Verering
|
- Aan de basis van de verering van het H. Sacrament in Stiphout ligt de legende van de wonderbare redding van de hosties uit de brandende kerk. In het begin van de zomer van 1342 raakte de kerk van Stiphout tijdens een onweer in brand tengevolge van blikseminslag. Jan Baloys, een boer die op het land werkte, zag dit, liep naar de brandende kerk en wist, daartoe aangespoord door pastoor Jan Hocaerts, die zelf niet durfde, twee reeds geconsacreerde hosties te redden. De pastoor en de omstanders zagen hoe het vuur zich splitste om plaats te maken voor de boer. - Vrij snel na de wonderbaarlijke gebeurtenissen werd een tweetal meisjes, nadat zij tot het Sacrament van Stiphout hadden gebeden, genezen. Het oudste meisje genas van de pest en het jongste van 'langdurige koortsen', maar later volgden ook genezingen van andere kwalen. Een aanvulling op de 16e-eeuwse kroniek van Cuperinus van 's-Hertogenbosch beschrijft 25 gevallen van genezing in Stiphout, waarvan 20 van bezetenheid van de duivel. De overige genezingen betreffen doofheid, stomheid, kreupelheid en blindheid. Ook andere auteurs vermelden dat vooral van de duivel bezetenen naar Stiphout kwamen om genezing te vinden. Jan van Roy, die aan het einde van de 16e eeuw pastoor van Stiphout werd, liet de belangrijkste gebeurtenissen uit de mond van een drietal Stiphoutenaren optekenen. Deze drie verklaarden dat ze zelf hadden meegemaakt dat tussen de drie- en vierhonderd bezetenen naar Stiphout gekomen waren. Van dat aantal ging het grootste deel genezen terug naar huis. Een ander deel genas weliswaar, maar stierf kort daarna. - Dezelfde pastoor Van Roy beschreef hoe de bezetenen in Stiphout behandeld werden:
'Alsser eenen siecken compt om te proberen ende t'ondersoecken off hij beseten is off niet, wordt denselven geordonneert drye donderdaghen de plaetse te besoecken ende indien dat men daernae gemercken kan aen uuytwendige teeckenen dat denselve soude beseten syn, soo leyt men denselven in de boeten ende houdt men die op dese manieren: Tegen den sonnenonderganck sal men den personne dryemael omme de kercke leyden ende daernae te drincken geven weywater ende alsdan te bedde leggen wachtende dat den selve noch speecksel noch slaeplaeken offt iet anders in synen monde en cryge, voor ierst ende voor al denselve die ablutie van den Pastoor onder de misse genomen heeft ende den tyt van elcke boete duert negen dagen ende nachten. Ende denselve en mach niet inder tyt dat hy in de boeten leyt van de geweyde aerde gaen. Ende ist dat den patient door d'eerste boete van negen dagen niet en betert, so doen se de boete voors. wederom, oock de derde reyse. Ende noch stervender vele aff. Den patient die in de boete leyt heeft vier persoonen die hem waecken ende worden dieselve gevisiteert van den pastoor'.
In 1605 verklaarde een vrouw uit Den Bosch met de naam Linnich van Geertruid, die wegens blasfemie was opgepakt in de St. Janskathedraal, dat zij bezeten was en om die reden reeds bedevaarten naar O.L. Vrouw te Aarle-Beek (⟶ Aarle-Rixtel), Stiphout en het H. Bloed van ⟶ Boxtel had gemaakt. - Een bedevaart naar Stiphout kon ook als straf worden opgelegd. Zo werd door de schepenen van Eindhoven op 30 september 1592 een zekere Hendrik Keyrens veroordeeld tot een bedevaart naar het H. Sacrament te Stiphout of naar de H. Dimphna te Geel (B). Hendrik had namelijk in een vlaag van verstandsverbijstering een stoel naar het hoofd van zijn vrouw gegooid. De vrouw werd geraakt, viel van de trap en overleed. Hendrik moest de strafbedevaart doen 'teneynde hem sijn vijff sinnen mochten behoet worden om in sulcken gelycken delicte nyet meer te vallen'. - Het is niet helemaal duidelijk wanneer de verering is opgehouden. Het bovenstaande duidt er in ieder geval op dat de teloorgang van het tabernakel in 1587 niet het einde van de cultus betekende. In een betoog dat is opgenomen in een boek van J.B. Gramaye (1610) vertelt de auteur, een kennis van Gramaye, dat hij vaak heeft gezien dat bezetenen zich naar Stiphout haastten om het uitgestelde sacrament te zien. Zelf had hij onder meer waargenomen dat twee personen na enkele dagen van bezetenheid bevrijd raakten. Op 2 juni 1620 bepaalde de landdeken van het district Helmond, Thomas Stricken, nog dat er 'ten gerieve van de pelgrims die voortdurend [in Stiphout] aankomen, zal worden gezorgd voor twee biechtstoelen'. De Mierlose pastoor Augustinus Wichmans schreef nog in 1632 dat het Sacrament van Stiphout schitterde door zoveel mirakelen, dat de faam daarvan zich overal verspreidde en dat het dorp er wijd en zijd door beroemd werd. Ook had hij de hosties meermalen gezien en vereerd. - Misschien zijn de hosties een jaar na het verschijnen van het boek van Wichmans verloren geraakt: in 1633 werd de kerk van Stiphout opnieuw geplunderd en in brand gestoken, ditmaal door soldaten uit Kroatië. - Na 1648 was een openlijke verering van het H. Sacrament in Stiphout niet meer mogelijk. Toch zijn er aanwijzingen dat de traditie van de Stiphoutse bedevaart tot de 19e eeuw bleef leven. Zo werd halverwege de 17e eeuw in Stiphout een afdeling van de Aartsbroederschap van het H. Sacrament opgericht en werd het kort na de brand van 1587 vervaardigde schilderij dat de oorsprongslegende vereeuwigde, overgebracht naar de schuurkerk. In 1758 kwam volgens de schout 'jaerlijx op de roomsgesinde soo genaemde H. Sacramentsdag (sijnde alsdan ingelijx het van ouds soo gedoopte Stiphouts Bedevaertje) een considerabele menigte van vreemde-lingen haere devotie verrichten in der rooms-gesinde kerkschuur alhier te Stiphout'. Bovendien werden op die dag allerlei kramen opgebouwd in het dorp, waar messen, kammen, stoelen, koek en varkens werden verkocht. In de kerk werd dan in een monstrans het allerheiligste opgesteld, waarvoor druk gebeden werd en een volle aflaat kon worden verdiend. Pas in de 19e- eeuw verdween deze jaarmarkt. - Toch verdween de herinnering aan de verering van het H. Sacrament in de 19e eeuw niet geheel. Volgens de overlevering stond toen op de oude toren in plaats van de gebruikelijke haan een ijzeren monstrans: een raamwerk met daarin de hostie en op het raamwerk een kruis. Ook de reeds genoemde kerkramen uit 1884 memoreerden het wonder.
