Swolgen, H. Hubertus

Cultusobject: H. Hubertus Open Street Maps
Datum: 3 november (zondag na; + octaaf)
Periode: Begin 19e eeuw - ca. 1960
Religieuze context: Christelijk
Locatie: Parochiekerk van St. Lambertus
Adres: Monseigneur Aertsstraat 6, 5866 BH Swolgen
Gemeente: Meerlo-Wanssum
Provincie: Limburg
Bisdom: Roermond
Samenvatting: De Hubertusverering in Swolgen is kort voor 1825 ontstaan. Rond die tijd werd een Hubertusbroederschap opgericht, waarvan men lid werd ter bescherming tegen hondsdolheid. De leden waren niet alleen afkomstig uit Swolgen maar ook uit vele plaatsen in de omgeving. Kort na 1910 is de broederschap een stille dood gestorven. Rond 1960 kwam ook een einde aan de verering van Hubertus in de parochie. Sedert enige jaren wordt op 3 november weer een Hubertusmis gelezen, speciaal voor de jagers.
Auteur: Adriaan Monna
Illustraties:
Topografie - In 1400 was Swolgen nog een hulpkerk van Blitterswijk, maar in 1485 is de kerk zelfstandig en blijkt zelf een hulpkerk te Tienraij te bezitten. De oudste kerk van Swolgen dateert uit het begin van de 13e eeuw, zoals uit opgravingen is gebleken. Via verschillende bouwfasen was de kerk in de 16e eeuw geëvolueerd tot een laatgotische hallenkerk. In 1877 en 1884 werd de kerk gerestaureerd, maar in 1944 werd ze voor het grootste gedeelte verwoest. Alleen het 15e-eeuwse koor kon worden behouden en maakt als absis deel uit van de huidige moderne kerk, die in 1952 werd gebouwd naar een ontwerp in laatgotische trant van de architecten ir. Jules Kayser en H. de Bruin uit Venlo.
Cultusobject - Zie voor St. Hubertus ⟶ Elsloo, Hubertus.
- In de sacristie van de kerk staat een reliekhouder van goudkleurig metaal waarop aan de voorzijde de naam van Hubertus is gegraveerd. De vervaardiger wordt vermeld aan de onderzijde van de voet: 'Esser - Weert. J.F. Baksteen Fec[it] 1940'. De 40 cm hoge reliekhouder is cilindervormig en staat op drie pootjes. Via de bovenzijde, waarop een kroon en een kruis, kan de reliekhouder worden geopend. De voorzijde is grotendeels van glas, waardoor een ovaal, zilveren reliekhoudertje (6,5 x 4,5 cm) zichtbaar is. Het bevat achter glas een botsplinter met een begeleidend documentje: 'ex ossibus S. Huberti ep[iscopi]'. Aan de achterzijde is een klein handvat aangebracht. Tot circa 1960 werd deze reliek door de gelovigen vereerd. Daarbij werd het reliekhoudertje uit de grote reliekhouder genomen. Het zilveren reliekhoudertje is mogelijk 19e-eeuws. Het documentje is echter vermoedelijk in 1938 geschreven. De kerk bezit namelijk een identieke reliekhouder van de firma Esser. Daarin is een eveneens identiek reliekhoudertje bevestigd met een reliek van Lambertus. Op het documentje, vermoedelijk geschreven in dezelfde hand, is het jaartal 1938 vermeld. Beide relieken zullen toen authentiek zijn verklaard en (opnieuw?) in de reliekhoudertjes gedeponeerd.
- In de kerk staat achterin het koor, aan de linkerzijde, een houten gepolychromeerd beeld (hoogte 105 cm) van Hubertus, dat dateert uit het begin van de 19e eeuw en mogelijk in Luik is vervaardigd. De heilige is staande afgebeeld, in bisschoppelijk ornaat met in zijn linkerhand de bisschopsstaf. Rechts naast hem staat een hert met een kruis tussen het gewei.
