Welberg, O.L. Vrouw van Welberg ; Janske Gorissen |
||
Cultusobject: | O.L. Vrouw van Welberg ; Janske Gorissen | Open Street Maps |
---|---|---|
Datum: | Meimaand; zaterdagen en zondagen | |
Periode: | Ca. 1934 - ca. 1951 | |
Religieuze context: | Christelijk | |
Locatie: | Parochiekerk van St. Cornelius | |
Adres: | Kapelaan Kockstraat 46, 4651 XD Welberg | |
Gemeente: | Steenbergen | |
Provincie: | Noord-Brabant | |
Bisdom: | Breda | |
Samenvatting: |
Dit lemma is momenteel VEROUDERD en wacht op updating; zie voor een actuele beschrijving van de cultus het boek Vurige Liefde (Prometheus 2021) De Welberg heeft een korte maar krachtige Mariadevotie gekend onder een nieuwe titel en gedaante zoals deze aan de gestigmatiseerde Janske Gorissen in een visioen (verschijning) zijn onthuld. De cultus werd tussen 1936 en 1951 vooral gekenmerkt door een intensieve wisselwerking tussen beide cultusobjecten. Terwijl in West-Brabant de devotie vrij kritisch werd benaderd, kende deze in Oost-Brabant en Limburg veel overtuigde aanhangers. In 1951 oordeelde een onderzoekscommissie dat er geen sprake was van een bovennatuurlijk karakter, maar dat overdreven devotie, gevoed door lichtgelovigheid en valse mystiek, had geleid tot de verschijnselen rond de zieneres. Na deze uitspraak kwam er een spoedig einde aan de verering. |
|
Auteur: | Peter Jan Margry | |
Illustraties: | ||
Topografie |
- Welberg, gelegen ten zuidoosten van Steenbergen, telde in het begin van de jaren twintig zo'n honderd huizen. In 1928 werd op verzoek van de inwoners van de buurtschap een parochie gesticht, met Adrianus C.J.M. Ermen (1892-1972) als bouwpastoor. Op 16 oktober 1928 werd de kerk door bisschop Hopmans van Breda geconsacreerd. De kerk is gewijd aan St. Cornelius. - De parochie werd samengesteld uit delen van de Gummarusparochie van Steenbergen en de H. Georgiusparochie van Kruisland. Voor het Corneliuspatronaat was met opzet gekozen om in de nieuwe en 'dure' parochie een devotietrekker te hebben (vgl. ⟶ Rijkevoort). Ter stimulering van de devotie is in 1929 een reliek verworven en werd een Corneliusbroederschap opgericht. De 'geplande bedevaart' is echter nooit tot leven gekomen, daarvoor kwam waarschijnlijk de Mariadevotie te snel naar voren. - De Corneliuskerk en de pastorie staan centraal in het dorp, op de hoek van de Corneliusstraat en de Kapelaan Kockstraat (en de Boomvaart). De kerk werd ontworpen door de gebroeders J. en W. Oomen uit Oosterhout. Het is een bakstenen kerk met neoromaanse stijlelementen, voorzien van een hoog zadeldak en een toren aan de frontzijde. Het interieur wordt gekenmerkt door ronde bogen die het een cryptevormig karakter geven. Het priesterkoor was beschilderd met een zetelende Christus omgeven door engelen en heiligen. Deze schildering werd in 1948 vervangen door een schildering voorstellende de Boodschap aan Maria. Aan de linkerzijde werd in de jaren dertig een aan twee zijden open Mariakapel met altaar ingericht (rechts is een Jozefkapel). Deze devotiekapel werd later met marmer versierd en onder een marmeren boog, waarin de tekst 'Moederke bescherm ons' was aangebracht, werd het schilderij van O.L. Vrouw van de Welberg opgehangen. Aan de voorzijde van de kapel werd, eveneens tegen een boog, de tekst 'Ons + Moederke' aangebracht. Tegen de andere wand van de kapel werd een kerststalscène geschilderd. De Maria op deze schildering en de Maria op de verkondigingsscène in het koor hebben lang haar en verwijzen daarmee naar de gedaante van O.L. Vrouw van de Welberg. - In de oorlog zijn de kerkklokken in beslag genomen en raakten kerk en pastorie beschadigd. Dankzij een schenking in februari 1949 zijn twee