam, Liduina. | |
Auteur: | Charles Caspers | |
Illustraties: | ||
Topografie |
- Het ontstaan van Schiedam gaat terug tot circa 1250 toen een dam - de locatie die heden nog de Dam heet - werd aangelegd in de Schie om zowel de scheepvaart als de waterstand beter te kunnen reguleren. Op 5 december 1262 had Henricus, bisschop van Utrecht, toestemming gegeven om in Schiedam een parochiekerk te bouwen. De nieuwe, houten kerk werd geconsacreerd op 17 juni 1271 en gewijd aan Maria, Maria Magdalena en Alle Heiligen. Reeds voor 1285 werd de kerk onder het patronaat gesteld van de norbertijner proosdij Koningsveld bij Delft. - Vanwege de voorspoed en de daaraan gepaarde bevolkingsgroei werd circa 1335 de houten kerk afgebroken om vervangen te worden door een grotere parochiekerk die gewijd was aan St. Jan de Doper. Vanaf circa 1350 keerde echter de stedelijke voorspoed, hetgeen zijn weerslag had op de kerkbouw: de St. Janskerk zou pas op 24 juni 1425 door bisschop Zweder van Kuilenburg worden gewijd. - De aan de Markt gelegen St. Janskerk is een zogenaamde hallenkerk (48 x 24 meter), bestaande uit drie beuken van gelijke hoogte. De toren (hoogte met spits ca. 54 meter) bezat in het verleden een hogere en rankere spits. Ofschoon de kerk in 1428 bij een stadsbrand zou zijn verwoest, was het niet nodig om een nieuwe kerk te bouwen maar kon het kerkgebouw nog datzelfde jaar hersteld worden. In 1572 ging de kerk over naar de reformatie. De huidige Grote Kerk (N.H. gemeente) heeft tussen 1948 en 1953 een ingrijpende restauratie ondergaan. |
|
Cultusobject |
- Het object van verering was een houten Mariabeeld. Toen het beeld in de in aanbouw zijnde kerk werd geplaatst was het nieuw: het werd gekocht van een beeldhouwer die aanvankelijk de intentie had om het in Antwerpen te verkopen (zie onder Verering). In een incunabel (1498) en postincunabel (1505) die de Middelnederlandse 'vita' van Liduina bevatten, komt een houtgravure voor waarop het beeld tweemaal is afgebeeld. Op de voorgrond staat het beeld op een boot, op de achtergrond staat het op een altaar in de kerk. Voor het altaar knielt een meisje, Liduina, dat met haar linkerhand een groetende beweging maakt naar het beeld en in haar rechterhand een etenspan draagt. Afgaande op deze afbeelding gaat het dus om een staand beeld, ongeveer half zo groot als een mens. Maria houdt haar kind, dat met de rug tegen haar rechter bovenarm steunt, met twee handen vast. - Het beeld was geplaatst op een altaar in de noorder zijbeuk van de kerk. Waarschijnlijk is het in de loop van de tijd, eveneens in de noorder zijbeuk, op een hogere plaats bevestigd: in november 1428 had althans de biechtvader van Liduina een ladder nodig om het beeld, dat hoog tegen de muur stond, te kronen met een bloemenkrans. De afbeelding geeft dus de opstelling weer uit de 14e eeuw, die (waarschijnlijk) niet meer actueel was in de tijd toen de gravure werd vervaardigd. - In 1572 is het beeld vernield. |
|
Verering |