Verering Ontstaan
- De oudste gegevens over de verering van Hubertus in Swolgen dateren uit de jaren twintig van de 19e eeuw. Op een gedrukte instructie voor het gebruik van een zogenaamde Hubertussleutel (zie hierna) is de datum 31 mei 1824 genoteerd. Rond die tijd werd bovendien een 'Broederschap van den H. Hubertus' opgericht. De oprichtingsdatum is niet bekend, maar het register van de leden van de broederschap begint in 1825. Het parochiearchief bevat kopieën van enkele besluiten met betrekking tot deze broederschap. Op 12 januari 1825 vergunde paus Leo XII regels en aflaten aan de broederschap. Op 9 februari 1826 verleende ook het vicariaat van Luik hieraan zijn toestemming. Swolgen behoorde toen tot het bisdom Luik, waar de bisschopszetel op dat moment vacant was. In diezelfde tijd liet men vermoedelijk ook het beeld van Hubertus vervaardigen dat thans nog in de kerk van Swolgen aanwezig is.
- Opmerkelijk is dat blijkens het doopboek van Swolgen vanaf 1822 vele kinderen de naam Hubertus, Huberta of Hubertina ontvingen als eerste, tweede of derde naam. Vóór die tijd was dat vrijwel nooit het geval, dit kan een indicatie zijn voor de introductie van de Hubertusdevotie in Swolgen. In het laatste kwart van de 19e eeuw werden zelfs twee van de drie jongens naar Hubertus vernoemd. Lambertus, de patroonheilige van Swolgen, komt in het doopboek aanzienlijk minder voor.

Broederschap
- De Hubertusbroederschap liet in 1827 een boekje verschijnen waarin de regels en aflaten zijn afgedrukt. De uitgave bevat voorts een korte beschrijving van het leven van Hubertus, gevolgd door een litanie, gebeden en 'groetenissen' gewijd aan de heilige. Daarna volgen nog drie teksten met betrekking tot de genezing van hondsdolheid. In 1827 verscheen ook een vouwblad. Op de eerste drie bladzijden staan, in het zetsel van het broederschapsboekje, de regels en aflaten afgedrukt. De vierde bladzijde is een inschrijfformulier.
- Het doel van de broederschap van Swolgen wordt nergens expliciet vermeld in het boekje. Gezien de drie teksten over de genezing van hondsdolheid zullen de leden vermoedelijk zijn toegetreden om zichzelf en hun vee tegen deze ziekte te beschermen. Hoe de broederschap was georganiseerd, blijkt niet. Ook bepalingen omtrent het lidmaatschap en de daaraan verbonden kosten ontbreken.
- Het register van de broederschap, dat aanvangt in 1825, geeft een duidelijk inzicht in het ledenbestand. Het bevat twee reeksen namen. In de eerste reeks worden 43 namen opgesomd van pastoors en kapelaans uit Swolgen en de dorpen in de naaste omgeving die tussen 1825 en 1890 als lid werden ingeschreven. De tweede reeks, die 1422 nummers telt en loopt van 1825 tot 1910, bevat de inschrijvingen van de 'gewone' leden.
- In het eerste jaar werden 174 'gewone' leden ingeschreven, het jaar daarop 43 en in 1827 62. Daarna nam het aantal inschrijvingen af. De meeste jaren traden minder dan twintig, vaak zelfs nog geen tien nieuwe leden toe. Met ingang van 1828 is de woonplaats van de ingeschrevenen vermeld. Hieruit blijkt dat de broederschap veel leden telde, die niet in Swolgen woonden. In sommige periodes was zelfs de meerderheid van de nieuwe leden afkomstig uit andere plaatsen. Tussen 1828 en 1870 waren van de 311 nieuwe leden er 212 niet woonachtig in de parochie.
- Vrijwel alle dorpen in de omgeving van Swolgen komen in het register voor, en ook op iets grotere afstand gelegen plaatsen als Beesel, Deurne, Grave en Venlo. Enkele malen verwierf de broederschap zijn leden ook uit het aangrenzende Duitsland; in het register komen plaatsen voor als Bracht, Nieukerk, Sonsbeck en Uedem. Soms traden meerdere personen tegelijk tot de broederschap toe. Dat was het geval in 1861 toen 46 mensen uit Well zich lieten inschrijven, In 1875 werden 29 inwoners van Merselo en, waarschijnlijk de activiteit van een zelatrice, 23 inwoners van Delft lid van de broederschap.
- Vanaf 1876 werden elk jaar de nieuwe communicanten uit het dorp automatisch opgenomen in de broederschap, waardoor het aantal inschrijvingen weer toenam. Leden uit andere plaatsen waren echter schaars in deze tijd. Het register wordt ook wat minder nauwkeurig.