nieuwe klokken aangeschaft. Op iedere klok is de naam aangebracht; respectievelijk: 'Ave Maria. Mijn naam is Maria. Ik roep de levenden en ik beween de doden - Ik loof God. Welberg 1949' en 'Ave Maria. Mijn naam is Johanna - Moederke, bescherm ons. Welberg 1949'. In datzelfde jaar, ter gelegenheid van het zilveren priesterfeest van pastoor Ermen, heeft de parochie vier gebrandschilderde ramen aan de kerk geschonken. - Aan de achterzijde (ten noordoosten) van de kerk ligt de begraafplaats. Daar is, in het vak C links van het middenpad, Johanna Gorissen begraven. Op het grote, vierkante grafmonument (zwart marmer) ligt een groot zwart kruis waarop weer een metalen crucifix ligt, met links een ingebeitelde tekening van rozen en rechts de tekst 'Rust in vrede, Johanna Gorissen, * 15-9-1906 - 7-3-1960'. Haar graf is geplaatst tussen dat van pastoor Ermen en kapelaan Kock in. - In mei 1937 kwam aan het voormalige Zandbaantje, nu Hoogstraat geheten, de familie Gorissen wonen. Na de dood van haar vader in 1939 bleef Janske er tot 1945 met haar moeder en zus wonen. Vanaf augustus 1945 woonde Janske enkele jaren in de pastorie. |
|
Cultusobject |
- Maria werd te Welberg vereerd onder de titel 'Moederke van Welberg', 'Moederke Maria' of als 'Lieve Vrouw van Welberg'. Haar verschijningsvorm is aan Janske Gorissen door middel van een visioen geopenbaard. Het schilderij dat in 1937, op aanwijzingen van Gorissen, door de schilder Wijnand Geraedts is gemaakt, fungeerde meteen na de voltooiing ervan als cultusobject. Het was een cadeau van de parochianen aan kapelaan Oomen bij zijn koperen priesterjubileum; op zijn beurt schonk Oomen in 1940 het schilderij aan Janske. Het schilderij werd sinds 1940 in de kerk opgesteld. Het toont Maria met lang blond haar en met de handen open en naar buiten gespreid, staande in het licht op en tussen wolken. Maria draagt een lang wit gewaad met een ceintuur. In 1951 werd het schilderij uit de kapel weggehaald en later vervangen door een muurschildering, eveneens door Geraedts gemaakt, van O.L. Vrouw van de Wonderdadige Medaille, een Maria-uitbeelding die sterke overeenkomsten vertoont met O.L. Vrouw van de Welberg. - Het eerste schilderij kwam na 1960 in bezit van pastoor Ermen en later van kapelaan Van Arendonk. Na diens overlijden kwam het in bezit van het bisdom. Anno 1998 wordt het te Breda in het bisschoppelijk paleis bewaard. Het schilderij is op diverse devotieprentjes afgebeeld. - Er schijnt in de eetkamer van de pastorie een donker eikenhouten beeld (ruim 1 m hoog) van O.L. Vrouw van de Welberg op een sokkel te hebben gestaan. - Als tweede cultusobject in de verering fungeerde Janske Gorissen zelf. Door de manifestatie van Maria aan Janske en de serie visioenen en stigmata alsmede door haar gedrag in het algemeen, werd ook Janske langzamerhand door de bedevaartgangers als voorwerp van verering gezien. In de praktijk kwam dit onder meer tot uiting doordat, in kerken of openbare gelegenheden, mensen wensten te zitten op de plaatsen waar Janske tevoren had gezeten, een daad waarvan zij blijkbaar een heilvolle uitwerking verwachtten. - Janske Gorissen kwam uit een eenvoudig - haar vader Antony Gorissen was landarbeider in Steenbergen - en niet-overdreven religieus gezin. Haar zuster, Adriana, was huishoudster bij de pastoor. De ongetrouwde Janske wordt omschreven als een kleine, magere vrouw. Zij volgde alleen de lagere school en werkte vervolgens enige tijd als dienstbode en als verkoopster in een schoenwinkel. Als kind was zij al enigszins ziekelijk; na 1925 werd ze bedlegerig (TBC). In die jaren werd ze regelmatig door kapelaan Oomen uit Steenbergen bezocht, die haar zeer godsdienstig vond. Het is mogelijk dat ze toen boekjes over heiligen met stigmata heeft gelezen. Sinds haar visioenen en eigen stigmata wilde ze alleen nog 'Bruidje' (van Jezus) genoemd worden. |