|
Bronnen en literatuur
|
Archivalia: 's-Hertogenbosch, stadsarchief: kroniek van Cuperinus; oudrechterlijk archief 's-Hertogenbosch, inv. nr. 066-10.
Tekstedities: Ph. Baron van Leefdael, Beschrijving der Meierij van 's-Hertogenbosch, met een inleiding van A.F.O. van Sasse van Ysselt ('s-Hertogenbosch: Provinciaal Genootschap, 1918) p. 53; A. Frenken, 'Uit de schepenprotocollen van Eindhoven VII', in: Brabants heem 11 (1959) p. 66, opgelegde bedevaart in 1592; A.M. Frenken, 'De latere kerkvisitaties', in: Bossche bijdragen 27 (1963-1964) p. 183, over de twee biechtstoelen.
Literatuur: J.B. Gramaye, Taxandria, in qua antiquitates etc. (Brussel: R. Velpius, 1610) p. 76-78; Augustinus Wichmans, Brabantia Mariana tripartita (Antwerpen: J. Cnobbaert, 1632) p. 403-405; L.G. Swaving, Galerij van Roomsche beelden of beeldendienst der XIX eeuw (Dordrecht: Blussé en Van Braam, 1824) p. 52-53; A.C. Brock, Historische beschrijving van de Meierij. Handschrift vervaardigd in de jaren rond 1825 (Schijndel: streekarchief, 1978; facsimile van A.C. Brock, De Stad en Meyerij van 's Hertogenbosch of derzelver beschryving. Tweede afdeeling) p. 186-187; J.A. Coppens, Nieuwe beschrijving van het bisdom 's-Hertogenbosch ('s-Hertogenbosch: J.F. Demelinne, 1843) p. 422-423; 'Het Sacrament van Mirakel te Stiphout', in: De Protestant 4 (1846) p. 30-31; L.H.C. Schutjes, Geschiedenis van het bisdom 's-Hertogenbosch, dl. 5 (Sint-Michielsgestel: Instituut voor Doofstommen, 1876) p. 685-686; A.C.J. van der Kemp, 'De bedevaarten onzer landgenooten', in: Studiën en bijdragen op het gebied der historische theologie (1890) p. 25, 65; 'Het Mirakel van Stiphout', in: Het Offer, maandschrift van het Aartsbroederschap der H. Mis van Eerherstel 4 (1895) p. 147-151, 161-166, 5 (1896) p. 245-250; A.C. Bertens, Het H. Hart en zijn Genade-Oorden of de Liefde, het Voorbeeld en de Wonderen van Jezus in zijn H. Sacrament (Cuyk aan de Maas: Jos. J. van Lindert, 1900) p. 237-239; F. Pijper, Middeleeuwsch Christendom. De vereering der H. Hostie, de Godsoordeelen ('s-Gravenhage: M. Nijhoff, 1907) p. 55; P. Browe, Die eucharistischen Wunder des Mittelalters (Breslau: Müller & Seifert, 1938) p. 74; W.H.Th. Knippenberg, Kultuurhistorische verkenningen in de Kempen III. Oude pelgrimages vanuit Noord-Brabant (Oisterwijk: Stichting Brabants Heem, 1968) p. 89; M. van Boven, H.M.T.M. Giebels, H. den Hertog, Stiphout vanaf het begin (z.p.: Stichting Stiphout 825, 1980) p. 40-56; M.J.M. van der Voort, 'Gebrandschilderd licht in Stiphout', in: De Vlasbloem, historisch jaarboek voor Helmond, dl. 7 (Helmond: Gemeentelijke Archiefdienst, 1987) p. 69-90; C.M.A. Caspers, De eucharistische vroomheid en het feest van Sacramentsdag in de Nederlanden tijdens de late middeleeuwen (Leuven: Peeters, 1992) p. 258-259; Alfons K.L. Thijs, ‘Komt pelgrims, komt hier’. Devotioneel drukwerk voor bedevaartplaatsen in Vlaanderen en Brabant (1500-1850) (Leuven: Peeters, 2020) p. 207.
Overige bronnen: KDC BiN-dossier Stiphout.
|