- De doorlopende reeks eindigt in 1892. Gegevens over de jaren daarna ontbreken. Pas in 1909 werden de inschrijvingen hervat. In dat jaar traden 35 leden toe; in 1910 werden zelfs weer 140 personen ingeschreven, in beide jaren zonder vermelding van de plaats van herkomst. Het was een kortstondige opleving van de broederschap, want dit waren de laatste inschrijvingen. Vermoedelijk heeft pastoor Egon G.A.M. von Bönninghausen, die juist in 1909 in Swolgen werd benoemd, gepoogd de Hubertusverering nieuw leven in te blazen. In 1910 noemde hij Hubertus in een brief 'onze Patronus Secundarius'. Al stond Hubertus ook later bij de inwoners van Swolgen wel bekend als tweede patroon, officieel is dat nooit het geval geweest. Veel succes heeft Von Bönninghausen niet geboekt met zijn actie voor Hubertus. De broederschap is niet lang na 1910 een stille dood gestorven.
- Dat de broederschap een zo groot aantal leden telde buiten Swolgen, wijst erop dat de Hubertusverering in deze parochie van meer dan lokale betekenis was. Uiteraard zullen niet al deze leden persoonlijk aanwezig zijn geweest bij hun inschrijving. Velen van hen zullen dit, tegen betaling, wel schriftelijk hebben afgehandeld. Nieuwe leden noteerden hun naam ook niet persoonlijk in het register. Men kan hen dus niet allemaal zonder meer als bedevaartgangers beschouwen. Aangezien er veel pastoors en kapelaans uit de omgeving ingeschreven waren en mogelijk ter assistentie gevraagd werden gedurende het octaaf, kan men afleiden dat velen uit de omgeving van Swolgen die week naar de kerk aldaar trokken om de zegen en om de aflaat te verdienen. Hoe de verering in de praktijk heeft uitgezien, is niet bekend.

Genezing van hondsdolheid
- De laatste tekst in het broederschapsboekje uit 1827, 'Manier Van 't onderhouden der Negendagsche [sic] Oeffening van den H. Hubertus', staat in verband met een rituele handeling die werd toegepast in de abdij van Saint-Hubert. Slachtoffers van een hondsdol dier konden daar genezing zoeken. Een priester bracht een kleine snede aan in het voorhoofd van de bezetene, de zogenaamde 'taille'. In het wondje werd een draadje gelegd van de stola van Lambertus, die Hubertus tijdens zijn bezoek aan Rome van een engel zou hebben ontvangen. Daarna diende de zieke de noveen te onderhouden die in het boekje wordt beschreven.
De regels bepaalden dat men gedurende negen dagen alle dagen moest biechten en communiceren. Men mocht alleen slapen in zuiver witte lakens. Er waren uitvoerige voedselvoorschriften. Men diende het draadje te dragen onder een zwarte linnen band. Op de tiende dag werd het door een priester weggenomen en verbrand. Enkele voorschriften moest men langer dan negen dagen onderhouden. Men mocht zijn haar veertig dagen lang niet kammen en voortaan diende men alle jaren de feestdag van Hubertus te vieren. Een bezoek aan Saint-Hubert was niet nodig, als men later nogmaals werd gebeten. Men behoefde de voorschriften dan slechts gedurende drie dagen te onderhouden. Ook kon iemand die 'ingesneden' was uitstel geven van veertig dagen aan een slachtoffer van hondsdolheid, indien deze niet naar Saint-Hubert kon reizen. Het uitstel kon telkens met veertig dagen worden verlengd, net zolang totdat er geen beletsel meer was, dan echter diende men zich persoonlijk naar Saint Hubert te begeven.
- Het broederschapsboekje bevat niet alleen richtlijnen voor de genezing van hondsdolheid bij mensen. De tweede tekst, 'Onderwys tot het behoorlyk gebruik der Sleutels van den H. Hubertus', heeft betrekking op de genezing van dieren. Hubertussleutels worden al in de 15e eeuw genoemd. De naam gaat terug op de gouden sleutel die Hubertus in Rome van Petrus zou hebben gekregen. De Hubertussleutel, ook 'cornet' genoemd, is een soort ijzeren priem, die in plaats van een punt een stempel heeft, dat een hoorntje voorstelt. De sleutel was pas bruikbaar als hij te Saint-Hubert in aanraking was geweest met Hubertus' stola. Honden die door een hondsdol dier gebeten werden, en ter voorkoming ook gezonde dieren, werden met de gloeiende sleutel gebrand op de wonde of op de kop. Daarna moest men, aldus het broederschapsboekje, vijf of negen achtereenvolgende dagen vijf onzevaders en vijf weesgegroeten bidden ter ere van God, Maria en Hubertus. Men diende het dier steeds direct daarna, vóór ander voedsel, een stukje gewijd brood te geven, het zogenaamde Hubertusbrood. Het dier moest die dagen niet te veel inspannend werk verrichten opdat er geen ontsteking zou ontstaan. Als geld werd gevraagd voor het branden en indien mensen werden gebrand raakte de sleutel ontwijd.