|
Verering |
Duivel en stigmata - In het najaar van 1929 stelde kapelaan Oomen uit Steenbergen, die de zieke Janske af en toe bezocht, pastoor Ermen op de hoogte dat er zich merkwaardige verschijnselen rond de toen 23-jarige vrouw voordeden. Janske had de duivel gehoord en die zou een pootafdruk op haar laken hebben achtergelaten. Pastoor Ermen, een 'goedgelovige' Mariavereerder, begon vanaf die tijd aantekeningen van haar ervaringen en boodschappen bij te houden. Janske beriep zich bij verschillende gelegenheden op bevelen en boodschappen van haar engelbewaarder genaamd Solemnis (de Plechtige). In een visioen wees de engel haar op het bestaan van een vergeten Mariabeeld dat op de zolder van de pastorie stond en op de noodzaak tot versterking van de Mariaverering in het algemeen. - In mei 1930 was er sprake van een wonderbare genezing van de ziekelijke Janske. In november 1931 stelde Ermen bisschop Hopmans van de verschijnselen op de hoogte; de laatstgenoemde reageerde zeer terughoudend. In mei 1932 zou Janske 'bloedtranen' hebben gehuild. Maar de getuigen spreken elkaar tegen over het al dan niet voorkomen van dit verschijnsel bij Janske. Wel werden in december 1934 voor het eerst de stigmata op haar lichaam duidelijk zichtbaar. Hierna kwam de zaak meer en meer in de openbaarheid, in eerste instantie voornamelijk in kringen van de wereldlijke geestelijkheid. Dit laatste werd mede gestimuleerd door het feit dat Janske meende een bijzondere roeping te hebben ten aanzien van priesters (waarnaar door devotieprentjes in later tijd zou worden terugverwezen, zie onder Devotioneel drukwerk). De geestelijken discussieerden in eigen kring over de verschijnselen en zagen parallellen met de gestimatiseerde Theresia van Konnersreuth (⟶ Stein, H. Kruis). - Hoewel in die jaren Maria en Mariaverschijningen de gemoederen internationaal in r.k. kringen hevig beroerden en er zich belangrijke verschijningen in België voordeden, zeggen directe getuigen dat er geen verband met de verschijningen in Banneux of Beauraing bestond. Deze zouden geen (noemenswaardige) invloed op de persoon van Janske hebben uitgeoefend. - De faam van Janske breidde zich spoedig tot ver buiten de bisdomgrenzen uit en deed velen naar Welberg trekken. Omdat andere bisschoppen, met name de Roermondse bisschop Lemmens (⟶ Rotterdam, O.L. Vrouw van Smarten), en kloosteroversten zich er in positieve zin mee inlieten, bracht dit de Bredase bisschop Hopmans met zijn terughoudendheid in een moeilijke situatie, want nog voordat een kerkelijk onderzoek naar de verschijnselen was gedaan, leek er al een soort van canonisatie van de zich ontwikkelende cultus te hebben plaatsgevonden. Uiteindelijk zou ook Hopmans zelf een zeker geloof in de authenticiteit van het gebeurde gaan ontwikkelen. Devotie en bedevaarten - De bloeiperiode van de bedevaart liep van 1936 tot aan het einde van de oorlog. Er kwamen bedevaarten, individueel of met bussen, op gang vanuit Brabant, Holland en met name Limburg ('hoe verder weg, hoe groter het wonder' zei men in Welberg). Relatief veel bezoekers waren priesters of religieuzen. Weloverwogen was ten behoeve van de belangrijkste vieringen voor het Marialof op zaterdag gekozen omdat een lof meer mogelijkheden biedt voor een eigen vormgeving dan een mis. Er werden speciale plechtigheden geïntroduceerd waarbij Janske een bijzondere plaats innam en waar de speciaal hiervoor door Ermen gemaakte Marialiederen werden gezongen. De nieuwe ceremonies