- Volgens de laatmiddeleeuwse legende, die verhaald wordt in de vitae van Liduina van Schiedam, werd Schiedam enige tijd voor 1380 (het geboortejaar van Liduina) aangedaan door een beeldhouwer die een houten Mariabeeld met zich voerde. Nadat de man zich had ingescheept om naar Antwerpen af te varen, bleek het schip zich, ook na verschillende krachtsinspanningen, niet meer te kunnen verplaatsen. Toen ook het beeld, dat voorheen gemakkelijk door een persoon kon worden opgetild, niet meer kon worden verplaatst, werd de situatie beschouwd als een aanwijzing dat O.L. Vrouw wilde dat haar beeld een plek zou krijgen in de kerk van Schiedam. Hierop kochten de kerkmeesters van de St. Janskerk voor een lage prijs het beeld dat zich ditmaal wel liet meevoeren om kort daarna een ereplaats te krijgen in de kerk. - Al snel na de installatie verenigden - aldus nog steeds de vitae van Liduina - zich mannen en vrouwen in een nieuwe broederschap ter ere van het genadebeeld van Maria, het 'Lievevrouwegilde'. Er ontstond een intensieve cultus, met onder meer (in ieder geval in de 15e eeuw) een dagelijks lof ter ere van Maria. - Niet meer bekend is of ook een speciale feestdag onderdeel van de cultus is geweest. Wel had Schiedam reeds vanaf 1270 een jaarmarkt die twee of drie dagen na 8 september (Maria Geboorte) begon en acht dagen duurde. Mogelijk werd vooral op deze Mariafeestdag en tijdens het daaropvolgende octaaf bijzondere hulde aan het beeld gebracht. - Echt vermaard buiten Schiedam werd het beeld dankzij de rol die het vervulde in de genoemde vitae van Liduina die reeds in de 15e eeuw een grote verspreiding kenden, zowel in het Middelnederlands als in het Latijn (met bekende auteurs zoals Joannes Brugman en Thomas à Kempis). Zo wordt in haar levensverhaal onder meer vermeld dat Liduina als jong meisje (vanaf haar zevende of achtste levensjaar) in de kerk bij het beeld placht te bidden. Toen haar moeder klaagde over de tijd die Liduina in de kerk doorbracht, antwoordde Liduina dat het beeld naar haar gelachen had. Later, op haar ziekbed, ontving Liduina verschillende keren een visioen waarin het beeld voorkwam. Op 28 november 1428 zou zij in een visioen een kroon of bloemenkrans van Maria hebben ontvangen die korte tijd later door haar biechtvader bij het beeld in de kerk werd opgezet om terstond weer te worden weggenomen door een engel. Enkele maanden eerder, op 18 juli 1428, toen Schiedam en de St. Janskerk door een grote brand werden geteisterd, werd het beeld tot Liduina's vreugde in veiligheid gebracht in de kamer waar ook haar ziekbed stond, om daar te blijven tot de kerk voldoende hersteld was. - Volgens een 17e-eeuwse marioloog, Guillelmus Gumppenberg, droegen de visioenen, vooral dat waarin de bloemenkrans voorkomt, ertoe bij dat het beeld daarna in nog hoger eer werd gehouden in Holland en de Nederlanden. Mogelijk kende de Mariacultus in Schiedam dus al een intensivering vanaf 1428, vijf jaar voor de dood van Liduina. Vanaf 1433 en vooral vanaf 1434, toen naast de kerk een grafkapel van Liduina werd gebouwd, nam de pelgrimage naar de St. Janskerk nog verder toe. De meeste bedevaartgangers kwamen echter op de eerste plaats om de voorspraak van Liduina af te smeken: voortaan stond de verering van 'Maria van Schiedam' in de schaduw van die van de 'Maagd van Schiedam'. - Aan de verering kwam een abrupt einde toen Schiedam in 1572 door de geuzen werd ingenomen waarbij de kerken en kloosters grondig werden gebeeldstormd. Zelfs indien het beeld aan deze destructie zou zijn ontkomen, dan zou het uit de kerk zijn verwijderd na de inwilliging door Willem van Oranje van een verzoek (ingediend op 9 december 1572) van de gedeputeerden van de gereformeerde religie om alle beelden, altaren en dergelijke meer uit de St. Janskerk te ruimen. - Op 21 december 1942 keurde de bisschop van Haarlem de statuten goed van een nieuw