- Gezien de aanwezigheid van de drie uit saint-Hubert afkomstige instructies in het parochiearchief moet men in Swolgen de beschikking hebben gehad over een Hubertussleutel. Mogelijk gaat het hier om de sleutel waarmee koster Antonius Hoeken (1859-1921) nog in deze eeuw brandmerken aanbracht in de nek van hondsdolle honden. De sleutel was anno 1999 niet meer aanwezig.
- Overigens is het gebruik ook bekend uit andere plaatsen in Limburg. Bij de Antoniuskapel in Veltum, thans een wijk van Venray, werden honden, soms afkomstig uit de verre omgeving, nog tot 1932 gebrandmerkt. Ook daar zijn een gedrukte Nederlandstalige instructie bewaard gebleven, identiek aan die van Swolgen, en een Franstalige instructie uit ca. 1845. Ook in ⟶ Elsloo, Geleen en Stein en bij de kluizenaar op de ⟶ Schaelsberg bij Valkenburg werden honden gebrandmerkt.

Verering in de 20e eeuw
- Al is de Hubertusbroederschap van Swolgen kort na 1910 een stille dood gestorven, aan de verering van Hubertus, in de volksmond de tweede patroon van de parochie, kwam daarmee nog geen einde. Uit het parochiearchief blijkt dat rond 1910-1915 op 3 november vóór de vroegmis het zogenaamde Hubertusbrood werd gezegend en uitgedeeld. Ook werd de reliek van Hubertus aan de gelovigen ter verering aangeboden. Blijkens mondelinge informatie werd het Hubertusbrood genuttigd ter bescherming tegen hondsdolheid en ook aan de dieren gegeven. Oorspronkelijk ontving men de sneden brood in de kerk. Later diende men deze zelf mee te brengen. Op zondag na 3 november werd de Hubertuskermis gehouden. In de loop van de 20e eeuw werd het feest van Hubertus verplaatst naar de zondag na 3 november. Aan deze verering kwam rond 1960 een einde.
- Sedert enige jaren wordt Hubertus opnieuw vereerd in Swolgen, niet ter bescherming tegen hondsdolheid maar als patroon van de jacht. Op 3 november wordt in de parochiekerk een mis voor de jagers gevierd.
Materiële cultuur Devotioneel drukwerk
- In het parochiearchief bevinden zich de volgende uitgaven: 1 Aflaten vergunt van zyne Heiligheid Leo den XII. den 12. Januarius 1825. aan het Broederschap van den H. Hubertus, Opgerigt in de Parochie Kerk te Zwolgen, met toestemming van het Hoogeerwaardig Vicariaat van Luik den 9. Februarius 1826. Waar by noch gevoegd is het Leven van den H. Hubertus Bisschop tot Luik Die gestorven is in het jaar 727. (z.pl., 1827; 30 p.), voorin een gravure van Hubertus, afgebeeld met naast zich een hert met een kruis tussen het gewei, vervaardigd 'bei H. Goffart in Cöln'; 2 vouwblad (4 p.; 10 x 16,6 cm). Op de eerste drie bladzijden zijn, in het zetsel van het boekje onder 1, de regels en aflaten gedrukt. De vierde bladzijde is een inschrijfformulier ('Ik ... ben ingeschreven in voorgemeld broederschap den ...'); 3 Instructie oft onderwysinge Voor het Gebruyck van de Ysere Horntjens gemeynelyck genoemt Sleutelen van Sint Hubertus, welcke gewydt syn door besondere Gebeden ende Daernaer aengeraeckt syn aen de Mirakeleuse Stole van desen grooten Heyligen (z.pl., z.j.; plano 16,6 x 20,8 cm); 4 Instruction Sur l'usage des Cornets de fer, nommés ordinairement Clefs de Saint Hubert, qui sont bénis par des prières particulières, et ensuite touchés à l'Etole de ce grand Saint (z.pl., z.j.; plano 19 x 30,9 cm).