maakten indruk en trokken zo'n 1000 à 1500 personen. - Sommigen waren in de gelegenheid om een privébezoek aan Janske af te leggen. Een getuigenverslag van de Deurnese pastoor Anton Witlox uit 1937 in het archief-Hens vermeldt hoe zij op een vrijdag - dan waren de de lijdenstekenen het best te zien - gedurende een stigmatisering, met gesloten ogen en schijnbaar zonder zich van haar omgeving bewust te zijn, in het kamertje lag: 'Het was juist, of er rondom haar hoofd boven de oogen 'n bloedbron was, waaruit bloed gevloeid was. Dat bloed (donkerrood en blijkbaar nog versch) scheen langzaam gevloeid te zijn, in breedere of smallere straaltjes, langs de slapen, in de oogen, over de wangen. Ook vanuit de mondhoeken liepen een paar straaltjes over het gezicht, en in het kuiltje van den hals juist boven het nachthemd was zelfs een klein plasje bloed te zien. Over het hoofdkussen lag een badhanddoek uitgespreid, onder het hoofd lag dan nog een witte doek, en het bovendeel van het hoofd was met een doek tot juist boven de wenkbrouwen strak omwikkeld. Deze laatste was totaal met bloed doordrenkt, terwijl de doek onder het hoofd ook bevlekt was. [...] Op de schouders en op de borst vertoonden zich op het witte nachthemd verschillende lichtroode plekken, van bloed, dat van onder uit door de kleren was heengedrongen. De handen waren met witte lappen omwonden en juist ter hoogte van de handpalm zag men een bloedvlek. Op den rechterarm, die door den mouw van het nachthemd tot ongeveer 10 cM. boven den pols werd blootgelaten, waren een viertal roode strepen waar te nemen...'. - Op 15 augustus 1939 legde Janske de gelofte van eeuwige zuiverheid af, een gelofte die ze op 19 augustus, gekleed in witte bruidskleding als 'Bruidje van Jezus', vernieuwde. Binnen de eredienst in de parochiekerk kreeg Janske een steeds prominentere plaats, waardoor enerzijds steeds meer gelovigen onder de indruk raakten, maar anderzijds de bisschop steeds huiveriger werd voor de toenemende eigen liturgische vormgeving en het afwijkende gedrag. De oorlog en observatie - Al aan het begin van de oorlog had bisschop Lemmens contact over Welberg met het klooster van de Zusters onder de Bogen (Maastricht), waar zijn zus vanaf 1938 overste was. Deze congregatie nam als eerste de devotie voor 'Ons Moederke' over. In 1943 en 1944 bezocht Janske met Lemmens en Ermen ter verbreiding van de devotie het moederhuis te Maastricht. Tijdens de oorlogshandelingen in het najaar van 1944 is pastoor Oomen eerst met Janske naar het gasthuis van Steenbergen uitgeweken en vervolgens naar het huis van de eerder genoemde pastoor Witlox te Deurne. Medio december 1944 keerden ze weer terug in Welberg. Ook bezocht Ermen in die tijd met Janske zijn geboorteplaats Gilze. De plaatsen in de kerk aldaar waar zij hadden gezeten, heetten 'heilige plaatsen'. Dezelfde situaties deden zich voor in het Mater Dei franciscanessenklooster aan de Bredase Haagdijk, waar een zus van Ermen non was. Daar wilden na haar vertrek sommige nonnen ook op haar zitplaats plaatsnemen. - In 1945 is Janske voor het eerst in het gasthuis Mater Dei ter observatie opgenomen. Het huis stond onder leiding van de bisschop, zodat Hopmans er gemakkelijk binnen kon lopen om haar te observeren of met haar te praten. Hij twijfelde sterk aan de echtheid van de stigmata en de verhalen. Ongeveer drie maanden is ze opgenomen geweest zonder dat ze het gasthuis mocht verlaten. Ze was ondergebracht in de ontvangstkamer naast de hoofdingang van het (nu afgebroken) gebouw. De zusters hadden zwijgplicht over haar verblijf gekregen (ongeveer de helft geloofde in haar, de andere helft was sceptisch). Janske mocht er geen