O.L. Vrouwegilde. Dit gilde, waarvan een van de bestuursleden, P. Groenendaal, de stuwende kracht was, stelde zich tot doel de oude devotie in eer te herstellen. In een daarvoor ingerichte kapel in de r.k. St. Janskerk (Havenkerk) werd een houten Mariabeeld geplaatst dat enige gelijkenis vertoont met het oude, verloren gegane beeld. Bidprentjes werden verspreid, en als een bijzondere feestdag werd 18 november gepropageerd, de dag waarop Maria aan Liduina de bloemenkrans zou hebben gegeven. Na de sluiting van de St. Janskerk aan de Haven (ca. 1965) werd het beeld overgebracht naar de kerk van de H. Liduina en O.L. Vrouw Rozenkrans, waar het van een deel van de parochianen bijzondere verering krijgt op de eerste zondag van oktober. Deze cultus heeft van begin af aan alleen een plaatselijk karakter gehad. |
|
Materiële cultuur |
- 1 Na 1942 verscheen een devotieprentje met een foto van een Mariabeeld met kind en de tekst 'Onze Lieve Vrouw van Schiedam bid voor ons!'. Het geeft niet het oorspronkelijke beeld weer dat immers vernietigd is, maar iconografisch stemt het wel min of meer overeen. Op de achterzijde is een gebed afgedrukt waaraan 100 dagen aflaat zijn verbonden; 5,5 x 10,5 cm; een exemplaar wordt bewaard in het Breda's Museum; 2 omstreeks 1950 verscheen een tweede devotieprentje met aflaatgebed, waarop een ingekleurde tekening te zien is van de aankomst per boot van het beeld van O.L. Vrouw in Schiedam, met rechts in de bovenhoek St. Liduina voor het beeld in de St. Janskerk en linksboven een processie die de voormalige, gesloopte Liduinakerk (Frankelandsekerk) betreedt. |
|
Bronnen en literatuur |
Archivalia: Vrijwel alle informatie over de verering van 'Maria van Schiedam', is afkomstig uit de vitae van Liduina, ⟶ Schiedam, Liduina. Tekstedities: K. Heeringa, Rechtsbronnen der stad Schiedam ('s-Gravenhage: M. Nijhoff, 1904) p. 3, toestemming om een nieuwe kerk te bouwen, 1262. Literatuur: Joannes Brugman, Vita S. Lydwinae (Schiedam 1498) een van de houtsneden toont het Mariabeeld in de kerk en op het altaar (Utrecht, Universiteitsbibliotheek, Collectie Thomaasse, rariora 5/69); G. Gumppenberg, Marianischer Atlas, von Anfang und Ursprung zwölffhundert wunderthätiger Maria-Bilder, dl. 1 (München: Johann Hermann von Gelder, 1673) p. 326-328; G.A. Meijer, 'Kerkelijk Schiedam vóór de Hervorming', in: Bijdragen voor de geschiedenis van het bisdom van Haarlem 21 (1896) p. 1-43; W. Brouwer, De geschiedenis van Schiedam (Schiedam: G. Odé, 1897); J.A.F. Kronenburg, Maria's heerlijkheid in Nederland, dl. 4 (Amsterdam: F.H.J. Bekker, 1906) p. 143, toestemming jaarmarkt, 1270; dl. 5 (1907) p. 167-169, over het visioen in 1428; dl. 6 (1909) p. 223-227, 'Onze Lieve Vrouw van Schiedam'; C. R. Vermaas, Kroniek der stad Schiedam ('s-Gravenhage: 'De Archivaris', 1937); P. Groenendaal, Onze Lieve Vrouw van Schiedam en het Onze Lieve Vrouwe Gilde ([Schiedam] 1943; typoscript); M.C. Sigal, De drie Maassteden. Schiedam, Vlaardingen, Maassluis (Amsterdam: Allert de Lange, 1948); Ludo Jongen en Cees Schotel, Het leven van Liedewij, de maagd van Schiedam. De Middelnederlandse tekst naar de bewaarde bronnen uitgegeven, vertaald en van commentaar voorzien (Schiedam: fonds Hist. Publicaties, 1989) p. 22, weergave van de houtgravure. Overige bronnen: KDC BiN-dossier Schiedam-O.L. Vrouw; Meertens Instituut volkskundige vragenlijst 64b (1993). |
|
naar het KDC, voor aanvullingen en
commentaar. |