Bronnen en literatuur Archivalia: Venray, gemeentearchief: parochiearchief Swolgen, inv.nrs. 454, 467, 575, 813. Roermond, bisdomarchief: [J. Rouwet], 'Inventaris van het kerkelijk kunstbezit van parochie H. Lambertus te Swolgen' (Roermond, 1974).
Literatuur: Horae canonicae dicendae in propriis dioecesis Ruraemundensis festivitatibus. Una cum litaniis eiusdem ecclesiae, et selectis aliquot aliarum ecclesiarum hymnis (Leuven: I. Masius, 1609) p. 104-143, Hubertus (editie 1683, p. 186-189); F. Hallet, Het wonderwerk van den Heiligen Hubertus. Handboek voor de bedevaarders naar Sint-Huibrecht, in Ardennen Bisdom van Namen (Sint-Truiden: Boekdrukkerij van West-Pluymers, 1875); M.J. Janssen, 'Lijst van pastoors te Swolgen', in: De Maasgouw 32 (1910) p. 4-6; J.H.A. Mialaret, De Nederlandsche monumenten van geschiedenis en kunst. Deel V: de provincie Limburg, tweede stuk: Noord-Limburg (Den Haag: Algemeene Landsdrukkerij, 1937) p. 130-134; L. Huyghebaert, Sint Hubertus. Patroon van de jagers in woord en beeld. Historie-legenden-folklore (Antwerpen: De Sikkel, 1939); A. van Rijswijck, De verwoeste kerken van Limburg (Roermond/Maaseik: Romen, 1946) p. 112-113; P. Glazema, 'Oudheidkundige opgravingen in door de oorlog verwoeste Limburgse kerken', in: Publications S.H.A. Limbourg 84 (1948) p. 270-272; Charles Genders, Langs de oude Limburgse kerken. Midden- en Noord-Limburg (Baarn: Bosch & Keuning, 1977) p. 110-111; K. Swinkels, 'De Antoniuskapel', in: H. Camps ed., Veltheym Veltum. De geschiedenis van een Venrayse wijk (Venlo: Uitgeversmaatschappij De Mercuur, 1983) p. 9-27; P. Habets, Sint-Hubertus en zijn verering in Elsloo en omgeving (Elsloo: Heemkundevereniging "Maasstreek", 1985); Th.P.A. van de Voort, Volkskundig ABC van de gemeente Meerlo-Wanssum (Meerlo-Wanssum, 1985) p. 59; Chr.A. Dupont, 'Aux origines de deux aspects particuliers du culte de saint Hubert: Hubert guérisseur de la rage et patron des chasseurs', in: A. Dierkens & J.-M. Duvosquel ed., Le culte de saint Hubert au Pays de Liège (Saint-Hubert en Ardenne / Brussel: Crédit Communal, 1990) p. 19-30; A. Dierkens, 'Propos sur le culte de saint Hubert au pays de Liège: en guise d'introduction', in: Le culte de saint Hubert au Pays de Liège, p. 53-63; L. Marquet, 'Le culte de Saint Hubert', in: K. Freckmann en Norbert Kühn ed., Le culte de saint Hubert en Rhénanie ([Brussel]: Crédit Communal, 1995) p. 21-37; G. Schlieker, 'Das Tollwut- und Jagdpatronat des heiligen Hubertus', in: Le culte de saint Hubert en Rhénanie, p. 39-74; L.C.B.M. van Liebergen & W.P.C. Prins ed., Sanctus. Met heiligen het jaar rond (Uden: Museum voor Religieuze Kunst, 1997) p. 63-66; A. Dierkens, 'Guérisons et hagiographie au haut Moyen Age: le cas de saint Hubert', in: C. Deroux ed., Maladie et maladies dans les textes latins antiques et médiévaux (Brussel: Latomus, 1998) p. 406-421; A. Dierkens, 'Vragen over de middeleeuwse verering van Sint-Hubertus, beschermheilige tegen hondsdolheid en patroon van de jagers', in: Signum 10 (1998) p. 78-85.
Overige bronnen: KDC BiN-dossier Swolgen; informatie van H.J.H. Beurskens in 1998 te Swolgen.

  naar het KDC, voor aanvullingen en commentaar.