bezoek ontvangen opdat er geen enkele beïnvloeding mogelijk zou zijn. Ze lag er meestal, geheel in het wit gekleed, op bed en kreeg er ook de communie. Tijdens dit verblijf bleven de stigmata zich vertonen. Ook bleef Janske boodschappen van de engel Solemnis ontvangen, met name over de noodzaak tot verbetering van de wereld. Janske beweerde in die periode dat zij nooit at en alleen van thee of water en de heilige communie kon leven: 'zij teerde op de liefde voor God'. Niettemin bleek ze 's nachts ander voedsel te nuttigen. - Hoewel aan Janske was geopenbaard dat het dorp Welberg voor de oorlog gespaard zou blijven, waren de moord op kapelaan Kock en de verwoestingen in het dorp een zware slag voor de dorpsgemeenschap. Niettemin vond na de oorlog, op 15 augustus 1945, wederom een grootse ceremonie rond Janske in de Welbergse kerk plaats. Tijdens het lof van die dag vernieuwde het 'Bruidje' op uitdrukkelijk verzoek van 'Moederke' haar eerder gedane gelofte van kuisheid in het openbaar. In de preek werd de genade van de maagdelijkheid van het Bruidje uitgelegd. Het zou nu de wens van Jezus zijn om meer naar buiten te treden opdat haar gelofte in het openbaar kon worden uitgeoefend. De afbeelding van 'Moederke' stond sindsdien centraal in de genadekapel omringd door bloemen en kaarsen. Levensstijl - De bijzondere positie van Janske had tot gevolg dat zij in de pastorie van Welberg kwam te wonen. Daar verbleef ze tussen 1945 en circa 1948 in een luxueuze, mariaalblauw ingerichte kamer. Ook het schilderij van O.L. Vrouw van de Welberg stond er regelmatig tegen een blauw kleed als achtergrond. In het beddengoed en haar kleren was de naam 'Bruidje van Jezus' geborduurd. Verder beschikte ze over kostbare rozenkransen en dure kleding en maakte ze gebruik van parfum. Diverse directe getuigen spraken over haar opvallende levensstijl en grootheidsideeën. Ze leefde als een 'hofdame' en had een eigen hulp. - Door de giften en cadeaus beschikte Janske over financiële middelen die haar levensstijl mogelijk maakten, maar waarmee ze door steun aan minderbedeelden, priesters en priesterstudenten ook goodwill kweekte. In 1949 heeft ze samen met pastoor Ermen de Pastoor-Ermenstichting opgericht om hun kapitaal, huizen en giften van begunstigers in onder te brengen om daarmee het werk te kunnen blijven continueren. - Bisschop Lemmens kwam frequent bij haar op bezoek en droeg op haar kamer, voor een eikenhouten altaartje, de mis op. Ook andere bekenden zoals de burgemeester van Maastricht, Michiels van Kessenich, en pastoor Witlox, de Mariavereerder uit Deurne, kwamen regelmatig, al of niet met bossen rozen. Gedurende deze jaren bepaalde Janske voor een belangrijk deel de regie in de pastorie alsmede de werkverdeling van de kapelaans. Het was een curieuze situatie waarbij Ermen (door haar 'vadertje' genoemd) sinds 1942 was vrijgemaakt door de bisschop ter behartiging van de Mariaverering, terwijl Oomen ('broertje' genoemd) sindsdien als pastoor functioneerde. Door deze situatie was het ook mogelijk de door het bisdom gewenste nadere onderzoeken naar de stigmata door deskundigen op afstand te houden. Toen ze in 1948 van het bisdom uit de pastorie moest vertrekken, begonnen de eerste geestelijken die tot dan toe loyaal waren geweest, te twijfelen. Discussie en onderzoek - De Welbergse verering heeft altijd voor- en tegenstanders gekend. De pastoraal direct betrokkenen, pastoor Ermen en de kapelaans H.M. Kock en J.J.M. van Arendonk (kapelaan tussen 1929 en 1936) heetten sterke voorstanders te zijn geweest. Kapelaan Grooten en Janskes huisarts waren, naar men zegt, juist weer kritisch. Onder de bewoners van Welberg waren de opvattingen enigszins dubbel: de meesten geloofden er niet zo in, maar aan de andere kant had men er geen problemen mee om de toestand te handhaven. Een enkeling wilde zelfs een pelgrimshotel beginnen. Bisschop Lemmens van Roermond en de moeder-overste van de Maastrichtse Zusters onder de Bogen - en via de congregatie honderden religieuzen - geloofden er heilig in. Met name mgr. Lemmens stond bekend om gevoeligheid voor nieuwe Mariadevoties (⟶ Weert, Mariaverschijning 1949; ⟶ Rotterdam, O.L. Vrouw van Smarten). Hij ontwikkelde een sterke persoonlijke band met Ermen. Bisschop Hopmans bleef kritisch. Hij wilde de zaak aan paus Pius XII voorleggen. Voor het zover was, greep aartsbisschop De Jong echter in. Hij liet Lemmens weten dat, hangende het onderzoek, het beter was zich niet meer naar Welberg te begeven. Deze wenk gaf opluchting onder clerici in het bisdom Roermond waar steeds meer werd gevoeld dat er 'iets niet goed zat'. - Nadat consultoren van het H. Officie te Rome (een congregatie van de Curie) zich van de situatie op de hoogte hadden gesteld, kwam er in 1951, op voorstel van de internuntius een onderzoekscommissie (leden: Bernard Lijdsman c.s.s.r., Anton Drost s.j. en Marcel Smits van Waesberghe s.j.) tot stand die een definitieve uitspraak moest doen. Toen deze concludeerde dat er geen sprake was van een bovennatuurlijk karakter ('non constare de supra naturalitate, sed e contra'), maar dat overdreven devotie, gevoed door lichtgelovigheid en valse mystiek, had geleid tot de taferelen rond de zieneres, wenste de nieuwe Bredase bisschop Baeten resoluut een einde aan de verering te maken. Omdat Ermen vanaf dat moment geen taken meer rond de Mariaverering te vervullen had, voelde pastoor Oomen zich overbodig. Hij vroeg om gezondheidsredenen ontslag en werd rector van het zusterklooster van het H. Hart te Roosendaal. Ermen, die het pastoraat in 1942 had overgedragen, kon het in juni 1951, zonder dat hij er door de parochianen op aangesproken werd, weer op zich nemen. Eveneens in juni werd Janske weer enige tijd in het Bredase gasthuis opgenomen. Einde van de verering - De conclusies van de commissies en de onderwerping van pastoor Ermen daaraan betekenden in feite het einde van de verering. De belangrijkste objecten, zoals het schilderij, werden aan de openbaarheid onttrokken. Janske werd buiten Welberg gehouden en een verdere verering van het Moederke van de Welberg was binnen het bisdom niet meer toegestaan. Alle afbeeldingen moesten worden verwijderd. Binnen de parochie en de pastorie werd niet meer over de zaak gesproken. - Vanaf januari 1953 leefde Janske 'in ballingschap' in een huis in Wouw dat ze van pastoor Ermen had gekregen. Vanaf die tijd werd ze bedlegerig en leefde geheel teruggetrokken, totdat ze in 1960 op 53-jarige leeftijd overleed. Ze werd in beperkte kring, in aanwezigheid van enkele vereerders en beschermers, begraven in Welberg. - De verering is sinds 1951 nagenoeg doodgebloed. Op zijn minst tot 1959 kwam er nog elke eerste zaterdag van de maand een bus met vereerders (30 à 40) uit Antwerpen en omgeving om het reguliere Marialof bij te wonen. Wel plachten zij dan liederen uit de 'Janskecyclus' te zingen. De Zusters onder de Bogen zouden zich pas in 1956, na een apostolische visitatie, definitief van Janske en het Moederke afkeren. - Het oorspronkelijke vereringsobject in de parochiekerk was verdwenen en het graf van Janske bleef in Welberg de enige zichtbare herinnering. Rond het graf gebeurt niet meer dan dat er af en toe bloemen (rozen) en kaarsen worden geplaatst door personen die nog een bepaalde betrokkenheid hebben met de vroegere personen of gebeurtenissen. Janske is in Welberg en daarbuiten nog maar bij weinigen bekend. Het bisdom Breda blijft niettemin voorzichtig en wenst de archieven en materiële collecties strikt gesloten te houden. |
|
Materiële cultuur |
- 1 De parochie heeft als geschenk een kostbare monstrans, o.m. versierd met leliemotieven en vervaardigd in het Utrechtse atelier Brom, gekregen, waarin onder in de voet de tekst 'Aan het Bruidje van Jezus voor haar goddelijke Bruidegom' stond gegraveerd; 2 het bisdom Breda schijnt, behalve het schilderij van O.L. Vrouw van de Welberg, ook nog het beddenlaken uit 1929 van Janske met een brandafdruk van een poot van de duivel te bewaren; 3 devotionalia zijn, afgezien van devotieprentjes, niet gemaakt; 4 devotiemedaille (10 x 15 mm) met op de voorzijde een afbeelding van O.L. Vrouw van Welberg en de tekst 'Moederke Bescherm Ons' en op de achterzijde het Heilig Hart van Jezus (in bezit van dhr. W. Habraken, Berkel-Enschot; zie illustratie). Devotioneel drukwerk - Devotieprentjes: 1 prentje (8,2 x 5,8 cm) met op de voorzijde het schilderij van Maria van Welberg met Maria ten voeten uit en, eronder, de tekst 'O.L. Vr. van Welberg, b.v.o.'; 'Namaak verboden, niet i. d. handel'; 'c. permissu Sup.'; achterzijde blanco (z.p., ca. 1945?) Coll. D. Gooren; 2 idem (11 x 7 cm) van latere datum en de tekst 'O.L. Vrouw van Welberg, B.V.O.'; 'Namaak verboden. Niet in de handel'; 'c. permissu Sup.'; 3 prentje (8,2 x 5,8 cm) met op de voorzijde een deel van het schilderij van Maria van Welberg met buste van Maria en, eronder, de tekst 'O.L. Vr. van Welberg, b.v.o.'; 'Namaak verboden, niet i. d. handel'; 'c. permissu Sup.'; achterzijde blanco (z.p., ca. 1945?) Coll. D. Gooren; 4 idem (11 x 7 cm) van latere datum en de tekst 'O.L. Vrouw van Welberg, B.V.O.'; 'Namaak verboden. Niet in de handel'; 'c. permissu Sup.'; 5 herinneringsprentje (12 x 7,3 cm) ter gelegenheid van het zilveren priesterfeest van A.C.J.M. Ermen, op 25 mei 1943, met op de voorzijde de neogotische, ingekleurde geïllumineerde tekst 'Moge Ons Moederke ons heel bijzonder beschermen'; initialen G.G. F.S.V., 1943. Coll. D. Gooren; 6 kleurenprent (ca. 80 x 35 cm) op groot formaat, naar het schilderij van Maria van Welberg, indertijd, ca. 1945?, voor ƒ25,- te koop; 7 vouwprentje (11,5 x 7,5 cm) van Johanna Gorissen met op de voorzijde een foto van Gorissen op een knielbank met de handen voor zich uit; op de achterzijde het adres van de uitgever en aan de binnenzijde een tekst over Gorissen en een gebed om priesters (Goirle: Stichting St.-Hildegardis; ca. 1985?) Coll. D. Gooren; 8 idem maar dan met een foto van J. Gorissen als bruid van Christus met de tekst 'Bruidje van Jezus'. - Brochure: na de oorlog is er een gestencilde uitgave gemaakt waarin over de gebeurtenissen in Welberg werd verhaald. Exemplaren zijn er niet meer van gevonden. |
|
Bronnen en literatuur |
Archieven: Breda, bisdomarchief: het gesloten archief J. Gorissen/Welberg, het embargo op dit bestand maakte verificatie van de verhalen die over Janske en de verering bestaan, in dit kader onmogelijk. Zevenbergen, regionaal archief West-Brabant: parochiearchief Welberg, dit archief bevat geen stukken meer met betrekking tot de Welbergverering, de stukken zijn gelicht en in het voornoemde bisdomarchief eveneens onder embargo weggeborgen. Rome, archief van het H. Officie: dossier J. Gorissen/Welberg, met o.m. het dagboek van H.A.J. Grooten. Maastricht, archief van de zusters van Carolus Borromaeus 'Onder de Bogen': kloosterkroniek en 'maandbrieven'.'s-Hertogenbosch, bisdomarchief: archief van H. Hens, brief van A. Witlox i.v.m. de Welberg (1937/1942). |
|
naar het KDC, voor aanvullingen en
commentaar. |